v@©r de
en Zeeuwsche Eilanden.
Woensdag 7 December 1910
^5sle Jaargang N°. 1613
A n lirevo
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
T. BOEKHOVEN,
Dsze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
v zonder 50
Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad 7,50; zonder f 4,50 per jaar
Afzonderlijke nummers 5 Cent Met Zondagsblad 7 Cent.
UITGEVER
SOMMELSDIJK.
'Telefoon ïnferefflaaaa. Blo. 8.
Advertentie» 10 Cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Eoeksanköndigiüg 5 Cent per regel en 4/8 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Alle «flikken voor «le Meilaeiae bestemd, tdvérfenfiësi en verdere AdmiiiiistrafBe iraaieo foe Ie aeiidegs naa tleig i.iegever.
Officieel ttetfeelle.
VOORBEREIDEND MILITAIR
ONDERRICHT.
Onderzoek ter verkrijging van een
bewijs vata voorgeoefendiieid.
De BURGEMEESTER der gemeente Sommels-
dijk brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
iu de maand Januari a s., ten overstaan van eeD
Militaire Commissie, een onderzoek zal plaats
hebben ter verkrijging van een bewijs van voor
geoefendheid.
Aan dat onderzoek mogen deelnemen
le. de lotelingen die iu aanmerking komen
om in het volgend jaar bij de militie te worden
ingelijfd;
2e. de tot korte oefening ingelijfde lotelingen
in het genot van uitstel tan eerste-oefening, die
hun vroeger verkregen bewijs van voorgeoefend-
heid wenschen opnieuw te verwerven, ten einde
daarvoor aanspraak te verkrijgen op verlenning
van dit uitstelen
3e. de jongelieden, die het vereisohte getuig
schrift van lichaamelijke geoefendheid wenschen
te verwerven om eene verbintenis te kunnen
aangaan bij het Reservekader der Infanterie, der
Vesting-Artillerie of der Genie. De iotelingen,
hiervoren onder le. genoemd, kunnen bij het
onderzoek drieërlei bewijzen van voorgeoefend
heid behalen, te weten:
het bewijs van militaire bekwaamheid;
het bewijs van lichamelijke geoefendheid, of
het bewijs van militaire bekwaamheid én
lichamelijke geoefendheid.
Bedoelde loleliugen, die een dezer bewijzen
hebben verworven, worden, op hunne aanvrage,
ingelijfd bij het korps en geplaatst in het garni
zoen hunner keuze, voor zoover zij daartoe
geschikt zijn en dit met de belangen van den
dienst is overeen te brengen. Bezitters van het
in de derde plaats genoemde bewij3 hebben daarbij
den voorrang boven hen, die een der beide
eerstvermelde bewijzen verwierven.
De houders van het inde derde plaats genoem
de bewijs hebben daarenboven aanspraak om
vóór andertn in aanmerking te komen voor
inlijving tot korte oefening (4 maauden).
Alleen de bewijzen van voorgeoefendheid, die
in Januari a.s. zullen worden behaald, geven
bij de inlijving in het volgend jaar aanspraak
op vermelde voorrechten ;alle vroegere verkregen
bewijzen zijn alsdan van onwaarde.
De lotelingen, hiervoren onder 2e. genoemd,
kunnen bij het onderzoek alleen verwerven het
bewijs van militaire bekwaamheid én lichamelijke
geoefendheid; dit bewijs moet door hen bij de
aanvrage om verlenning van uitstel van eerste-
oefening worden overgelegd.
Zij, die in deze gemeente woonachtig zijn of
verblijf houden en aan het in Januari a.s. te
houden onderzoek wenschen deel te nemen,
moeien zich vöör 10 Dec. a.s. ter Secretarie der
gemeente aaumelden. De schietbewijzen, welke
bij de fcchietoefeningen tot verhooging van 'a
Lande weerkracht verkregen zijn, moeten bij de
aanmelding worden overgelegd.
Dag en uur waarop, zoomede da gemeente en
localiteit, waar het onderzoek zal plaats hebben,
zullen op een der laatste twee dagen van het
jaar bij publicatie ter algemeene kennis worden
gebracht.
De wijze, hoe met de verworven bewijzen van
voorgeoefendheid moet worden gehandeld, ten
einde de daaraan verbonden voorrechten te doen
geiden, zal in het begin van het volgend jaar
eveneens bij openbare kennisgeving worden
bekendgemaakt.
Sominelsdyk, 30 Nov. 1910.
De Burgemeester voornoemd,
BOTJMAN.
Benoemlriffeii.
Eenige j°ren geleden (schrijft het
Wag. N't was in den tijd dat het
ministerie Kuyper aan het bewind
was waren we op een avond op
bezoek bij een onzer kennissen, 't Ge
sprek kwam op de politiek en zoo op
een der wetsontwerpen, door het
ministerie Kuyper ingediend, en de
vraag werd daarbij geopperd of die
wet wel ooit in het Staatsblad zou
komen.
'tWas bij die gelegenheid, dat onze
hospes ons vertelde dat hij juist dien
dag over soortgelijk onderwerp een
gesprek had gevoerd met een liberaal,
oud-lid van de Tweede Kamer, 't Ge
sprek had toen ook geloopen over het
ministerie Kuyper en deszelfs ie vens
kracht.
Onder dat gesprek had dit oud-
Kamerlid zich volgens onzen hospes
- ongeveer in dezer voege uitgelaten
»Voor hot ministerie Kuyper, als
zoodanig ben ik niets bevreesd, 't
ireedt op enkele punten welwatanders
dan een iberaal ministerie, maar
ech, dat is zoo erg niet Staatsgevaar
tJks steekt daar niets in en het mini
sterie moet wel, uit zelfbehoud, binnen
de perkeu blijven. In dat opzicht is
het niet zoo erg of dit ministerie een
jaar langer ol korter leeft. Maar, waar
om dit ministerie zoo spoedig moge
lijk van de baan moet, dat is omzijn
benoemingen.
Deze vallen geheel buiten de gewone
richting en daarin moet zoo spoedig
mogelijk verandering komen.
Wij, liberalen, zijn gewoon, dat voor
de Staatsbetrekkingen steeds onze
marmen benoemd worden. Ons leven
en de opvoeding onzer kinderen is
daarop gericht, terwijl bij de rechtsehe
partijen juist het tegendeel het geval is.
Die hadden vroeger, behalve in het
zuiden, toch geen kans om benoemd
te worden en hebben er dus bij de
opvoeding hunner kinderen ook in 't
geheel niet op gerekend.
Deze was in een geheel andere rich
ting en meer op handel, bedrijf of
ambacht aangelegd en zij, die uit deze
kringen wilden studeeren, werden
geestelijken.
Zij hebben dus thans ook geen be
hoefte aan staatsbetrekkingen en het
is onbillijk, dat zij, die er met op aan
gelegd zijn, benoemd en wij, die er
jaren lang geheel op ingelicht zijn,
gepasseerd worden. (Historisch).
tiet spreekt vanzelf dat dit gesprek,
van jaren geleden, niet woordelijk kan
worden weergegeven, maar alleen de
korte inhoud daarvan.
Dit gesprek komt ons telkens in de
gedachte wanneer van liberale zijde,
't zij in de Kamer, 't zij in de pers,
de benoemingen van de rechtsehe
regeeringen worden becritiseerd.
Met leede oogen wordt het aangezien
als onze Christelijke regeeringen ook
Christelijke mannen in staatsbetrek
kingen benoemen.
't Is of al wat vrijzinnig is door
drongen is van dezelfde idee als het
oud-kamerlid, hierboven aangehaald,
ti.!„ dat het een soort recht cf 'privilege
voor de vrijzinnigen is om tot de
Staatsbetrekkingen benoemd te worden
en of iedere benoeming van een man
van rechts een onrecht is, gepleegd
aan de vrijzinnigheid.
Hiermede klopt ook geheel hun op
vatting, dat de Regeering steeds de
bekwaamste en geschikste meuschen
moet benoemen, want daar, naar hun
meening, een liberaal al is hij nog
zoo dom altijd bekwamer en ge
schikter is dan een man van rectus,
is iedere benoeming van een man van
rechts een aanslag gepleegd op hun
rechten en alleen te verklaren als een
partijdaad van de zijde der Regeering.
Het spreekt vanzelf dat wij, men-
schen van rechts, het niet alleen ver
waand vinden van de vrijzinnigen, dat
ze hun geestverwanten knapper en
geschikter vinden dan menschen van
Christelijken huize, maar ook niet
minder aanmatigend en inhalend, waar
ze meenen, dat het terrein van Staats
betrekkingen het privé jachtveld van
hun behoort te zijn.
WTij beschouwen het Nederlandeche
volk nog steeds als een Christenvolk
en daarom verdient, naar onze mee
ning, een Christen althans wanneer
hij geschikt is de voorkeur boven
een vrijzinnige.
Het grooter deel van ons volk is
nog steeds de Christelijke belijdenis
toegedaan. Wanneer we het Christe
lijk voordeel schatten op 60°/0 tegen
40°/0 vrijzinnigen van alle gading, dan
zal niemand beweren dat we naar ons
toerekenen.
Volgens verhouding hebben dus de
Christelijke partijen, wanneer ze ge
schikte menschen hebben, het recht
op minstens drie vijfde van de Staats
betrekkingen en we onderschatten het
zeker niet wanneer we beweren dat
nog niet één vijfde, van hen die Staats
betrekkingen bekleeden, tot de Christe
lijke partijen behoort.
Percentsgewijze verkeeren dan nog
de Roomsch-Katholieken onder de
nchtsche partijen in de gunsdgste
conditie, doordat de provinciën Noord
Brabant en Limburg bijna uitsluitend
Roomsch-Kath. zijn en daar, uit den
aard der zaak, nog al Roomsch-Kath.
burgemeesters en notarissen benoemd
werden. En toen nu verleden week,
in de Tweede Kamer, de Regeering.
van vrijzinnige zijde (speciaal door den
heer Goeman Borgesius), werd aan
gevallen over partijdige benoemingen,
gaf het R. K. kamerlid, de heer de
Stuers, een staatje van het getal R.
Kath. dat in enkele groepen ambte
naren enz. zitting heeft. Dat staatje
is sprekend, vooral als men daarbij
in het oog houdt dat een derde van
onze bevolking Roomsch-Kath. is.
Van de 242 professoren zijn er 4
R, Kath.van de '25 curatoren bij het
H. Onderwijs zijn él* 3 R. Kath onder
de 17 leden voor de examencommissie
in Delft was 1 R.-K.; van de 12
examinatoren in de gymnastiek geen
enkel R. K.van de 10 inspecteurs
der gymnasia 1 R. K. van de 49 raads-
heeren der gerechtshoven zijn 9 R.-K.
In Zuid Holland, waar 277,000
R-kath wonen, zijn 7 R-kath. notaris
sen terwijl iu Noord-brabant, waar
maar 77 000 protestanten wonen, 23
prot. notarissen zijn
Wanneer men nu iu let oog houdt
dat, zooals we boven reeds deden uit
komen, de Roumsch katholieken in
dezen nog in beter conditie zijn dan
wij, Antirevolutionairen, dan behoeven
we met geen cijfers aan te toonen
met welk een consequent exclusivisme
de achtereenvolgende liberale Regee
ringen by benoemingen tegenover deze
iaatsten zijn te werk gegaan.
Zuid-Holland met zijn 187 gemeen
ten waarvan minstens 70 percent
overwegend Christelijk dat, toen
minister Kuyper aan het bewind kwam
maar drie protestantsch Christelijke
burgemeesters had, spreekt meer dan
boekdeelen.
Heusch, de liberalen mogen hun
mond wel houden over patijdige be
noemingen er zal door de Christelijke
Regeeringen nog heel wat goed ge
maakt moeten worden voor dat schreeu
wend onrecht, tegenover mannen van
Christelijken huize, ook maar eenigs-
zins is goedgemaakt.
Maar bij benoeming gaat het niet
in de eerste plaats om de baantjes,
en de belangen van hen die benoemd
of gepasseerd worden, zijn niet de
voornaamste belangen die bij de be
noemingen betrokken zijn.
Deze liggen veel dieper.
Een ieder, die in de wereld een
beetje rondgezien heeft en daarbij op
het platteland bekend is zal het niet
ontgaan zijn welk een grooten invloed
op de plattelandsbevolking, ook in
overwegend orthodoxe gemeenten,
wordt uitgeoefend door mannen die
daar gekomen zijn krachtens hun be
noeming door de Regeeringwe be
doelen in de eerste plaats de burge
meesters notarissen, ontvangers, enz.
enz. Zijn nu deze menschen liberaal,
dan oefenen ze in den regel zelfs
zonder dat ze ook maar op eenigerlei
wijze propaganda bedoelen een
invloed in die richting op de bevol
king uit. In den regel zitten ze al zeer
spoedig in den gemeenteraad en heb
ben daar een overwegenden stem in
het kapittel en bij verkiezingen voor
leden van de Staten en Kamer hebben
ze in hun district een grooten invloed
vooral wanneer ze de kunst verstaan
met de plattelandsbevolking een beetje
gemoedelijk om te gaan.
Ontegenzeggelijk heeft dit in ver
schillende plattelandsplaatsen veel
bijgedragen tot liberaliseering van de
bevolking en heeft de liberale partij
jarenlang van dit alles groot profijt
gehad
En dit zal nu langzamerhand uit
raken.
Worden in die gemeenteu nu titula
rissen benoemd van Christelijke rich
ting, dan houdt vanzelf dat liberali-
seeren der bevolking op.
En, evenals vroeger, de invloed die
bewust of onbewust van die mannen
uitging, ten bate der liberalen kwam
zal deze nu komen ten bate van de
Christelijke partijen en dat is het wat
het liberalisme zoo goed voelt.
Elke benoeming in Christelijke rich
ting beteekent niet alleen een baantje
dat aan den neus van hen of een
hunner vriendjes voorbijgaat, maar
ook het fnuiken van den invloed, die
zij nog op onze piattelandsbevolkii g
hadden, het afbrokkelen van een steen
van het eens zoo trotscbe liberale
gebouw, dat van lieverlede gesloopt
wordt en straks tot een puinhoop zal
zijn vergaan. (Het ware te wenschen
dat onze gemeenteraden bij benoe
mingen hier ook rekening mede hiel
den Red
Is het dan, alles bijeen genomen,
zoo'n wonder, lezer, dat het liberalisme
vuur en vlam spuwt, wanneer hei
hoort van Christelijke benoeming door
de Christelijke Regeeringen t Is
telkens een stuk leven dat hun wordt
ontnomen en dat doet pijn en wie
neemt het iemand kwalijk ais hij wat
hard schreeuwt wanneer men aan
zijn leven komt
Maar laat dat ons niet weerhouden
orn telkens bij deChristelijke Regeering
aan te dringen, dat zij bij de benoe
mingen, blijtt voortgaan met recht te
doen. Recht, niet alleen ten opzichte
van de personen die in aanmerking
komen, maar ook tegenover de be
volking de Christelijke bevolking die
er prijs op stelt door Christelijke man
nen geregeerd te worden en die er
niets voor voelt door menschen, van
Regeeringswege geïmporteerd, gelibe
raliseerd te worden.
tttfeneeelt.
December: De winterrust onzer bijen duurt
voort. De imker zorge, dat deze rust door niets
gestoord wordt Hij houde daarom van den bijen
stal weg: katten, hoenders, muizen, meezen enz.
Sneeuw, bladeren en doode bijen, welke soms
de vlieggaten verstoppen, verwijdere hij, zonder
gerucht te maken. Bij vochtig weer late hij de
vlieggaten open op hun gansche lengte (iet wel I),
doch hij vernauwe ze bij snerpende koude. Bij
zeer kouden, snijdenden wind is het aan te raden
plankjes ol pannen voor het vlieggat te plaatsen,
om de bijen te beschutten. Dezelfde voorzorg
dient genomen, wanneer-de zonnestralen de bijen
toteen ontijdige uitvlucht zouden verlokken.
Wij9t_ de thermometer echter 12 graden Celsius,
dan is een uitvlucht na een lange opsluiting
voor onze diertjes zeer heilzaam, omdat zij zich
dan kunnen zuiveren.
Wat de imker thans in hoofdzaak heeft te doeu
is dus te zorgen, dat de rust der bijen niet ver
stoord worde. De minste stoornis is schadelijk.
Sterk opeen gedrongen, recht tegenover den in
gang, weika de vernieuwing der door de uit
ademing bedorven lucht toelaat, zijn de opge
slotenen in een soort van bedwelming, de ver
stijving nabijzij verbruikeD weinig omdat zij
werkeloos zijn en door hun dicht opeenzitten de
warmte wordt onderhouden. Bij den minsten
sloot of slag echter zet de groep zich uit en het
direct gevolg is, dat een diep gat in den voeder-
voorraad wordt geslagen. Daargelaten nog het
gevaar, dat de bijen, die zich van de massa ver
wijderen, zelfs in het binnenste van korf of kas
door koude kunnen omkomen. Laten wij derhalve
onze bijen met rustzij besparen daardoor voedsel
dat soms al niet te overvloedig is, en wat meer
iszij sparen hun noodige krachten om dea
goeden uitslag van het aankweeken van broed,
dat weldra zal aanvangen, te verzekeren.
'tls wel aardig eens na te gaan, aan de hand
van door de ervaring verkregen gegevens, hoe
veel voedsel door onze bijen gedurende de over
wintering in de verschillende tijdperken wordt
verbruikt. Mayeur van Angreau onderzocht dit
bij een 3 tal volken, die gedurende den geheelen
zomer in gelijke omstandigheden hadden voort
geleefd. Het le onderzoek betrof het tijdperk
Sept.—Oct. In die beide maanden vlogen de bijen
nog zeer regelmatig uit en brachten maar weinig
polten en honigsap meedie werkzaamheid
maakte dat onze beesljes meer verbruikten dan
zij bijbrachten, en "dit verbruik is nog al zeer
groot van 15 Sept. tot 10 Oct. Het gewicht ver
minderde bij de drie volken respectievelijk niet
1.84 K.G.2.42 en 1.54 K O. Van 10 lot 20 Oct.
waren verbruik en oogst nagenoeg in evenwicht
In h8t 2e tijdperk van Oct. tot Februari, dus
5 maanden, was het verlies: bij I 4.8 K.G,, bij
II 5 82 K. O, eu bij III 4.82 K.G. Per dag was
't gemiddeld verlies 40 gram, 48 en 40 gram In
de volle^ overwintering was dus bet verlies weinig
belangrijk. Daar de winter zacht was, kon de
overwintering reeds half Febr. als geëindigd be
schouwd worden; de bijeu verlieten heur win-
lerrust het eierleggen vermeerderde, de bevol
king werd grooter en daarmee ook het verbruik.
Van Febr. Mei werd een gewichtsvermindering
geconstateerd van 3-3 65 en 3 K.G. dat was
dagelijks 83, 104 en 83 gram. 't tagelijks verbruik
was dus meer dan het dubbele vau dat in het
tijdperk Oct. Febr. In de 16 eerste dagen van
April was 't verbruik tengevolge van het gure
weer en den aankweek buitengewoon, n. 1.2.40,
2 84 en 1.70 K.G. Van 20 April tot 1 Mei was
er, niettegenstaande den oogst, nog een vermin
dering van meer dan K.G. en van 1—16 Mei,
bij schoon weer, steeg zelts het verlies nog tot
2 56, 2.17 en 2. 40 K. G. In het rustseizoen van
15 Sept.15 Mei, dus in 8 maanden, bedroegen
de verminderingen bij I 15.60 K.G. bij II 17.19
K.G. bij III 14.68 K.G. Van 15 Febr. tot 15 Mei
bereikte het verbruik het hoogste punt, ondanks
bet inbrengen van honig en p Hen. De imker
heeft dus vooral dan op te letten, of zijn volken
ook gebrek kunnen lijden.
C. B.
JLand- ess Tiiiisootaw.
Het vervroegen van Aardappelen.
Dit geschiedt in Zuid-Holland, behalve
het Westland, op twee wijzen, welke wij
onzen lezers hier willen mededeelen. De
eene wijze behoort tot den land-, de an
dere tot den t u i nbouw. Bij de eerste
teeltwijze worden de aardappelen niet kunst
matig vervroegd, maar poters van vroege
soorten, met spruiten, welke ze toevallig
bij de bewaring gemaakt hebben, worden
aan den grond toevertrouwd. De aardap
pelen groeien op liet veld onbeschut en
ontvangen geen bijzonder sterke bemesting
ze geven wel vroege opbrengsten, maar
toch komt de oogst pas na den tijd dat
de eigenlijk vroege aardappelen geoogst
zijn. Ze zijn echter van bijzonder goede
kwaliteit en hebben meer waarde voor den
verkoop aan particulieren dan die van den
tuinbouw.
Bij de teeltwijze der laatste worden de
poters niet alleen kunstmatig tot het z.g.
.spruiten" gedwongen en deze spruiten op
bijzondere wijze tijdelijk opgekweekt, ook
de aardappels op het veld worden er zoo
veel mogelijk beschut gekweekt meestal
ook voor nachtvorsten beschut. Door sa
menwerking van deze bijzondere spruiting,
beschutting en een sterke bemesting, voor
al met stikstofhoudende meststoffen, krijgt
men een vroegen oogst, waarvan de kwa
liteit evenwel niet do beste is. De kwaliteit
speelt echter geen hoofdrol, daar de vroege
aardappelen meer als toe- dan als hoofd-
spijs beschouwd worden.
Het spruiten geschiedt op verschillende
manieren De meest gebruikelijke is: de poters
in een 10 c M. dikke laag op zolder te
bewaren, ze daar in bet donker te doen
spruiten, door ze met zakken te bedekken
en die bedekkingen ongeveer 8 dagen vóór
de uitplanting te verwijderen.
Een tweede manier bestaat in 't bewa
ren in manden op zolders. Slechts kort
voor het uitplanten legt men de aardappe
len in een dunne laag ter verdere spruiting
uit. Aldus krijgt men minder mooie sprui
ten en bijgevolg een minder vroeg gewas.
Een derde wijze van behandeling bestaat
in het bewaren der poters in kuilen, om
ze, eenigen tijd vóór het poten in kistjes
te doen spruiten. Deze wijze wijkt het
minst af van die, welke in den landbouw
toegepast wordt en geeft dan ook late