1 258,e Jaargang N°. 1602. voor lie g2iiM!ioïlaüdscbe en Eiiiiiifien. Zaterdag 29 October 1910. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES iwi m T. BOEKHOVEN. Niet onder stoelen en banken. of uitkijk. Zeeland1» Proeftuin. FRANKRIJK. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cefflt. jf jt v v B zonder 50 Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad f7,50 zonder ƒ4,50 per jaar, tfzosderlfjïie nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent. UITGEVERI SOMMELSDIJK. Telefoon IntereoKimi. So. 3. Advertentie» 10 «ent per regel en i/% raaal. Eeoianues kü per regei. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal. Menstaa® vragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters ©n vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besiaau Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 unr. Alle «lukken voor «Ie Heduclie iiestemd, Adyerlentfén en verdere Aduiinlslratie franco loe Ie %enden aan «fen Uissrever STII.4F. III (Vervolg. J De Staat arbeidt voor 't algemeen welzijn. De menschen zijn als Natie in één Vaderland verbondenze hebben persoonlijke en algemeene belangen en de Staat is er om in de verschillende verhoudingen ten einde botsingen te voorkomen, recht te doen wedervaren aan allen. Het is duidelijk er zijn, waar mil- lioenen menschen bij één zijn, wan verhoudingen. De vaderlandsliefde moge groot zijnde zucht naar rust en vrede moge bij ieder burger aan wezig zijnhet eigen belang moge waken voor verkeerde stappen noch tans, hoeveel en welke deugden ook een volk betrachten wil, het is en blijft een Natie, een Volk van zonden en ongerechtigheden, die hare schand vlek zijn. De Staat heeft dus in al die onder scheiden verhoudingen zoo noodig in te grijpen, opdat alles ordelijk ge schiede. En de Overheid draagt 't zwaard niet tevergeefs. God heeft haar ingesteld, opdat we een gerust en georderd leven zouden genieten. De Staat let dus op verhoudingen en wanverhoudingen in 't mensche- lijk leven Hij werkt niet voor zich zelf, maar voor den mensch in dorp en stad, in gezin en maatschappij. De vraag is dus: als de Staat voor een mensch of de menschen optreedt, opdat ieder een gerust en ordelijk leven leide opdat ieder voldoen kan aan de roeping hem van Gods wege opgelegd wat is dan 's menschen roe ping? Want van die vraag hangt ook de actie van den Staat af! Wat de mensch is, is in groote mate de Staat. Wat de mensch wil, wil in groote mate de Staat. Zoo als de mensch zich openbaart, zoo gaat 'took in den Staat. Wat is dus 't doel van een men- schelijk bestaan AntwoordGod dienen in zijn volle leven. Hem dienen om hier op deze aarde reeds een voorsmaak te genieten van 't hemel- sche leven, opdat ook later Hij aan schouwd kan worden van aangezicht tot aangezicht Hem dienen op deze aarde, opdat deze worde een voor portaal des hemels Hem dienen, op dat God toegebracht worde door elk menschenkind, hier reeds, alle eer en glorie, die Hij waardig is. De mensch staat dus in de maat schappij en is lid van den Staat om beide te onderwerpen aan God en «laarvoor te voldoen aan den eisch des Heeren om de wereld en hare volheid te vervolmaken. En de Staat heeft dus tot plicht om eiken mensch die gelegenheid niet te ontroovenja om de gelegenheid te scheppen, dat hij op alle terrein zoo optreden kan. De Staat heeft dus zijn oog te laten gaan over de stoffelijke welvaart der individuen en der organisatiesalles wat die welvaart belemmeren kan in te toornen, opdat door die goede, stoffe lijke toestanden de mensch zich ver- belle tot waarlijk mensch en alle geestelijke kracht kan uitbotten, niet gedrukt door bijlende armoe, schrij nende zorgen, prikkelende tegenwer king van anderen, die zijn brood onwettig en ruw of verfijnd zouden willen uit den mond halen En wat moet nu de Staat doen om tot dat doel mee te wet ken? üm de menschen onderling dat doel te helpen te bereiken En dat doel najagend, wat moet de Staat doen jegens hem, die hem in dat hoogste streven belemmert Wat moet de Staat doen, als zijn bevelen worden veronachtzaamd en overtreden. Als dus niet bereikt kon worden 't geluk van individuen door 't onderling gekrakeel en de onder linge wanverhoudingen en de onder linge tegenwerkingen. Wie niet hooren wil, moet voelen En eigen schade gevoelen. Maar ook de straffende hand des Staats. Wordt vervolgd. De antirev. partij is er altijd voor uitgekomen, kloek en vrij, zonder op partijsucces of partijafbrokkeling te letten, dat zij voorstandster is van een flinke Landsverdediging. Dat is geen liefhebberijtje van de partijook niet staat zij dat voor, omdat 't in een program toch een plaatsje moet inne men maar welbewustmet opzetuit diep plichtsbesef Want de Antirev. partij erkent de hand Gods erin, dat wij geboren zij n in Nederland dat Hij hier onze vade ren heeft geplant en dat wij dus dat bezit Godes 6n der Vaderen weer aan onze kinderen hebben over te dragen. Dat Godsbestel eerbiedigen we niet alleen maar we achten 't onzen plicht dat Patrimonium, dat Vaderlijk Erf deel van geslachten her, te behouden en te handhaven tegen eiken vijand. Handhavenmeer nog om 't nog beter, om nog rijker, nog meer ont wikkeld, nog meer met deugden gesierd, nog in hooger culte of beschaving en inteiiect ol verstand, over te geven aan onze nazaten. Ons Vaderland is ons een schat van God gegeven. En daarom willen we o fleren voor de Lands verdeding. Maar dan moet 't geld ook dienen voor verdediging. Er mag niet mee gemorst. Eu wordt 't gebruikt om onze erve te kunnen verdedigen, dan steunt onze partij eiken Minister. 'k Zag onlangs in enkele bladen een verslagje besproken dat blijkbaar is ge publiceerd door de gereformeerde Kerk van Rotterdam en waarin eenige mede deelingen werden gedaan over den arbeid dier Kerk onder de duizenden, die van alie godsdienst vervreemd zijn. 2-Inwendige zending« zal ik maar zegge t. 'k Weet wel, dat die term logisch on juist moet zijn waarom ben ik vergeten maar heel Nederland weet toch wel, wat er mee bedoeld wordt. Voor 'n stad als Rotterdam slaat het hiermee heel anders, dan voor 'n Friesch klei- of 'n Veluwsch heidorp. Overal vindt men natuurlijk menschen, die van God en zijn dienst, niet slechts voor hun persoonlijk bewustzijn, maar ook in 't openbaar leven niet weten vviilen. Zelfs op kleine orthodoxe dorpen loopen er soms heel wat zoo rond. Van die»on- verschililge« menschen als men het tsekec- achiig in Holland zegt. Die nooit in de kerk komen en openlijk met Gods geboden spot e.i. Hun positie is echter in een groote s'ad andeis, dan op vele dorpen. Zie het is een valsche meening, die soms bij over-methodistische menschen ge vonden wordt, dat zulke »onverschilligen« gewonnen worden, als hier maar met den grooteten ernst het heil hunner ziel op 't harie gebonden wordt en hun maar te'ktns wordt gepredikt, dat Jezus ook hun ver lossing heeft teweeg gebrach'. Lieve christenen zijn dat soms, die ge om wat liefs wijzer zoudt willen hebben. Uw eigen gemoed schiet zoo dagelijks vol, als ze aan die groote zaligheid denken die Jezus voor hun verworven heeft, dat ze 't zich niet kunnen voorstellen, hoe een arm zondaar de hand ter redding zou kunnen en willen afslaan. En toch zien ze 't voor hun ooger. Verstonden ze iets van de goddelijke majesteit der pracdestinahe ze zouden weten, dat de Heere God naar zijn souve- rein welbehagen, dezen trekt met koorden der liefde en génen laat in 'i gemeen ver derf waarin hij zich geworpen heef-. Daarvan alleen hangt alles af. Als God werkt wie zal 't keeren Maar af zou de dwa;e m usch ook honderdmaal gestooten worden in een mor tier, iiij zal zijn dwaasheid niet ali :ggen, als God ze niet van hem cèémt. Natuu.'lijk sluit dit het gebruik der mid- dellen niet uit, waar de ILeie God juist in dien weg der middelen ook zijn vijanden tot zich bekeeren wil. Maar 't geeft de verklaring van 't geen den bedrijvigen, veelwerkzan en methodist soms onoplosbaar is, nl. dat zoo menigeen, die in de gangen en steegjes en krollen wordt nagekropen, om hem de boodschap des heils te bren gen, daar zoo waiaig om geeft en voor 'n toegestoken kwarije twee handen zou naar voren brengen, terwijl hij, om de eeuwige zaligheid aan te nemen, geen vin ger wil roeren. Wat wij kunnen en moeten doen is dit Te ijveren, dat de algemeene en uitwendige roep ng kómt, bij herhaling kómt, tot allen die in ons christenland leven En om dat doel ie bereiken, maakt 't een groot verschil, of men de massa's in een wereldstad, dan wel de enkelingen op 'n dorpje voor zich heeft. Op 'n dorp komt de >onverschilIige« of hij wil of niet, van der jeugd aau met de Kerk, met de belijdenis, met de waar heid in aanraking. Gewoonlijk behoort hij door den doop r.og tot een bepaalde Kerk die hem dus onder haar ambtelijk toezicht heeft en eoms ook beaibeidl. De levenssfeer op zulk een dorp is nog in 't algemeen christelijk en 't is, al? de waarheid er in de kerken gepredikt woidt, onmogelijk dat iemand er zou opgroeien, man eu vrouw worden, zonder van zonde en genade ten minste de allereerste begrippen verkregen te hebben. Maar opzettelijk verhardt hij zich en wil met de Kerk en haar dienaren niets te maken hebbeD. Maar in een groote stad is dat zoo anders. Daar leven duizenden en duizenden voort, even onwetend van de allereenvoudigste heilsfouten, als kinderen van een jaar of als heidenen, die nog nooit den Naam van Christus hoorden noemen. En dat onder alle standen. Ook onder de »hoogere« standen, zoo als onlangs zoo treffend bleek, toen een optocht door Den Haag ging en in een der »deftige« wijken een moeder haar kind niet wist te ve-tellen, wat het opschrift op een der banieren »Chvistus« beduidde. De Kerk schuilt iu dit groote-stads-leven zoo wèg onder de massa, dat zij letterlijk en figuurlijk vaak alleen gevonden wordt, door wie haar zoeken, Tot de andere moet men opzettelijk uitgaan en hen lokken, willeD ze niet leven en wegsterven zonder ooit in 't bewustzijn der ziel gestaan te hebben tegenover het feit van hun verloren toestand en van de redding in Christus Jezus. Nu moet men nuchter blijven, Wij kunnen, met eerbied gezegd, nooit den Heere God narekenen en zijne gedachte zijn hooger dan de onze. Het kan gebeu ren en 't is gebeurd, dat Hij de evange lisatie zoo zegende, dat in een groote, heerlijke opwekking de massa's in beweging komen en duizenden naar Hem vragen, die te voren Hem niet kenden, of Hem ken nende, Hem den rug toekeerden. Denk b.v. aan Wales. De groote vraag is echter, wa t hier bs kijft. Maar dan loch is dit uitzondering. De regel is, dat de massa, die in een christen land, de geslachten door, zóö afweek.dat ze ongedoopt blijft ot van haar doop niets meer verstaat en van het christendom ter nauwernood den naam meer kent, als massa blijft, wat ze is Alleen de enkelingen komen tol behoudenis, ook waar allen het Evangelie wordt g bracht. Dat oordeelt irouwens den arbeid niet Immers é.-n menschenziel reeds is al de no -ne en kosten waard, die voor duizen den worden gemaakt. Nu kom ik op mijn punt van uitgang terug. De arbeid daar bedoeld, ging uit van een gereformeerde kerk. 't Is bekend, dat men den gereformeerden vaak verwijt, weinig of niets voor den arbeid onder de ODgeloovigen in ons midden te geioeleu. S ms schijnt dit ook zoo. In meer methodistisch getinte kringen is die arbeid juist hoofdzaak en wordt grooter ijver ontwikkeld door straat- en achterbuurt- propaganda, door tractaatverspreiding, Zon dagsscholen, naaikransen, kerstboomen, koffie- en thee-meetings, ja op allerlei manier. Het is daar een drukke werkzaamheid, om zielen "te winnen voor Jezus. En de gereformeerden moeten dan wel eens 't verwijt hooren, dat ze het spracticale christendom« zoo weinig in beoefening brengen. 't Staat dan theorie en practijk. Praten en doen Belijden en evangeliseeren. Telkens wordt er weer wat nieuws verzonnen, om de massa's te trekken lichtbeelden, zang en muziek, optochten enz. enz. Nu is het vraagstuk, hoe de christen - belijders het best invloed oefenen kunnen op de wereld des ongeloofs, de meeste der bespreking wel waardig, 'n Paar opmerkingen willen we in een volgend artikel maken. En dan tevens nagaan, of de zonden van verzuimenis werkelijk zoo sterk bij de gereformeerden gevonden worden, als de sprake wel wil. Voor hun God moeten ze ook in dit opzicht diep in de schuld vallen. Doch daarmee kan gepaard gaan, dat ze hun bestraffen onder de menschen nog wel wat weien te antwoorden UITKIJK. Land ess Tuinbouw. Van den heer J.P.M. Camman, Rijkstuin- bouwleeraar ontvingen wij het verslag over 1909 betreffende proeven, in zijn ambtsge bied genomen. De resultaten, vooral bij ooftboomen verkregen, zijn zeer de kennis neming waard. Allereerst die in Zeeland's Proeftuindeze heeft in 1909, het zesde jaar sedert de oprichting, een bijzonder gunstig jaar gehad wat bedreft de opbrengst der vruchtboomen van drie vakken ter grootte van ongeveer 1.875 M2, dus van een totaale oppervlakte van 5625 M", wer den geoogst 3026 K.G. peren en appels. Een dergelijke vruchtbaarheid van nog zoo jeugdige boomenjis werkelijk buitengewoon, temeer waar het over een sortiment van meer dan 100 soorten loopt, waaronder vele die slechts geringe opbrengst geven. Het verslag bevat een lijstje van een 62-tal struiken, behoorende tot een kleine 30 soorten, meest alle op verzwakkende onderlagen veredeld en in't voorjaar van 1903 als 2- en 3-jarige veredelingen opge plant; zij leverden te zamen 1893 Kilogram men. De hoogste opbrengst gaf een Beurré Amanlis. n.l. 78 K.G. (het verslag bevat een afbeelding hiervan)een Beurré Hardy bracht het tot 56 K.G. Ondanks deze hooge opbrengsten was de kwaliteit der vruchten uitmuntend. Om dit vast te stellen, werden aanstonds na den pluk de le en 2e kwaliteit vruchten zoo veel mogelijk afzonderlijk gewogen. Van 2411 K.G. peren waren slechts 179 K G. 2e kwaliteit en van 461 K.G. appels waren 65 K.G. 2e kwaliteit Ook de groei der boomen is uitstekend de even genoemde Beurré d'Amanlis heeft thans een hoogte bereikt van 4.50 M. en een middellijn van 6 20 M. gemeten over de onderste étage. De gezondheid zegt het verslag - laat evenmin te wensclien over, en al die nen verdere jaren afgewacht te worden, toch kan dit wel geconstateerd worden, dat tot heden gezondheid en vruchtbaar heid buitengewoon, dat kanker en schurft zelfs bij de liet meest daardoor geplaagde soorten sporadisch voorkomen en dat dit gerust mag worden toegeschreven aan doel matig toegediende kunstmestbemesting. De algemeene bemesting, welke van het begin af is gegeven, is gerekend per Hectare: 500 K.G. patentkali. 800 K.G. supperpkos- phaat en 300 K.G. ckilisalpeter, en boven dien om dc 5 jaren 4000 K.G. kalk. Chilisalpeter of eenige andere stikstofbe mesting is in de laatste twee jaren niet meer toegediend, alleen aan die boomen, die niet al te krachtig groeiden of die zeer sterk met vrucht bezet waren, werd chili salpeter gegeven. De appels op perceel II (sortiment vol gens tijd van rijpheid) waar vroeger een boomgaard stond en welke zeer slecht groeiden, ontvangen sedert 1906 een dubbele kaligïft, dus 1000 K G. Patentkali per H.A. wat tengevolge heeft gehad, dat deze appel struiken thans krachtig gezonde loten ma ken en weinig verschil in ontwikkeling toonen met de andere boomen. Algemeen viel het op, dat op dit rijker met kali be meste gedeelte de prei zooveel zwaarder en donkerder was dan op liet gedeelte, waar slechts 500 K.G. patentkali gegeven wordt. Voorbijgangers maakten menigmaal deze opmerking. (Wordt vervolgd). C. B. Buitenland Da Kamerzittingen zijn weer begonnen. Zelden waren deze zoo rumoerig als die dezer dagen gehouden zijn. De stakings-interpellatie was aan de orde. De afgevaardigde Collij verweet de regeering, dat zij de staking der cheminots geknakt heeft door middel van arrestaties. Spreker valt Briand heftig aan en verwijt hem, dat hij de machinisten gevangen heeft doen zetten. „Dat is een fieltenstreek", roept spreker uit. Colly komt vervolgens op tegen het gebruik maken van militaire arbeids krachten ten bate van indus rieele maatschappijen. Hij beweert, dar aau de maatschappijen de vrije hand was gelaren om oproepii gsbevelen toud le si uren. In zijn antwoord op Colly's interpel latie begint Briaud met te zeggen, dat bij zich niet zal ophouden met persoon lijke aanvallen. Hij verklaart, dat de staking geen vakbeweging was. (Levendige protesten op de banken der uiterste linkerzijde). De regeering, aldus Briand, stond hier niet tegenover een staking, maar tegen over een onderneming van dood en verderf tegen het land, waarvan de arbeiders totaal niets afwisten en waarvan

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 1