SB BUIL Zaterdag 8 October 1910. 25sl,e Jaargang JN°. 1596. An tirevo Orgaan voor. de Zuidliollaiidselie en Zeenwsche Eilanden IN HOC SIGNO VINCES T. BOEKHOVE N. SOMMELSDIJK. Alle* M u Si Sc ei voor «Ie Hediwlie isesiessad, %«iAerienfiëie en verdere Administratie franco toe te aeside» aan den Uit«ev« ©elïsiwde Onden» ifzeressen OP OM UI r 14IJ 14, iSijesiïeelf. Bienataanrragen en Dienstaanbiedingen 50 Gent per plaatsing. I I Deze Courant verschijnt eiken Woenndsg en Zaterdag, IbonueiHentsprsja per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 7» Cent. zonder aO Buitenland bij foorcitbetaling met Zondagsblad f7,50zonder f 4,50 per jaar, Ü'z ouderlijke iiBBaraers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent. naE&BBQBBISi (JITOEYER Telefiaan Interessaasas. So. a. Adrerteatiëu 10 cant per regel en *;i maai. iiesianaee 3tü por regat, jj Boekaankondiging b ent per regel en Vs ®»al. Groote ietters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 aur. (Slot). Het standpunt van den heer Lim burg in de Kamer op 5 Dec. '07 was dus: de dienst zal beslissen of een ambtenares, gehuwd, in dienst kan olijvenlijdt de dienst er onder, dan moet ze ontslag nemen en lijdt hij er niet onder, dan kan ze in betrekking blijven, wat er dan ook verder van haar gezin terechtkomen. Voorts ont slag bij huwelijk zal uitlokken 't cou cubinaat d.i. dat de juffrouw niet trouwt, maar »hokt«, zooals de platte uitdrukking luidt. In denzelfden toonaard speelde ook de beer Borgesius, maar de heeren Roodhuizen en Schokking waren 't met Pastoors eens 't gezin zal er onder lijden, wat door minister Kraus niet werd ontkend, doch die zich in zijn beantwoording ook op 't standpunt plaatste van de heeren Limburg en Borgesius als de dienst er maar niet onder lijdt, hindert 't huwelijk niets. Slot van 't debat was een motie van den heer Pastoors De Kamer, betreurende de intrek king van 't Konl. B. van 2 Maart '1904, waarbij is bepaald, dat aan vrouwelijke ambtenaren bij den dienst der posterijen en telegrafie, die in 't huwelijk treden, eervol ont slag uit den diedst zal worden ver leeud, gaat over tot de orde van den dag die weer gewijzigd werd aldus van oordeel, dat wettelijke vast stelling van den invloed, die 't huwelijk der vrouwelijke ambtenaar behoort ie hebben op de voortduring van haar ambt wenskhelijk is. Zoodus wettelijke regeling En Mini ster Heemskerk heett nu de wette lijke regeling gegeven door dat ont slag aan Rijksambtenaressen en ook aan onderwijzeressen. Ontslagen worden alle vrouwelijke ambtenaren, behalve a's ze 45 jaar oud zijn. omdat zwangerschap dan niet waarschijnlijk is; behalveals deambte lijke bezigheden kunnen worden ver richt in de echtelijke woning, wat dus bij de onderwijzeressen is uitgesloten, maar bij vrouwelijke klerken nog mogelijk zou zijn; behalve als de onderwijzeres minder dan 10 uur per week onderwijs geeft Uit een billijkheidsoogpunt is nog bepaald dat de wet niet behoeft toege past te worden ten aanzien van in dienst zijnde ambtenaressen of onder wijzeressen. die binnnen drie maanden na haar inwerking treden een huwe lijk aangaan. Toch mag ook dan ont slag worden'gegeven. Iets opmerkelijks is dit: Als antwoord op een vraag: „mo gen gehuwde onderwijzeressen op de school.een jaar of drie geleden ge steld door de Vereeniging van hoofden van Scholen, antwoordden van de ge huwde hoofden met kinderen 16 met vóór5 met voorwaardelijk vóórl bij uilzondering vóór en 69 tegen. Van de gehuwden zonder kinderen 20 met voor5 voorwaardelijk voor; 1 bij uitzondering voor en 293 tegen. Uie stem uit de praktijk was dus nog duidelijk tegen het op school blij ven bij huwelijk: 362 tegen 68 voor. Op de vergadering dier hoofden, werd dan ook de volgende conclusie vastgesteld De vergad. der Vereeniging van Hoofden spreekt de wenschelijkheid uit, dat bij eene eventueele her ziening der wet op 't L.O. eene bepaling worde op genomen, in houdende, dat onderwijzeressen bij 't openbaar onderwijs bij het aan gaan van een huwelijk van rechts wege ontslagen zijn. De bevoegdheid der Gemeentebesturen om gehuwde onderwijzeressen aan te stellen, blijft daarbij onverlet. Ook deze conclusie wijst er dan op, dat bij vele Hoofden van Openb. Scholen tegen 't wetsontwerp van Min. Heemskerk geen bezwaar kan bestaan. Trouwens voor gansch Nederland voelt men in alle kringen zeer veel voor dat ontwerp terwille van het Kind, van de opvoeding, van 't Gezin. Er is dan ook geen twijfel aan, ot op dien grond zal 't ontwerp wel in 't Staatsblad verschijnen. *S!* Christen te zijn en te blijven. Zijt gij een Christen Kan men 't in onze dagen blijven Natuurlijk, antwoordt de gedoopte ik ben een Christen en blijf 't tot, mijn dood. Aangenomen, maar voelt ge niet de zuigkracht der wereld hoe machtig sterk ze is. En voelt ge dan ook niet, hoe 't hoog ideaal des Christendoms hoe langs zoo onbereikbaarder wordt. Wat is 't Christendom De navol ging Christi. En dat in onze dagen en tijden Waarin heel de wereld in kunst en kracht en industrie en wetenschap ons naar haar toelokt, dat wij ze be wonderen en eeren zullen. In onze dagenMet zijn concurren- tievuur, dat zooveel goeds verteert. In onzen tijd, nu op 't slagveld van den socialen strijd dagelijks zoo velen sneuvelen en finantieel ondergaan. Nu met leugen en bedrog men zoo vaak menschen aan den kost ziet komen, die den eerlijken koopman 't debiet ontrooven. Nu treins, trams, booten de »nieuwe« beschaving brengen 't klatergoud dei- waarachtige beschaving. Nu er „alles mee door kan Nu men zooveel door de vingers ziet en door den tijdgeest door de vingers moet zien door dien tijdgeest, die op jong en oud beslag legt en den ernst des levens in oppervlakkig heid omzet. Zijt ge nog wel een Christen Kuni ge 't, zelfs bij veel innerlijken strijd, nog blijven Gelukkige Maar de navolging Christi is een ideaal En alles werkt tegenwoordig mee, om dat ideaal te verduisteren. Christen blijven 't is 't net wer pen in de diepte I Hangt er dus maar loodjes aan Invloed der slechte Pers. Toen Lassalle, de Soc. voorman uit de zestiger jaren, in Duitschland, een redevoering hield over de Liberale pers zijner dagen, zei hij 't volgene Indien onze pers geen radicale verbetering ondergaat; indien de pest der dagbladen aldus nog vijftig jaar blijft woeden, dan is de pu blieke geest tot in het merg ver kankerd en bedorven. Want weet het wel, als duizende journalisten, de hedendaagsche op voeders van 't volk, hun domme onwetendheid, hun volslagen ge wetenloosheid, hun eunuchenhaat tegen alles wat waarlijk groot is in politiek, in kunst en wetenschap, langs honderdduizend kanalen dag aan dag aan het volk te slikken geven; aan het volk, dat lichtge- loovig en ter goeder trouw, dat gif iu zich opneemt, meenend, dat het epn levendmakende drank is; dan moet de ziel van dat volk onfeilbaar vergaan, al was ze driemaal schooner en verhevener dan ze nu is. Het hoogst begaafde volk ter wereld de Grieken zelfs niet uitgezonderd zou niet kunnen weers'aan aan de vernietigende kracht van een der gelijke vergiftiging. Zeer juist geteekend. Als zoo de Lib. Pers maar (Lassalle vergeet dat!) als zöó de Soc. Pers dagelijks en wekelijks optreedt, wordt een Volk geestelijk vermoord. En de invloed eener slechte Pers hoe ze politiek or>k heeten mogen is van de meest verrijkende gevolgen. Ze maakt indivuduen geestelijk dood verwoest de gezinnen en scheurt den Staat. Alle rechtsgevoel gaat kwijnent zedelijksbesef droogt uit; en de zucht naar hooge iedalen verstomt. Een slech te Pers is gif voor een Natie en ze bereidt haar ondergang voor. Op een .slechte Pers moest de doodstraf staan Want ze is erger dan een boosdoe ner I Weinig nieuws toch onder de zon! In een gereformeerd weekblad werd onlangs op afkeurenden toon gesproken over de vele wit te vesten«, die men tegen woordig op onze vergaderingen dragen ziet. Niet het »witte vest« op zichzelf was voor werp van tegenzin, maar laat ik zeggen het mondaine hart dat er achter klopte en dat zich door dat vest verried. Nu is 't niet voor 't eerst, dat wij op of om ons terrein 't met dat 2>wit« te kwaad hebben. LTit mijn jeugd heiinner ik me nog tal van vromen voor wie een dominee met een baard 'n gruwel was en d e van »s:in- kenden hoogmoede pra&t'ien, als iemand niet zorgde, dat het zwart van z'n vest en das heerschappij voerde tot aan den knobbel van zijn adamsappel toe. Misschien zijn ze er nog wel zoo miju weg leidde de laatste jaren niet op hun gebied. Naar men mij onlangs verzekerde begint de baard burgerrecht te verkrijgen maar is een knevel alleen een veeg teeken voor den zielstoestand van deszelfs eigenaar en zijn ^gedraaide puaten* (die ik overigens foei-leelijk vindal een zeer duidelijk bewijs, dat de persoon iu kwestie misschien wel »over de zaak spreekt*, doch haar- zelve niet deelachtig is Toen was 't een >witie borst». Nu gtldi het 't »witte vest*. En wie nu meenen mocht, dat het toch weiuig de moeite waard is, over zulke ver schijnselen te redekavelen, late me stil uitschrijven, want iu een particulier geval moge men zulke opmerkingen schouder ophalend en glimlacheud laten voor wat ze zijn, er schuilt veelszins iets diepers onder, dat de moeite van blootleggen nog wel waard is. Het kati soms ondragelijk worden. En belachelijke kleeding censuur. Om niet te zeggen kleeding-inquisitie In het zoo verdienstelijk boek, dat Ds. Landwehr van Rotterdam over wijlen Lede- boer en de Ledeboerianen geschreven heeft, deelt hij daarvan een staaltje mee. Op een classicale vergadering van Lede- boeriaansche gemeenten, te Benthuizen, zou zekere V. d Linde, die naar den Dienst des Woords stond, worden onder zocht. Nadat er over de leerover de kerk en de school was gesproken, kwam als volgend punt van onderzoek aan de orde de »witte borst*. En mee wijl V. d. Linde die trouwens later niet de ware broeder bleek te zijn op dit punt niet »zuiver« was in de praktijk des levens, had het onderzoek geen verder gevolg. De afgewezen candidaat, die een goede en scherpe pen had en niet op z'n mond gevallen was, schrijft er van Hierbij werd het ondragelijkst piëtisme openbaar en n;emand kan het bevreemden, dat men bij gepraat over knoopeu en haken en z-witte borsten* soms het geduld verliest. De grens tusscheu dwaze modezucht, grillige pron kerij en kleervroomheid is niet moeilijk Een uniform, en die dan nog wel is voor geschreven door eenige boertjes, die het wel goed kunnen meeneQ, maar toch ook zeker niet overal verstand van hebben, behoeft toch denkelijk met te worden in gevoerd Neen, zeker nietzeggen wij. Wij staan door de genade van Christus in de vrijheid en laten oas niet aan on- bijbelsche banden leggen, noch in 't stuk der spijzen, noch der dranken, noch des muziek instruments, noch der kleeding Achter 'n wit vest kan een nederig hart schuil gaan, waarin des Heeren Geest woont en achter een zwart-lakensche barrière kan de duivel op zijn troon zilteD. De Heere onze God ziet het hart en niet het vest aan. Eu daarbenevens moeten we elkander in middelmatige zaken 't leven niet moeilijker maken dan de vijand van binnen en van buiten al doet Edoch elke zaak heeft twee zijden. Over 't »witte vest* zelf spreek ik niet meer, den een kleedt het welden ander staat het afschuwei jk. De een knapt er nog wat van op des anderen natuurlijken achtbaarheid wordt d or deftig zwart ver hoogd. Maar 't is mij niet onverschillig, hoe wij, calvinisten, ons gedragen op 't stuk der kleeding. Of neen, ook dat is het nog niet het is mij niet onverschillig of hier teekenen zijn van wereldgelijkvci migheid, dan wel of het gezonde calvinistische leven zichzelf durft zijn in dat deel van het men- schelijk leven. Een eigen calvinistische mode dus Dat is nu minder noodig Zoolang we nog geen calvinistische po ëten, historici, musici hebben, kunnen wij het zonder een calvinistische mode-academt nog wel stellen Bovendien de mode tyranniseert. Zij moet dienen en wil heerschen. Eu nu zijn er altijd menschen, mannen en vrouwen die 't hun roeping achtten, als gewillige slaven deze meesteresse te volgen en dan hoog hun gebonden handen in de lucht steken, dat elk de boeien kan zien waarin ze zich vrijwillig hebben laten slaaD. Naar mijn bescheiden meeniog mag een vrijgekoch'e des Heeren zich niet laten binden, allerminst door de Mode, die zich wereld-koningin acht en haar tallooze on derdanen heeft onder de kinderen der we reld. En nu slaan wij bloot aan elke zonde. Maar niet steeds in even erge mate. De jeugd valt, om maar iets te noemen, lichter de wellust ten prooide ouderdom de gierigheid. Toen wij de alom gehate »fijnen« waren toen we tot de anachtschooU behoorden schildknapen waren van den »domperrid der*, toen was 't voor onze mannen en vrouwen zoo moeielijk niet zich te onthou den van het pronken met uiterlijk gewaad of met vlechtingen des haars. Maar nu is onze positie aan 't verbetereD, Onze tegenstanders hebben moeten er kennen, dat we toch ook nog eenig ver sland hebben en soms verrassende blijken geven van vernuft. Op wetenschappelijk ter rein noemt de zoe eeuw reeds hoog bekwame mannen, die desniettemin de calvinistische levensbeschouwing zijn toegedaan. Wij worden niet meer met den vinger nagewezen. Men groet ons op den weg. Neemt men soms den hoed al af. Wij voelen ons ais grotp niet meer zoo geisoleerd en dal is een zegenveel meer dan vroeger kunnen we thans invloed oefe nen op ons gansche volk. Maar nu d'ei'gt ik wees er naar aan leiding van het tooned al op het kwaad der wereldgelijkvorm-ghe d. Dat kón niet uitblijven. En a's onze oogen er maar voor open zijn, komt dat ook wel weer terecht, We willen dan ook meedoen. Goed laten zien dat hei christendom geen vorm is, maar wezen. Onze vrouwen willen niet meer loopen met een hoed van 't jaar nul, eu onze mannen niet met e n gaapjas. Ze hebben gelijk ook. Het christendom zit niet in een barbier en schuilt niet onder 'n neepjesmuts Als men het gevaar maar zien wil De mode kan brutaal zijn opzichtig opdringerig ontzinnig zelfs. Laten we er ons voor wachten Naar stand, kunde en leeftijd behoort een ieder onzer stemmig, deftig, achtbaar, eerbaar gekleed te zijn. E< n ^stoere cal vinist* mag geen modepiet zijn laten we 't ons voor gezegd houden en niet de mode de slippen van haar pronk- kleed nadragen op al de slibberpaadjes, die ze blieft te gaan UITKIJK, October is de maand, waarin de imker voor een goede invvintering zijner bijen zorg moet dragen; reeds in September denkt hij daaraan, ja, een zorgvol imker een bijen- of bieënvader, zooals hij bij onze Zuidelij ke naburen heet is meest nret de voor bereiding tot de inwkitering reeds in het voorjaar en in den zomer bezig, want dan, als hij het broed verwijdert, neemt hij de oude zwarte rate en die, welke darrencellen bevatten, uit de bijenwoning weg. Dit doet hij oak thans, na den broedtijd en den honig, welke er nog in zit, krabt hij uit, terwijl hij een stuk uit de raat van het laatste.raampje snijdt. Hierdoor wordende bijen genoopt of aangespoord den honig in heur winterleger over te brengen Een tweede punt, waaraan des imkers zorg moet worden gewijd, is de honig- voorraad, zoowel wat de hoedanigheid als de hoeveelheid van deze betreft. Niet alle honig is als wintervoedsel even geschikt; onze heidehonig b.v. en die, gewonnen op koolzaad en van klimop, deugt als zooda nig niet bijzonder, omdat hij te weinig wa ter bevat. Dorstnood 6n de gevolgen daar van kunnen bij zoodanige winterprovisie de huishouding der bijen leelijk in de war sturen, 't Is dus gewenscht, clen bijen niet te veel van zoodanigen honig te laten be houden een handbreedte in de raten achte men voldoende. Geschiedt dit niet en heeft dus de overwintering geheel op zoodani gen honig plaats, dan denke men in het vroegere voorjaar er wel aan, de volken water te voederen. Het verzuim hiervan, zoo vaak, ik zou haast zeggen, geregeld voorkomende, wreekt zicli op allerlei wij zen bij de gevolgen wordt dan de oorzaak niet vermoed. Ook op de hoeveelheid honig moet natuurlijk worden geletdeze mag noch te groot noch te klein zijnliet eer ste kan nadeelig werken, als daardoor te weinig leege cellen in het broednest zijn, de bijen zitten dan op de gevulde cellen te - koud. Overigens is het beter, dat een bij-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 1