Wat kinderen vragei\.
(Een les van Matthias
Claudius aan zijn zoon
Johannes.)
Grotten.
De Mormonen,
in.
lie te prediken en de verordeningen ervan
te bedienen.
6. Wij gelooven in dezelfde organisatie,
welke in de vroegere kerk bestond, n 1.
Apostelen, Profeten, Herders, Leeraars,
Evangelisten, enz.
7. Wij gelooven in de gaven van Talen,
Profetiën, Openbaringen, Gezichten, Ge-
zondmakingen, Uitlegging der talen, enz.
8. Wij gelooven in den Bijbel als het
Woord van God in zooverre als het
nauwkeurig vertaald is en gelooven in het
boek van mormon als het woord van God.
9. Wij gelooven in al hetgeen God
geopenbaard heeft, al wat Hij nu openbaart,
en wij gelooven dat Hij nog zal openbaren
vele groote en voorname dingen aangaande
het Koningkrijk van God.
10. Wij gelooven in de letterlijke
vergadering van Israël en de herstelling
der 10 geslachten. Dat Sion zal gebouwd
worden op het westelijk vasteland, dat
Christus persoonlijk op de aarde zal regee-
ren en dat de aarde vernieuwd zal worden
en hare paradijsheerlijkheid zal ontvangen.
11. Wij eiscben het recht om den
Almachtigen God te dienen volgens de
ingevingen van ons geweten en geven alle
mensehen hetzelfde recht Hem te dienen,
hoe, waar of wat zij ook willen.
12. Wij gelooven om onderdanig te zijn
aan Koningen, Presidenten, Heerschers en
Vorsten, in het gehoorzamen, eeren en
onderhouden der wetten.
13. Wij gelooven in alle deugden n.l.
eerbaarheid, oprechtheid, reinheid, welwil
lendheid, deugd en in het goed doen aan
alle menschen waarlijk mogen wij
zeggen dat wij volgens de vermaning van
Paulus Wij gelooven alle dingen, wij hopen
alle dingen, wij hebben vele dingen door
staan en hopen in staat te zijn alle dingen
te kunnen doorstaan. Indien er iets deug
delijk, liefelijk of goeds of prijzenswaardig
is, zoo zoeken wij naar zulke dingen om
ze te verkrijgen.
Laat ons deze „geloofsartikelen" eens
nader bezien.
Wordt V ervoldg,
Kinderen kunnen veel vragen. Telkenmale
weer komen zij met vragen aan, waaronder
er wel zijn, die moeilijk of in het geheel
niet te beantwoorden zijn.
De vragen, die de kinderen tot hunne
ouders richten, geven een kijk op de gees
telijke ontwikkeling van het kind. Het eene
kind zal geheel andere vragen doen dan het
andere, wijl zijn gedachten zich meer met
andere dingen bezig houden. Dit wordt
telkens gezien, doch blijkt ook uit het
onderzoek, van wege een Engelsch tijdschrift
gedaan, naar den aard der kindervragen.
Enkele nemen wij over.
De vragen der jongens waren bv. van een
jongen van elf jaar Wie heeft de zee zout
gemaakt Waarom gaat de zee maar half
om de aarde Waarom vallen we niet van
de aarde af
Een klein meisje vroeg Wie is mijn
toekomstige man wanneer zal ik sterven
Welke plaats in het leven zal ik innemen,
als ik groot ben Hoe kan ik mijn leven
lang gezond blijven
Het karakter der kinderen blijkt wel
duidelijk uit de vragen niet waar Ziehier
nog eenige.
Een jongen vroeg, wie de spraakkunst
had uitgevonden en wat voor nut de ge
schiedenis heeft.
Diepzinnig was de kindervraag Wanneer
een man een ander doodt en daarvoor
opgehangen wordt, is dan de beul ook geen
moordenaar
En ook deze Gelooft u dat alle volken
eens éen volk niet éen godsdienst zullen
worden Waarom zijn sommige menschen
zoo knap en anderen dom Waarom nam
Noacli enkele dieren mee in de ark en liet
alle andere verdrinken
Een kindermond kan dus velerlei vragen,
maar laat ons iu het antwoord altijd God
en Zijn woord vermelden.
Laat geen ouder gelijken op hem, die op
de vraag van zijn kind wie heeft de maan
daarboven aan den hemel geplaatst ant
woordde Dat hebben de kalveren met
hunne staarten gedaan Terecht noemt gij
dien vader een kind in 't verstand. Neen,
spreek dan van de almachtige en wijze
Schepper en Onderhouder van al wat leeft,
opdat het kind zich leere beschouwen
als een deel der schepping. Laat het niet
alleen de werKen Gods in de natuur, maar
ook de Schriftuur overdenken, opdat het
God en zichzelf recht leere kennen.
Niets is groot, dat niet goed is, en niets
is waar, dat niet bestaat.
De mensch is hier niet thuis en wandelt
niet maar zoo zonder doel in zijn daagsche
kleeren rond. Want zie slechts, alle dingen
hier, met en om hem, ontstaan en vergaan
zonder het te weten, de mensch echter is
zichzelf bewust.
Het is voor hem niet onverschillig of hij
rechts of links gaat.
Laat u niet wijsmaken, dat hij zichzelf
helpen kan ep zelf zijn weg weet.
Deze werral is voor hem te weinig en
de onzichtbare kent hij niet.
Spaar u die vergeefsche moeite, en doe
u zelf geen kwaad en streef naar zelfkennis.
De waarheid richt zich niet tot ons. mijn
lieve zoon, maar wij moeten ons naar haar
schikken.
Wat ge zien kunt, zie dat en gebruik
uwe oogen, en houd u omtrent het onzicht
bare en eeuwige aan Gods Woord.
Blijf den Godsdienst uwer vaderen ge
trouw en verfoei de godgeleerde tinnegieters.
Eerst wanneer men zelf wat wordt, ziet
men hoeveel afgunst er op aarde is.
Hieruit leeren wij, lioe er een ijveren
kan zijn voor God, doch zonder verstand.
I)e vraag is daarom niet, wat de mensch
van zichzelf en van zijn ijver denkt,
maar deze vragen beslissen Wat dunkt
u van de wet Gods? en wat dunkt u
van Christus
En het antwoord op deze, niet over
eenkomstig het woord Gods gegeven,
doet alle werken en zoeken vergeefs
zijn.
Daarom moet gepredikt, Wet en
Evangelie, Gebod en Genade tot onder
wijzing der dwalenden. En de H. Geest
zal dan in het harte moeten werken
om te doen gelooven aan de ijdelheid
van eigen arbeid.
Zijn er nog menschen, die. niettegen
staande zij. Gods Woord kennen en
lezen, riochthans gelijken op dezen
overste Helaas ja, zij worden gevonden
niet in geringen, maar in grooten ge
tale.
Zonder de genadige werkzaamheid
des Geestes is liet niemand gegeven te
verstaan wat de beteekenis is der Wet
en het werk van Christus. Laat toch
niemand dit voorbijgaan, doch ernst
maken met het onderzoeken van zijn
staat ten opzichte van deze twee,
Door de wet is immers de kennis der
zonde en door Christus is het alleen
mogelijk bevrijd te worden van de
schuldenlast. En daarna is geen leven
van dankbaarheid bestaanbaar zonder
Wet als richtsnoer en zonder Christus
als Koning, Priester en Profeet.
Zoekt in te gaan in het Koninkrijk
Gods, verwerp niet de onderwijzing van
den weg des Heils.
Deze man zocht het bij den Heere en
hij gaf antwoord, gelijk hij het best
achtte. Toen onderwees hem Christus
en trachtte hem te brengen uit zijne
dwaling op den goeden weg. Hij ver
stond echter niet, maar de Heere gaf
het niet op.
Hoe de Heere met hem verder han
delde, volgt, zoo God wil, de volgende
week.
(Bij de plaat.)
Machtig is de werking van het water.
„Een droppel holt een steen uit, zegt het
spreekwoord, en de ondervinding bij eiken
waterloop bevestigt hetmaar de voortdu
rende stroom van het water is evenzeer
in staat bergen te doorboren en spleten te
vormen, tunnels aan te leggen, waarbij, die
door menschenhand gevormd zijn niet in
vergelijking kunnen komen. De duinen bij
Velzen stonden de scheepvaart in den weg,
en de menschen besloten ze door te gra
ven we hebben daar het Noordzeekanaal
gekregen met zijn rechte wallen zonder
eenige sierlijkheid. De bergen bij Bingen
stonden den Rijn in den weg en hij besloot
er zich een pad doorheen te banenthans
bewondert elke reiziger niet alleen de macht
van het water, dat in staat was zulk een
reuzenspleet te vormen, maar tevens de
bochten zoo sielijk en de helling zoo
zuiver. En de doorbraak van den Rijn bij
Bingen is volstrekt nog niet de grootste
van dien aard. Eens was de groote Hon-
gaarsche vlakte een meer zooals ook de
Rijnvlakte boven Bingen de Donau stuitte
tegen de bergen. Maar hij vond een laagste
plaats bij Orsowa, en toen hij daar eenmaal
doorstroomde, heeft hij zijn pad uitgediept
en uitgeslepen, en thans kennen we daar de
„IJzeren Poort." en spleet voor de rivier
van twintig uren gaans door het ijzeren-
harde gesteente van de Transsylvanischc
Alpen, zoodat het meer kon droogloi en en
de vlakte ontstaan.
Maar niet alleen spleten vormde het wa
ter. tunnels evenzeer. Ieder kent. bij be
schrijving tenminste, het schoone meer van
Genéve, waarin de Rhóne haar water zui
vert niet ieder weet dat deze rivier nog
allerlei vorm en afmeting zal hebben ge
vormd Zulk een verplaatsing van een ri
vierbedding is niets buitengewoonsde
hoogte-verhoudingen op aarde blijven niet
altijd dezelfde. Soms doet een aardbeving
of een vulkanische uitbarsting hoogten
verschijnen of verdwijnen soms veroor
zaakt een onmerkbare verhooging of ver
laging van den bodem in den loop der
eeuwen, dat een rivier zich een anderen
weg moet zoeken, En zoo vinden we op
de aarde tal van spleten en tal van holen,
waarvan het duidelijk is na te gaan, dat
ze ontstaan zijn door de werking van stroo-
mend water. In vele holen is dat water
nog werkzaam in den vorm van een beek
je of riviertje. We denken hier aan de be
kende grot, van Han, waarin de toerist een
onderaardsche gondeltocht doet.
Er is blijkbaar een tijd geweest, dat de
werking van het water op aarde krachti
ger was dan tegenwoordig, dat de rivieren
meer water hadden en hun arbeid tot ver
vorming van de aardoppervlakte was. Ons
eigen land geeft daarvan duidelijke bewij
zen. Wat hebben we kolossale lagen klei
langs onze groote rivieren, die tegenwoor
dig slechts een enkele keer de uiterwaarden
trachten te ovei stroomen. Wat hebben
stroompjes als de Overijselsche Vecht een
breede laag van beekbezinking gevormd.
VVat heeft het Water in Zuid-Limburg over
al in de helling der heuvels holle Wegen
uitgespoeld. Wie daaraan denkt, staat niet
meer verwonderd, als hij groote uitgespoel
de holen ontmoet op plaatsen, waar hij
zooveel water zich niet denken kan.
De aarde kent tal van zulke holen, voor
al in kalksteengebergten. Kalksteen is niet
zeer hard en laat zich gemakkelijker uit
slijten dan graniet en porfier; kalk heeft
loste kalk mee, En nu heeft er een verras
sende werking plaats. Zulk een kalkhou-
dende druppel hangt eenige oogenblikken
aan het gewelfin dien tijd verdampt hij
voor een klein gedeelte. De kalk, waarmee
hij verzadigd was, verdampt echter nietze
blijft dus achter als een microscopisch dun
laagje. Doch er zijn heel wat seconden in
een uur, en heel wat uren in een jaar de
miroscopische laagjes vormen ten slotte een
afhangende zuil van kalk, die als het maar
lang genoeg duurt eindelijk den bodem aan
raakt, temeer omdat ook op dien bodem
telkens van het neerplassende water een
deel is verdampt en zijn kalk heeft achter
gelaten. Stalactieten noemt men de afhan
gende kalkkegels stalagmieten lieeten de
opstaande, en zij zijn het die aan de druip
steengrotten zulk een eigenaardige schoon
heid geven, waarvan de indruk nog wordt
versterkt, daar we de grotten nooit te zien
krijgen bij daglicht, maar altijd bij het on
zekere fakkellicht of bij grillige Begaalsche
verlichting.
Grotten in den grond zijn te allen tijde
door menschen en dieren als schuilplaat
sen en als woningen gebezigd. Vluchtelin
gen en vervolgden als David en zijn man
nen en als de vervolgde Joden uit den
Syrischen tijd „hebben gewoond in spelon
ken en holen der aarde," waartoe in het
kalkgebergte van Judea overvloedig gele
genheid was. En in tijden, waarvan de
geschiedenis geen aanteekening heeft gehou
den, zijn vele holen bewoond geweest, door
allerlei dieren, maar ook door menschen,
die de kunst van het huizen bouwen of
het tenten maken nog niet hadden uitge
vonden. Van die dieren, ook van thans
uitgestorven dieren, bevatten sommige holeu
Er is nog een andere soort van
grotten, waarbij we niet in de eerste
plaats aan de uitspoelende of oplos
sende kracht van het water moeten
denken, al heeft dit wel bijgedragen
tot de afwerking en afronding van
hoekige vormen. We bedoelen de
bazaltgrotten. Bazalt is een vulka
nisch gesteente, dat dus alleen in
vuurspuwende bergen voorkomt, of
op plaatsen, waar in vroeger tijd de
onderaardsche krachten hebben ge
werkt. En dan heeft basalt de eigen
aardigheid, dat het altijd voorkomt
in den vorm van opstaande zeszijdige
zuilen, waarvan iedereen wel de stuk
ken gezien heeft in den vorm van
mijlpalen aan den weg of van schoei
ingen aan grachten en havens. Bazalt
grotten maken een verheven indruk
met hun loodrechte wanden. En waar
nu zulk een grot open ligt voor de
zee, daar maakt het water een mach
tige muziek, dieden roem van vele
bazaltgrotten uitmaakt. Bekend is de
Fingalsgrot aan de Schotsche kust,
waarvan „Tiniotheus" in een van
zijn vroegere jaargangen reeds een
beschrijving ga', evenals van de
straks genoomde grot van Han in
België
De Cylopengrot in Victoria (Duit-
sch OostAfrika) waarvan onze plaat
een afbeelding geeft, schijnt ook te
behooren tot de bazaltgrotten. Dat
de ingang aan de binnenzijde met
kruiden en bloemen is begroeid, maakt
een eigenaardigen indruk, maar is
toch niets zeldzaams Alexander von Hum
boldt, de bekende aardrijkskundige beschrij
ver, vertelt van een grot in de binnenlan
den van Zuid-Amerika, waar de plantengroei
nog voorgaat tot een paar honderd Meter
naar binnen, en waar in de ondergrondsche
boomen heirlegers van vogels hun nesten
bouwen en hun avondlied zingen of schreeu
wen. En verderop vond hij nog planten,
die kleurloos waren, wit dus, bij gebrek aan
licht, maar die toch door hun aanwezen
getuigenis aflegde van den levensdrang
ook in de diepte der aarde.
Timotheus. A. L.
De leerstellingen der mormonen of gelijk
zij zichzelf noemen „Kerk van de heiligen
der laatste dagen" zijn in het hart als volgt
1. Wij gelooven in God, den Eeuwigen
Vader en in Jezus Christus Zijnen Zoon en
in den H. Geest.
2. Wij gelooven dat de mensch voor
zijne eigene zonden gestraft zal worden, en
niet voor Adams overtreding.
3. Wij gelooven dat door het verlos
singswerk van Christus alle menschen
kunnen zalig worden door gehoorzaamheid
aan de wetten en verordeningen van het
Evangelie.
4. Wij gelooven dat deze verordeningen
zijn le Geloof in den Heere Jezus Christus
2e Bekeering 3e Doop door onderdompeling
tot de vergeving der zonden 4e Oplegging
der handen voor de gave des H. Geestes.
5. Wij gelooven dat een man van God
geroepen moet worden door openbaring en
door het opleggen der handen van diegenen,
welke de autoriteit bezitten om het Evange-
VISCHBANK TE HERKINGEN.
een zeer moeilijken tocht te volbrengen
heeft, eer ze van Genéve tot Lyon geko
men is, en verder rustig naar het Zuiden
kan stroomen. De kalksteenrotsen van de
Zwitsersche Jura sluiten de Rhóne af en
ze hebben veroorzaakt, dat het meer in
vroeger tijden veel grooter was. Doch het
water heeft gewerkt en heeft daar een
weg gevonden, niet over de bergwanden,
maar er door. In de Jura verdwijnt op
zekere plaats de geheele Rhone in den
grond, en komt eerst op eenige afstand
weer voor den dag. Het pad dat ze daar
gaat door de bergen heen, is voor een
menselienvoet nog niet begaanbaar en een
schip waagt zich evenmin op de onstuimige
wateren wanneer echter eenmaal de Rhone
zich een andere bedding zoekt en haar
tunnelloop droog komt te liggen, wie weet
welk een prachtige grot daar voor den dag
zal komen wie weet op welke fraaie ma
nieren het water de rots zal hebben uitge
slepen, en pilaren, zalen, monumenten van
echter ook de eigenschap, dat het oplost
in koolzuurhoudend water. En het water
der rivieren bevat altijd wel oenig koolzuur.
De kalk wordt dus in de grotten niet alleen
weggespoeld, maar opgelost tevens. Waar
door allerlei oorzaken die uitspoeling en
oplossing niet overal gelijkmatig werkt,
krijgen we in de grotten die grillige en
dikwijls fantastische vormen, die de bewon
dering der reizigers gaande maken.
Doch nog op een andere wijze is het
water voortdurend bezig de grotten te ver
sieren. Alle gesteente is poreus, en het
water, dat als regen boven de grot op aarde
valt, vindt door het gesteente heen hier en
daar wel een weg naar binnen. Ook kunst
matige holen als van den St. Pietersberg
en van Valkenberg kennen dit neerdrup-
pelende water en hebben hun tweedrup en
driedrup en. negendrup, zoo genoemd naar
het aanal seconden, dat tusschen twee
druppels verloopt. Komt dat water sijpelen
door kalksteen, dan voert het wat opge-
tal van overblijfselenevenzoo van de
menschen en hun gereedschappen, waaruit
iets op te maken valt aangaande den trap
waarop hun beschaving stondzelfs heeft
men in de laatste jaren in Frankrijk en in
en in Spanje in sommige grotten tekenin
gen gevonden en opschriften in een letter-
schirft dat aan de scherpzinnigheid der
onderzoekers een harde noot te kraken
heeft gegeven, een noot, waarvan de zoete
kern misschien nooit zal worden gegeten.
Juist de „voorwereldlijke" dieren waarvan
de geologen ons beenderen en geraamten
vertoonen. worden in grotten gevonden,
gewoonlijk in een slijklaag op den bodem
waar men ze dikwijls in zoo grooten ge
tale vindt, soms duizende en duizende van
allerlei dieren dooreen, dat men noodwen
dig denken moet aan do eene of andere
ramp, watervloed of prairiebrand of iets
dergelijks, waarvoor de dieren gevlucht
zijn en dan toch nog gestikt in den rook
of verdronken in het binnendringende
water. Doch hun overblijfselen maken
de grotten even merkwaardig voor
den onderzoeker, als ze bewonde
renswaardig zijn voor den toerist.