If
voor de Znidliollaitdsclie en Zeeuw^elie Eilanden.
Zaterdag 14 Mei 1910.
S5sle Jaargang JN°. 1554,
14"
i
Antirevolutionair
Orgaan
18"
BBI Ml
M
m
I
I
IN HOC SIGNO VINCES
T. BOEKHOVEN.
SOMMELSDIJK.
Pi&ksterfsest.
«h
Nederland.
.90
e dessins
Herziening der Jacht
wet.
II,
1
...V
x
4' -M
'V
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. met Zondagsblad 75 Cent.
zonder 54)
Buitenland bij vooruitbetaling met Zondagsblad f 7,50 zonder f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke na mm era 5 Cent. Met Zondagsblad 7 Cent.
ÜITÖBVEB
Telefoon Intercomihb. ®o. 3.
,i Advertentien 10 cent per regsi en s/j raaal. Beolanaea SO per regel.
Boekaankondiging 5 Gent per regel en 4/s maal.
BienataauTragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groots letters en vignetten worden be»kend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertenties worden ingewacht tot Dinsdag- en- Vrijdagmorgen 10 uur.
jESBraaasESHEsa
Alle stukken voor «Se ttedaelie bestemd, Advertentiën en verdeye Iragaeo to;.- te Keadeaa haisë ties* U dig ever,
anden.
IIS,
D.
Opdat zij één zijn.
Joh. 17 11
De uitstorting des Heiligen Geestes
wordt in de sehrift ons niet beschreven
om de eenvoudige reden, dat die" daad
Gods niet te beschrijven is.
Wel wordt gewag gemaakt en van
te teekenen, waaronder èn van de
gevolgen, waartoe ze leidde.
Maar de uitstorting zelve, onzicht
bare en onzienlijke uiting van een
actie van Vader en Zoon, was niet
onder woorden te brengen. Er werd
gehoord een geluider werd gezien
vuurglansmen begon te spreken in
andere talen, en eenigen duizenden
werden bekeerd. Zoo waren de open
baringen, maar 'tfeit der uitstorting,
als bron en oorzaak van die openba
ringen in wind en vuur en taal en
geloof, wordt niet nader uitgewerkt.
Was die uitstorting een mededeeling
des Geestes aan eemge te Jeruzalem
bijeengekomen menschen Ware zij
f ■••'it, ze zou haar belangrijkheid ver
biezen want al de geloovigen van den
ouden dag en ook de discipelenschaar
was reeds met dien Geest bedeeld
geweest. Zonder dien Geest immers
geen wedergeboorte en zonder weder
geboorte was Mozes verloren, was
Abriim verloren, was Noach verloren,
was Adam verloren waren verloren
f die talloos velen, die of als Henoch en
Elia lichamelijk ten hemel voeren of
als de vromen hun ziel in de hand
huns Zaligmakers konden aanbevelen.
Was die uitstorting een bekwaam-
making der Apostelen tot hun ambt,
om ze in de waarheid te leiden, om
met gezag en kracht te kunnen optre
den Ook dat niet, want in hun ambt
waren ze reeds bevestigd door den
Chriftus zelf, toen Hlj hen riep en
met hen wandelde.
Wat was die uitstorting dan? Een
bekwaam making der gemeente om't
Woord te ontvangen. Christus had
voldaan voor de zonden Zijner Ge
meente aan kruis op Golgotha. En
die Gemeente, met haar duizenden
geloovigen, welke in de rol des boeks
stonden opgeteekend, wenschte Hij te
schenken de kracht der eenheid en
saamhoorigheid. De eenheid aan de
veelheid. Daarom bad Hij ook in Joh.
1711 »En Ik ben niet meer in de
wereld, maar deze zijn in de wereld en
Ik kome tot U. Heilige Vader 1 bewaar
ze in Uwen naam, die Gij Mij gegeven
hebt, opdat zij één zijn, gelijk als
wij«.
De band met Cristus was gebroken
Hij wasten hemel gevaren; de persoon-
hjke eenheid tusschen de eerstelingen
er Christelijke Kerk en Hem was ver-
I loken; hemel en aarde waren en
zijn door een klove gescheiden, on-
empbaar. Maar voor die persoonlij-
e verhouding kwam de geesteiijké
I111 '^e plaats: de band van
d ns, aan zijnen die er waren,
vrfu ,n' honderd en twintig, de
j honderd, de drieduizend, de dui
lik maal duizenden, die nog
s,e loren moesten worden, maar toch
Jj ln den Vrederaad ter zaligheid
a/tei? aanvaard en opgeteekend.
rr die allen, georganiseerd in de
iverK op den Pinksterdag zelf, of nog
inlijving in die organisatie zelfs
niet geboren en geroepen, ging Chris
tus het eenheidsverband sluiten, niet
door persoonlijke verschijning, want
Hij was in den hemel maar door den
Geest, die de aanraking met den
ouzichtbaren Christus zou bewerken,
't Is 't Pinksterfeest, dat aan alle
geloovigen, aan alle godvreezenden
de ernstige vraag richtZijt ge met
U we broederen in Christus één. Is er
één gelooféén hoop één liefde
één strijd voor zijn zaak één wil om
Hem te dienenéén doel om zijn
Kerk en Naam te vreezen en te eeren,
één beginsel om in den Staat Hem
te belijdenéén levensdrang tot ver
volmaking van de Kerk. Voelt ge u
een lid van Christus lichaam, dat
met de andere leden meeleeft; zijn
hun zorgen, moeiten, bezwaren ook de
uwe, die ge gewillig met hen samen-
draagt
«Heilige Vader, bewaar ze in Uwen
naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat
zij één zijn, gelijk ais wy.«
Slot.
In een slotartikel zouden we de
artikelen melden over de Heerlijke
Jachtreehten.
Art. 134. De heerlijke jachtrechtèn
zijn algeschatt.
Art. 135. Wegens de opheffing van
de heerlijke jachtreehten worden
zij, die bij 'tin werking treden dezer
wet gerechtigd waren tot een heerlijk
jachtrecht, dat in 't jaar 1909 of in een
der vijl voorgaande jaren is uitgeoe
fend, schade.oos gesteld, indien deze
uitoefening bij 't volgens deze wet in
te stellen onderzoek als rechtmatig
wordt erkend. De schadeloosstelling
wordt uit 's Lauds kas uitbetaald en
in den vorm eener, jachtrente op de
gerechtigden ,.|ot de in de betrokken
heeilijkheid gelegen landerijen ver
haald, overeenkomstig het bepaalde in
art. '133 Geschillen over de gerech ig-
heid tot 't ontvangen van een toege
kende schadeloosstelling blijven bij
den gewonen rechter.
Art. 137. De schadeloosstelling wordt
verhoogd met een interest, berekend
tegen 3,5 ten honderd per jaar over
den tijd, die verloopt tusschen 't in
werken treden dezer wet en den dag,
waarop de schadeloosstelling opeisch-
baar wordt
Art. 138. Op ieder kadaatreelperceel,
dat bij 't in werking treden dezer wet
met heerlijk jachtrecht bezwaard was,
wordt onder den naamvan»jachtrente«
een schuldplichtigheid ten behoeve
van 't Rijk gevestigd.
Art. 139. Opgronden, welke in 't
jaar 1909 ingevolg 't bepaalde in art.
5 van het Souverein besluit van 8
Feb. 1815 (St. no 8) aan de uitoefening
van de jacht waren onttrokken, wordt
geen jachtrente gevestigd.
Art. '140. De jachtrente bedraagt
jaarlijks 5,55 ten honderd van 't be
drag der schadeloosstelling, berekend
naar verhouding van de kadastrale
groote van 't perceel.
Art. 142. De jachtrente is verschul
digd over 30 achtereenvolgende jaren,
te beginnen met 't jaar, volgende op
dat, waarin- de schadeloosstelling op-
eischbaar wordt.
Art. 143. De jachtrente is verschul
digd door hem, die t genot heeft van 't
perceel krachtens recht van bezi' of
eenig ander zakelijk recht. Ingeval
van vruchtgebruik vergoedt de eigenaar
den vruchtgebruiker bij 't eindigen van
zijn vruchtgebruik hetgeen deze, in
verband met de vermindering van de
waarde van de jachtrente, berekend
volgens art. 147, geacht moet worden
vooraflossing te hebben betaald.
Art. 147. Voor of op den '1ste Juli
van ieder jaar kan de jachtrente over
de nog niet ingetreden jaren worden
atgekocht voor haar waarde op ge
noemden dag. De berekening geschiedt
voorts naar den rentevoet van 3,5 ten
honderd.
Art. 148-151 handelt over de schat
tingscommissie.
Art. 152-163 over de Aangiften.
Art. 164-168 over de voorziening
tegen de besluiten der schattingscom
missie.
Ziedaar in hoofdzaak den inUoud
van 't ontwerp, zcuals dit door de
Commissie is m 't licht gegeven.
*En de Jachtschappen, zoogenoemd
in overeenstemming met de water
schappen en de afschaffing der heer
lijke rechten zijn de twee hoofdzaken,
waaraan dan als gevolgen kleven de
vergoedingen voor wküschaden voor
de rechterlijke macht te bepalen.
y* Die domme Fransche arbeiders
In Frankrijk is vóór eenige maanden
de üuderdomsv'erzekermg m 't staats
blad verschenen. Vlak vóór de verkie
zingen. En met premiebetaling De
verkiezingen zouden nu uitwijzen, hoe
de Fransche werkman over die
premie dacht. En? De uiislag heeft
aangetoond, dat de kiezers zoo arbeiders
als burgerij, de premie begeert. Dom
volk, die Fr uiscben, vergeleken bij de
Nederlanders, niet waar Och neen
zij hebben, als democraten, degelijk
goed begrepen dat betaling van premie
ep dus recht op pensioen twee goede
kanten heefteerstensdrang tot
ioonsverhoogmg; tweedens; versterking
van hun sociale positie.
Ze hadden 't voorbeeld in de vak-
vereeniging van mijnwerkers, die elk
jaar 35 glü. premie betalen, maar dank
zij den geest van fierheid en vastheid,
die deze menschen heboen geput uit
hun organisatie, het leon hebben kunnen
opvoeren tot vijf maal het vroegere
bedrag.
De arbeidersklasse wordt door
premieheffing een sporthooger gebracht
op den maiischappelijkeu ladder; ze
krijgen zekerheid van hun toekomst
en die zekerheid maakt hen sterker in
hun rechtmatige eischen, ze behoeven,
niet bang te zijn om als uitge
knepen citroen aan den dijk ge
zet te wordenze behoeven,
als ze ouder worden, geen zoo groote
vrees te koesteren voor ontslag, want
ze hebben een»appeltje voor den dorst»;
en met 't recht op pensioen in 't oog,
kunnen ze de toekomst minder bang
inzien, maar, als ze de toekomst
in durven, staan ze daarvoor reeds
in 't heden voor hun eigen gevoel?
sterker. Wie een toekomst heeft, staat
steeds in 't heden, minder afhankelijk.
En zooals men verleden week schre
ven de arbeider moet zijn recht zoeken
en zijn rechtspositie versterken. Dat
en dat alleen is zijn doel
De Fransche mijnwerkers in 1885,
en de spoorbeambten in 98 vroegen om
premieVroegen erom Zij doorzagen
de toekomst en begrepen hun belang.
Zelfs de Socialisten iu Frankrijk stem
den vóór de premie.
Ter wille van hun toekomstige positie
en voor hun heden
OP IIËW UlflilJl.
Een woord van den »ouden Wormser«
Of het tegenwoordige geslacht zich dezen
man herinnert Wellicht even weinig, als
het heugenis had van Dibbetz, wiens na
gedachtenis door Dr. Kuyper op den
voorlaatsten Bondsdag der Gerelonneerde
jongelingen op zoo aandoenlijke wijze werd
geëerd.
Wormser was van nog ouder generatie
dan Dibbetz. Wormser heeft Dr. Kuyper
niet meer gekend. Maar deze eenvoudige
Amsterdamsche deurwaarder was een in
tieme vriend van onzen grooien veldheer
Groen van Prinsterer.
Vriend, medestander, medestrijder.
Een dag na zijn dood, schreef Groen
aan zijn weduwe een inaigen troostbrief,
waarin hij getuigdeZijne christelijke
vriendschapsbetrekking is een der meest
hooggeschatte voorrechten, die mij op mijn
levensweg door Gods voorzienigheid verleend
zijn.
Naar Wormser luisterde Groen van
Prinsterer gaarne. Meer nogWormser's
raad had meermalen invloed op Groen's
handelwijze.
Van dezen souden Wormser« nu, zag
ik de sNederlandeti de volgende uitspraak
overgenomen Wanneer wij de geschiedenis
der laatste vijftig jaren nagaan, kan het ook
bij de zachtste oordeelveiling, niet worden
weersproken, dat de pogingen tot verleven
diging en herstel van ons kerk- en school
wezen, vooral van de gewone leden der
gemeente zijn uitgegaan en dat de meesten
der leerarendie aan de waarheid, door
de kerk beleden, van harte verbonden zijn,
zich doorgaans buiten den strijd gehou
den hebben, met een voorzichtigheid, weike
dien naam geenzins verdient.
Die aanhaling had 'n voor geschiedenis.
Te Strijen, in de Hoeksche Waard had
de hervormde predikant sterk geijverd voor
de oprichting eener christelijke school en
zich daarmee den haat van de tegenstanders
op den hals gehaald.
In een vrijzinnig blad was toen één hun
ner komen aandragen met het versleten
praatje, dat de dominee in zijn gemeente
de rust, den vrede, de liefde en de eens
gezindheid moet najagen en dus de school
de school laten. Als afschrikkend voorbeeld
was toen gewezen op den (in die streken
met name) »overbekenden, ik zou haast
zeggen beruchten Ds. van Grieken.
Deze liet dat niet onder zich.
Er is een stuk door de Nederlander
opgenomen, yerweert hij zich krachtig
stelt in die „beruchtheid" zijn eere en wekt
zijn ambtgenooten in de Hervormde kerk
op om zich even »berucht« te maken als hij.
In dat verband werd toen ook die
uitspraak van den »ouden Wormser<r
aangehaald.
Nu hoop ik maar, dat recht vele pre
dikanten zich zullen laten opwekkeD.
We gaan den goeden weg op.
Er was een tijd, dat de christelijke
school met zekerheid alleen rekenen kon
op de predikanten uit de Gereformeerde
kerken. De heel enkele uitzondering, die
we gekend hebben, dat ook zulk een
predikant voor de Christelijke school bad
noch werkte, kunnen we laten rusten,
Maar met de hervormde predikanten
was 't iets anders. En, kunnen noch mogen
we hen verontschuldigen'tjwas eenigszins
te begrijpen.
De Gereformeerde predikant, die voor
een Ch. school ijveren' ging, had aanstonds
zijn gansche gemeente mêe, behoudens een
enkele, die als een »binnenvetter« bekend
stond en in 't' geheim een altaarken voor
Mammon had. Doch ook deze durfde niet
al te stout te protesteeren en liep kwansuis
mee.
Maar de hervormde dominee, die voor
een School met den Bijbel ijveren ging,
kreeg direct in schier elke gemeente feilen
tegenstand. En vormde zich een partij
tegen hu i, die hem 't leven bitter maakte
en ook zijn gemeentelijken arbeid in menig
opzicht verstoorde.
Toch zal 't me verblijden, als steeds
meer predikanten gaan inzien, dat die
schijnrede bedriegelijk is en dat ze de
praktijk der vrijzinnigheid en kerk en school
en maatschappij bestrijden moeten, zullen
ze niet in de zes dagen der week zien
weggraven, wat ze des' Zondags met veel
moeite trachien op te, bouwen
De predikant kan zich niet houden
buiten den strijd onzer dagen.
Net zoo min als de onderwijzer.
Hier raak ik een teer punt.
In de >Stichtsche Courante: heelt Jan
van Holland onlangs harde woorden
te hard zelfs gezegd aan 't adres onzer
christelijke onderwijzers, die niet meer
warm te krijgen zouden zijn voor onzen
politieken en socialen strijd.
Wilhelmus* in de Groninger Kerk
bode dikte dit nog wat aan, al zei hij 't
in w$t milder vorm.
Ik herinner mij, reeds voor ettelijke
maanden over 't zelfde onderwerp geschre
ven te hebben en nog niet zoolang geleden
op 't zelfde aanbeeld te hebben gehamerd
toen ik onze onderwijzers opriep om zich toch
niet verre te houden van onze jongelings-
vereenigingen.
Dat balletje was dus aan 'f rollen.
Er werd natuurlijk teruggekaatst
ln de »Vrije Wesifries« las ik een stuk
van den heer Bast, hoofd der chr. school
te Enkhuizen, die zijn pro stelde tegenover
het contra van fan van Holland en Wil
helmus en ik las in zijn stuk veel waars,
al vind ik een veeg uit de pan aan 't adres
van onbekende couranten-briefschrijvers
onverdiend.
In ons landje vraagt men maar al te
veelWie zegt dat Ea veel te weinig
Wat zegt hij zoodat ik best kan begrijpen
dat de een zich Jan van Holland en de
ander Uitkijk noemt om vooral toch de
aandacht van den persoon op de zaak te
vestigen.
Een opmerking van den heer Bast was
vooral ad rem.
Hij schreef toch en ik moet het uit
eigen, zij 't ook niet persoonlijke ervaring
bevestigen dat men niet zelden van den
onderwijzer vordert, dat hij zich toch vooral
buiten de politiek de sociale kwestie enz.
houden zal.
En dat is maar al te waar.
Wie als onderwijzer zijn school of klasse
uitstekend verzorgd, maar een deel van zijn
vrijen tijd geeft aan het volk, om het naar
de mate zijner krachten in politieken of
socialen zin vooruit te brengen, is niet
zelden een geteekend man.
Velen moeten hem niet.
Hij heet dan te >geprononceerd«.
Er is een onder-onsje als de tong wat
vrijer gaat noemt men hem soms »een
haan«. Iemand van wien gesproken wordt.
Wien de kleine liberale blaadjes soms
aanvliegen. Dat geeft maar opspraak
Zoo is 't lang niet overal. Zoo is 't lang
niet altijd. Maar 't gebeurt zoo
En komen anderen daar dan tegenop,
dan heet hetJa, ziet gewe moeten
iemand hebben,' die zich gehéél aan zijn
school geeft. Zoo krijgt dan de man, die
avond aan avond goed betaalde lessen
geelt waar ik niets tegen zeg, maar
die toch slechts in zeer verwijderd verband
staan met zijn school de kroon op het
hoofd en d- min, die op politiek, en so
ciaal gebied meeleeft en als 't moet voor
aan gaat staan, krijgt een p k op den kop.
Dat moet ook eens worden gezegd.
En nu weet ik wel dat een man van
karakter en beginsel van zulke overweging
I
I
I
t' I
v
[ïii
11
'V j