voer «Ie %ui«lliollaii«l*che en Zeeuw^ehe Eilanden.
Bi BLAD.
1
Zaterdag 27 November 1909.
A n tirevo
24sle Jaargang IN". 1506.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
uïtöever
T. BOEKHOVEN.
SOMMELSDIJK.
j Advertenties: 10 cent per regel en J/j maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en ysmaal.
Dienstaanrragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
I Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentie® worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrjjdagmorgen 10 nnr.
ile «Jy&feesre voor «Se Ë8e«fia<*«ïe diestenad, %<Sveriei»fiën en verdere Itiministratie fraiw.o toe te «enden aas» den Uitgever
ij die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers gratis.
De Redering en de Religie in Mie,
ii.
De Staat mag geen propaganda in
Indië voeren. Én 't verschil in stand
punt vroeger en nu wordt heel duide
lijk geillustreerd door de Bataviascbe
Statuten van 1642 en het Regeerings-
reglement van ruim twee eeuwen later,
dus 't huidige.
De Bataviasche Statuten schreven
voor, dat in de Bataviasche Jurisductie
geen andere godsdienst ofte religie
gepleeght, veel min geleert ofte
voortgeplant zal worden, 't sy in
't heymelyck ofte in 't openbaar,
als de Gerefarmeerde christelijke
religie, gelyck die in de publycke
kerken van de Vereenigde Neder
landen geleert wordt, ende soo
wie bevonden sal worden in ge-
melte cas (geval) eenige bijzon
dere byeencomsten ofte conventi
culen gemaekt ofte gehouden te
hebben, hetzy Christen, Heyden
ofte Moor, sal boven verbeurte
van alle syne goederen in de keten
gecloncken, uyt den lande geban
nen ofte wel aan den lijve ofte
leven gestraft worden nae gele-
gentheyt van zaken.
En niet minder beslist voorde pro
paganda der Geref. religie sprak zich
uit art. 13 der Instructie voor den
Gouverneur Generaal Pieter Both van
Nov. 1609, waar dit staat
Dat gedaan zijnde, zult gij van
stonden aan de predikanten en
schoolmeesters op de vloot, om
in Indië te blijven, meegegaan
zijnde, stellen ter plaatse, daar
gij na goede informatie zult be
vinden, dat zij den besten en
meesten dienst zullen kunnen
doen, goede zorg dragende, dat
dezelve zich getrouwelijk en vre-
delijk in hunnen dienst, tot ver
maning van de personen van de
Comp. aan land zijnde, en bevor
dering van de bekeering van de
Onchristenen en leering van der-
zelver jonge jeugd moge kwijten,
teneinde de naam van Christus
verbreid en der Comp. dienst mag
bevorderd worden naar behooren
De predikanten kregen dus van de
O. I. Compagnie, (die 't octrooi had
van de Staten), de opdracht om de
Onchristenen nl. Mooren en Arabieren
enz. te bekeeren.
Twee eeuwen later verscheen in ons
Staatsblad de wet van 2 Sept. 1854,
houdende vaststelling van het regle
ment op het beleid der regeering van
Nederlandsch Indië. Daar staan onder
hoofdstuk VII, »Van de godsdienst® de
artt. 119 tot en met 124.
Eerst art 119 als het voornaamste
Ieder belijdt zijn godsdienstige
meeningen met volkomen vrij
heid, behoudens de bescherming
der maatschappij en harer leden
tegen de overtreding der algemee-
ne verordeningen op het straf
recht.
Art. 120:
Alle openbare godsdienstoefening
binnen gebouwen en besloten
plaatsen wordt toegelaten, voor
zoover die geen stoornis aan de
openbare orde toebrengt. Tot
openbare godsdienstoefening bui
ten gebouwen en besloten plaatsen
wordt het verlof des bestuurs
vereischt.
Art. 121
De G. Gen. zorgt, dat alle gods
dienstige gezindheden zich houden
binnen de palen van gehoorzaam
heid aan de algemeene verorde
ningen.
Art. 122:
In de bestaande inrichting en het
bestuur der christelijke kerkge
nootschappen wordt geen veran
dering gebracht dan met weder-
zijdsch goedvinden van den Ko
ning en het bestuur van bet
betrokken kerkgenootschap.
Art. 123:
De Christenleeraars, priesters en
zendelingen moeten voorzien zijn
van een door of namens den
G. Gen. te verleenen bijzondere
toelating om hun dienstwerk in
eenig bepaald gedeelte van Ned.
Indië te mogen verrichten. Wan
neer die toelating schadelijk wordt
bevonden of de voorwaarden daar-
vau niet worden nageleefd, kan
zij door den G. Gener. worden
ingetrokken.
Art. 124:
De priesters der inlanders, die het
Christendom niet belijden, zijn
geplaatst onder het oppertoezicht
der vorsten, regenten en hoofden
voor zooveel betreft de godsdienst,
die elk hunner belijdt, lleze zorgen
dat door de priesters niets worde
ondernomen strijdig met dit regle
ment. en met de door of uit naam
van den G. Gen. uitgevaardigde
reglementen.
Ieder zal opmerken, dat de Staat
hier de godsdienstvrijheid proclameert
hoewel wij aanstonds zullen aantoonen,
dat de vrijheid voor de Christelijke
religie door de praktijk 'heeft geleden
en de theorie der artikelen 119 tot
124 wel neutraliteit voorstaat, maar er
daarom nog van Staatswege geen neu-
traliteit is.
Het Mahomedanisme of dè Islam
heeft meer voorrechten dan het Chris
tendom en de toestanden in Indië
leiden, daartoe, al staat ook in het
Regeeringsreglement nog zoo mooi de
vrijheid van eiken godsdienst en dus
de neutraliteit van den Staatswetgever
op 't papier gedrukt. We komen op
deze wetsartikelen terug, om aan te
toonen, dat wat minder Islams- en
meer Christensgezind onze Staat mocht
zijn.
De Zending als zoodanig heeft recht
op meer waardeering dan de Islam.
Minister Cremer (lib.) verklaarde
van de Christelijke Zending in 1897,
y>dat zij een middel is om beschaving
te verspreidenwelvaart te bevorderen
en rust en orde te bevestigen, maar, zoo
schreef hij in de Mem. v. Antwoord
Doch de Regeering als zoodanig
mag geen propaganda maken voor
de Christelijke leer, omdat zij dan
haar neutraal standpunt zou prijs
geven, inbreuk zou maken op het
beginsel der godsdienstvrijheid en
het, vertrouwen zou schokken
harer talrijke onderdanen, die
andere godsdiensten belijden. Gaf
zij haar neutraal standpunt prijs,
dan zou zij waarschijnlijk het
tegenovergestelde uitwerken van
hetgeen beoogd werd. Zij heelt
de overtuiging van andersdenken
den te ontzien, ook al strooken
die niet met de Christelijke leer.
De oude Republiek maakte propa
ganda voor de Christelijke leer en we
achten dit nu verkeerd. De Regeering
wil neutraal zijn. Accoord 1 maar dan
moet ze werkelijk neutraal zijn, wat
ze niet is.
f Wordt vervolgd
Ook een belasting op de zonde.
Tegenwoordig hoort men't zoo niet
meer; maar toen 't Kabinet Kuyper
met zijn drankaccijnsverhooging kwam
werd er gezegd: die accijns is een
belasting op de zonde, en de verhoo
ging dus ongeoorloofd.
Mr. Patijn gaf op 19 Nov. den Min.
v. Finantien in overweging om over
te gaan tot de heffing van een even
redig zegelrecht op den verkoop van
effecten en wellicht ook op den ver
koop van goederen op termijn, een
zegelrecht dus op beurstransactiën en
termijnhandel.
Ze kon minstens, een millioen op
brengen. De opbrengst, zou vermoede
lijk nog al hooger zijn, daar hij inder
daad vreesde, dat de speelzucht als
een n lionale ondeugd van ons volk
is aan te merken, en deze belasting
geheel zou gedragen worden door de
speculanten.
Speculatie is zonde, is nationale
zonde.
Een heffing op den verkoop van
effecten enz. is dus een belasting »op
de nationale zonde«.
Velen gelooven, dat de hooge drank
accijns de zonde van het misbruik zal
tegengaan en de drankhandel zal be
teugeld worden.
Mr. Patijn gelooft het van zijn
aangewezen belasting ook.
Het voorstel op zich zelf kan zeer
wel billijk en redelijk genoemd wor
den, getuige Engeland, Frankrijk en
Duitschland, die het ook in hun wet
geving toepassen
Maar de liberalen mogen niet meer
nazeggen, dat de drankaccijns een
belasting op de zoude is, want dan
zeggen weZie naar mr. Patijn, die de
zonde der speculatie evenzeer belast.
Maar nog eens zelfs en alleen
uit dat oogpunt van belasting op zonde
beschouwd, zouden we er ons toch vóór
verklaren. De finaritieele gevolgen van
een en ander laten we er buiten.
Mr. Patijn.
Mr. Patijn klaagde over het finan-
tieel beleid der Regeeringin casu
van den omkeer in de denkbeelden
van Minister Kolkman. Twee bezwaren
waren er. Hij betreurde de »opdrij-
ving« der militaire uitgaven en bet
karakter van de belasting-politiek.
De militaire uitgaven werden verhoogd
in twee jaar met 3 millioen. Daar»
over in dit artikeltje. Marine met 7 V2
ton en Oorlog met bijna 1V2 mill.
Maar is deze conclusie billijk Volgens
de cijfers der Begrooting van Marine
is het verschil tusschen 1910 en '09
ook geen 7V2 tonwel ton ruim.
De uitgaven bedragen in '1020136987
en in 1909 waren ze 19430001 gld.
De Inkomsten bedragen voor 1910,
naar schatting 3103270 en in 1909
3062635. Die cijfers nu opgeteld en
afgetrokken krijgen we een verschil
van 666350 gld. Dat is 6V2 ton en
niet 7V2 ton.
Daarbij verzuimde mr. Patijn te
wijzen op de oorzaken der hoogere
posten voor Marineeen eerste termijn
voor een 3e onderzeebooteen eerste
termijn voor 2 mijnleggers met ar
tilleriebewapening, munitie en mijnen
een eerste termijn voor 2 nieuwe
torpedojagers in Indie. Deze posten
slokken al heel wat in van de ver
hooging. Nu kan men tegen deze
onderzeeboot enz. gekant zijn, maar
dan eischt de billijkheid, dat mr. Patijn
een andere weg aanwijst, hoe, zonder
uitgaven, de kustverdediging, waar
over nu al jaar en dag in de Kamer
geklaagd wordt, kan verbeterd worden-
Critiek is gemakkelijkvooral op
Marine en Oorlogen aan klagers
en critici is geen gebrekmaar dan
wijze men zelf de middelen aan om
verlaging van de begrooting te doen
samengaan met versterking onzer
weermacht.
Want dit is de kern van 't vraag
stuk. Wilt gij die versterking ja dan
neen 1 En zoo jawat wilt ge er voor
betalen En bij deze principieele
vragen gaan militairisten en anti-
militairisten uiteen.
Dezelfde opmerking is te maken bij
Oorlog. Mr. Patijn zegt, dat Oorlog
12 millioen hooger is. Dat is ook
zoo. In 1910 28637096 gld. en in
1909: 27217857verschilt 1419239 gld.
Maar waardoor is die verhooging
ontstaan Door verhooging der jaar
wedden en soldijen van militairen
beneden den rang van officieriets
heel democratisch niet waar. Door de
oprichting van 2 compagnieën wiel
rijders door een schooloompagnie
door uitbreidiug van het regiment
genietroepen door de opkomst der
Landweer voor 6 dagendoor ver
hoogde fourage en broodprijzen door
bijdragen aan weduwen en weezen
van militairen en gepens. militairen
der landmacht beneden den rang van
officier door verhooging der subsidie
aan 't fonds tot ondersteuning van
weezen en weduwen van militairen
beneden den rang van officier; voor
aanschaffing van artillerie materiaal.
De meeste posten zijn wettelijke
uitgaven, noodzakelijk door vroegere
Kamerbeslissingen.
Wat zal men zich daar thans tegen
verzetten. Dat had de Kamer vroeger
wijzer moeten doen.
We vinden dan ook de conclusie
van mr. Patijn over de verhooging
van 3 millioen in twee jaar, niet billijk.
Zelfs veroorloven wij ons nu reeds de
vraag tegen welke dezer posten heeft
mr. Patijn zich vroeger verzet en tegen
welke nieuwe posten zal hij zich in
deze zittiDg verzetten - Afgedacht nu
van de opmerking, die vanzelf moet
gemaakt worden, dat b.v. de dure
fourage prijzen door niemand kunnen
belet worden.
We wenschen dan ook met belang
stelling na te gaan, op welke posten
mr. Patijn in de toekomst bezuini
gingen wil en op welke redelijke gron
den die door hem voor te stellen amen -
dementen tot vermindering steunen.
UW* DE.f UITKIJK.
[feleloon Intercom*!. So. 2.
»Wij zullen verder zien
Met die woorden heeft de vorige week
dr. Kuyper wel tegengesproken, dat hij nu
reeds vaste plannen zon hebben, om zijn
ontslag te nemen als lid der Kamer, maar
tevens de mogelijkheid open gehouden, dat
zoo iets toch binnen korter of langer tijd
gebeuren zou.
Weerzin-, ja walgingwekkend was het,
te lezen hoe een deel der pers zich aan
stelde bij het lezen van dit bericht.
Een hoongelach ging op bij de redactie
van Het Volk. ^Toenemende doofheid*,
daar sprak het bericht van. ï-Oostindisch-
doof. dat wel,!grijnsde het socialistisch
hoofdorgaan met laffe, lompe woordspeling.
En was 't nu alleen Het Volk geweest
maar neende deftigste liberale bladen
nemen zoo'n stuk over en een enkele komt
zelfs door eigen geestigheid zoover, dat het
uit eigen kracht dezelfde >aardigheid« in
zijn kolommen oprispt. En dat, waar reeds
toen hij Minister was, de Overzicht-schrijvers
mededeelden, hoe hij in de Kamer vaak
de sprekers naliep en vlak bij hen zitten
ging, om te verstaan, wat ze zeiden.
Natuurlijk wordt zulk een kwaal elk jaar
erger, als iemand de zeventig is gepasseerd.
Begrijpelijk is ook, dat doofheid voor de
mondelinge debatten in de Kamer en in
de afdeelmgen allerlastigst is.
Wij, onder ons, wisten al lang dat de
>twee deuren naar de straat* hem toege
sloten werdeD. Reeds op de deputaten-
vergadering te Amsterdam, een>ge jaren
geleden in een niet zoo heel groote zaal
met een 3 a 4 honderd man, moest hij
telkens aan Talma en anderen, die bij de
bestuurstafel zaten, vragen wat er in de zaal
gesproken werd.
Wie hem in de laatste jaren ontmoette,
was dan ook in 't geheel niet verbaasd,
toen hij het bericht las. Elk jaar, elke maand,
die we dr. Kuyper nog in de Kamer
hebben, telt af. En zoodra hij zelf zegt:
Broeders, 't wordt me te moeilijk, zal er
een schok door onze gelederen gaan van
ontroering, maar zal niemand onzer durven
zeggen, dat hij aan de antirev. partij ver
plicht is, op dien post, daar in de Kamer,
te blijven.
Zoolang hij de pen voeren kan, blijft
hij toch onze leider.
Met de pen heeft hij zich een partij
gevormd, die met hem buigt voor den
levenden God en als de mond zwijgen moest,
zou de pen nog altijd de richting blijven
aangeven, waarin onze partij zou opmar-
cheeren.
»En verder zullen wij zien
Zeker vooruiiloopen op de gebeur
tenissen wil ik niet, maar een prater in een
rubriek als deze mag, als ie z'n mond maar
niet voorbijpraat, 'n iets-je meer zeggen,
dan de deftige hoofdredacteur in zijn
leaders
En daarom ga ik nog wat over dit on
derwerp voort, dat ons antirevolutionaire
volk in den mond en op het hait ligt.
De verwachting is in onze pers uitge
sproken k bedoel ook in onze partij-
pers dat dr. Kuyper in geen geval zou
heengaan vóór de bekende lintjeskwestie
aan de orde is geweest in de Kamer.
Het was, dunkt me, overbodig.
Als dr. Kuyper, stel dat eens, die
kwestie niet in de Kamer had willen be
spreken, dan zou hij toch niet nu over
aftreden zijn.beginnen te praten, maar reeds
enkele maanden vroeger zich teruggetrok
ken hebben indien hij nl, een Kamer
debat er over ontwijken wilde.
Wie nu ech er gemeend mocht hebben,
dat dr. Kuyper in de Kamer zijn tegen
standers overtuigen zou en tot zwijgen
brengen, die vergist zich.
Om de eenvoudige reden, dat zijn blaf
fende wederpartijders niet overtuigd willen
zijD. En met onwillige honden is 't kwaad
hazen vaDgen.
Want die heeren staan voor niets.
Mr. fideman, de Bloemendaalsche aan
stichter van de heele zaak, heeft toen hij
bij mej. Westmeijer de brieven zag en ze
meekreeg, beloofd: Buiten mij zal niemand
van die particuliere brieven iets weten.
Zoo verhaalt tenminste deze juffrouw.
En Tideman's weerspraak was zeer zwak