Blanche Gair\ond. Spaarzaamheid. Uit de kerk r\aar huis, God met ons. Godsdienstigheid. Oud Geref< De vrouw. Morire ir\ pace con Dec. Dat is genoeg! De Goddelijke ingeving var} Gods Woord. Onder Redact: Officieel Week van 12 Ned. Herv< Gereforn die aan de tegenstanders, dat, wat er ook tegen zij, gejaagd wordt naar het volbrengen van Gods eischen. Dit kan alleen het oprechte geloof aanvangen en overeenkomstig Gods wil zoeken. Wie zonder het zaligmakend geloof werkt aan het voldoen aan Gods be velen, ontkomt niet aan de dwaling om een grond te maken van zijn werken. Aldus is geen genade noodig. Het leven naar Gods eischen brengt moeilijkheden met zich en bezwaren, maar er staat geschrevenIndien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begeere, die een iegelijk mil- delijk geeft en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden. Het is immers aan geen menschenkind, hoe begenadigd hij mag zijn, gegeven altijd te weten in de verscheidene omstandigheden van het leven, in verschillende oogenblikken en toestanden, hoe hij zal laten uit komen zijne gehoorzaamheid aan God. Dan zal het kind moeten komen tot den Vader om onderricht en zal niet eigenzinnig henengaan en zelf handelen. Wie niet wordt als een kindeke, h zal het Koninkrijk der hemelen geens zins ingaan. In 1598 werd door Hendrik IV, koning v ui Frankrijk, liet edict van Nantes uit- 'vaardigd. Hierbij stond hij den Protes- ,nten toe vrijheid van godsdienst. Een tijd van vrede brak nu aan tot het jaar 1685. Toen herriep Lodewijk XIII het edict en de vervolgingen vingen weder aan. Wie maar kon ontvluchtte liet land en trok naar vrediger oorden. Velen van hen ves tigden zich in ons vaderland. Te Saint Paul woonde in die dagen het meisje, wier geschiedenis wij thans gaan verhalen- Zij behoorde tot eene protestant- sehe la milie en bleef standvastig in haar geloof te midden der vervolgingen. Toen het gevaar groot werd ontvluchtte zij de stad en zwierf rond nu hier, dan daar, maar bereikte de grenzen van haar vader land niet Weldra voegden zich bij haar hare familie, die het doodsgevaar eveneens moesten ontvluchten. Zoo trokken zij met elkander voort meest door onbewoonde streken, in gevaar van den een of anderen dag verrast te worden door de omzwer vende soldaten des konings. Na een vermoeienden tocht kwamen zij eindelijk dicht bij de grenzen, maar het was hun niet beschoren te ontkomen, üp het onverwacht werden zij gevangen genomen. Enkelen gelukte het te ontkomen, doch Blanche en haar moeder zagen zich ge worpen in de gevangenis. Daar werd alles beproefd om haar van het geloof af te brengen en vele mishan delingen had zij daar te verduren. Onder alle pijnigingen bleef zij onwrikbaar sterk in het geloof. In den kerker was ook opgesloten eene der vriendinnen van Blanche. Deze stelde haar eens voor samen te ontvluchten. Zij had verschrikkelijke geeselslagen ontvangen en zag met vreeze aan tegen het oogen- blik, dat zij wederom gepijnigd zou worden. Na lang beraadslagen werden beiden gebracht tot het besluit haar voornemen uit te voeren. Zij zouden trachten door het raam te ontvluchten. Enkele vrouwen die in den' laatsten tijd in hetzelfde vertrek gevangen gezet waren deelden zij haar plan mede en ook deze wenschten met haar te gaan. Eerst werden de noodige toebereidselen gemaakt. Een steen werd aan een draad neergelaten uit het venster om te weten de hoogte van het vertrek, waar zij zich bevonden. Toen bleek haar dat zij op de vierde verdieping zich be vonden. Nu scheurden zij hare lakens in lange repen en vlochten daarvan een stevige driedubbele band, die bevestigd werd aan een uitstekenden balk aan den zolder. Uit het raam wrikten zij eenige ijzeren staven los en alles was gereed om te ontvluchten Zij gingen echter niet heen, zonder eerst op de knieën den zegen des Heeren over haar ondernemen te hebben afgebeden. Daarop lieten zij zich naar beneden af glijden De laatste was Blanche. In den donkeren nacht ontvlood zij het laatste. Langzaam aan liet zij zich zakken, doch eensklaps kan ze niet lager. Haar kleed blijft vasthaken aan een spijker. Wat nu? Een oogenblik bedenkt zij zich, grijpt met de tanden het band vast en rukt met de eene hand haar kleed los. Het ge lukt en nu laat zij zich snel zakken, zoo snel, dat zij met ontvelde handen neervalt op de steenen. De andere vrouwen nemen haar op en bemerken hoe Blanche haar zijde gekneusd had. Men nam haar op en droeg haar naar den muur. die de gevan genis omringde. Geen kreet van smart of pijn liet zij hooren, vreezende dat de be wakers het zouden hooren. Over den muur werd een touwladder geworpen en met niet geringe moeite Blanche aan de andere zijde gebracht. Toen allen alzoo in vrijheid waren, was het Blanche onmogelijk verder te gaan. Hevige pijn belette haar mede te vluchten en zij smeekte haar metgezellinnen haar achter te laten en zelve te ontkomen. Ongaarne, maar gedwongen gingen de andere vrouwen heen en de ongelukkige lag nu in dien nacht alleen in angst en pijn. Met haar hart mocht zij vertrouwen op den Heere, zonder wiens wil niets ge schied. Daar lag zij nu hulpbehoevend en ver laten. Niemand zag naar haar om, ook niet toen het dag geworden was. De voor bijgangers, weinig in getal, wendden zich van haar af, meenende met eene vrouw te doen te hebbes, wier leven in schrikkelijke zonden was doorgebracht. Eindelijk was er een die op haar smee- August Herman Francke stichtte het bekende weeshuis te Halle. In vertrouwen op God nam hij het werk der wee- zenverzorging op zich. Veel geld had hij noodig om het noodige te kunnen aan schaffen. Daarom klopte hij nu eens hier en dan daar aan om giften. Eens ging hij met zijnen vriend Ehlers op reis naar Nederland en kwam ook te Amsterdam. Door een der rijkste kooplieden uit die stad werden beiden uitgenoodigd hem een bezoek te brengen. Gaarne voldeden zij aan dezen wensch en tegen den avond begaven zij zich naar de woning van den koopman. Zij werden binnengelaten in eene zijkamer. Buiten was het schemerdonker en in het vertrek was het hun niet mogelijk alle voorwerpen te onderscheiden. Dit deed Ehlers tot Francke zeggen Hier zal wel geen weldadigheid wonen. Na een oogenblik wachten trad de heer des huizes binnen, die na hartelijke begroe ting, tot de gasten zeide We zullen maar om zijn grooten dank uit te spreken. Hij was verrast en openhartig deelde hij dit. aan dep edelen weldoener mede. Hij sprak eerlijk uit, dat hij bij zoo groote spaar zaamheid nauwlijks op eene geringe gift voor eene buitenlandsche inrichting had durven hopen. Mijnheer Francke, zoo verklaarde de koopman, wie niet in het kleine spaart, kan in het groote niet weldoen en wie niet bij onnoodige uitgaven afbreekt, heeft voor het noodige zelden genoeg. Nadat gij uit de kerk zijt gegaan, zoo overlegt bij uzelf op den weg, hetgeen gij gehoord hebt, opdat gij ondertusschen thuis komende, naar het exempel der geloovige Bereërs, de Schriften moogt onderzoeken om te Weten of de dingen, die gij gehoord hebt. alzoo zijn. Zoo u eenige zaken van de predicatie ontgaan zijn, tracht ze te weten van lien die met u op den weg zijn. En ken henenging tot eene vrouw, aan welke Blanche kennis had. Deze kwam dan ook terstond, maar verklaarde niets te kunnen doen 0111 eene afgevallene van het geloof te helpen. Zij was zelve van protestant roomsch geworden en wilde niet het ge vaar loopen onder verdenking te komen, dat hare verandering eene gehuichelde, althans niet eene oprechte was geweest. De vrouw verwijderde zich, zonder zich te bekommeren om de dringende bede van de ellendige. Zij begaf zich echter niet naar huis, maar naar den aalmoezenier van het hospitaal om hem mede te deelen het lot van de ontvluchtte gevangene. Verblijd door die boodschap en omdat hij bemerkte, hoe trouw deze afvallige haar verleden verloochende, spoedde hij zich naar de plaats, waar Blanche op den grond uit gestrekt lag. Hij liet haar door eenige mannen overbrengen naar het hospitaal. Eerst echter ondervroeg hij haar, zonder op hare pijnen te letten, aangaande de vlucht en de deelgenooten in de ontsnap ping. In het hospitaal werd Blanche niet op een zacht bed, maar ergens op de plaats in een hoek neergelegd. Eene maand lang bleef zij daar, uitgeput en zwak, telkens bezocht door den pries ter, die beproefde haar over te halen om haar geluof af te zweren. Nooit echter gelukte het het meisje te brengen tot on trouw aan den trouwen God, die haar uit de duisternis tot Zijn licht had overgebracht. Onverwacht kwam er uitkomst. Niet van hare bloedverwantendie waren in veiligheid in Zwitserland. Neon, eenige invloedrijke protestanten verkregen einde lijk dat Blanche uit het hospitaal en uit Frankrijk mocht gaan. Het uur van hare bevrijding kwam aan en weldra vertoefde zij op vrijen grond bij hare familie. Nie mand dacht dat zij herstellen zoude, maar tegen aller verwachting in mocht zij in welstand nog lang gedenken aan de mis lukte vlucht en de gevolgen. Zij kon roemen van de ontfermende liefde en de bewarende hand des Heeren. GEMEENSCHAPPELIJKEN ARBEID. geen licht aansteken, we kunnen hier onze zaken nog we! afhandelen. Ik ben tegen alle overbodige uitgaven en het is ons toch te doen om te hooren meer dan om te zien. Het gesprek begon en werd zeer onder houdend en gezellig. Een uur vloog aldus voorbij. De Amsterdammer deed licht ont steken, nam van zijne bezoekers afscheid doch niet dan nadat hij een aanzienlijk bedrag voor het weeshuis had geschonken. Francke wist geen woorden te- vinden BERGOPWAARTS. hetgeen gij niet wel gevat hebt, dat zij het u verklaren, opdat gij zeggen moogt met de twee discipelen, aan welken zich de Heere Jezus te Emmaus te kennen gaf brandde ons hart, niet in ons, als hij tot ons sprak en de Schriften opende. Houdt u niet op met het verheffen en prijzen van den prediker, dien gij gehoord hebt, maar verwondert u veel meer over de genadegaven Gods, die zijne schatten aan zulke aarden vaten mededeelt, niet opdat de uitnemend heid van die kracht aan menschen, maar aan Hem toegeschreven wordt. Gedenkt aan hetgeen God de Heere zegt door den profeet Jeremia Is mijn woord niet als een hamei- die de steenrots te morselen slaat En uw huis genaderd zijnde en uw gezelschap verlaten hebbend, zoo moet gij wel den Heere danken voor 't opgaan naar 't huis des gebeds en van Hem een verbeurden zegen afsmee- ken J. van Focquenbergues. Lincoln, vroegere president der Vereenigde Staten ontving eens een verzoek van afge vaardigden van predikanten. De woordvoer der zeide, dat zij hoopten God op hun zijde te hebben in den tijd van nood, dien het volk toen doorleefde en dat Hij de overwinning zou schenken. Het antwoord van Lincoln daarop was »Het is bij mij de voornaamste vraag niet of God op onze zijde is, maar of wij aan Gods zijde zijn want dat wil de Heere God van ons. Veronderstel dat 30 of 40 mannen, uit verschillende landen en plaatsen binnenko- j men, dragende elk een blok marmer van bijzonderen vorm. Men neemt die blokken. stapeld ze op elkaar en zie het beeld van en man. evenredig en schoon gehouwen, 1 staat voor u. Nu vraag ik Hoe kunnen deze mannen die elkander nooit gezien hebben, zulk een schoon beeld vormen Wel, zegt gij. dat is gemakkelijk te verklaren. Een persoon heeft van het geheel een plan ontworpen, modellen gemaakt, aanwijzingen gegeven en onder de verschillende beeldhouwers verdeeld, met bevel nauwkeurig volgens het hun gegeven model te beitelen. En zoo werd het werk voltooid. Zeer wel. Hier is een boek, afkomstig uit verschillende landstreken geschreven door menschen van verschillende rang, le vende over een tijdvak van 1500 jaren en toch is het een wonderbaar passend geheel geworden. Hoe kon dat geschieden Heilige menschen, door den H. Geest gedreven zijnde, hebben ze geschreven. Hoe goed godsdienstigheid moog wezen, Bezit ik haar slechts 'k moet wel [vreezen, Want Saul geeft mij een goede les, Een les, die 'k nimmer wil vergeten Eerst was hij onder de profeten, En eindlijk bij de toovnares. V, Voorm. 9,30 en van Veenenda STAD AAN Voorm. 9,30 en link. DEN Voorm. 9, nam. 's av. 5,30 uu: OOLTG Voorm. 9 en 's STE Voorm. 9,30 en 01 Voorm. 9 en na OOLT' Voorm. 9,30 en DII Voorm. 9, nm. ME Voorm. 9,30, m leeskerk. De vrouwen praten over het huishouden! als meesteressen, met lieftalligheid en metl aangename stem, alzoo dat zij Cicero, lien! welsprekendsten redenaar, overtreffen eul wat zij met welsprekendheid niet tew eg kunnen brengen, dat verkrijgen zij metJ weenen. En tot zulke welsprekendheid zijn 9 zij geboren, want voor die dingen zijn veel welsprekender en geschikter dan wij, ij mannen, die zulks door lange ervaring en 9 studie verkrijgen moeten. Wanneer zij zulks 1 evenwel buiten het huis zouden wag n, dan deugen zij niet. Want, ofschoon ziij'l woorden genoeg hebben, ontbreekt het haar 1 aan zaken. Die verstaan zij niet goed, -n1 zoo praten zij daarover en halen alles z er 'I dooreen. Daaruit blijkt, dat de vrouw ae- I schapen is voor het huishouden en de man 9 voor staatkunde, het wereldbestuur, den 'I krijg en de rechtszaken, om die te voeren li en te besturen. Zoo spreekt Lutherin zijne tafelgesprek!: n I De beroemde Duitsche hoogleeraar in ,1e 11 Godgeleerdheid, Tholuck, heeft gedurende 9 zijn leven vele reizen gemaakt Vriendt jk I en voorkomend gebruikte hij zulke geleg. n- I heden om met menschen van allerlei stand I en beroep een gesprek aan te knoopen. Z >o 9 was hij eens op een reis door Italië zt er H vertrouwd geworden met een koetsier en, jl bij het afscheid, greep de professor diens 9 eeltige hand en vroeg hem, wat hem vel [I voor zijn leven het grootst en gewicht! st 1 was. Met tranen in de oogen zei de m ui I in zoetvloeiend Italiaansch »Morire in pace 1 con Deo d. i.»te sterven in vrede niet 9 God Wie ernstig nadenkt zal met d ;n I Italiaanschen koetsier instemmen. Den v. a 1 er toe wijst het evangelie. Een heer, die met een groote boot de 1 oceaan zou oversteken, begaf zich, alvorens 9 op het schip te gaan, naar den kapitein vroeg hem eenigzins beangst, of hij al de I klippen wel kende, die zich op hun weg J zouden vertoonen. »Neen,« antwoordde de man, »die ken ik I niet »Maar,« hernam de reiziger met klim-1 mende vrees voor zijn leven, »die moet ge I toch kennen, anders zet ge ons aller leven I op 't spel Onverwacht zullen wij dan stran- j den en lijden schipbreuk«. »Ach«, sprak nu de kapitein, »ik ken de klippen wel niet allen mijnheer, maar ik weet waar het diepe water is. en dat is immers genoeg. De reis door het leven eisclit evenzoo kennis van den weg, van Jezus Christus. Dat is genoeg. Godsdiens SOMM Voorm. 9,30 uur 1 MIDDE Voorm. 9,30 en 's STAD AAN 't Voorm. 9,30 enns DEN Voorm. 9 en nam. LANG Voorm. 9 en na: (Collecte voor OOLTG Nam. 2 uur Ds. V OUDE Voorm. 9 en nam NIEUV Voorm. 9,30 en m HER Voorm. 9,30 en n DIRI Voorm. 9 en narr MEL Voorm. 9,30 uur STEL Voorm. 9,30 en dijk. GOEI Voorm. 9,30 uur OU Voorm. 9 en na Kooij. (Collect MIDÜ

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 15