Woensdag 13 Juli 1910.
25ste Jaargang JN°. 1571.
voor de Zuidltollaiidselie en Zeeuw^ehe Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON.
OorspnïeltjK verbaal boor J. A. Scbaleïaip,
De Vondeling.
Deze Courant verschjjnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
n v ronder 50
Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad 7,50zonder f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent.
T. BOEKHOVEN.
SOMMELSDIJK.
Advertöntiën 10 cent per regel en 3/j maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3maal°
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiëffi worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Aile stukke® voor «Se Redactie tiesteisid, Advertentie® en verdere Administratie fraiae© toe te xenden aan «Sen Uitgever.
Verplichte Verzekering-.
Religie begeert.
FRANKRIJK.
SPANJE.
ITALIË.
KRETA.
FINLAND.
ENGELAND.
JAPAN.
KOREA.
Wordt vervolgd.
UITGEVER
Telefoon Intercomnt. Aio. 3.
Slot.
Op stoffelijk gebied, zoo heeft onze
partij in haar programs steeds beleden,
mag en moet er zijn Overheidsbemoei
ing, en is er een grens gesteld aan 't
particulier initiatief. De Overheid heeft
werkelijk te beschikken over geld en
goed van anderen. Niet absoluit, maar
toch te beschikken. Zij is geen eigenares
onzer goederenmaar haar kan 't
recht niet ontzegd, ze te gebruiken
tot doeleinden, die het heil van den
staat vorderen. Ze vraagt onze belas
tingen ze vraagt onze jongelingen
ze vraagt onze eigendommen bij
onteigening in één woord, ze grijpt
in door de Wet op de Belastingen
door de W ning-en Gezondheidswetten
door de Onteigeningswettendoor de
Militiewetten in wat ons en onzes
naasten is.
Die dwingende bepalingen heeft ze
ingesteld, niet tot plagerij en belemme
ring van haar onderdanen, maar om
de organische gemeenschap der leden
heerlijker te kunnen ontplooien.
Voor de welvaart van allen, is
inkrimping van de rechten der bijzon
dere personen vaak noodzakelijk.
En nog veel meer geldt dit, als in
die gemeenschap de bijzondere perso
nen goede maatregelen, die uit 't
particulier initiatief geboren zijn,
tegenhouden. Wanneer om nog meer
winst te kunnen maken, de winkelier
zijn winkel nog langer openhouwdt dan
welvoegelijk islanger dan zijn collega,
die met sijmpathie voor zijn knechten
bezield, graag vroeg sluiten zou. Maar
deze kan niet want zijn buurman is
tot elf uur in den avond open, hoe
kan hij dan om 9 of 10 uur sluiten,
hoezeer hij ook zijn werklieden een
vroegen avond gunt
Dwingende bepalingen zijn noodig
en ieder voelt zich, tenbehoeve van
zijn omgeving, dagelijks in banden.
Ieder vindt dit zelfs noodzakelijk. We
kunnen vaak wel, maar mogen niet
steeds doen, wat we willen. En daarom
komt om der zonde wil, de Wet met
gebod op gebod, met regel op regel
ons waarschuwen, dat we onze per
soonlijke vrijheid ter wille van onzen
naaste zullen intoonen.
Geen burengerucht, bij dag noch in
nacht.
Geen neerwerpen van vuil voor
buurmanshuis.
Geen vuurtje stoken bij buur mans
dak.
Geen wandeling met stok en knuppel
gewapend.
Geen onbetamelijkheid in kleed en
gang!
Geen doch genoeg. Er zijn van
Overheids wege tal van dwingende
bepalingen, die ons in 't rechte spoor
houden; maar, zoo zeiden we veel meer
nog zijn noodig, wanneer één vlieg
de zalf des apothekers zou doen stin
ken. Dan vooral moet de Overheid
erbij wezen, optreden om die vlieg te
verwijderen.
Zoo is 'tbij den 10 uur dag.
Zoo bij den Zondagsarbeid.
Zoo bij den nachtarbeid.
Zoo bij de Huisindustrie.
Zoo bij de Verzekering.
Er zullen steeds nobele geesten zijn
die den werkman helpen willen, waar
dit maar mogelijk is, mits andere
vak- en ambtgenooten 'took maar
doen.
En zullen deze niet, dan trede de
Overheid met beschikkingsrecht over
'tgeld en goed van anderen dan
beknibbele hij door de kracht der
Wet zijn winst, hoewel hem sparende
voor verlies. Dan treedt de Overheid
in, gebiedend en regelt den 10 uur dag
en regelt den Zondagsarbeid en regelt
den Nachtarbeid.
De goede patroons juichen dat
natuurlijk toeen de slechte moeten
gehoorzamen.
Voor de goede patroons is zoo'n
Overheidsbemoeiing geen drang;'tis
hun illusie't was hun begeerte.
Voor de slechte is ze dwang, maar
een dwang, die aan de Welvaart des
Volks of van een groep uit dat Volk
ten goede komt.
En nu mag men zeggenlaten de
patroons elkaar trachten te overreden
en houd er de Overheid buiten; dan
stemmen we toe, dat we zoo'n over
reding van den een op den ander zeer
zouden waardeerenmaar 't egoisme
zit er zoo dik bij een mensch op, dat
hij voor overreding zoo zelden vatbaar
blijkt. Als het geld gaat spreken, zwijgt
vaak de rede.
En daarom kan de Overheid niet
anders doen, dan ook in 't Verzeke
ringswezen, waar de goede patroons
belemmerd worden door de kwaden,
de hand aan den ploeg te slaan en
terwille van de onschuldig getroffenen
den kwaden patroon dwingen iets van
zijn patroonsrechten af te staan en te
komen onder den band der Overheid
een band dien ze slaat om alle patroons
zoo goeden als kwaden.
En dan breekt ze 't particulier initi
atief, waarover in een volgend artikel.
De oud-liberalen worden anders.
Eertijds anti-clericaal in merg en been
beginnen ze te zien, dat 't godsdienstig
element in 't onderwijs niet kan gemist
dat 't de kern van 't onderwijs is en
van opvoeding absolut onafscheidelijk.
Maar nu aanvaardend de religie
in 't onderwijs kunnen zij daar toch niet
blijven staan, zullen ze niet op een
inkonsekwentie gewezen kunnen wor
den.
Als de religie 't onderwijs moet
beheerschen, waarom moet ze dan
uit 'tStaatsleven geweerd Godsdienst
is geen nevelbeeld't is ook geeD
sentiment of gevoel't is ook geen
melancholische gewaarwording van
sterven en in 't graf moeten zinken
godsdienst is dienst van den eenigen
God, geopenbaard in de H. Schrift,
door wet en ceremoniën verklaard
in Christus als mensch verschenen op
aarde enz.
Wie nu dien dienst van God aan
vaardt voor 't onderwijs, kan niet
halvewege blijven staanmaar moet
hem ook aanvaarden voor den Staat.
Durven de Oud-liberalen die konse-
kwentie aan, dan zijn ze Rechts ge
worden.
Durven ze die gevolgtrekken niet
aan, dan verdwijnt ook hun beteeke-
nis voor 't Staatsleven geheel en al.
Onze tijd vraagt naar karakters. Geen
modderaars
Unite island.
Geheel frankrijk verkeert in spanning over
de dreigende groote spoorwegstaking. Hoe
wel de staking niet meer onverwacht kan
komen is men lang niet gerust over de
gevolgen, welke de staking na zich kan
sleepen. Men is zelfs bevreesd voor een
algemeene werkstaking, waarbij het groote
werkliedensyndicaat zich zou aansluiten.
De regeering heeft alle mogelijke maat
regelen genomen, daar zij verwacht, dat
binnen enkele weken een algeheele of
gedeeltelijke staking zal uitbreken. Alle
pogingen tot sabotage zal de regeering
krachtig onderdrukken. Signalen en sporen
zullen worden bewaakt. In den postdienst
zal door automobielen voorzien worden.
De socialistische afgevaardigde Iglesias
hield in de Kamer een redevoering en zeide
Gedachtig aan de gruwelen van den oorlog
bij Melilla en de onderdrukking, die volgde
op de gebeurtenissen in Barcelona, verbond
de socialistische partij zich met de repu
blikeinen, om het ministerie Maura ten
val te brengen en hem te beletten, weer
aan het bewind te komen. Het komt mij
zelfs voor aldus vervolgde Iglesias
dat het gewettigd zou zijn, een persoon
lijken aanslag op Maura te plegen, om te
verhinderen, dat hij de macht weer in
handen krijgt.
Na deze woorden ontstond een hevig
tumult; alle afgevaardigden der meerder
heid en alle conservatieven protesteerden
onder brullende verontwaardiging tegen
het gesprokene. De minister-president liet
een woedend en krachtig geformuleerd
protest hooren tegen de woorden van
Iglesias de regeering zal in dit geval de
wet gestreng toepassen.
De Italiaansche Kamer heeft de nieuwe
schoolwetten met 216 tegen 58 stemmen
aangenomen. Tegen stemden de Katholieke
afgevaardigden en eenige gematigden. De
Katholieke partij beschouwt de wet als een
onrechtmatig ingrijpen van den staat in
zaken, die onder de bevoegdheid der ou
ders vallen. Ook is men van deze zijde
bevreesd, dat het staatstoezicht, dat door
de thans aangenomen wetten aanmerkelijk
verscherpt wordt, tot anti-clericalisme
aanleiding zal geven.
De oppositie verklaarde, dat zij der
regeering alle vrijheid liet om aan de
beschermende mogendheden de toelating
der Muzelmansche afgevaardigden tot de
Nationale Vergadering, welke voor Zaterdag
a.s. is bijeengeroepen, aan te kondigen.
De senaat besloot tegen advies van den
inleider, de door ffien keizer bekrachtigde
wet over Finland openbaar te maken. De
procurator maakte tegen de publicatie
bezwaar.
De ongesteldheid van den leider der
conservatieve partij in Engeland, Balfour,
begint in politieke kringen bezorgdheid te
wekken. Balfour's gezondheidstoestand is
in de laatste jaren toch al weinig bevre
digend geweest, en men vreest dat door
zijn langdurig wegblijven uit het parlement
de veto-debatten in ongunstigen zin
beïnvloed zullen 'worden.
Het Japansch-Russisch verdrag in zake
Mandsjoerije is door den Russichen minis
ter van Buitetlandsche Zaken lswolsky
en den Japanschen gezant baron Montono
onderteekend. In Rusland wordt het ver
drag met algemeene instemming begroet,
te meer daar het beschouwd wordt als een
bewijs, dat de betrekkingen in het oosten
zeer bevredigend zijn. Binnen weinige
dagen zal het verdrag aan alle mogendhe
den officieel ter kennis gebracht worden.
Een telegram uit Peking aan de //New-
York Herald'/ meldt, dat Japan voortdu
rend zijn troepen in Korea blijft verster
ken. De stengst mogelijke censuur wordt
door de Japanners uitgeoefend, zoodat zelfs
correspondenten van Japansche dagbladen
niet in de gelegenheid worden gesteld aan
hun bladen te seinen, wat op het oogen-
blik in Korea voorvalt.
ilrankbegtrijdin^.
EEN PRIJSRAADSEL.
Er was eens een herbergier, die had vaa
zeker soort jenever een zeer grooten voor
raad ingeslagen en hij wilde dien aan den
man brengen. Hij zon op een mooi recla
memiddel. En zie, daar kwam hem iets
in de gedachten. Hij zou een prijsraadsel
uitschiijven.
En dat deed hij. Het raadsel luidde
Welke overeenkomst is er tusschen mijn
jenever en de brug die bij ons stadje over
de rivier ligt
Heel deftig wordt een jury benoemd,
die de ingekomen antwoorden zou beoor-
deelen.
De gelukkige prijswinner was een arme
jongen, die misschien door ervaring wist
29
HOOFDSTUK VIII.
Al sprekende over deze dingen, had de
oude Érindel er ook van gewaagd, dat
zijnen weg ook niet altijd met rozen be
zaaid was geweest, dat de smarten en
teleurstellingen des levens hem ook lang
niet bespaard waren gebleven. Ja, dat
eene gedurige smart hem steeds nog kwelde.
Met veel tact had dokter Van Waversberg
het gesprek dan ook daarheen weten te
leiden, en hij wist het verder ook zóó ver
te brengen, dat de oude man, de oorzaak
van die gedurige smart hem mededeelde.
»En hebt gij nu geen sterke begeertes,
zoo vroeg Van Waversberg s>om Uwe
afgedwaalde dochter nog eens te mogen
zien, eer de Heere U tot zich neemt
»Ach, mijnheer*, antwoordde de oude
man, »wat zal ik zeggen Zij is, tegen
alle waarschuwingen en vermaningen in,
den breeden weg des verderfs opgegaan.
Ik heb getracht haar te vergeten, en me
nigmaal tegen mijne vrouw gezegd »zij is
voor ons dood, laten wij haar trachten te
vergeten*. Maar ach, mijne goede vrouw
leed er geweldig onder, en ik nu ja,
ik wil 't wel eerlijk bekennen, al maakte
ik ook mijzelven wijs, dat zij voor mij dood
was, en wilde ik ook niet dulden dat haar
naam in mijn bijzijn genoemd werd; toch
heeft het verdriet over haren afval voort
durend in mijn boezem geknaagd. Ja mijn
heer, zoo ging hij voort, hoewel het
spreken hem zwaar viel, »ik geloof wel
dat ik tot U in vertrouwen spreken kan,
en dan wil ik U wel verklaren, dat mijn
geweten mij soms wel eens aanklaagt, of
ik niet al te streng haar afgestooten heb,
en dus de oorzaak zal geworden zijn, van
nog grooter ellende, waarin zij wellicht
gedompeld is. En toch, als ik haar terug
moest zien, als eene nog onbekeerde zon-
daresse, neen, dan zoude ik wel wenschen,
dat de Heere mij maar voor dien tijd had
weggenomen.
>'k Wil 't gelooven goede vriend*,
antwoordde Van Waversberg, met eene
van aandoening bevende stem, j>maar als
gij Uwe dochter nu eens als eene beminde
des Heeren, als een bekeerde en door
Jezus Zoenofïerende behoudene zondaresse
mocht terugzien in Uw léven, dat zou U,
duDkt mij, toch wel aangenaam zijn
»Ach, mijnheer, waartoe die gedachten.
Ik weet niet eens of zij nog leeft, en zoo
ja, dan weet ik in de verste verte niet
waar zij vertoeft. En ik sta aan 't einde
van mijn levenswegmijn levensdraad zal
spoedig genoeg afgesponnen zijn, de tijd
mijner ontbinding is aanstaande het kan
met mij niet lang meer duren, dat voel ik
wel. Het eenige wat ik voor haar dus
nog kan wenschen is dat de Heere haar
genadig zij, en haar bij aanvang of bij
voortgang leiden, in 't spoor der gerech
tigheid, opdat ik haar met mijn lieve vrouw
in den hemel mag wederzien, waar geen
wrok of wrevel meer in mijn hart zal zijn.*
»Dat is natuurlijk een goede wensch,*
zeide Van Waversberg, maar het zou toch
dunkt mij, een grooten troost op Uw sterf
bed wezen, als gij Uwe afgedwaalde
dochter, mede aan Uwe stervenssponde
mocht zien, als eene door den Heere zelf
terecht gebrachte dochter, die verloren
was, maar in Christus Jezus wedergevonden
werd.
Daar is toch te informeeren, of zij nog
leeft, en waar zij is, en wie en wat zij
tegenwoordig is.
De oude kranke zit eenige oogenblikken
in diep nadenken verzonken, 0ok had
het vele spreken hem blijkbaar vermoeid.
Van Waversberg zag dat ook wel, maar
hij wilde toch zoo gaarne den ouden man
van lieverleden op het wederzien, van zijne
zoo diep gezonkene maar nu zoo heerlijk
terecht gebrachte dochter voorbereiden, en
hem daarnaar verlangend te doen uitzien.
De schoondochter bemerkte echter ook
wel, dat haar schoonvader oververmoeid
was van 't spreken, eu het nu weer tame
lijk benauwd op de borst had.
Zij verzocht daarom beleefd, maar drin
gend, of ^mijnheer* toch niet zoo druk
tégen vader wilde spreken, want dat hij
daar niet tegen kon.
Van Waversberg zeide>Ja, ik zie wel
dat Uw vader zeer vermoeid is, en toch
zoude ik r og zoo gaarne eenige oogen
blikken over dat onderwerp willen spreken.
Ik zou zoo gaarne willen, dat Uw vader
mij eens gedroeg, naar zijne afgedwaalde
dochter te informeeren. Ik stel daar zeer
veel belang in.
»Hoe zoudt U haar verblijf kunnen
ontdekkeD*, zeide de oude Christoffel
Brindel, U kent haar immers in 't geheel niet.
»Nu«, zoo liet Van Waversberg zich
ontvallen, dat zou wellicht nog spoediger
gaan, dan U denkt*.
»Maar mijnheer*, vroeg de zieke. »weet
U dan meer van haar, dan U tot op heden
verteld hebt Ik zou 't haast wel zeggen.
»Naar Uwe aanduidingen te oordeelen,
dan meen ik haar wel te kennen,* was 't
antwoord, »en dan geloof ik dat ik U
zeer goede berichten omtrent haar kan
verschaffen ook*.
»Wat zegt U?« vroeg Brindel gejaagd,
terwijl hij naar adem smakte. De schoon
dochter kwam nu ook wat naderbij, en
zeide3>Ik bid U mijnheer, laat Vader
zich toch niet te veel opwinden. Als U
zelf waarlijk dokter is, dan weet U toch
ook, hoe schadelijk dit voor hem is. 'k
Wou dat U ia 't geheel niet over die
meid begonnen was*.
Dat woord sneed Van Waversberg door
de ziel. j-Die meid*, en dat was zijne
moeder. Een hoog rood overtoog zijn
gelaat en met eenigen weerzin wendde hij
zich van die vrouw af, die op zulk een
verachtelijken toon, over zijne moeder ge
sproken had.
De oude Brindel zeide echter»Neen,
neen, het is alweer wat beter, U hebt mijn
nieuwsgierigheid danig geprikkeld mijnheer.
Komt, zegt mij, kent U mijne dochter
leeft zij nog is zij tot God bekeert leeft
haar kind ook nog Is zij nu gehuwd