JEZUS STILT DEN STORM. Leestafel. De „Gereformeerde Bo be" De trouwe dienstmaagd. Hoe men in het huis Gods zal verkeeren. Een erfenis. Een passend huwelijks geschenk. Waarom niet beterbesteed gebruik zij er En zie, er ontstond groote onstuimigheid in de zee, zoodat het scheepje met golven bedekt werd; doch Hij sliep. En de jongeren traden tot Hem en wekten Hem op, en zeiden „Heere, help ons, wij vergaan." Toen zeide Hij tot hen: „Gij klein geloovigen, hoe zijt gij zoo bevreesd?" En Hij stond op en bedreigde den wind en de zee; toen werd er groote stilte. Matth. 8: 2427. x'ocou ging1 /-ijlj- uoii -ïitauouvii vijioim" wetend dat haar Verlosser leefde. Zij ging heen diep betreurd en beweend door de velen, voor wien zij tot een tijdelijken en eeuwigen zegen was geweest. Haar mond, die zoo menig vriendelijk en troostvol woord had gesproken, was nu gesloten. Zij werd zeer eenvoudig, overeenkomstig haar wenseh, begraven op het kerkhof te Fou- day, naast het graf van haren papa Oberlin. Een ijzeren kruis werd op haar graf gesteld, waarop haar naatn Louise Sclieppler. Op den grafsteen werd gebeiteld Hier rust het stoffelijk gebeente van Louise Sclieppler, geboren te Bellefosse, 4 Nov. 1763, gestor ven te Waldbach, 25 Juni 1837. Sedert het jaar 1779 was zij ocne trouwe dienst maagd en hulp van vader Oberlin, en eene christelijke, ootmoedige leidsvrouw der jeugd. (Slot volgt.) - weten, waar ons de uitkomst van hun gesprek bekend is. Petrus werd verge ving geschonken. De les was hard ge weest, doch rijk aan zegenrijke gevolgen- Niet meer hooggevoelend, maar vree- zonde te zijn, leerde Petrus door zijnen diepen afval en de wedeiopzoekende genade des Heeren. Voorheen sterk in eigen kracht, zocht hij voortaan zijne sterkte in de kracht des Heeren. Nu wist hij, dat alleen de bewarende hand Gods den mensch afhoudt van het kwade. Petrus had in een zwaren weg 11110 ten loeren, hoe verschrikkelijk de zonde in het oog des Heeren is. Was In t hom vroeger niet onbekend, hoezeer God tegen de zonde ontstoken is: dal zij scheiding maken groot en breed, wen! hem openbaar 11a zijn vertoeven in Kajafas' huis. Toen had hij zijn leven verloren 0111 het in en door Chrisius weer terug te ontvangen. Gelijk Petrus Christus mocht ont moeten om vrede te bekomen mei God, zoo is voor elk zondaar de eenige weg tot zaligheid. Ook door hem, die in de waarheid is onderwezen en opgevoed, zal eerst gemis moeten gekemi worden 0111 daarna den Heere -Iezus te ont vangen. Petrus had veel gezien en ge hoord in zijnen omgang me den Heere. In zijn hart was God door '/.ijn Geest werkzaam geweest tot een nieuw leren. Maar de voortvarendheid in spreken en handelen vervoerden hem tol woorden en daden, zondig voor den heiligen God. 't Kwam echter hij Petrus niet tot een belijden van zijne verdorvenheid, dan 11a zijnen val. Daarna kon Christus tot hem komen om Zijne reddende hand uit te steken en Petrus op te richten. En de discipelen hoopten, dat ook hem deze genade zou te beurt vallen, daar ook zij sterk in zichzelf hadden gestaan. Al was het niet gekomen tot een ver loochening, zij waren in den hof van den Heere heen gevloden uit vrees voor hun leven. Aldus zal een ieder, bij waar onder zoek, vinden, hoe hij nog niet in den rechten staat verkeert, zoolang hij niet den Heere Jezus heeft gezien als Ver losser en Overwinnaar van dood en hel. Bij de zoodanige moet droefheid worden gevonden over het niet kennen van den Zone Gods. Hij zal berouw hebben over zijne zonden om de schei ding die zij gemaakt hebben tusschen den God des levens en hem. Geen treu ren over de schuld, die den Heere Jezus deed lijden, kan ontbreken - maar dan ook zal de dag aanbreken, waarop de Heere zal toonen, dat Hij is opge staan 0111 de rechtvaardigheid aan te brengen in die ziele. Als dan een tot ruimte komt zal er blijdschap zijn, niet alleen in den hemel bij Gods engelen, maar ook bij hen die Christus kennen, maar ook bij hen, die nog zuchten en klagen. Hoe vereenigen de kinderen des Heeren zich verheugd in de woning van eenen, die uit de duisternis mocht komen tot het licht. Zij deelen het elkander mede met verheuging en dank aan den Heere, die dag aan dag overlaadt met Zijne gunstbewijzen. Daar worden de stokken liefelijkheid en samenhinders (Zacli. 11); die menigmaal helaasontbreken, weder gevonden. Zoo is het ook voor de gebrokenen en verslagenen van harte een oorzaak van blijdschap als een worstelaar mag overwinnen door den grooten Overwin naar. Het geeft hun moed 0111 den kamp met de vijanden voort te zetten. Het verlevendigt hunne hoop op ver andering van ellende in verlossing, van strijd in overwinning, van onzekerheid in zekerheid, van weeklacht in gejuich. Ook zij verkondigen het en smeeken den Heere 0111 hetzelfde blijk van Zijn genade. En even als bij de discipelen, is het verre van hen den Heere te beschul digen van onrecht. Dit wordt juist in hun spreken en blijdschap openbaar. Wel zal r nog een oogenblik van twijfel komen of het voor hen wel is weggelegd het groote geluk eenmaal te bezitten. Marcus verhaalt ons hoe de discipelen (le beide wandelaars naar Eminaus niet geloofden. Van Thomas weten wij, hoe hij meer dan de anderen aan grooten twijfel ten prooi was. En de negen discipelen, die eerst blijde waren en daarna weer wankelden in hun geloof, ondervonden hoe bezwaarlijk het is te gelooven, omdat het genade werk aan een ander heeft, plaats ge had. Daarom is de Heere hen allen nog verschenen, opdat zij zelve zouden verlost worden van de onzekerheid en gelooven. Geen vrede of rust dan alleen bij Hem, die de vermoeiden en beladenen tot Zich roept. Geen oprecht geloof in het gelooven van eens anderen bevinding, maar van eigen ervaring te weten geeft vastheid. Wanneer de Geest des Heeren het harte bewerkt, kan geen zondaar zekerheid bezitten dan als Christus hem is verschenen. Waar Christus is geko men, worden de vruchten des Geestes gekend: liefde, blijdschap, vrede, lank moedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. VI. Hooggeachte en geliefde Mevrouw! Ik neem de pen op, 0111 uw vriendelijk schrijven van 18 Augustus jl. te beant woorden -Ja, waarde Mevrouwik ben verbaasd over de barmhartige hand Gods, die zich zoo genadig over mij uitbreidt Nooit, neen nooit zoude ik voor mij zelve gewenscht hebben, rijkdom te bezitten, maar dikwijls, 0 hoe dikwijls heb ik er naar verlangd, in staat te zijn den toestand te verlichten van hen, die in armoede en ellende verkwijnen. Deze grootmoedige toelage zal mij in staat stellen vele be- hoeftigeu te ondersteunen. Vooreerst eene arme weduwe, wier aardappeloogst mis lukt is, en voor wie het zelfs bij de groot ste spaarzaamheid onmogelijk is, 0111 de huur voor hare hut te bepalen, die buiten dien noodwendig moet gerepareerd worden. »Tot wien zal ik mij wenden heeft zij mij dikwerf in tranen uitbarstende gevraagd »ik moet mijne hut verlaten 0, indien onze goede papa nog in leven wareU De Almachtige Vader is niet dood. was ik gewoon haar te antwoorden, en Hij is rijk in middelen, en kan al onzen nood afwen den. Gij ziet, waarde mevrouw! dat, nadat ik zoo menig jaar de helpster en aalmoezenierster van onzen waardigen papa was, ik niet ongevoelig ben geworden voor de behoeften mijner medemenschen, maar waarlijk dankbaar ben, dat mijn dierbare Heiland mij aan het einde mijns levens nog de vreugde heeft voorbehouden, hun huljie te kunnen bieden. 0 lieve Mevrouw2500 gulden, het is veel, ja het is veel, maar toch gij ziet, dat ik nog wel tweemaal zoo veel zou kunnen gebruiken. Meer zullen wij van dezen bi ief niet overnemen. Een ieder ziet de onbaatzuch tigheid van deze nederige dienstmaagd des Heeren. Lij wil het geld niet voor zich besteden, maar hulpbehoevenden ondersteu nen. Hoe weinig zij op eigen verheerlijking gesteld was leert, ons ook dit voorval. In een courant uit die dagen stond eens over haar geschreven De eer eeuer ge dachte, die reeds zoo rijke vruchten heeft gedragen, komt geheel alleen toe aan Louise Schep/dereen arme boerendochter uit Bellefosse. Zij heeft aan dit ontwerp (de bewaarschool) haar vermogen, ja hare jeugd en gezondheid opgeofferd. Louise las dit ook en wat deed zij Aan het exemplaar dezer courant, dat in Wald bach rondging voegde zij een schrijven toe van den volgenden inhoud: »Ik verzoek den lez rs van dit opstel te bedenken, dat deze eer aan de vrouw van den predikant Ober lin toekomt, die hare oogen op mij het, vallen en mij in hare dienst namdat hoofdzakelijk haar voorbeeld en hare ver maningen mij den zin voor het sehoone 011 goede, zoowel als liefde tot de deugd en overgave aan mijnen Heere en Heiland heb ben ingeplant. E11 evenzoo. dat onze waardige predikant en papa Oberlin langen tijd plan had onderwijzeressen te vormen, 0111 dan de jeugd door haar te laten onderrichten, en dat, (oen uil plan eindelijk ten uitvoer kwam, ik niet eens eene der eersten geweest ben, aan wie deze even gewichtige als nuttige bezigheid werd opgedragen. Alzoo eer en roem den Heere onzen God, den oorsprong en bron aller deugden. Da ,k en erkentenis onzen lieven en vereerden zalig ontslapenen leeraar en papa en zijner deugdzame echtgenoote. Mij echter tot beschaming. Welk een heerlijke genade ontving zij toch om onder al haar werken en arbeiden klein te blijven en nederig. Wel volbracht zij het Woordde een achte den ander uitnemender dan zichzelf. Zoo ging zij dan niettegenstaande de gebreken van den ouden dag voort met hare werkzaamheden, met ijver en liefde gedenkende aan de nooden en behoeften der ellendigen. Zij heeft geijverd totdat hare ure sloeg. Nog vijf uren vóór haar heengaan naar betere gewesten was zij aan dein arbeid. De 25e Juni 1837 was de De Dienaar des Goddelijkèn Woords gekomen zijnde, zoo spreekt het hem in wendig en met het harte na hetgeen hij met den mond zal uitspreken. Laat uwe oogen op hem gevestigd zijn, opdat gij alzoo Ie aandachtiger op de verkondiging van Gods Woord letten moogt; gelijk wij lezen, dat de oogen van allen, die in de Synagoge waren en Christus hoorden het Evangelie verkondigen op hem gericht wa ren. Dat van n niet gezegd worde, dat gij wel in de keik geweest zijt, maar niet 111 de predicatie, omdat gij de predicatie niet met bijzondere aandacht hebt aange hoord. E11 spreekt niet met uwe buren, noch houdt met hen geen praatje, terwijl God zich mededeelt en tot u spreekt van de verborgenheden uwer zaligheid in Chris tus Jezus. Wacht u ook, dat de slaap u niet, bevange, opdat Jezus 11 niet zegge, het is alzoo met u gelegen, dat gij niet een uurtje met mij hebt kunnen waken. Merkt naarstelijk op al hetgeen er gezegd zal worden en inzonderheid op hetgeen gij nooit zult hebben gehoord. E11 vlijt uzelf niet, als de Leeraar in 't algemeen de zon den en gebreken bestraft, maar eigent uzelf in 't bijzonder de bestraffingen toe, welke hij tot het volk doet, alsof zij uzelf aan gingen en neemt in dank aan, dat de Recht vaardige met den hamer van Gods Woord uw harte week maakt. En verschijnt daar niet 0111 te berispen, maar om te leeren. Vergadert dat hemelsche manna met een bijzondere begeerte en bewaart het in de gouden kruik uws harten en zegt niet, gelijk de Israëlieten in de woestijnOnze zielen zijn dor, daar is niets, onze oogen zien niet den man, opdat misschien God de Heere, bemerkende, dat gij meer werk maakt van de vleesehpotten van het Egypte dezer eeuw (dat is van de leer der werell) dan van Zijn Woord, niet een honger over het land zeilde. Niet een honger naar brood, maar een honger 0111 Zijn Woord te lioo- ren en, omdat gij geweigerd hebt even bui ten den ingang uwer woning te gaan om dit heinelscli manna te vergaderen, God de Heere u niet laat zwerven van de eene zee naar do andere, en u laat omgaan van het Oosten naar liet Westen, zoekende Zijn Woord, hetwelk gij nochtans niet zult vinden. Hebt mede geen kittelachtige ooren, 0111 11a uwe hartstochten eenige leeraars te doen vergaderen, en zoo 't gebeurt, dat gij eenige leer hoort, welke u niet smaakt, schort uw oordeel op en gaat bezoeken hem, die deze heeft voorgesteld, opdat gij onderwijzing ontvangen moogt. Gedraagt u eerbiedig en gelijk zulks den kinderen Gods betaamt terwijl de Goddelijke Sacra menten bediend worden. En wanneer uwe begeerte zich strekt 0111 gemeenschap aan 't H. Avondmaal des Heeren te hebben, en dat gij ten uwen huize, en in 't. eenzame zult gedaan hebben hetgeen behoort, nl. een nauwkeurige onderzoeking van uw ge weten en dat gij uzelf wel zult hebben beproefd, volgens de vermaning van Paulus, zoo nadert als dan met een diepe veroot moediging tot deze eerwaardige verborgen heden. J. VAN FoC^UENBEROUES. In 1901 stierf te Madrid eene schatrijke dame, Lemaur geheeten, die aan de armen der stad ongeveer een half millioen peseta's naliet (ongeveer f 250.000 gulden.) Kort daarna zouden deze verdeeld worden en waren de armen daartoe opgeroepen. Duizend den en nog eens duizenden stelden zich op in de Arrietastraat, vóór het gebouw, waar de verdeeling zou gehouden worden. Bij groote troepen stormden de ongeduldigen het gebouw binnen, zoodat de gangen én trappen een vreeselijk tooneel van verwar ring aanboden. In het tumult, liepen velen verwonderingen op. Het geschreeuw deed een oogenblik gelooven, dat er een oproer was uitgebarsten. Falitte was aanwezig, maar de zestig agenten hadden móeite met de blanke sabel de plaats vrij te maken. In het gedrang hadden de lieden elkaar de kleeren van het lijf gerukt, zoodat op de binnenplaats een berg kleedingstukken lag opgestapeld. Welk een ijver en moeite 0111 het begeerde geld deelachtig te worden, niettegenstaande toch ieder een vastgestelde sonvslechts kop bekomen. Als wij nagaan, niet alleen djt geval, maar ook de pogingen door niet-arman in het werk gesteld om geld en meer geld te bekomen, dan wordt het ons duidelijk lioe tegenover God de mammon staat. Van Gods zijde is ook een erfenis, een vastgestelde rijkdom te bekomen. Waar ont moet of ziet men een jager naar dat onver derfelijk bezit 2 Hoort men ooit, dat men elkander den voorrang betwist om de zeer kostelijke erfenis deelachtig te worden V Strijden de armen aan vrede met God alzoo om te weten dat zij rijk zijn in genade door Jezus Christus Een aanzienlijk heer trad in het huwelijjc. Te midden van de gasten op de bruiloft die kostbare en prachtigen geschenken brachten, bevond zich ook de eenvoudige naar verstandige Christelijke dorpsschout. Hij bracht een klein doosje en zeide „mijn grootvader heeft in vroeger tijd gediend bi: de Hollanders en mij dit aandenken achter gelaten. Dat geeft ik u, hooggeachte hée op uwe, eeredag gebruik het vele jarei in gezondheid en de barmhartige God mog u Zijne wijsheid leeren In het doosje bevond zich een zilveren munt, die de Hollanders indertijd hadden 1 itea slaan, om den vrede met, de Engelschen. op de eene zijde was een juk ossen, afge beeld, met het opschrift „juweti valemus" d.w.z. „inet elkander zijn wij sterk", op de andere zijde waren voorgesteld een paai steenen potten, die op de zee ronddreven daarbij stond: „collidentes pangimur" d.w.z. „tegen elkander gaan wij aan scherven". D' graaf liet dit aan zijn jonge vrouw zien ei zeide „Zie eens, wij hebben dezer dar menig zinrijk eereblijk ontvangen, doch di< eenvoudige man heeft 011s waarlijk niet he: slechtste gegeven". In Nederland werd niet lang geleden per jaar aan gedistilleerd verdronken de som van 80.000.000 gulden, zegge tachtig mil lioen gulden. Daarvoor had kunnen gekocht worden 500.000 mannencostumes, 500.000 vrouvvencostums, 1.000.000 kindercostumes, 400.000 paar mansschoenen,, 400.000 paar vrouwenschoenen. 400.000 paar kinderschoenen, 1.000 000 manshemden, 1.000.000 vrouwenhemden, 500 000 ijzeren ledikanten, 500.000 veeren bedden met peluw en 2 [kursens, 400.000 stel linnengoed, 400.000 houten huisraad. 20.000.000 kilo tarwebrood. 1.000 000 H.L. aardappelen. 1.000.000 kilo boter, 1 000.000 kilo rundvleesch. 80.000 000 per jaar of f 219.000 per dag of f 9.000 per uur of f 150 per minuut of f 2.50 per seconde. Reken bij dit kapitaal nog wat er aan genotmiddelen en weeldeartikelen onnoodig wordt uitgegeven en men zal een som van belang krijgen. „Een cent een schrijfboelcieis het twee de werk van J. A Schauekamp getiteld. Hierin wordt ons medegedeeld de lotgeval len van een arme jongen, die van venter van schrijfboekjes mocht geraken tot eige naar van een bloeienden boekhandel. Wat hem op dezen weg tot voordeel en tot nadeel strekte wie hem behulpzaam waren en wie hem tegenstonden schetst ons de schrijver en niet onaardig veelal. Wij betwijfelen of allen wel zullen erken nen dat August van Boekeren de hoofd persoon als een brandhout uit het vuur was gerukt door den Heere (vg. bl. 61, 62). Overigens de personen, die optreden in dit boekje zijn wel naar het leven geteekend Aan de welwillende lezer zij het over gelaten enkele drukfouten (bl. 31 lees meisje, bl. 6ö lees nog) te verbeteren. Dit werkje leere met God te raadplegen en niet altijd op menschenraad af te gaan.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1910 | | pagina 6