Ingezonden Gebed. Uit derf ouden tijd. Lukas 2124. Een stoutmoedig' prediker. Sprokkelingen. Een avondbezoek in eer\ dessa. Zending. Ach, hoe maken zij zich het oordeel zwaar en hun arbeid moeilijk. Vanwaar die verblindheid om liever verkeerd en bedrogen uit te komen dan van Hem, die de weg is, geholpen te worden Vanwaar Het antwoord geeft God zelfVan nature zijt gij, o mensch, een vijand van Mij. Dat dit maar goed verstaan worde, opdat Christus moge aangeroepen als de eenige, die uitkomst weet, Wie het reeds mocht ondervinden, vergete niet, dat het goede in hem is van zijnen Heere Jezus. Het blijve zijn bidden en werkenZonder Christus vermag ik niets. Heer en Heiland /.ie Gij neer Van Uw troon vol glans en eer, Uit Uw hemelscli sterrendak, Op een zondaar arm en zwak Wasch hem in Uw dierbaar bloed Zend Uw Geest in zijn gemoed. Om Uw lijden en Uw dood. Om Uw pijnen zwaar en groot, Om Uw buigen in het stof, Bloedend in d' Olijvenhof Om Uw tranen en Uw zweet, Om Uw angsten bang en heet, Om der zonden vloek en wicht, Dat, Lam Gods daarop U licht Om der Liefde wondermacht, Door Uw smart aan 't licht gebracht, Om het kruis van Golgotha, Hoor mij, Heer en schenk gena,. In der smarten middernacht, Als geen vreugdestar meer lacht, Niets dan bange nood ons wacht, Als de dood zijn buit genaakt, 't Hart zijn laatste zwekten slaakt, Treed, o Heer dan naderbij. Spreek dan van uw medelij Als een hemelmelodij, Die de donkerheid verbreekt, Die de kracht der hoop ontsteekt, En het oog met nieuwen moed Naar Uw woning blikken doet. W. VAN OoSTERWIJK BrUIJN. Wees, Heer, in 't onheil dat mij kwelt, Mijn troost, mijn licht, mijn leven Beheersch de vrees, die mij ontstelt, En wil mij nooit begeven Wil in mijn zwakheid mij tot kracht, Mijn lioop en toevlucht wezen Dan zing ik in den jzwartsten nacht „Voor wien zou ik ooit vreezen Lavater. ii. De welsprekende kanselredenaar van der Palm begroette de komst der Franschen in ons land met vreugde. Later heeft hij zijne dwaling erkent, toen hij zag welke gevolgen, geheel andere dan verwacht was de Fransche heerschappij voor Nederland met zich bracht. Hoort, hoe hij zijne rede begon, uitgespro ken op het feest der alliantie tusschen de Fransche en Nederlaudsche republikeinen (op last van de municipaliteit van Middel burg in de Uosterkerk gevierd) Waar hoe .tot wat oogmerk zijn wij hier bij eikander Gewapende burgers, dappere Franschen, zonen eii doch- tereu der Vrijheid 111 eenen tempel des Allerhoogsten, die thans ook de tempel der Vrijheid is om een feest der verlossing als kinderen des vaderlands, als kinderen van den eeuwigen Vader üer ïiieiischen te vieren Vergeeft het mij, Broeders, zoo ik, gereed 0111 de taak mij opgelegd te volbrengen, door duizende gewaarwordingen die ik nimmer te voren kende door ontel bare onnoembare aandoeningen overstroomd, nog voor een oogenblik zwijge, ,o;n adem te scheppen, en mijn overkrapie borst lucht te geven Het dankgebed, waarmede deze samen komst werd gesloten, sprak hij aldus uit En Gij, God der vrijheid, almachtige, eeuwige, lieldevolie Vader der inensehenr in wiens heiligdom wij vergaderd zijn het gevoel Uwer onschatbare weldaden, aan ons, als burgers van dit Gemeenebest, als leden van deze maatschappij bewezen, noopt ons, om er U onze oprechte en vurige dankzegging voor toe te brengen Hij besloot met deze woorden voltooi Gij zelf, o God liet werk, dat Gij onder ons hebt aangevangen dat welhaast onze natie éen, ons bestuur éen, en onzer aller liarten en werkzaamheden èen worden, 0111 voor het vaderland het goede te zoeken. Leer ons U nimmer te vergeten en ver geef het ons, wanneer aardsclie bezigheden en bekommeringen ons U doen vergeten Beziel onze vreugde van dezen dag- ver hoor ons maak ons vrij en gelukkig het zij zoo Wat is het toch gemakkelijk vroom te zijn, als de kennis van ellende ontbreekt, en alzoo geen behoefte aan den middelaar Jezus Christus bestaat. 't Was een duistere en donkere tijd voor de kerk in die dagen. Zeer vele leeraars waren afgeweken van de leer der zaligheid en schaamden zich niet dit te belijden. Veel onheilig vuur werd op het altaar gebracht en het oordeel des Heeren kon dan ook niet uitblijven. Prins Willem V sprak naar waarheid, toen hij zich inscheepte om naar Engeland te vluchten De Heere heeft een twist met Nederland Frederik de Groote vroeg eens aan een •zijner generaals Geef mij in een paar woorden een bewijs voor de waarheid van den Bijbel. Het antwoord van den geloovigen krijgsman luidde daarop Sire, de Joden Ook de hierboven geplaatste woorden van den Heere Jezus zien wij vervuld nog in onze dagen aan liet volk van liet Oude Verbond. Toen in het jaar 70 Jeruzalem door de Romeinen werd ingeno men zijn ongeveer 100.000 perso nen als slaven verkocht,'Jozef us, de Joodsche geschiedschrijver dier dagen schat het aantal dooden. tijdens en na het beleg, op 180.000 op vreeselijke wijze kwam de voor zegging des Heeren in vervulling, toen Zijn bloed kwam over het volk Stad en tempel bleven niet gespaard, maar werden verwoest. Slechts die torens en een klein gedeelte van de wallen, noodig om de Roineinsehe soldaten, die als bezetting achterbleven, een veilige plaats te verschaffen, mochten blijven staan. Op zeer strenge straffen ont zegde de overwinnaar aan de Joden bet betreden van Jeruzalemsch grondgebied. De Romeinen hebben daarna een Romeinsclie stal ge- sticht op de puinhopen met afgodstempel en Romeinschen naam Hoewel de Joden meer malen pogingen aanwendde om in de stad te komen gelukte 't hun niet. Doch onder Julia nus de afvallige scheen debegeerte werkelijk heid te zullen worden. Deze vorst bedoelde juist in te gaan tegen wat de H. Schrift zeide. Om nu het woord Jeruzalem zal van de Heidenen vertreden worden, te schande te maken, gaf hij den Joden verlof, en steunde hen met alle kracht, om den tempel te herbouwen en zich daar te ves tigen. Maar, wat geschied Vuur, dicht bij de fundamenten uitbrekende, verhinderde hen, een en andermaal te werken. Zoo moest het plan worden opgegeven. In de zesde eeuw herstelde en verrijkte Keizer Jnstinianus hare kerkgebouwen, stichtte er kloosters en ook eene kerk ter eere van Maria op den berg Moria. Kort daarna, in 610 werd Jeruzalem door de Perzen ingenomen en vier eeuwen lang gingen Arabieren, Turken en andere Mo hammedanen voort de stad te vertreden. Van 1099-1187 was de stad de hoofdplaats van een Christelijk koninkrijk, toen de Kruisvaarders haar hadden in genomen. Daarna is Jeruzalem, na kleine ofschoon LUTHER IN ZIJN FAMILIEKRING. Daarom is nu maar liet lieele gezinnetje op ons erf, om beter verpleegd te kunnen worden. Gode zij dank, ging alles goed en kon ook het zwakke kindje, met dekens en kruiken voortdurend verwarmd, in het leven gehouden worden, zoodat zij over een paar dagen weer naar hun eigen huis kunnen weerkeeren. Maar nu hij toch op ons erf is, zullen wij maar de gelegenheid waarnemen om hem. mee te nemen. Ik zou u het Javaansche deel van Poer- bolinggo laten zien. Doch gij vergunt mij u thans maar mee tenemen naar een dessa (dorp) vlak buiten de eigenlijke stad. Trou wens, zooals ik reeds zeide, de kampongs in de stad en daarbuiten lijken precies op elkaaralleen zijn de huizen in de stad wat dichter op elkaar gebouwd. Wij gaan dus de groote laan waaraan ons huis ligt, uit, de kantoren van het assistent residentie gebouw en het huis van den aspirantcon- troleur langs. Al spoedig komen wij nu aan een soort gemetselde -poorthet teeken dat wij de stad uit zijn. Even verder hebben wij links het kleine Europeesche kerkhof. Eenzaam ligt het daar in het maanlicht, omgeven door vlakke rijstvelden. De vele graven, dicht op elkaar gedrongen in de beperkte ruimte, zijn duidelijk zichtbaar. stillen weg. Hij is spraakzaam uitgevallen en nog al weetgierig. Over alles moeten wij vertellen over Holland en of het waar was, dat men op reis den Sinaï kan zien, over de Rooinschen, over de luchtscheepvaart, over de maan en sterren en wat niet al meer. Het doet goed eens zoo uitgevraagd te worden al blijven wij dan ook soms het antwoord schuldigde meeste Javanen maken den indruk apathisch te zijn ten aanzien van wat er op de wereld gebeurd is en te zien is. (Wordt vervolgt.) In den tijd van Hendrik VIII, koning van Engeland (1509-1547) was het gewoonte, dat de hofprediker den Vorst op zijn ver jaardag een geschenk overhandigde. Bij zulk een gelegenheid reikte eens Latimer, de hofprediker, den koning een zakdoek over, waarin geweven waren deze woorden Hoereerders en overspelers zal God oordeelen. Die tekst paste zeer bij het levensgedrag van dezen Èogelsc'aen vorst. Daarop hield Latimer voor den koning over die woorden een predikatie. Vertoornd hierover eisclite zaal van Musis sacrum te Dordrecht worden gehouden. Het openingswoord zal in de morgen- samenkomst door D.s. van Veelo, te lo ure worden gesproken Voorzitter van de zendingscommissie. Voorts zullen als spre kers optreden: le Ds. Joh. Visser van Rot terdam. onderwerp: de uitverkiezing en de zending. 2e Ds. R. v. d Kamp te Slie- dreeht. onderwerp de zending en het volksleven op Java. 3e Ds. W. T. van Dam van Gravendeel, onderwerp mede- deelingen. En in de middagsamenkomst te half twee Ds. K. van Anken van Pernis. onderwerp De beteekenis van de school voor de zending. Ds. E. Schouten van Bolnes, onderwerp Do roeping van de overheid tegenover de zending Ds, VV. W. Meijnen van Dordrecht, onderwerp Het meeleven van de gemeente in het werk der zending, Terwijl Ds. H. G. de Jonge van Dordrecht een slotwoord zal spreken. De dag zal besloten worden met een bidstond voorde zending te zeven ure mede iu de zaal van Musis sacrum waarin I). V. zal voorgaan Ds. G. Wisse van Kampen. Sommigen roepen tegen de zonde, even als een moeder tegen haar scliootkimlje roept, wanneer zij liet een stoutert e*n leelijkert noemt, maar straks het weer sust en kust. J. Bunyan. Door den dood van Christus is onze dood gedood. Bkrnuard van Clairveaux. De rijke man was arm in zijnen rijkdom Lazarus rijk in zijne armoede. Den rij se heeft niet zijn rijkdom, maar zijne armoede rampzalig gemaakt; Lazarus is niet door armoe, maar door zijnen rijkdom zalig g. - worden. Augustinus. Wat iemand zicli schaamt te zegge moet hij zich ook schamen te denken. Hieronymus. Daar was nog nimmer een heilige trotse op zijn schoone vederen, of de Heere pluk te ze éen voor éen uit. Spurgeon. JONG LEVEN. krachtige worsteling, van af 1244 tot onze tijd in handen der Turken gebleven. Op den Tempelberg staat nog immer de moskee, gekroond met de Halve Maan, als bewijs, dat de tijden der Heidenen nog niet vervuld zijn. Waarlijk, wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is. Gij wildet een kijkje nemen in het huis van den loerak (burgemeester) welnu ga dan maar eens mee evangeliseeren. Het is van avond juist heel mooi weergij kunt zelfs zonder al te veel moeite in den tuin bij het maanlicht lezen. Laten wij onzen helper Ngirad maar mee nemen. Hij is één van de twee onderwijzers, die in Augustus het kweekeling-examen deden, en is geplaatstaan onze school te Kandang Cainpang (de sta tionswijk.) Zijn vader Asa herinnert gij u misschien nog uit „Een jaar op reis" van Ds Lion Cachetdie wordt daar (p 774) genoemd als de voorganger, te Bodjong. Verleden jaar trad hij in het huwelijk. Doch de eerste bevalling zijner vrouw ging nog moeilijk. Wij waren eenige dagen zeer on gerust voor het leven van moeder en zoontje, Daar achter, dat met liet zinken afdak, is de laatste rustplaats Vail otlZöil vfieiid Ruyssenaers, vlak er bij ligt de groeve Vail onzen ouden broeder Vermeer: de eenige graven, die spreken van een hoop der zalige opstanding in het midden van niets dan zerken, die van geen troost of ver wachting eenige melding maken. Wanneer zal de ure van de geestelijke ontwaking voor Java slaan, waarvoor deze beide trouwe arbeiders hun leven hebben veil gehad Heel in de verte zien wij links de Boembing en Sindoro. Onwillekeurig denken wij aan broeder Netelenbos op zijn eenzamen post aan den voet dier bergenliet is dus ook helder weer in Wonosobo; wellicht doet onze vriend thans hetzelfde als wij en maakt ook gebruik van den schoonen avond om de boodschap des heils te gaan brengen in de omliggende dessa's. Rechts hebben wij het gezicht op de majestieusen Slamat, nu in den maneschijn dubbel mooi uitkomend, met het stille, vreedzame landschap aan zijn voet. Onze vriend Nigrad heeft zich intusschen dichter bij ons gevoegd. In de stad liep hij zooals het feitelijk hoort, een paar pas achter. Doch nu loopt hij bijna vlak naast ons, maar een halve pas achterblijvend, zich blijkbaar wat vrijer gevoelend op den i Hendrik VIII, dat de prediker den volgenden Zondag deze preek zou beroepen Dan moest er eene Uitgesproken worden, waarnaar de koning met genoegen kon luisteren. Toen de volgende Zondag aangebroken was, en Latimer zich op den Kansel bevond, begon hij aldus Latimer, gij hebt heden voor den grooteu en machtigen koning Hendrik van Groot-Brittanië en Ierland te prediken. Wanneer gij een enkel woord zegt, dat den koning mishaagt, zal hij u het hoofd laten afslaan. Daarom bedenk, wat gij doet Onmiddellijk daarop deed hij volgen Latimer, gij hebt heden voor den Heere den Almachtigen God te prediken, die lichaam en ziel in de hel werpen kan en daarom zeg den koning de waarheid voluit. En aldus deed hij. De koning liet hem niet het hoofd afhouwen, maar eerde hem nu te meer. Het was de vreeze des Heeren, die dezen dienstknecht de kracht gaf om op deze wijze op te treden. De provincialen zendingsdag zal op Woensdag 29 Juni a.s. in den tuin of de 1 EEN GROOT WAAGSTUK. Het is een gro t waagstuk te predikt want wanneer ik dt i kansel beklim, o i het even of de ke-k overvol zij, dan w-1 dat zij zoo goed ais ledig is om het eve-i of ik er zelf aan deuk of niet aan denk, d it maakt in liet geh< I geen verscïïil ii ieder, geval heb ik n Toehoorder meer d, n er te zien is, één oi- zichtbaren Toehoor der, God in den h - mei, dien ik wel n -t zien kan, maar die r ij wel ziet. Deze To"- hoorder luistert nauw keurig toe, of 't wa:ir is, wat ik zeg, waor ook in mijn hart. Kierkegaard Gelijk wij in het tijdelijk leven de kos telijkste wisselbrieven in het donker niet zullen kunnen lezen, noch ons van hunne echtheid en waarde zullen kunnen verze keren, zoo zal onze ziel niets kunnen on derscheiden van liet werk des Heiligen Geestes binnen in ons tenzij diezelfde Geest ons oog verlicht om het te onderscheiden, al tracht men ons overigens op de uitne- mendste wijze daarbij te bepalen. Alleen de Heilige Geest verzegeld de geloovigen, maar Hij doet zulks, nadat zij geloofd hebben (Ef. 1 14) en juist daarom moet ebt allermeest onze toeleg zijn om te leeren gelooven en aan ons ongeloof te worden ontdekt. F. Costerus. Al versiert gij u met goud en paarlen, zonder Christus' sieraad zijt gij ontsierd. Cyprianus. 't Is licht, Gods liefde en wijs bestel te [loven. Als gij het goede op aard vergolden ziet, Maar in zijn liefde en almacht te gelooven, Waar de onschuld bittre tranen vaak vergiet, De booze plukt de roozen dezes levens Zie, dat is zwaar en dat is noodig tevens Rückert, Psalm 51 12 Schep mij een rein hart, O God, en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest. Vest op hetgeen gij toch niet krijgen kimt, Uw blikken niet 't Iskwèllingtebegeeren! Of ja beschouw het met een helder oog. Zoo merkt gij ras 't is beter het te ontberen 1

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 10