van Rechts. H. Cli. V eg tel C. Warnaer. r Het Pensioenvraagstuk. De Provinciale Stembus en de Grondwetsherziening! ~l|§ Wij zijn antirevolutionair* daarom komen wa op voor het gesag, niet voor gesag, dat menschen gelieven te maken, maar dat door God is ingesteld. De Provinciale Staten en de Eerste Kamer. Hoort hun strijdkreet! is ir, Het Recht van ten Werlmi of te Barmhartig toi Staatsheteeling. doch we handhaven de stelling: de Christelijke Staatkunde rust op 't Gelooi in God Almachtigde Vrijzinnige Staatkunde staat los naast ,de Openbaring. En verder laten we aan Elem om te oordeelen over de harten der vrienden en tegenstanders. Openbaring en Rede of de Rede alleen ziedaar de Antithese. Het vraagstuk der pensioneering van oude en invalide werklieden is sinds lange jaren in ons land aan de orde. Het werd het eerst ter sprake ge bracht in de Tweede Kamer door den heer Heldt op 15 Dec. 1885' Vóór dien tijd was er door dr. Kuyper reeds overgeschrevenj en in zijn Kamerrede van 28 Nov. 1874 vroeg hij den Minister van Justitie, in hoever er bij dezen genegenheid bestond, om voorbereidend, onderzoe kend, overwegend de hand te slaan aan wat noodig is om allengs te komen tot een Nederlandsch Wetboek van den Arbeid, in welk wetboek dan ook zou geregeld moeten zijn de loonsver- houdmgen of zooals dr. Kuyper dit in Ons Program nader toelichtte «Loonscontracten? »Van de regeling der loonen? Van de invaliden van den arbeid.enz. enz. Maar behoudens deze vingerwijzin gen naar een beginmaking van de wettelijkeVoorzieningen in den toestand des arbeiders, was 't de beer Heldt, die meer in 't bijzonder over 't Pen- sioenvraagstuk sprak. Doch 't liberale kabinet durlde de zaak niet aan. In December 1887 kwam Heldt weer op de kwestie terug en vroeg algemeene, wettelijke, verplichte ver zekering. In Dec. 1888 sprak de heer Smidt in de Kamer over deze zaak, maar de Minister verklaarde, dat hij wel al 't mogelijke wilde doen om aan de Rijkswerklieden en ambtenaren een "pensioen te verzekeren, maar niet aandurfde een algemeene, alle werk lieden omvattende pensioenregeling. In '89 kwam de heer Heldt weer op de kwestie terug, en kreeg hij van de Ministerstafel een toezegging, dat zou worden aangestuurd op 'tin 't leven roepen eener Stateninstelling, die 't den arbeider gemakkslijker zou maken, zelf voor eigen pensioenver- zekeren zorg te dragen. Daar kwam de troonrede van 't Liberale Kabinet van Tienhoven 15 Sept. '91 en daarin de zinsnede: «maatregelen tot verzekering van 't lot van oude of verminkte werklieden worden in uitzicht gesteld?. Helaas December 1893 was nog geen ontwerp. In '94 viel 't Kabinet. En in de nieuwe liberale troonrede van mr. Van Houtens Kabinet stond er geen woord van gerept en allerwege in den Lande was boosheid en bittere teleurstelling.die nog grooter en heviger werd, toen bleek, dat de arbeiders door 't Kabinet van '91 om den tuin waren geleid, want dat de mooie zinsnede over die «maatregelen? niets anders was dan de bedoelde oprichting van een Staat-lijfrentebank eidoch geen pensioneering. De arbeiders waren misleid gewor den evenzeer de Kamerledenen toen ook 't. Ministerie Roëll-van Houten ongeneigd bleek, om eigener beweging tot beiioeming eener Staats commissie over te gaan, werd dooi den Heer Heldt op 6 Dec. '94 een motie ingediend en met 62 tegen 5 stemmen aangenomen. Ze luidde De Kamer, van oordeel, dat verzekering van 't lot van oude werklieden door een pensioen stelsel wenschelijk is, verzoekt de Regeering te doen onderzoeken op welke grondslagen en op welke wijze die verzekering zal kunnen en behoeven te worden geregeld. Gevolg dezer motie was een Staats commissie van .31 Juli 1895. Na drie jaar was ze met haar Rapport klaar en verklaarde zich daarin met groote meerderheid van stemmen voor verplichte verzekering In 1897 maakte 't Kabinet Roëll ('t Kies wet-Kabinet) plaats voor dat van mr. Borgesius, dat indiende een voorloopig ontwerp-pensioen-ontwerp. Dit ontwerp kwam niet in behande ling, omdat 't Kabinet in '01 viel. Toen diende dr. Kuyper een nieuw en milder ontwerp in. Ook dit kwam niet in behandeling, want onder 't woeste geschetter van alle Linkschen toen Conservatieven en Socialisten arm in arm samen optrokken tegen den gehaten Kuyper viel ook dit Kabinet. Daarna trad op 't Kabinet de Meester met een ontwerp alleen voor de ouderdomszorg en de invalieden vielen er buiten. Ook dit Kabinet viel. Nu wachten we op Minister Talma. Ziedaar in 't kort de lijdensgeschie denis van 't Pensioenvraagstuk. En nog is geen vaste richting op te merken. Integendeel: door de Staats- pensioneerders wordt een andere uitweg gezocht; een uitweg die de arbeiders van den kant in de sloot brengtwant waar eenheid van streven in dit vraagstuk der verzekering moest zijn om eindelijk na lange jaren toch wat te kunnen krijgen, verdeelen zij de krachten tot gemeenschappe lijken aandrang bij dit Kabinet, en sluit de een zich aan bij de verplichte ver zekering en de ander bij de Staats- pensioneerders. Zoo wordt 't gezamen lijk, eendrachtig optreden der arbeiders vermoord. Nochtans minister Talma zal geen Staatspensioneering invoeren. En onze Statenleden zijn ook daar geen voorstanders van. redenen van rust en welvaart en beschaving, die in onze Indiën ont staan bij en door het Zendingswerk tegenover de afbreuk door Islam en Heidendom gepleegd en een verzet tegen onze eeuwenoude macht. In 1887 werd de Grondwet, herzien. Mr. Drucker en mr. Troelstra deden eertijds voorstellen om de Grondwet in zeer belangrijke artikelen te wijzi gen. Het Kabinet De Meester stelde voor eenige artikelen van ingrijpenden aard te veranderen. Het Kabinet Heemskerk benoemde Het was 31 Januari 1890de eerste Kamer vergaderde over het hoofdstuk Koloniën, welks Departement door Minister Keuchenius werd beheerd. Een zwoele lucht hing in de Kamer, want het Voorloopig Verslag luidde zeer ongunstig en de levensdraad kon dus worden afgesneden van een Mi nister, die God vreesde en volkomen der zaken machtig was. Wat stond onder meer in dat Verslag Dit hadden liberale Kamerleden gezegd «Een niet minder ernstige grief «bestond in de wijze, waarop de «Minister zijn eigenaardige gods- )~>dienstige begrippen bij zijn regee- «ringsbeleid, in woord en geschrift «gelden doet. «Zijn daden toch, waarmede «hij ingrijpt in godsdienstige toe sstanden en die bij voorkeur «schijnen te bedoelen om van zijn «persoonlijke overtuiging op gods- «dienstig gebied getuigenis af te «leggen, voegen niet den Staats- «mau, wiens roeping medebrengt «de godsdienstige meeningen van «alle ingezetenen te eerbiedigen. «Kan men daarvoor al een «verklaring vinden in des Minis- «ters persoonlijke gevoelens, die mn veler oog niet van dweepzucht «zijn vrij te pleiten, ze zijn daar- «door niet minder gevaarlijk voor de rust in onze overzeesche be- i)zittingen, waar het werkelijk niet «raadzaam is, het fanatisme te «prikkelen. En op den 31 Jan. werd van deze woorden uit het Voorloopig Verslag de even scherpe echo gehoord in de Kamerzitting, met dit gevolg, dat de begrooting van den minister viel met 20 tegen 19 stemmen. Ziedaar de beteekenis der Eerste Kamer uit dit ééne frappante voorbeeld. Een Christen, die nooit zijn gevoelens voor .de Christelijke Zending bewim pelde die de Zending krachtig wilde steunen tegen het Mohammedaansche bijgeloofhij werd onwaardig en onbekwaam geacht om langer Minister te kunnen zijn. Hij was een dweep ziek menscheen fanaticus. Hij kon beter »doleeren« dan »gouverneeren« of «regeeren,? wierp men hem toe. Waneer een Kabinet de Christelijke Zending steunen wil, en een Eerste Kamer is Links, kan deze een rem en hinderpaal en struikelblok zijn voor ingrijpende hervormingen. En de Staten kiezen de Eerste Ka mer. Ieder kiezer zie dus toe, indien hij ook in onze Indiën den vrijen loop van 't Evangelie begeerthet bijgeloof en ongeloof van den Islam en den Heiden verbreken wil met de hulp middelen, die God eischtieder brenge zijn stem uit niet op Liberale Candi date^ die Liberale Eerste Kamerleden kiezen, maar op onze mannen De Christelijke Zending mag niet bezwijken onder de zoogenaamde «verdraagzaamheid?, die de moderne wereld ten toon spreidt voor Boed- disten en Mohamedanen. Verdraag zaam voor de heidenen, maar ongeloo- vig jegens den Koning der Kerk, die eischte, dat het Evangelie zou gepre dikt worden -aan alle creaturen en die eischt, dat de Overheid ook in dit opzicht zijdienaresse Gods en niet der menschen. Afgedacht nog van de een Commissie tot Grondwetsherzie ning. Ziedaar uit de laatste 23 jaar vier gevallen opgenoemd, waarin de Staten der Provincie een beslissenden rol te vervullen hadden. En dat voor de Eerste Kamer keuze. Maar wie denkt ook niet om de Eerste Ongevallenwet, door de Eerste Kamer verworpen Wie denkt niet om de Verwerping der Hooger Onderwijswet en de daarop gevolgde nieuwe Eerste Kamer na ontbinding En Grondwetswijziging èn Verwer ping van eenige wetsvoordracht door de Eerste Kamer èn haar Ontbinding zijn de drie hoogst belangrijke feiten, waarin de Staten zeer nauw betrokken zijn. Stel, de Grondwet wordt veranderd in haar artikelenKiesrecht, Onder wijs en scheiding van Kerk en Staat. Stel, dat een liberaal Ministerie dat Kiesrecht onevenredig wil uitbreiden ten ongunste van het Kapitaal en tot groote scha van de behoorlijke ver houdingen tusschen Kapitaal en Ar beid zóó dat de vierde en vijfde en zesde stand het raderwerk van den Staat in zijn macht krijgt en het Socialisme heer en meester wordt van de Schatkist. Wat moet dan de Eerste Kamer doen Die voorstellen verwerpen Stel ze doet dit. Dan moeten de Prov. Staten een nieuwe Eerste Kamer kiezen. En van de samenstelling dier Staten uit Rechtschen en Linkschen hangt het lot der ingediende en pas verworpen voor stellen af en dus ook het lot van die nieuwe socialistische kiesivet. Stel, dat een Liberaal Kabinet wil gaan knabbelen aan de subsidie's voor de Hoogere en Lagere en Middelbare Christelijke Scholen en dat een Eerste Kamer, volgzame dienares van dat Kabinet, die ontwerpen aanneemtdat de Grondwetswijziging m haar gevol gen dus of schadelijk dan wel niet- voordeelig is voor de Chr. scholen dan heeft een ontbinding dier Eerste Kamer door een Chr. Kabinet wijzi ging tot gevolg en de Staten treden hier weer als de beslissende personen op. Precies hetzelfde is het met het vraagstuk omtrent de finantieele ver houding tusschen de Hervormde Kerk en den Staat. Dat vraagstuk is een rechts- en geldkwestie. Als er Grond wetswijziging komt, en de gevolgen zijn schadelijk voor de Ned. Herv. Kerk, dan kan de Eerste Kamer ont bonden worden en de Staten] treden hier weer als beslissers op. De Grondwetsherziening omtrent de drie genoemde punten Kiesrecht Onderwijs en Finantieele verhouding tusschen Kerk en Staat ligt niet in een ver verwijderd verschiet Integen deel. En wie verder kijkt dan rondom zich, kan beseffen, hoe de Statenleden voor moeilijke vraagstukken kunnen komen te staan. Daarom kieze men mannen, die hun plicht in dezen beseffen, en de vraagstukken doorzien. Kiest onze mannen en Liberalisme en Socialisme staan ten aanval gereed. Hun strijdkreet dreunt! Weg met de Anti's, die Clericalen Weg met de Christelijk-Histori- schenWeg met Rome De Kerkelij- ken uit de Staten En dus de Kerke- lijken uit de Eerste Kamer! Tq Utrecht vergaderden op Pink steren de Jonge Vrijzinnigen, de propaganda-clubs, de hope der Libe ralen. hun troost en verwachting tot groei en opbloei van 't dorrend gewas En de Voorzitter zei De op handen zijnde verkiezing is van zoo groote waarde, niet alleen omdat ze een beslissing zal brengen over de aanstelling van de Eerste Kamer, maar vooral omdat ze zal gaan langs deze verkiezing heen omdat ze voor ons de beteekenis heeft van een worsteling der vrijzinnige gedachte tegen den bedorven cleri calen tijdgeest. I)ie clericalen tijdgeest, die is de vijand. Die smerige-dompers-bende, zooals Schaper ons onlangs noemde in de Kamer, die moet geknecht. En de vrijzinnige gedachte moet triumfeeren in Nederland. Zijn wij, antirevolutionairen, eleri- caal Zijn onze Statenleden behept met een «bedorven clericalen tijdgeest.« ünze partij is niet clericaal. We buigen voor niemand, dan voor God alleen. En op alle terrein des levens belijden wij niet de beginselen van eenig persoon, of van eenige Kerk, maar eenig en alleen de ordinantiën van Zijn woord. Is dat een schande We schamen ons Zijn woord niet, maar daarom zijn we niet Clericaal. Een clerus een geestelijke macht om ons te gebieden, kennen we niet. Of bedoelen de Liberalen, dat de »Protestanten« onder den duim der Dordsche Synode van 1618 zitten of onder de zegging schap van de Ned. Herv. Synode van 1852. Maar onder deze laatste staan duizenden Liberalen en Socialisten, omdat zij tot het Hervormd Genoot schap in naam behooren. Dus zijn zij ook clericaal. En wel opmerkelijk in de 2e Kamer zitten 26 R. Kath. en de andere 74 zijn Protestant voor 't overgrootste deel. Als er dus een Clericale tijdgeest is in de Kamers, dan zijn de 74 Protestanten, waar onder de »Liberale« en «Socialistische? Protestanten, daar de oorzaak van. Maar zouden de Liberalen dit nu ook bedoelen Neen, ze bedoelen met «bedorven clericalen tijdgeest? den in hun oog hatelijken trek in 't Neder- landsche volkskarakter, dat 't nog zoo kerksch is en gaarne luistert naar den Bijbel en gaarne met hun gees telijke 'voorgangers spreekt. Dat en dat alleen is den Liberalen een doorn in 't oog, tenzij die voorganger een Libe rale dominee of Liberale pastoor is of modern dan wekken ze tot innigen omgang met zoo'n «herder? of mis leider der zielen gaarne op. Hebben de Liberalen en Socialisten dan geen liefde voor hun Kerk? Gewis, vooral in dagen van verkie zing. Dan komt de witte das voor den dag en hoor je ze zuchten over «doleeren? en «paneelzagen?, behalve in Puttershoek, daar waren eenige jaren geleden sommigen zoo eerlijk om de Pestvlag, de zwarte vlag uit te steken, toen ds. Talma kwam spreken. Die Pestvlag was de bedor ven, clericale tijdgeest en 't ongods dienstig Liberalisme is nog vervuld met haat tegen den Godsdienst en de Kerk. Eu de Pestvlag is hun banier, ondanks al hun geschetter over verdraagzaamheid. Dat is de Anti-these, die hoe langs hoe scherper wordt. Dat is het bederf van den libeialen modernen tijdgeest. de wereld willen; die voor hun pa troon en de maatschappij een sierraad zijnhoe die menschen van den maat- schappelijken disch zooveel ontvangen dat4ze bij ziekte, invaliditeit, ouderdom noodgedwongen werkeloosheid, voor hun weduwen en weezen, zichzelf kunnen helpen. Ons Program zegt dat zoo schoon in de toelichting van het artikel, dat over de Sociale kwestie handeldt. De Sociale kwestie stelt het pro- bleemwelke wijziging er in den politieken en socialen toestand zij aan te brengen, teneinde een meer bevredigende verhouding in 't leven te roepen tusschen hen wier kapitaal in hun handigheid en hun spieren zit, en die anderen, wier schat in hun geestelijke of financieele meer derheid bestaat. Juist! de Socialekwestie loopt niet over de tobbers, de onkundigen, de ongelukkigen, de onwilligen, de roe- keloozen enz. Geenszints, zij zijn en blijven voorwerp van medelijden, hulp, menschenlievendheid maar geen ob ject van recht. Die vierde stand, die onder den invloed van dergelijker ontwikkeling en scherper intelligentie of verstand en inzichtdie vierde stand, die onder de machtige kracht van 't stoom-en electriciteitwezen zijn eigen «kapitaal van handigheid en spieren? slinken ziet of nutteloos worden, terwijl liet geldkapitaal toeneemt in den Handel en Industrie; die vierde stand, die in zijn eigen omgeving zijn bezit van spier en forsche kracht en ervaring, concurrentie ziet aangedaan door col lega's van allerlei soort, minderwaardig soms dan hij en voor lager loon zich op de markt aanbiedend een en ander als gevolg van overbevolking en ego isme, broodnijd of broodbehoeften die vierde stand, die zijn beteekenis voelt in 't sociale leven hierin, dat de Arbeid één der facatoren is om 't Kapitalisme te bestendigen en nog kraentiger te maken, maar zich verzet, dat dit Ka pitalisme te veel inslokt en den Arbeid als onmondige, afhankelijke beschouwt terwijl Arbeid de gelijke is van 't Kapitaal; niet zijn mindere, maar zijn gelijke, de tweelingbroeder om van de rijkdommen der aarde zijn even redig deel te ontvangen. Die vierde stand vraagt om recht, omdat hij zijn plicht betracht als rad in 't sociale raderwerk, waarin hij niet gemist kan worden. Niet om den vijfden, zesden of ze venden stand is 't te doen bij de regeling der rai/ifspositiewant dat zijn de armen, die maar heel zijdelings bij de Sociale kwestie betrokken zijn; die andere standen behooren thuis gebracht onder de bemoeienissen der armenzorg, der kerk, der liefdadigheid; maar van rechtspositie is bij dezen geen spraak. En nu is de Verzekering één dei-, middelen om die rechtpositie te ver sterken. Daarom vraagt Patrimonium ook in art. 9 van zijn Sociaal Program: Daar armenverzorging, anders dan die van de liefde Christi door Zijn kerk of particulier initiatie! uitgaat, den werkman vernedert en met 't proletariaat op een lijn stelt, vraagt Patrimonium, dat alle ar menverzorging voor den werkman van Overheidswege voorgoed overbo dig worde gemaakt door goede re geling van het arbeiderspensioen bij ouderdom, verminking of ziekte. Het ziet deze pensioneering liefst zoo geregeld dat de voorwaarden hiervoor in het arbeiderscontract verplicht worden verklaard. JuistGeen armenverzorging voor den werkman met spierkracht en be- t. Waar is 't bij 't verzekeringswezen om te doen? Om één zaak slech's, maar de hoofdzaak nl. vastlegging van de rechtspositie van den vierden stand. Dit en dit alleen is de Sociale kwetsie. Niet om de positie van den vijfden, zesden en zevenden stand gaat hetniet om de honderden arbeiders, die niet werken kunnen, of die hun vak niet of maar half verstaan, of die door eigen schuld tot armoe ver vallen of vervallen zijn. Zeker, dat zijn ook menschendie moeten ook door de wereldmaar de Sociale kwestie heeft op hen geen betrekking. De Sociale kwestie is een kwestie van recht, hoe zij, de flinke arbeiders, die hun vak verstaandie spieren en vuisten hebben; die met eere door kwaamheid. Zoo'n werkman is geen proletariër, maar heeft recht op zoo'n loon, dat bij ouderdom enz. pensioen kan worden uitgekeerd na premiebe taling een en ander vast te leggen in 't Contract. In 't Contract vastgelegd 't luon, en zoo'n loon, dat de arbeider voor zijn toekomst zorgen kan, voor zichzelf, zijn 'ouderdom, bij verminking, bij ziekte, bij gedwongen werkeloosheid, voor zijn weduwe en zijn weezen. En dan een flinke organisatie. En dan solidariteit. En dan weg met den klassenstrijd, maar patroon en arbeider buigend voor 't Woord des Heeren, om staand op dien bodem alle nooden en be hoeften van 't Bedrijf saam op te dragen voor den troon Gods, Die alleen zegenen en ontwikkelen kan. Verzekering, vastgelegd in 't Con;

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 10