Woensdag 27 October 1909. Antirevolutionair 24stc Jaargang N°. 1497. Orgaan rooi* lie Knidliollandsrlic en Keeuwsehe Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON. T. BOEKHOVEN, SOMMELSDIJK. Alle stukken voor de Btedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Bij liet scheipunt uiteen gegaan. blaffen ze. Ouddorp. Goedereede. Meelij. Een spook op de rails. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER Telefoon Intercom». Mo. 3. Advertentiën 10 Cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */8 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Ruth en Orpa, de twee bekende bijbelsche vrouwen gingen met haar schoonmoeder Naomi, terug uit Moab naar de grenspalen van Israël. En daar op het scheipunt kwam het be slissende moment. Zouden ze beiden terugkeeren en haar schoonmoeder naar Israels volk, met lsraëls God en lsraëls godsdienstige instellingen alleen laten gaanof zouden ze de grens met haar overtrekken. Voor die beslissende vrang kwamen de twee van huis uit heidensche schoondoch ters te staan. En men kent beider keuze. We lezen: »Maar Ruth zeide val mij niet tegen, dat ik u zou ver laten om van achter u weder te keeren want waar gij zult heengaan, zal ik heengaan en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten.; uw volk is mijn volk en uw God mijn Godwaar gij zult sterven, zal ik sterven en aldaar zal ik begraven wordenalzoo doe mij de Heere en alzoo doe Hij daartoe, zoo niet de dood alleen zal scheiding maken tusschen mij en tusschen u,« Met eedzwering bevestigde Ruth, dat zij met haar schoonmoeder lsraëls God dienen zou. Maar Orpa ging haars weegs, terug- keereud naar der heidenen, der Moa- bieten land. Hij het scheipunt gekomen om God te dienen of de afgoden, gingen de vrouwen uiteen. Beeld van het leven van een volk. Ook in dit volk e* n tweeërlei leven; een tweeërlei beginseleen tweeërlei strooming en geestesopenbaring Oudtijds was dit zoo in ons nationale leven niet. De oude Republiek was in haar geheele wezen een Christelijk organisme. De Staatskerk was de Ge reformeerde de Staatsambtenaren moesten van die kerk lid zijnde vergaderingen werden met gebed ge opend op de vloot werd gebeden en den bijbel gelezen; de school was christelijk en storid onder de hoede der kerk In één woordde Staats - instellingen rekenden met God al machtig en op sociaal terrein, in het Gildenwezen, blonk den invloed der Christelijke religie zelfs in de namen, aan die Gilden gegeven. Maar 't fijne goud verduisterde. Revolutionaire ideeën braken zich baan en men kent 't verloop. De goudglans ging van de vleugelen af en zoo ont aardde ons volk in de 18e eeuw, dat zelts de theorieën van ongodisten in ons vaderland een wel toebereiden akker vonden dat zelfs Bilderdijk in zijn klacht over de Godverzaking alleen stond en Da Costa een storm van verontwaardiging hoorde loeien, toen hij zijn bezwaren tegen den geest der eeuw liet drukken en verspreiden. Doch ook toen was het scheipunt gezet en gingen de wegen uiteen Eerst onmerkbaar was de afstand; 't ging langzaam maar de afstanden werden grooter, toen er vóór de wan delaars een Christelijke School-idee ging gloren. De een liep er blijde heen en verheugde zichden ander betrok het aangezicht en hij morde. Vóór of tegen gewetensvrijheid was het scheipunt. De Christus in de school erkend of niet erkend Het gedoopte kind aan de neutrali teit of aan de positieve opvoeding overgegeven. En al verder gingen van dien tijd af de wegen uiteen. Uit de school als aanleiding, ging de strijd over op Staatkundig terrein. De Christelijke grondslag van den Staat werd voor werp van studie en bestrijding. De geleerde mannen van Christe- lijken huize drongen tot in 't wezen van 't Staatsleven inonderzochten fundament en bint en traden op tegen de ongeloofstheoriën, die over den Staat, als een sombere mist, neerge zonken worden. God in 't Staatsrecht of God er buiten. De Christelijke Staat of de Neu trale. De Christelijke rechtsbeginselen of die van den modernen tijd. Christelijke sociale orde of de socialistische. Christelijk huwelijk of vrije liefde. Christelijk huisgezin of los ge maakt van de zedelijke orde. Christelijke lectuur of de vieze literatuur en pornografische producten Christelijke Zondag of een dag van onrust en vermaak. Christelijke wetsoefening of de school van geboren misdadigers. In één woordbij het scheipunt gekomen of de bijbel gelden zal voor alle terrein des levens, gingen de wegen uiteen. En nu zien we tweeërlei wandelaars. Zullen ze elkaar ooit weer naderen Waar het doel verschillend is, is de weg verschillenden de afstanden kunnen grooter worden. Komen beiden éénzelfde doel nader, dan is er 'n nieuw rustpunt in 't gezicht en plaats van samenwerking gevonden. Maar zoover is 't heden nog niet. De wijze waarop de Lib. «n Soc. pers zich uitlaat over den anarchist Ferrer, wijst niet op een toenadering tot Christelijk geloof. Wel wijst dit op afkeer en verzet. Op vijandschap tegen de kerk. Nog gaan dus de wegen uiteen. Waarschijnlijk: voor immer Stel, dat de Liberalen en Socialisten het eens gewonnen hadden, wat we, nu we ze weer hooren pleiten voor Ferrer, den anarchist en politieken opzweeper, hater der Kerk enjvijand van 't Gezag, ontzettend zouden vinden. Stel, dat de Liberalen en Socialisten niet totaal machteloos geslagen waren en aan invloed niet zooveel verloren hadden. Stel, dat de Liberalen nog allerlei benoemingen van vrienden en kennis sen in handen hadden, die hun nu zijn ontnomen. Stel, dat de Liberalen in Staten en Raden de lakens uitdeelden, wat nu niet meer 't geval is. Stel, dat de Liberalen op School terrein nog heerschappij voerden, die hun nu volkomen ontglipt is. Stel, dat de Liberalen in de Kerk nog hun macht oefenden, die nu ge ducht aan 'taftakelen is. Stel; dat de Liberalen nog konden heeten het denkend deel der Natie, welke eer voor hen niet meer is weg gelegd. Stel, dat de Liberalen een Pers hadden, die de geesten geheel in hun macht had, welk geheel nu nog nauw- lijks ten halve is. Stel, dat die Pers aan beteekenis won, wat ze nu verliest en ze in pres tige rees, waar ze nu daalt. Stel dat alles. Maar meent ge dan, dat 't Libera lisme zoo aanvallen zou op Dr. Kuyper Immers neen! Doch nu blaffen ze dezen man aan, wien ze tot heden geen enkele per soonlijke wandaad kunnen ten laste leggen; wien ze niet één enkel bewijs kunnen overleggen, dat hij zich op eenig terrein, hetzij als Minister, hetzij als burger, misdragen heeft. Nu blaffen ze, nacht en dag! Ze worden er schor van. Ze hijgen naar adem. Hun gorgel wordt rauw, Omdat ze 't niet vergeven kunnen, dat hun vermeende zon als tuitlamp wordt beschouwd. In Ouddorp zijn nog verschillende personen, die kiezer kunnen zijn. Heeft de plaatselijke kiesvereeniging een geopend oog voor dien misstand en is ze al aan den gang om deze en gene een handje te helpen? Broeders, denkt er om, ge hebt een burgemeester, die goedertieren voor zijn gemeentenaren ishij is in Oud dorp een steun, ook finantieel, voor anderen; heeft men een administratief zaakjehij helpt, want hij is der zake kundig. Bijna 25 jaar is hij secretaris van Stellendam, hij weet dus knoopen los te maken en door te hakken. Zulke mannen zijn wat waard voor een burgerij. Nu kennen we de be doelingen van Z.E.A.hij hoopt Oud dorp liberaal te maken; maar gelukkig mislukt dat, Ouddorp valt hem daarin tegen; ons niet. Toch moeten de onzen op hun hoede zijn. Als de vos zoo lief is voor den haan, bedoelt hij slechts het boutje. En goedertierenheid is uitstekend, maar de onzen moeten op hun tellen passen. In Goeree laten de vrienden het er niet bij zitten't is zoo en onze partij gaat er vooruit. Maar 't gaat te lang zaam. Er moest wat meer actie en kracht van uitgaan. Nu zijn er oorza ken voor de traagheid. Onder zoo'n liberale meerderheid, als er te Goeree is, durven onze mannen niet kranig optreden. Ze zijn wat bang. 't Is men- schelijk, maar daarom nog niet goed te keuren. Daarbij komt de kerkelijke kwestie, die ook nog wat hoofden doet schudden. Daarbij nog de niet-medewerking van den leeraar. Daarbij nog het gemis van een Christelijke school. Maar broeders, al zijn dat altemaal menschelijke redenen, dat er geen sterke vooruitgang is, ge moet de han den aan den ploeg slaan. Beginne men eens met de oprichting eener Kiesvereeniging. De Centrale zal u steunen. En dan met de borst aan 't werven. Voor wie zoudt ge vreezen? God de Heere is meerder dan allen. Wat zou een nietig mensch u doen Een kapi talist is sterk, maar God is sterker. Als Hij vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? En fiere ontplooiing van de vlag staalt den vuist juist dan, als de storm in de banen loeit, en 'tontklemmen van den stok arbeid kost. Door strijd! Zonder strijd komf er geen victorie. 'tls wat voor een rijke, als hij na derhand in schamele plunje 's heeren straten door moet. 'tls wat voor een pocher, als hij merkt, dat hij in 't zonnetje gezet wordt. 't Is wat voor een verwaande, als hij »een dwaas« wordt nagelachen. 't Is wat voor een mensch, als ie prat is op macht en eer en ze is ver gaan als de bloemen des velds. In vliegende vaart, reed midden in den nacht, de sneltrein van New-York naar Chicago. De machine stoomde en stampte, en uit den schoorsteen vlogen gloeiende vonken in de nachtelijke duisternis omhoog. Het was stikdonker. Geen ster stond er aan den hemelde regen viel bij stroomen neder, en de stormwind huilde en loeide vreeselijk. Maar de sneltrein vloog onop houdelijk verder over bergen en dalen, over bruggen en velden, voorbij de stille slapende dorpen en stedeD. De hoofd conducteur daarboven in .zijn wachthuisje kreeg het benauwd. >Als nu eens niet alles in orde was!« vroeg hij zich aarze lend af; en plotseling drukte het hem als een loodzwaren last op het hart, dat hij alleen de verantwoordelijkheid droeg voor het leven van al die honderden tnenschen die, slapend in den langeh trein, onbezorgd voortreden. Men was bij het eerste groote station aangekomen, en terwijl er opnieuw water werd ingenomen en de stoker de electri- sche verlichting onderzocht, overtuigde de machinist zich nogmaals grondig, of alles wel in orde was. Maar alles zag er voor beeldig uit, en gerustgesteld begaf hij zich weder op zijn post. Weer ging het verder, Roch Creek te gemoet, waar een reusachtige brug over een breeden rivier ligt. Het was zoo mo gelijk nog donkerder geworden, en de storm loeide nog veel erger dan straks. De machinist tuurde opmerkzaam in de duisternis voor zich uit. Er was niets te zien, niets te onderscheiden. Slechts on- middelijk vóór de locomotief lag er een heldere lichtglans op de rails. Maar wat was dat Juist in dien lichtkring be speurde hij plotseling de reusachiige ge daante eener spookachtige vrouw, in een zwart, fladderend gewaad, die haar armen als een heks heen en weer zwaaide en allerlei wonderlijke bewegingen uitvoerdde. Ontsteld deinsde de man terugmaar eer hij nog den tijd had om het spook nauwkeuriger op te nemen, was het weer verdwenen. De trein beschreed de vol gende bocht en naderde pijlsnel de brug. De machinist was zeer ontroerd. Hoe zeer hij zijn best ook deed om zichzelven uit te lachen, het wilde hem toch niet goed gelukken. Telkens weder vroeg hij zich af: i>Vanwaar dat onheilspellende spook Of had hij zich misschien slechts verbeeld, een spook te zien Om zijn gedachten af te leiden, keerde hij zich om en wierp hij een blik op den stoommeter, en tegelijkertijd wilde hij ook een paar woorden met den stoker wisse len,dat, dacht hij, zou hem diespook- gedachten wel uit het hoofd zetten. Doch nauwelijks had hij den man aan gesproken, toen hij hem plotseling verblee- ken zag en bemerkte, hoe hij met strakken blik en den doodsangst cp 't gelaat voor zich uit staarde. En daar was het dan ook weder, het zonderlinge verschijnsel, vlak voor den treinThans was et geen twijfel meer mogelijk beide mannen zagen het volkomen duidelijk, terwijl het nu eens gedurende eenige seconden onbeweeglijk bleef, en dan weer met woeste sprongen heen en weer danste. »Rijd niet over de brug l« stamelde eindelijk de stoker^tenminste niet vóór en aleer wij nauwkeurig weten, dat zij heel en al gaaf is!t De machinist was het hiermede eens. Met vaste hand greep hij naar de kruk, om den trein te doen stilstaan. Dit ging niet vlug, want de trein was in volle vaart, maar eindelijk bleven de locomotief en de wagens toch staan. Men kon reeds het ruischen en schuimen van het water der Roch in de onmiddelijke nabijheid onderscheiden. >Wat is er te doen? Waarom staan wij stil Is de machine niet in orde riepen de hootdconducteur en de anderen den machinist toe, en deze stond nu plot seling met den mond vol tanden, want van de spookachtige gedaante was niet het geringste meer te zien, en toen hij er van begon te vertellen, klonken hem woorden van ergenis, en uitbarstingen van spottend gelach tegemoet. Maar met dat al bleef hij er op aan dringen, dat hij eerst eens den rails zou onderzoekenen daar de vertraging nu toch eenmaal geschied was, stemde de hoofdconducteur er ten slotte in toe. Met lantaarns in de hand liepen de bei de mannen langs de rails voort. Alles verkeerde in de beste orde. Na weinige schreden moesten ze aan de brug zijn. Maar nu bleven ze plotseling verbijsterd staan en staken zij hunne lantaarns ver vooruitzij liepen nog eenige stappen verder, en stonden toen stil als verlamd van schrik. Daar vóór hen bruisten en ruisten de wateren van Roch Creek, die tot een woesten stroom waren gezwollen. De brug was(weggeslagen. »Nu sprak de machinist. »Ja Frank,antwoordde de ander, »het is werkelijk wonderbaar I« i>God zelf heeft ons gered,i zëide Frank, en hij vouwde eerbiedig zijne handen. »Maar God heeft toch niet de gedaan te van een spook aangenomen vroeg de hoofdconducteur ongeloovig. Doch Faank schudde het hoofd. 2. 't Mag wezen zoo het wil,« zeide hij, »het was Gods vinger Daarop keerden zij ijlings naar den trein terug, waar inmiddels bij den locomotief ook verscheidene passagiers waren bijeen gekomen, die omtrent het plotselinge op onthoud opheldering verlangden. En zie! nu was het spook er óók weer midden op de rails verhief zich de donkere gestalte en zwaaide zij als in razende vroo- lijkheid hare lange, magere armen. »Daar is zij alweer, de zwarte heks riep Jim, de stoker, en Frank zeide met luider stem»Het waarschuwend teeken van den Heere onzen God!« Doodsbleek van schrik luisterden de passagiers naar het verhaal omtrent de verwoesting van de brug, en huiverend staarden zij alle naar de nog altijd dan sende spookgestalte. Maar nu besloot een der moedigsten de zaak eens wat nader te onderzoeken. Hij wendde den blik naar de lamp der locomotief, ging er dichterbij en zeidde2>Daar is nu uw spook Een nachtvlinder is in den reflector gevangen geraakt, en het spook is de schaduw van het diertje Zoo was het. Het onbeduidende beestje dat, aangelokt door den lichtglans, achter het glas der electrische lamp verdwaald was geraakt en nu angstig fladderend naar een uitgang zocht, was het werktuig ge worden tot redding van velen' Predikbeurtenblad van Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1909 | | pagina 1