2
I
I
MER.
Een protest.
Zondagsrust en -
Zondagsheiliging.
God of het toeval?
Een goede les.
De Luiaard.
ITALIAANSCH AVOND-LANDSCHAP.
(Naar eene schilderij van Jan Wijnants?)
't Is Schande.
Klacljten en gebed eens
boetvaardigen zondaars.
H
ilingsver-
aan iede-
gegeven
jaarfeest
heeft mij
inuten te
iten wei-
gedaan
d in brand
len grond
verloren
izau, toen
recht ver-
s ook
n eer en
ïger prijs
uil woord
jen gehee-
et weder
wanneer
ge in vijf
verliezen,
itenswroe-
or verdriet
kunt be-
mveel op
kan ook
bracht,
lesluit ne
en eerbaar
ge in uwe
;oed in vijf
genomen,
id, de toe
dien zal 't
sen waarde
iren u toe
engen, heb
is wanneer
st op mijn
en schreef,
en.
ed en ééne
as, hoorde
icht had en
velen tot
ïuut gekost
en besteden.
orrels zand.
,ukken land.
ten, die mij
ontroofd, of,
i, omdat zij
op tijd kwa-
/oor nuttige
ser zijn, dan
weet.
sn van uwen
;t van, door
[vijf minuten
>f drie jaren
[aal te leeren.
iggevonden
herwonnen
door genees-
vaak wor-
H-vï:
den herkregen maar verloren tijd keert
nooit têrug.
Elk levensuur, daar vliegt het heen,
't Keert nooit terug op ons geween.
Minuten zijn kostbaarder dan juweelen'
want het geheele leven is daaruit samen
gesteld; zij vormen den diamanten diempe
tot wijsheid en verstand, niet alleen voor
dit leven maar ook zijn zij de ladder naai
den hemel.
Dagelijks vijf minuten meer gewijd aan
het gebed aan het lezen der Heil ge Schrift,
aan de stille afzondering met God, welk
een vrucht kunnen dragen vooi tijd en
eBMogende Heere deze woorden zegenen
en vruchtbaar maken ook aan ons hart
en leven, aan dat van vele lezers.
(Missions- und Heidenbote.)
Op Zondag 20 Februari j.l. waren te Ber-
lijn vele menschen zamengekoinen in bet
circus Busch. Een vreemde plaats, waar men
geen oprecht Christen zal zoeken in gewone
omstandigheden. Juist! Het was eene bui
tengewone oorzaak, die de vrienden van
het Godsrijk op die plaats en op dien dag
bijeenriep.
Er was toch een stem uitgegaan, dat
Jezus nooit op aarde was geweest. Prof.
Dreurs had de stelling verkondigd Jezus
heeft nooit geleefd. Toen ging een andere
stem uit en riep de belijders van den
Eenigen naam tot zaligheid gegeven bijeen
in gemeld gebouw. Tegen 12 uur smorgens
was de samenkomst uitgeschreven.
En zie, des morgens om 10 stond een
groote menigte menschen voor de deur te
wachten tot zij zouden binnengelaten wor
den.
Telkens groeide de schare aan. Eindelijk
werden de deuren geopend te kwart voor
elven en stroomden de menschen naar
binnen. Een half uur later moest do poli
tie den toegang beletten, daar meer dan
7000 personen in het circus waren, wam
men schouder aan schouder stond, locli
bleven er buiten meer staan dan z'cli in
het gebouw bevonden. Onder de aanwezi
gen waren de hofprediker, l)r. Dryander!
de minister van onderwijs, vele officieren,
staatsambtenaren en aanzienlijke personen.
Voor hen, die buiten moesten blijven
werd naar een goede vergaderplaats uit
gezien. De Domkerk werd geschikt geacht,
maar daar werd juist een huwelijk inge
zegend. Dan maar op het Domplein. Nadat
men', hier gezongen had: »Een vaste burg-
is onze God,« kreeg men nog gelegenheid
in den Dom te vergaderen.
Enkele liederen werden gezongen en door
zes sprekers gesproken over het onderwerp
«Jezus leeft.«
Roerend was het oogenhlik waarop de
menigte, hij het einde der vergadering op
stond en allen te zanien het tweede ait.i-
kel van dc Apostolische geloofsbelijdenis
uitspraken.
Moge liet den geleerden Professor bren
gen tot inkeer van zijn vermetel spreken.
En vooral bidden wij van God, dat liet
hem gegeven worde eens te belijden van
ganscher harte: »lk weet dat mijn Ver
losser leeft.
De overtreding van het vierde gebod heeft
ook de Staten-Generaal der vereeuigde Ne
derlanden aanleiding gegeven met kracht
daartegen in te gaan. Hoe de Overheid toen
opkwam tegen de schending van den da:
des Heeren vernemen wij o.a. uit een pla-
caat door hen uitgevaardigd den 6eu .Jan
uari 1707.
Het is van de volgende inhoud:
De Staten Generael der Vereenighde Ne
derlanden, allen dengeenen die deson sullen
sien ofte hooren leesen, saluyt, doen te
weten ALSOO Oiis dagelijcks meer en meer
klachten voorkomen over de schending van
des Heeren Rustdagh, door het houden van
verkoopingen, gelagen setten, quanselbie-
ren etc. onaengesien ende niet tegenstaende
onse goede en duidelijcke meyningen, ver
vat in Onsen Placate in dato den vier en
twintiglisten Julü sestien hondert twee en
taclitigh, daertegens uitgekomen, S00 1ST
dat Wy daer in willende voorsien, goedt-
gevonden hebben het voorschreve Placaet
niet alleen te vernieuwen, maer oock uit
te breiden, ende hebben dien volgende
nochmaels wel expresselijck verboden, ge-
lijck Wij intei'diceeren ende verbieden mits
desen, dat van nu voortaen geen Persoo-
nen, het sy jongli of oudt, wie het selve
sonde mogen zijn, des Sondaghs, 's morgens
of 's avonds, voor of naei- de praedicatie,
eenige Waren sullen mogen verkoopen, of
doen verkoopen, veel min eenige oeffenin-
gen van ongeoorloofden arbeyt, veringen
en handtwereken te plegen ende te bedry-
ven, en voornamentlijck in de Herbergen
en Tapperyen gelagen te setten. Bier, Bran
dewijn of Tabacq te verkoopen, en dierge-
lijcke, op verbeurte van alle de voorge
stelde Waren, die met der daedt by de
Officiers en Dienaers van de Justitie sullen
mogen weghgeliaelt ende van goeden prijse
gemaeckt worden, ende voorts de schuldige
gestraft in de somme van drie guldens.
Ende hebben daernevens mede verklaert,
gelijck Wy verklaren mits desen, dat Wy
onder de Persoonen, het zy jongh of oudt
wie het selve soude mogen wesen, die soo
by het voorschreve als dit ons Placaet ver
boden werdt des Sondaghs eenige gelagen
to setten, Bier, Brandewijn of Tabakq te
verkoopen, mede verstaen werden begree-
pen te zijn alle soodanige Persoonen, jongh
of oudt, die des Sondaghs in de Herbergen
komen drincken, teeren of smeeren, onder
wat naem of voorwendsel het oock soude
mogen wesen, ende dat alle de selve Per
soonen mede gehouden zijn in de boete by
den voorschreven ende desen Placategemeldt
Eu op dat niemandt hier van onwetenheid
en liebbe te voorwenden, ende dat dese
Onse meyninge en bedoeling bij een yege-
lijcken zeer streng nagekomen en achler-
volght werden, willen ende begeeren Wy,
dat de selve alommein het District van de
Generaliteyt, Ressort van desen Staet re-
publiceert ende aangeplakt werde, ter plaetse
daer men gewoon is publicatie ende aan
plakking te doen. Ordonneerende en bevee-
lende voorts alle Ons« Officieren, Justicie-
ren, en Dienaren, dat syluyden tegens de
Overtreders van dien procedeeren, sonder
eenige giinst, of vergoelijking, want Wy
het selve ten dienste van den Lande be
vonden hebben te belmoren.
Gedaen in den Hage den 6 Januarü 1707
Onder stondt, Ter ordonnantie van dc
hooghgemelde Heeren Staten Generael.
Geteeckent H. TAGEL.
Baron Holbach had eens eenige vrienden
bij zich ten eten. Onder dezen was ook
Diderote (tegenstander van Gods Woord uit
het laatst der 18e eeuw, een Fransohman)
Dat het gesprek vrij atheïstisch was, spreekt
wel van zelf.
Diderot vo:id het „niet eerlijk", dat men
op God schimpte zonder dat er iemand was
om Hem te verdedigen, en stelde derhalve
voor een „advocaat van God" te benoemen.
Men koos daartoe abbe'Galliana.
Deze sprak nu aldus:
Eens was ik te Napels en zag daar een
man, die zes dobbelsteenen in een koker
deed, en wedde dat hij zes zessen zou
werpen. Hij wierp de steenen op tafel en
er waren zes zessen. Ik zeihet toeval
wil het zoo. Hij deeil hetzelfde nogmaals
«De Arke des Verbondswas het vaartuig,
waarin dooi' Noach al de beesten werden
bijeengebracht.
Sirnson was een hoofdwoordvoerder in de
Fransclie revolutie.
«Den ouden Adam* afleggen, uitdrukking
waarvan nooit was gehoord onbegrepen
dus.
Aartsvaders: onbekend. Misschien wel
afgeleid van aartsbisschop.
Egyptische duisternis, nooit van gehoord.
»Maccabeën« wetten «torren of kevers
bij de Egyptenaren als heilig beschouwd."
Babylonische ballingschap, onbekend,
(één candidaat had wel eens gehoord dat
de Pausen in Babylonische ballingschap
waren geweest.)
Heer der Heirscharen, uitdrukking onbe
kend eveneensapostel, tabernakel.
^Boetvaardige Magdalena« moest een
zondige Fransclie koningin zijn, die een
boottocht naar Jeruzalem deed, bij één der
kruistochten.
Kruisvinding,de bouw van de Room-
sclie kerken.
Wie was voorgauger of voorlooper van
Jezus? »Marcus.«
Heden «Hosanna,morgen «Kruist Hem,«
onbekendeen ander vermoedde, dat het
«zoo iets« uit het Oude Testament zou
wezen.
«Ter elfder ure,« onbekend, dat het een
gezegde is, genomen uit de gelijkenis van
de arbeiders in den wijngaard. Ook de
verklaring was onbekend.
«Simonieaanhanger zijn van de
leer van Sr. Simon in den Franschen revo
lutie-tijd.
Van »g-elijkenissen« had één candidaat
nimmer gehoord. Slechts zelden wisten
candidaten eenige gelijkenissen te vertellen
Dat Nazareth en Bethlehem niet werden
gekend als woonplaats en geboorteplaats
van Jezus mag schandelijk genoemd wor
den, maar dat zij plaatsen heetten te zijn,
waar gebeurtenissen uit de kruistochten
zich afspeelden, is toch wel wat te erg.
Dat Bethlehem's stal en IJaniëls leeu
wenkuil, Simson's haardos, Jacob's ladder,
Jona in den walvisch en Bileam's ezel
volmaakt onbekende dingen zijn aan tal
van leerlingen en examencandidaten zal
hun de zielsrust wel niet benemen, maar
zal toch maken dat zij vele plaatsen in de
wereldliteratuur als onbegrepen moeten
overslaan.
In de vijftiende eeuw regeerde in Aragon
een Koning Alfonsus. Deze bemerkte met
misnoegen de steeds toenemende tuchte
loosheid der talijke aan het hof vertoonen-
de edelknapen, inzonderheid, dat niemand
hunner het tot heden gebruikelijke tafelge
bed bad. Daarom noodigde hij ze eens al
len te zamen aan zijn tafel. Toen de spijzen
opgedischt waren, begonnen zij al spoedig
zonder te bidden zich te goed te doen aan
het kostelijk maal.
Daar trad op eens een morsig en have
loos menscli binnen, zette zich midden on
der hen neer en nam zonder iets te vragen
aan den maaltijd deel. De edelknapen zagen
allen naar den Koning, verwachtend en
hopende, dat hij den onbeschaamden in
dringer zou verwijderen, maar de Vorst liet
hem stil [begaan, want op zijn bevel was
deze man gekomen en gaan aanzitten.
Toen de vreemdeling naar welgevallen
had gegeten en gedronken, ging hij, zonder
Waar zal ik mij nu keeren heen
0 goede God tot u alleen.
Ik weet en kan niet zeggen meer,
Dan dit, O Heer 1
Ik heb voor u gezondigd zeer.
'k Heb voor den Hemel en voor u
Misdaan 0 vader! en ben nu,
Niet waard dat ik uw kind meer heet:
Maar 't is mij leed,
Dat ik ooit tegen u misdeed.
Ei, neem mij aan in uw gena,
Al kom ik tot u vrij wat spa,
Gij kunt wel in den diepen grond
Der zee, terstond
Wegwerpen mijne zware zond'
Wil gij 0 God bekeeren mij,
Dat ik terecht bekeerd zoo zij,
Gij die mij hebt geschapen, Heer,
Wil mij ook weer
Herscheppen tot een lof en eer.
Opdat ik mag van nu voortaan,
Oprecht in Uwe wegen gaan,
Zoo lang ik leef in 't aardsche dal,
Totdat ik zal
Verlost zijn namaals heel en al.
W. Sluiter.
Hoor de stem van den luiaard „Gij wekt
[mij te vroeg 1"
Zoo kreunt hij, zoo steunt hij„Ik sliep
[niet genoeg 1"
en ik zei ook weder hetzelfde. Hij deed de
dobbelsteenen in den koker drie-, vier-,
vijfmaal en telkens wierp hij zes zessen.
Toen riep ik uit: Die dobbelsteenen zijn er
opgemaakt. En dat waren zij ook.
En als ik nu die altijd bestaande orde in
de natuur, hare onveranderlijke wetten, ha
re standvastige omkeeringen in eene onein
dige verscheidenheid, het in stand blijven
van een wereld, die millioenen kansen van
vernietiging en verwoesting heeft, beschouw
dan roep ik uitToeval Neen zeker
niet 1 De natuur is er op gemaakt, en de
maker is de Almachtige en Onveranderlijke.
Eenige jaren geleden kreeg een bijbelcol-
porteur te Constantinopel moeite met de
Moslemsche autoriteiten, doordat hij iemand
gewezen had op een vers uit den Brief aan
de Galaten. De wantrouwende Turksche
heeren zagen hierin een bedenkelijk schrij
ven aan de inwoners der voorstad van
Constantinopel, Galata, en toen de colpor
teur op hun vraag naar den schrijver van
dien verdachten brief antwoordde, dat Pau-
lus reeds achttien eeuwen dood was, wilden
zij met alle geweld de doodakte zien.
Doch niet alleen in Turkije vindt men
»beschaafde« heeren die niet heel bijbelvast
zijn. Men kan ze dichterbij ook wel vinden,
gelijk Dr. Singels, Rector van het Gymna
sium te Utrecht in een brochure schrijft.
Dr. S. dan deelt aldus mede wat de leer
lingen etc. al niet maakten van de ver
schillende feiten der Bijb. Geschiedenis
of zelfs te noemen. Enkelen dachten dat
men «stelkundige vergelijkingenevenre
digheden bedoelde.
Dat men profane en gewijde geschiede
nissen veelal niet wist te onderscheiden,
is te begrijpen. Wél werd dikwijls profaan
opgevat alsgemeen, spottend.
Een «Urias brief« werd niet begrepen,
ofschoon David en Bathseba's geschiedenis
toch wel bekend mag verondersteld worden.
Doch één der candidaten, vermoedelijk den
kende aan Uria Heeb uit een roman van
Dickens, meende dat het op dien vatschen,
rooden man een toespeling zou zijn.
De beteekenis van «Zondebok» te begrij
pen is niet ieder gegeven maar één maakte
er van een bok of ram die op Zondag aan
een feestmaal geslacht werd.
«Groote Verzoendag« de trouwdag bij
de Joden.
Het «Gouden Kalf« zou een beeld in
Egypte zijn, waarin menschen levend wer
den opgesloten en geroosterd door de daar
onder gestookte vlammen.
«De Miraculeuze Vischvangst" het van
gen van den visch, die den in zee gewor
pen ring van Polycrates (behoorlijk uitge
sproken als Polycrates 1) aan den eigenaar
terugbracht.
«Golgotha» had volgens een leerling iets
te maken met den Groot-Mogol in Engelscli
Indië.
«De Emmaus-gangers« stonden volgens
een gymnasiast in verband met den zwij
nenhoeder Eumaeus in Odyssee.
»Simson« of Samsonwas een ruwe
schoenmaker aan wien de bewaking van
Maria Antoinette was toevertrouwd,
iets te zeggen, met zwaren plompen tred
de zaal uit. Nu konden de knapen zich niet
meer inhouden. „Welk een onbeschaamde
vlegel", riepen zij, „zal men zoo iets laten
begaan'.
Nu liet de Koning zich hooren. ,,Zoo,"
sprak hij, mishaagt u dat Deze bedelaar
is een evenbeeld van u allen. Gelijk hij
zonder plichtplegingen aan tafel is gekomen
en zonder dank zich heeft verwijderd, zoo
doet gij allen
Ik heb niet gezien, dat een van u voor
het eten bad en God voor zijne gaven dank
te. Schaamt u en laat mij nooit meer iets
dergelijks van u zien 1"
0! Heilig God 1 ik treur en klaag,
Dat ik mijn misdaad alle daag
Zoo zwaar, zoo groot en vele maak,
Hoewel ik vaak,
Het ernstig te vermijden haak.
Mijn zonden zijn, helaas, alree
Geworden als het zand der zee,
Zij gaan al over 'd hoogste top
Van mijn hoofd.
En klimmen hoog ten hemel op.
Ach 1 waar mijn oog een tranenbron
Dat ik genoegzaam weeneii kon 1
Want schoon ik kermde nacht en dag,
Te weinig, ach,
Zou nochthans wezen mijn geklag.
Als de deur op haar hengsels, zoo wen-
[telt en keert
Zich de luiaard op 't bed, dat zijn krach
ten verteert.
„Nog even gedommeld 1 Nog even gedut 1"
Zoo verslijt hij de helft zijner dagen onnut
En is hij ten laatste overeind en op 'tpad,
Hij slentert daar henen en beuzelt zoo wat.
k Zag den hof van den luiaard't was
[distel en doorn
En melle en brandnetel van ach'tren tot
[voren
Al zijn goed is verwaarloosd, zijn boeltje
[bederft,
Zijn bezitting teert in, tot hij bedelt of
[sterft.
'k Ging den luiaard bezoeken. Aan hart
[en verstand,
Zoo dacht ik, voor 't minst houdt hij nóg
[wel de hand.
Maar hij sprak mij van niets dan van
[schaffen en schenken,
Zijn Bijbel blijft dicht, en hij houdt
[niet van denken.
(L
11
I
i
r.
_L