Aan den oever der rivier. Eerlijk, en met orde, Sprokkelingen Chineesche Wandteksten. De schooltijd. ter beschikking. Zal dus hier het dreigend te kort worden weggenomen, dan moet een ieder daaraan mede helpen. Daarom vestigen wij de aandacht op het bovenstaande. Wie wenscht te helpen, hij zende zijne gave aan den Penningmees ter: II'. Gunning te Rotterdam (Rechter Rottekade 63) met bijvoeging «voor de Sangi- en Talauereilanden.« (Bij de plaat). Zie op onze schoone plaat! Het heldere zonnelicht en de stovende zomerwarmte stroomen reeds in den vroegen morgen neer op het schoone landschap, dat oog en hart verkwikt. Het water der rivier, dat bij hoogen stand kabbelt tot den rand van het woud, heeft zich teruggetrokken, en liet een laagje slib achter, waartegen het frissclie groen van het voorjaarsgras, als besprenkeld met het geel van de glanzende boterbloem en het wit van het immer eenvoudige, maar toch zoo in-schoone madeliefje, sierlijk afsteekt, totdat straks de zwarte aarde geheel ver borgen ligt onder het bonte tapeet. Nauwelijks was de zon aan den hemel of de herderinnj begaf zich, vergezeld van haar trouwen hond, naar de schaapskooi. De deuren worden opengeworpen en al dringend en schuivend banen de schapen zich een weg om te komen in zoele frissche lentelucht, deze met vriendelijk geblaat be groetend, en dan in blij gedoe voorttrippe lend, achter elkaar, vóór elkander uit, naar den rand van het bosch, waar het weelde- derige ontbijt ze wacht. De kudde is niet groot en kan dus ge makkelijk door een vrouw geleid worden. En als de schapen soms afdwalen naar rechts of links, is Juno daar om ze met luid geblaf weer in het rechte spoor te brengen. Hij is niet gelijk de Nero van het kasteel, die laatst nog eenige schapen in de weide doodbeet; neen, hij vernielt niet, maar hij zorgt; hij bijt niet, maar hij helpt; en als hij de tanden inslaat, dan niet verder dan in de wol. De dieren, aan zijne zorgen toevertrouwd, weten het wel en schuwen hem niet, al zijn ze gehoorzaam en erken nen ze zijn gezag. Wat zou ook de schapen wereld zijn zonder orde Nu men in de schaduw van de reeds in vollen dos prijkende eiken is aangekomen, weiden de schapen in groepen. De herderin op den achtergrond kan het toezicht over de verst vooruitloopenden gerust aan den hond overlaten. Mochten ze al te ver gaan, dan wordt Juno geroepen en hem beduid, wat zijn roeping is. En in breede bogen holt het trouwe dier vóór de wegloopers om en drijft ze naar hun meer kalme mak kers terug. Eu bovendien, waar het noodig is, houdt de leidsvrouwe, die haar schapen kent, zelf een oog in 't zeil. Welk een kxlm tafereel. Aan den voet der eeuwenoude woudreu zen, tot nieuw leven gewekt, het teere uit schier verstorven wortels ontspruitende en opschietende gras; daarboven een lichtgroen bladerengewelf; daar beneden het zachte door warmen dauw bevochtigde vloerkleed, in de takken het vogelenlied; langs de bloe men het bijengegons Hoe fluistert de wind door het eikenhout [heen Hoe hecht zich de mosplant aan stam èn [aan steen. Het bijtje rooft weg al wat voedsel haar [biedt, 't Genot wordt verhoogd door den vogelen [lied. In onze plaat ligt ook een prediking. Die herderinne doet ons denken aan den Goeden Herder, die zijn schapen bij name kent, die de verlorenen en afgedwaalden zoekt en roept en terecht brengt. En dat lam op den voorgrond spreekt ons van denzelfden Goeden Herder, die eens als een Lam ter slachting werd geleid en als een schaap, dat stemmeloos is voor dien die het scheert. Men zegt. dat het schaap gewilliger dan andere dieren ter slachtbank gaat. Het laat zich binden en dooden. En dan vertoont zich soms een traan in het zachte oog. Zoo heeft de Heiland Zich eenmaal over gegeven tot in den dood, vrijwillig, ge willig, als stemmeloos. Bij Hem geen ver- wensching voor zijn moordenaars, maar een bede om vergiffenis; geen verdoemen van de wereld, maar een verlossen. Hij, die alle zorg mist, zorgt voor de zijnen; die van God verlaten werd, brengt de veriatenen en afgedwaalden terecht; die versmacht van dorst, schenkt het levende water; die sterft verwerft voor zijn volk het eeuwige leven. Jezus is de deur van den schaapsstal en de herder en het schaap en het lam. alles tegelijk. Wie het vatten kan, die vatte het. En wie het nog niet gevat heeft, leere in kinderlijk geloof bidden om bekeering des harten. Zij het zóó, waarde lezers! in geestelijken zin lente bij ons allen: nieuw ontwakend, opbloeiend, straks vruchten dragend geeste lijk leven. Tirnotheus. L. K. i. Het wordt wel eens voorgesteld, alsof het een teeken van doodigheid is, wanneer de dingen eerlijk en met orde geschieden. Zoo b. v in het kerkelijk leven. Wij hebben het zoo wel eens hooren bespreken onder de menschen En de een spreekt den ander dan maar na Men zegt dan „als alles zoo doodig is, ja, dan gaat het langs den ordelijken weg Ouderlingen en diakenen. Dominés die er voor geleerd hebben en er voor betaald worden. Dominés die knap zijn in het hoofd en in eigen oog veel knapper in de waar heid dan Gods ingeleide kinderen Gebod op gebod regel op regel Een reglementen bundel die steeds aangroeit Gezette tijden hiervoor en gezette tijden daarvoor. Maar als de Geest werkzaam wordt, o dan wordt het zoo anders Dan valt al die ballast weg. Dan blijkt dat alles maar prikkeldraad, dat nergens nut voor is dan om de huid der paarden en koeien op te scheuren. Dan gaat men met blijmoedigheid naar conventikel of evangelisatie en gaat daar spreken over of luisteren naar de wonder daden des Allerhoogsten." Dus, a's we zulke menschen goed be grijpen, dan is kerkelijk leven en kerkrecht uit den booze Dan moeten er geen ouder lingen, geen diakenen, geen predikanten zijn. Dan moeten er geen kerken wezen. 't. Is alles maar prikkeldraad. Neen Conventikels en vergaderingen, waar men spreekt over en luistert naar de wonderdaden des Allerhoogsten Ach, ach wat redeneerd men dan toch verward en verkeerd. Wat heeft de Heere Zich dan vergist on Ier het Oude Testament. Wat heeft Jezus zich dan vergist onder het Nieuwe Testament. Wat hebben de Apostelen zich dan ver gist na de uitstorting van den Heiligen Geest. Wat hebben onze Vaderen zich dan vergist in de 16de eeuw, toen de Geest Gods den hof kwam doorwaaien „Geen ouderlingen en geen diakenen, als de Geest werktgeen herders en leeraars zegt men. Allemaal prikkeldraad Ach, ach wat leugenprofeten toch en wat verleiders der schare, die alzóo durven spreken Wat dachten onze Vaderen, die onder het kruis leefden, er dan anders over. Men had in 1571 (dat bange jaarmaar 0 dat men eens mocht leeren treuren over de minachting van de inzettingen, die de Heere HEERE in Sion gegeven heeft. Dat men eens mocht leeren treuren over de breuke, die er ligt in het kerkelijk leven. Dat men eens mocht gaan waarschuwen voor dat zoeken van eigen wegen, waarin niet weinig wierook ontstoken wordt voor den mensch. We moeten terug tot Gods wegen. Tot de wegen die naar Gods Woord zijn. Tot de wegen die onze vaderen bewan deld hebben. In de beste tijden, waarin de Geest krachtig werkte, heeft men lust betoond in het houden van Gods wet voor het kerkelijk leven Sla de bladzijden maar eens op, waar we lezen van »de Nederlandsche Kerken die onder het kruis zitten en in en buiten Nederland allesins verstrooid zijnhoe ze in 1568 te Wezel, in 1571 te Emden, in 1574 te Dordrecht, in 157S te Dordrecht, in 1581 te Middelburg, in 1586 te 's Gra- venhage en in 1618'19 te Dordrecht samenkwamen. Neen. de breuke is niet dat er herders en leeraars, dat er ouderlingen en diakenen kerkelijke ordeningen en kerkelijke verga deringen enz zijn. Volstrekt niet. Ze moe ten er zijn naai' het bevel des Konings. En die deze dingen willen omver schoppen maken zich schuldig aan het 5e gebod. Want de Kerkelijke Overheid moet worden in eere gehoudendat is Jezus Christus en die Hij over Zijne gemeente gesteld heeft Hij heeft Zijn dienstknechten gegeven, opzieners, arm verzorgers. Gansch verkeerd is het daaraan te tor nen. Wat heeft Paulus van zulke lieden niet veel verdriet gehad Zijt uwen voorgangeren gehoorzaam en zijt hun onderdanigwant zij waken voor uwe zielen, als die rekenschap geven zul len opdat zij dat doen mogen niet vreug- Vergeet haastig het goede, dat gij gedaan hebt, maar vergeet nooit de u betoonde gunst. „Wanneer een mensch er naar streeft, dat zijn goedheid ook gewaardeerd wordt, dan is hij niet meer goedvreest een mensch, dat anderen zijn kwaad gewaar worden, dan moet hij inderdaad zeer boos zijn „Waar vrede en eendracht woont ineen huis, daar is overvloed van vreugde, al zou er ook gebrek zijn aan voedsel; en wie al zijn schulden betaald heeft, diens hart is vol vreugde, al is er ook niets meer in zijn buidel. „Bedenk bij elke schaal rijst, waaraan gij u verkwikt, dat het voortbrengen daar van niet gemakkelijk geweest is. Elke draad zijde of katoen, die gij aan het lijf draagt, moet u li erin nei en, dat de bewerking daar van veel lijd en kracht heeft gevorderd. „Als gij wat koopt van een lastdrager, dan moogt gij niet te veel afdingen, maar moet gij hem ook zijn winst laten hebben. „Wie aan zijn vrouw het huisbestuur overlaat, die is niet waard een man te heeten. Maar wie slechts streeft naar geld en goed en zijn ouders gebrek laat lijden, verdient den naam van mensch niet. „Rijken te vleien met woorden en ge baren, is afschuwelijk, en zich hoogmoedig te gedragen jegens een arme, toont een laag karakter. „Een luiaard maakt zich het leven zoet, maar zijn huis zal woest worden. «Denk er niet voortdurend aan, hoe gij uw huis zult verfraaien, en wees niet steeds begeerig naar de beste akkers. „Wie de ouden eert, zal in tijd vau nood een toevluchtsoord bij hen vinden. „Als gij arme bloedverwanten en behoef tige buren ontmoet, heb dan medelijden met hen en ontferm u over hen, want het geluk van den gierigaard is van korten duur. „Gaat het een ander goed, dan mag uw hart geen jaloersche gedachten koesteren; Ik leer u wat geen wereld weet, Die wijs in eigen oogen heet, Wordt dwaas in zijne schatting, I)ie leeren wil 't bestendig goed, Die kome op mijn school met spoed, Eu leere mijn bevatting. Graaf naar mijn schatting lieve kind Tot gij ze in de diepte vindt, Veel beter dan robijnen, Ver boven zilver, boven goud, Is Jezus schat, die waarde hout, En eeuwiglijk zal schijnen. L. G. C. Ledeboer. Elke poging om tot meerdere eenheid te komen, zal ijdel zijn, wanneer niet eerst de geestelijke eenheid sterker is geworden. T. Bos. Smaad en kwaad spreken verontrusten mij niet; liet zijn vonken, die vanzelf uit dooven, als.ge er niet overheen blaast. Boerhaave. Onder het zoeken naar den rechten tijd gaat dikwerf den schoonsten tijd ver loren. Wanneer het geloof de wereld zal over winnen, dan moet het de levende werk zame Goddelijke kracht zijn. Arnd. De verdorvenheid van de jeugd hangt nauw samen met verkeerde zeden en ge woonten in het gezin. De onderlinge ver houding der ouders is een kracht ten goedt of ten kwade voor hun kroost. pltia van der Tuük. eens op hun vergadering moeten zijn, toen zij daar met z'n 29 saanikwatnen te Wezel 24 predikanten en 5 niet-predikanten. Wat was de Geest des Heeren HEEREN kennelijk in hun midden Wat mochten ze veel zien en bezitten in hun Goël en Borg Jezus Christus. Wat mochten ze bespreken en verkondi gen de wonderdaden des Heeren, den God van Sion, den God der goden. En als „verstrooiden en verdrukten", als „onder 't kruis" levenden, saamgekoinen uit Nederland en België, mochten ze saam Gods Woord onderzoeken en de regelen en de grondbeginselen vaststellen van het zoogenaamd Kerkverband Toen las men samen Hand 15 22—29, 2 Thess. 2 151 Petr. 2 131 Petr. 5:5; Rom: 13 1; Ef. 4 11—16; Ef. 5 21, 23, 24 enz. enz. En in 1572 vergaderde men te Einden weer; in 1574 te Dordt nóg eens enz, waarbij als heerlijke vrucht des Geestes in het midden van onze natie de Gerefor meerde Kerke mocht komen, met herders en leerraars, met ouderlingen en diakenen, met kerkelijke voorschriften en kerkelijke vergaderingen, «tot de volmaking der hei ligen, tot het werk der bediening, tot op- bouwing des lichaams Christi.« 0was het toen een heerlijke tijd, toen de Geest Gods door den hof kwam waaien en toen de kinderen Gods werden saam- gedreven om eerlijk en met orde te wan delen in den weg van Gods inzettingen in het midden van het kerkelijk leven. En wat durft men dan nu met groote woorden aan te geven, dat, wanneer de Geest komt werken, er geen dominés, geen ouderlingen en geen diakenen, dat er geen kerkelijke voorschriften en geen kerkelijke vergaderingen meer zullen zijn Wat durft men dan nu beweren, dat het 't heerlijkst is, als men aan de banden van het kerkelijk leven ontworsteld, in vrijheid samenkomt in gezelschappen en evangeliesaties de en niet al zuchtende, want dat is u niet nuttig.« Hebr. 18. Neen, wij moeten niet doen als Alexan der de kopersmid, van wien Paulus moest zeggen: «Alexander de kopersmid, heeft mij veel kwaads betoondde Heere ver- gelde hem naar zijne werken Van welken wacht gij u ook, want hij heeft onze woorden zeer tegengestaan.» (2 Tim. 4.) I)e Chinees houdt zeer veel van spreuken en spreekwoorden. Zoowel mondeling als schriftelijk wor den deze overgebracht van geslacht op geslacht. Een zeer algemeen middel tot be waring van de wijsheid der vaderen bestaat in een soort wandtekst. Een bekwaam schrijver (beter letterteekenaar) schildert de spreuken keurig en fijn op lange witte of roode reepen papier. De landman en de handwerksman koopen deze papierstrooken voor billijken prijs en hangen ze aan den wand om telkens aan de spreuken herinnerd te wordendezelfde gedachte, die ook hier de wandteksten begeerd maakten. De Chinees en zijn bezoeker laten zich gaarne door de spreuken onderwijzen. „Een mensch zonder onderwijs is aan het gedierte en het ge- gewormte gelijk", zegt een zijner spreek woorden. Hier volgen eenige andere „Omgord u eer het regent en graaf uw put, vóór gij van dorst omkomt. „Wie huisraad en keukengereedschap rein houdt, hem is 't eenvoudige aardewerk beter dan goud en edelgesteente. „Wie matig eet en drinkt, dien smaken moeskruiden beter dan de fijnste lekkernijen. „Wie schande spreekt van de maatschap pelijke instellingen, zal eindigen in schrik en ketenen. „Gebruik in het dagelijksch verkeer niet veel woorden, want bij veel woorden zijn stellig veel overtredingen. „Wilt gij in vrede leven, luister dan niet naar praatjes. is een ander ongelukkig, dan moogt gij geen leedvermaak hebben. „Wie dit alles leert en tracht te be oefenen, is er dicht aan toe, een heilige te worden Dat laatste is echt Chineesch. Christelijk is het niet. Een heiligen wordt een iegelijk, die zich door Christus laat heiligendie niet op zijn eigen werk steunt, maar op Christus' werk. op Golgotha geschied. De zoodanige echter zal niet alleen een heilige zijn, maar zich ook als een heilige open bareni, wanneer hij i« zijn leven leert en in beoefening brengt, wat ook de Chineesche wijsheid aanbeveelt. albert. De klok slaat om naar school te gaan Zou 'k langer nog hier buiten staan, De meester heeft geroepen Hoort kinderen, nu is het tijd, Dit uur is 't onderwijs gewijd, Klimt vroolijk op de stoepen. De deur staat open, gaat maar in Ik maak zoo aanstonds een begin, Komt rept u blijft niet dralen Nu is de tijd van spelen uit, Komt, dartel knaapje, kleine guit, Hier is wat goeds te halen. De meester wacht, 't is meer dan tijd, I)it uur is 't onderwijs gewijd, Komt, kinderen gaat mede Laat ons gehoorzaam zijn en stil En volgen 's meesters goeden wil, Den tijd toch wel besteden. Kent gij dien meester, kinderen, wel 't Is Jezus, vorst Immanuël, Hij roept zijne hinders alle Kom, tot mij lieve kleine schaar Ik ben uw Borg en Middelaar, 'k Heb in uw welgevallen. Gij kunt de vriend uws vaders worden Voor moeder blijft gij kind altijd, En zorg die laf zou zijn van an'dren, Blijft lief als moeder ze aan u wijdt. Laurillard. Beoordeel een mensch niet naar zijn woorden, maar naar zijn daden, want velen spreken uitmuntend, maar handelen slecht. Claudius. Als niet komt tot iet, Kent iet vaak zichzelven niet. Wees gauw tevreden met wat gij hebt, maar niet gauw met wat gij zijt. Hopen is het openzetten van een deur tusschen kamer en tuin. Wanhoop niet in nood, als gij God niet ziet komen met hulp; God komt wel eens van een anderen kant, dan van waar gij Hem wacht. Op 't uiterlijke oordeelen is licht onjuist; onder de kleeren schuilt veel gebrekkigs en achter de gevels huist veel verdriet. Niet slechts onder 't schamele kleed, maar ook onder 't kleed der weelde, dragen men schen hartzeer meê. Ook die niets bijzonders doen, eischen hoog loon, mits met pensioen. Dr. E. LAURILLARD.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 12