Sprokkelingen. Het recht van den sterkste, Uit den ouden tijd, De Bijbel in een herberg, 1. God doet nog heden wonderen. ISediei en 't S STELLENDAM. dienstoefeningen aan de vrienden van Zijn huis het voorbeeld gegeven van het genoe gen dat hij smaken zal, wanneer deze lie deren door al de ledematen der Kerk zon der onderscheid tot God Almachtig worden opgezongen en ,door Zijnen zegen alle harten stichten en verblijden mogen. Wanneer ik dus deze liederen, thans aan de kerkgemeenten uit een nieuw oogpunt te bezien geve, en, als door den beminden Vorst van Nederland goedgekeurd en ge bruikt, aanprijze, dan durf ik mij van de brave ingezetenen van Holland vleien, dat liefde voor Oranje, zucht tot ware eendragt, en verlangen naar eene eenstemmige Gods- vereering allen bezielen, en door het alge meen gebruik der bedoelde gezangen hunne onderlinge stigting zal doen bevorderen. Het zal mij hoogst aangenaam zijn Z.K. If. eerlang te kunnen berichten, dat hoogst- deszelfs voorbeeld en verlangen, die eens gezindheid bij zijne geloofsgenooten heeft achtergelaten, welke hij onder al de inge zetenen van het dierbaar Vaderland als de vrucht zijner regeering wenscht te vestigen. Ik heb de eer met achting te zijn DIRKSLAND. Geheel anders is het geval, niet dezulken, die slapen in den tijd der genade. Het Woord wordt gepredikt, maar zij achten het nog niet noodig te gaan hooren. Den kwaden dag stellen zij verre. Zij haasten zich niet, doch koesteren en volgen hun eigen begeerten. Gehoor zaamheid wordt betoond aan het nalaten van des Heeren eischen. Geen gedachte is er aan den tijd, waarin de mogelijk heid om te vergaderen is weggenomen. Zorgeloos wordt het leven geleid om te komen eenmaal tot de verschrikkelijke werkelijkheidZoeken in te gaan en niet kunnen. Hoe treffend wijst ons het beeld van den Spreukendichter, ontleend aan den oogst, op het feit, dat het gaat om het leven. Om het levensonderhoud op aarde te ontvangen in voorraad, moet gear beid met zelfverloochenenden ijver. Hoe veel te meer zal voor de zaligheid gearbeid worden in verloochening van al wat aftrekt van God. Het moge dan liefelijk en zoet zijn voor den mensch het staat hem in den weg. Weest nuchteren en waakt roept het woord den menschen toe. Strijd om in te gaan als het uw tijd is. Wanneer is het tijd Als God u tegenkomt met Zijn Geest en Woord. Als de Heere inwendig de toekomst laat verstaan en uitwendig het woord doet hooren, komt de zomertijd. En het veld zal wit zijn om te oogsten als gij werkt en arbeid om te ontvlie den den dag van gebrek en de ellende van den winter. Wie niet werkt zal niet eten (Zie de plaat). „Het recht van den sterkste" zou men onder deze schoone plaat kunnen schrijven. Reintje de vos heeft den onnoozelen haas listig bespied, gegrepen en vermoord. Nu zal hij zich aan de prooi te goed doen. Maar daar schiet plotseling uit de lucht een vijand neer, een tweede roover, waarop de eerste niet gerekend had. Met felle klauw grijpt de valk den vos aan, smakt hem omver en richt den scherpen snavel op de oogen va,n zijn tegenpartij. Zijn die weg gepikt, dan is de vos weerloos, spijt zijn scherpe tanden. Weet hij 't nog te ontsprin gen, de haas ontgaat hem in elk geval. Want hij wordt bestreden uit een element, de lucht, waarin hij zijn gevederde vijand niet kan volgen. De sterkste overwint den sterke. ii. Ofschoon de kerkelijke vergaderingen alles in het werk stelden 0111 het zingen van gezangen algemeen te maken, schijnt het gevolg niet zoo gunstig te zijn geweest in die dagen als de ijveraars wel wensch- ten. E11 toch ontbrak het niet aan verma ningen aan de onwilligen. Zelfs van re- geeringswege werd in deze zuiver kerke lijke zaak ingegrepen. Ziehier een voorbeeld daaraan 's Gravenhage den 17 Maart 1814. De Commissaris-Generaal van het Departement der monden van de Maas aan den Kerkeraad. WelEerwaarde Heeren! Bijgaande missive strekt tot voldoening aan het verlangen van Zijne K. H„ om het gebruik der Evangelische gezangen meer algemeen te] maken, en alle verschillen, welke des wegens ontstaan zijn, te doen ophouden Ik inviteer U Eerw. de voorlezing der- zelve bij de eerste openbare godsdienstoefe ning te doen plaats hebben. Het spreekt vanzelve intusschen, dat daar, waar deze vermaning geene behoefte is, en U Eerw. zouden oordeelen, dat even daarom deze maatregel meer kwaad dan goed zoudedoen, derzelver publiciteit voor de gemeente kan achterblijven. Ik heb de eer U Eerw. van mijne bij zondere hoogachting te verzekeren. Van Tets van Goudriaan. Bovenbedoelde missive luidt aldus 's Gravenhage den 17 Maart 1814. De Commissaris-Generaal van liet Departement der monden van de Maas aan De Kerkeraden van het Departe ment der monden van de Maas WelEerwaarde Heeren De zucht om de inwendige rust in al de deelen van mijn Departement, zo veel in mij is, te helpen bevorderen, en het ver langen dat de goede ingezetenen, door hartelijKe tevredenheid, de vruchten smaken der zegeningen, welke de Voorzienigheid ons, door de herstelling van het Doorluch tig Huis van Oranje geschonken heeft, hebben mijne aandacht doen vestigen op liet verschillend oogpunt, uit hetwelk de Evangelische gezangen bij eenige kerkge meenten van Holland beschouwd worden en de treurige verdeeldheden tot welke dit aanleiding geeft. Het is intusschen zeker, dat wel ver dat deze gezangen met den geest van vroegere partijschappen in eenig het ge- De Commissaris-Generaal voornoemd, Van Tets van Goudriaan. Geen dwang bedoelde dit schrijven, o neenmaar een goed opmerker zal de be doeling wel verstaan, waarom juist liet gebruiken van gezangen door Koning Wil lem I aan de gemeenten werd voorgehou den. In het jaar 1S49 kwam een godvreezend man in een herberg, niet ver van Parijs. Hij trad 111 de gelagkamer en zag daar op tafel liggen, dat maar uiterst zelden in zulk een kamer gevonden wordt. Het was een Bijbel. Hij kon niet nalaten zijne ver wondering te kennen te geven en vroeg den waard Leest gij in den Bijbel Ja mijnheer, antwoordde deze, en met veel zegen. Dat hij geene on waai beid sprak, bewees liet uiterlijk van den Bijbel, die hij zich zeer onhanddelbaar. Een woest en lichtzinnig leven begon hij te leiden. Zoo kon hij niet in onze woning blijven. Rust en vrede dreigden plaats te maken voor onrust en oneenigheid. Toch wilde ik voor hem het goede zoeken. Ik maakte het plan hem als leerjongen in dienst van een fabrikant te Parijs te doen, toen hij dertien jaar oud was. Dien fabrikant kende ik als een man, die voor zijne ondergeschikten een goede patroon was en ook, zooveel hij vermocht, zicli inspande 0111 lien van slechte paden af te houden. Zoo kon ik mijnen neef uit mijn huis laten gaan en mocht verwachting nog eene betere levenswijze van hem te zullen aanschouwen. Maar wat geschied mijn neef Paul was zijn naam verliet op zekeren dag ons huis en keerde niet terug. Zoo was dan mijn plan verijdeld. Of hij nn eenigszins kennis heeft gekregen van mijn voornemen of de strenge tucht moede was, hoe dan ook, hij was weg en bleef weg. Vol angst dacht ik aan hem. Hoe zou ringste verhand staan zouden, zij integen deel veel meer geschikt en gericht zijn om door onderlinge stichting dien Vrede der gemeente op te bouwen, welke de geest zo wel als het "wezen is van onzen dier* baren godsdienst. Z. K, H. de heer Prins van Oranje, Sou- verein Vorst van Nederland, heeft dan ook aanstonds 11a zijn komst tot de regeering dezer landen, deze kerkgezangen, derzelver oorsprong en bedoeling tot het onderwerp van hoogsteszelfs onderzoek gestelden na zich volkomen te hebben overtuigd, dat dezelve voor de behoefte en opbouw der Hervormde Kerk van Nederland zeer dien stig en bevorderlijk waren, heeft voorn. Vorst niet alleen daaraan Zijne hoge goed keuring gegeven, maar ook door het gebruik en stigtelijk zingen van dezelve, bij alle Gods- zichtbare sporen van veelvuldig gebruik droeg. De bezoeker was verheugd zoodanige verklaring te hooren en een blij „God zij geloofd" volgde op het woord Van den herberghoüder. DeZe laatste voegde terstond er bij Dat zegt gij terecht I ja, God zij geloofd voor de buitengewone wijze, waarop Hij mij en mijn gezin tot zich getrokken heeft. De lezer begrijpt, hoe nieuwsgierig nu onze gast werd en aandrong, dat de waard de geschiedenis zou vertellen. Deze voldeed gaarne aan dit verzoek om de wonderbare wegen des Heeren mede te deelen. Hij verhaalde dan het volgende Eenige jaren geleden nam ik een neef in huis als kind, daar hij zijne ouders door den dood had verloren. Ofschoon wij hem als onzen eigene zoon behandelden, toonde hij, met zijne losbandige levenswijze door de wereld komen. Dat hij op een eerlijke wijze zijn brood zou zoeken te verdienen, kon ik niet gelooven. Langen tijd hoorden wij niets van hem, totdat hij op eens tot ons kwam. (Wordt vervolgd.) «Gelooft gij» zoo zeide eens iemand tot mij, «dat er nog een God is, die nog heden wonderen doet Ik zeg u neen Waar zien we nog heden ten dage iets dergelijks als de voeding van den profeet E li a-door raven; waar een-wonder als de weduwe van Sarepta moet ondervonden hebben,? Bij de ontzettend grootte menigte van menschen, die thans de aarde bewonen, kan God zich niet meer 0111 den enkele 'bekommeren. E11 nog eenmaalEr is geen God, zooals de Bijbel ons dien te aanschouwen geeft." ik noodigde den spreker uit den voigrii- den morgen bij mij aan huis te komen. Hij voldeed daaraan. Op den bepaalden tijj verscheen hij en met de tram reden wij naar een ietwat afgelegen kwartiet van de hoofdstad. De plaats onzer beste 1- ming, een hoog gebouw van vier verdie pingen, was weldra bereikt. Vele donk re trappen moesten wij beklimmen, totdat wij eindelijk op de bovenste verdieping voor de deur eener kamer ter rechterzijde ston den. Op ons kloppen deed'.een- hejaa.de dame open, en wij betraden een klein dak kamertje. Armoedig zag het er niet uit; de reinheid en orde, die er heerschteu, maak ten op ons een buitengewoon aangenai 11, indruk. In een bed, dat tegen den muur stond, lag eene kranke, magere vrouw, ie ons, toen wij kwamen, die sneeuwwi e, schier doorzichtige hand reikte en ons op gewekt begroette. Toen ik vroeg hóe 1 ut haar ging kwam er een vriendelijke gl laeli op haar ingevallen gelaat en zij zei „Dank u, mij gaat het lieden bijzonder goed zie toch hoe de lentezon liefelijk door mijne ramen schijnt.® Wij gingen bij haar bed zitten, en ij vertelde ons toen, dat het juist heden 5 jaren geleden was, dat zij bedlegerig v, s geworden. Als achtjarig meisje was zij v,.n een wagen gevallen, zoodat haar ruggegr t was gekwetstvan dien dag af had /.ij liet bed niet meer kunnen verlaten. »M 11 vader is reeds lang dood," ging zij voort op weemoedigen toon. „Voor ongeveer 8 jaren, stierf ook mijne moeder. Die dag v is de donkerste van mijn leven. Verino id van haar werk, was zij 's avonds, tetun hare gewoonte, in dien leunstoel gaan zit ten, toen ik bemerkte, hoe zij eenskla is haar hoofd achterover boog en haar oog n sloot. Ik wilde snei opstaan en zien w tt haar scheeldede schrik verlamde mijne leden, toen ik de koude handen dei dier bare aanraakte, mijne moeder was d"od. Weenend lag ik voor het lijkmijn laatste mensehelijke steun scheen mij ontval'en te zijn. Wat zou er van mij worden? a een onder de hevigste pijnen ikon ik mij i; de kamer bewegenvan uitgaan was geen sprake. Het laatste stuk brood was op of er nog geld voorhanden was, wist ik \ol- strekt niet; en hoe kon ik, kranke, voor de begrafenis mijner moeder zorgen I ad dan de Heere, die mij tot hiertoe zoo gena dig geholpen had mij geheel verlaten Het scheen zoo. Daar werd eensklaps geklopt, en eene vrouw trad binnen" de ver haalster wees op de daine, die ons de deur geopend had „die ik volstrekt niet ken de, ja, nog nooit gezien had. De Heere moét haar tot mij gezonden hebben. Met de komst van haar, die sedert mijn ver pleegster is, was voor goed aan allen nood een einde gekomen, en gedurende deze 35 jaren heeft mij nooit iets ontbrokendag aan dag heeft God voor mij gezorgal. ja, mij nog meer gegeven dan ik noodig liad.< Bij deze woorden wees zij op een oud harmonium dat in een hoek der kamer stond, op een tafel en op verschillende platen, die tegen den muur hingen. Dat alles heeft mij de Heere gegeven," Op mijn vraag, of zij niet door dezen en genen, door vrienden, bezocht werd, ant woordde zij opgewekt«Welzeker, sedert dë laatste jaren ontvang ik bezoekers uit de buurt, die telkens terugkomen, en aan wie ik niet genoeg van de liefde Gods vertellen kan. Hoe goed is toch onze trou we Vader in den HemelLaat ons ooknu samen Hem danken voor Zijne goedertie renheid." Op haar verlangen vouwden wij de han den en dankten en baden. Er heerschte een plechtige stilte in het dakkamertje. Het werd tot een heiligdom. Na ons dankgebed namen wij afscheid, en weldra stonden wij weder op straat. Mijn begeleider zeide nu: „Ik houd het er voor, dat er nog wonderen geschieden; men heeft slechts de oogen te openen om te zien." Men vraagt zoo menigmaalWaarom mis ik, Waarom mis ik, wat menigeen heeft? Vraag ook eens; Waarom heb ik, wat menigeen mist? Deze Coura Aboinieiuei Buitenland Afzonderli, De voorspoed is eene gave Gods ter vertroosting, de tegenspoed is eene gave ter vermaning. Auoustinüs. Den 5en Patrinoniui algemeene daar verscl Zoo was ot van de af «Het hoofd yenlijk bij 1 '«predikant*] »ning des vraagstuk Door dezj Rredikantei naukeurige des levens telijke zijd< wat de stol treft. De predi niet uitsli «zaligheid heid eens sociale toe gerechtighe De predi om. 't lichff te laten va gen. Die vrafl «Kamper- Want jt die levens Vet menscl ^oede of in brochur velerlei g< bereikt mi en de as schuldiger naast elkal zelfden Gc dan is de hen allen willen, ma Woord val Moet dai zijn Een de sociale den kunne te dienen Niemanij levens ovj lijksal wetenscha kan of mt theologiscl studie als lof, den k| Het ter ologie is hoofd te koppen behalen, uit, dat studie m<] verhoudir 't kleine, maar toet Een prd wat soort sijndicater weten, hc groot hur stand. Eei kansel n| doceeren1 richting waarin d? schap is toch well' oude scut onder dtó kan we/üzr eeuw. KG| lamp ^vc 't pad.,,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 10