vo®f lie Xuidhollandsclie en Zeeuwsehe Eilanden.
EB BLAB.
Zaterdag 16 October 1909.
Antirevolutionair
24stc Jaargang N". 1494.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
SOMMELSDIJK.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
kfconderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
T. BOEKHOVEN.
Telefoon Intercom». So. 2.
Advertentien 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal.
Dienstaanrragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsraimte die zij beslaau
1 Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
life stikSten voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uitgever.
Succesdewet II
Zooals men merkte uit ons eerste
artikel, is de meest naaste familie
(kind en vader) verplicht te betalen
aan successierecht, één percent, of
als de vader van het kind erft drie
procent. Oudtijds was dit anders.
Toen de successierechten, geheven
door de oude Republiek van vóór 1795,
werden veranderd onder Napoleon,
waren de bloedverwanten in de rechte
neerdalende lijn (kinderen) vrijkrach
tens de ordinantie van 4 Oct. 1805
moest men betalen 10 percent of772
percent of 5 percent en de echtge-
nooten. ervende van elkaar, betaalden
toen niet zooals nu 4, maar 21/2 perc.
1 Jan. 1812 werden de successie
rechten afgeschaft en vervangen door
ïhet recht van overgang«, zonder af
trek van schulden en dat recht werd
ook betaald door bloedverwanten in
de rechte lijn.
1 Jan. 1814 is dit overgangsrecht
afgeschaft en kwam 't Successierecht
weer op 't tapijt tot 1 Jan. 1817.
In dit jaar '17 werd geen recht
geheven.
1 Jan. '18 kwam weer een succes
siewet, waaruit de tegenwoordige ge-
horen is, in deze wet van '18 werd
voor 't eerst ingevoerd het »recht van
overgang* van onroerende goederen
uit eens vreemdelings nalatenschap.
In 1824 en '82 is de wet andermaal
veranderdidem in '59in '69in
'78 in '85en voor 't laatst in 1897
en '98.
Het zou ons te ver voeren en de
plaatsruimte zou het niet toelaten de
wijzigingen na te gaanwe volstaan
alleen met te zeggen, dat de huidige
wet is die van 1859.
We slaan ook over de verschillen
de bepalingen en voorschriften, die
in acht moeten genomen worden
ieder kan ze in de Successiewet zelf
na gaan of bij den Ontvanger der
Registratie daarover volledige inlich
tingen ontvangen, als er eens een
erfenis te deelen is.
Alleen nog een enkel woord over
de vrijstellingen.
Als de Staat erft, betaalt hij geen
rechten. Wie als kind minder dan
f1000 erft, betaalt ook niet. Wie
als echtgenoot met kinderen overblijft,
maar minder dan f 1000 erft, is ook
vrij. Wie f1500 trekt en kind of
echtgenoot met kinderen is, is vrij
voor f 1000. Wie minder trekt dan
300 gld. Als er 800 gld. in de spaar
bank staat, zijn deze 800 gld. vrij.
Wat is nu in 't ontwerp Kolkman
anders dan in de oude wet.
A het recht van overgang (de l/2
tot 2 percent) op effecten en schuld
vorderingen wordt afgeschaft.
B. I. een kind erft van vader en
moet betalen van minder dan
tot f 5000 tot fr0000 ervens13/2 perc.
50000 100000 1»;
100000 200000 2
.,200000 500000 :2V4
„500000 en daarb. :2'/z
ook de vrouw van den man (als er
kinderen zijn) en omgekeerd.
II. Een vader erft van een kind
en betaalt dan 4—, 4. 41/2, 4J/2, 43/4,
5, 51/jl5'/2 percent, van de ontvan
gen deelen der erfenis groot
minder dan f5000;
van
5.000 tot 10 000) EZ' S4
van 10.000 tot 25.000
co;
van 25 000 tot 50 000 I w
van 50.000 tot 100.000 a
van 100.000 tot 200.000 g*
van 200.000 tot 500.000 l
van 500.000 tot daarb. 5-
III. Een vrouw van een man, of
omgekeerd (zonder kinderen) 6, 6,
6>/2, 7, 7V2 8, 8 72 9 percent voor
dezelfde bovengenoemde bedragen in
2. In de oude wet 4 procent,
IV. Een broer van een zuster of
omgekeerd7, 8, 9, 10, 11, 12, 12,
12 percent voor dezelfde bedragen als
in 2. In de oude wet 4 procent.
V. Door kind of kleinkind van
broers en zustersdoor ooms en
moeien, oudooms en oudmoeien 10,
11, 12, 13, 14, 15,. 15, 15 percent
voor dezelfde bedragen als in 2. In
de oude wet 6 percent.
VI. In alle andere gevallen 15,16,
17, 18, 19, 20, 20, 20 percent voor
dezelfde bedragen als in 2. In de
oude wet 10 percent.
VII. In de gevallen IV en V kan
het recht verhoogd worden, indien de
broer meer trekt, dan waarop hij
aanspraak heeftvan dat meerdere
8 procent; en indien door het kind
meer getrokken wordt van zijn oom
of tante, dan de bloedverwantschap
eischt, van dat meerdere 5 procent.
In de oude wet betaalde men voor
dat meerdere 10 procent.
VIII. Is de bloedverwantschap on
zeker, dan betaalt men 't hoogste
procent, dat verschuldigd isin de
oude wet is dat 3 procent in de rechte
lijnen overigens '10 procent.
IX. De vrijstellingen. Maar die in
een volgend artikel. Nog deze opmer
king. De procenten onder de oude
wet moeten vermeerderd worden met
de overgangsrechten en de 38 opcen
ten en dan wordt 1 pCt. 1,60en
de 3, 4, 6 en 10 procent worden dan
4,36 pCt.; 7.11 pCt.; 7,58 pCt; 10,59
pCt. en 15,50 pCt., zoodat de aanvangs-
percentages zijn verminderd, wat voor
kleine erfenissen een voordeel is,
want in 't ontwerp zijn die procenten
1,5 of 4 of 6 of 7 of 10 of 15.
fStot volgt./
Sociale misstanden.
Elke maatschappij draagt haar eigen
ongerechtigheid zooals ook elk individu
»zijn eigen pak« moet dragen. Op alle
terrein des levens geldt de waarheid
een goede boom brengt goede en een
slechte boom slechte^ vruchten voort.
Op alle goede beginsel en werk is
loon, op alle slechte beginsel en werk
straf te wachten. En de fouten van 't
Heden liggen in 't Verleden, en de
oordeelen van 't Heden zijn vruchten
uit de zonden van 't Verleden.
Wie dan ook de Sociale mis
standen nagaat, vraagt voorzeker naar
de middelen tot uitreddingmaar die
middelen staan voor hem weer in
verband met de bron der ellende. Als
de regenput vuil water geeft, is de
bron en oorzaak te vinden in de on
reine goten en aanvoerbuizen. En nu
moet de put zeer zeker schoongemaakt
worden, maar dwaze, die het vuil in
de goten en buizen onaangeroerd laat.
Naar de bron der onreinheden terug
Die schoongemaakt. En dan zal 't nog
wel kunnen voorkomen, dat 't water
onrein is, maar dan hangt dat af van
machten, die hij niet bezweren kan
of wier groote beteekenis ten kwade
hij niet verminderen kan.
In onze dagen is onzes inziens de
groote fout, die men pleegt te maken,
dezemen wil de put reinigen, maar
de aanvoerbuizen laat men met rust.
Er is een sociale ongerechtigheid, die
met sociale wetten niet te temperen
iszij kunnen de straf daarop niet
temperen, nimmer wegnemen.
't Deïsme.
Een der ©ngerechtigheden onzer
Maatschappij is de loochening van
Gods Voorzienigheid. Er is een God,
zoo beweert men, maar aan den hor
logemaker gelijk, die 't uurwerk af
levert, zonder er verder notitie meer
van te nemen. God heeft de wereld
gemaakt, maar verder trekt Hij er zich
niets meer van. Hoe ze reilt en zeilt
't is Hem onverschillig, en de mensch
moet zelf maar zien, hoe het terecht
komt in zijn gezin en in de maatschap
pijieder voor zich en God in den
hemel, die met 't aardsche gewemel
niets te maken heeft en er ook niets
mee van doen wil hehben.
Treurige ideeënbron van allerlei
sociale ellende, wrevel, onrecht, gemok
en wrok en wraakgevoel eenerzijds,
en socialen overmoed, hardheid, heer-
schende willekeur, uitbuiting, over
macht en tyrannie anderzijds.
Kapitaalstyrannie en gevoel of ge
loof in eigen geestesmeerderheid staan
dan tegenover arbeidsbehoelten en de
domheid van 't »publiek op klompen*
Bemoeit God zich niet met den mensch
dan bemoeit de mensch zich met zich
zeiven en 't eigen Ik, eigen vooruit
gang, eigen welvaart, eigen rijkdom
en weelde en schittering in grootsche
fabrieken, ondernemingen, villa en
wereldsche pracht speelt dan in 't zon
dige hart den hoofdtoon.
Dan zal de werkman voor den pa
troon alleen leven, om hem schatten
op te leggen, om zijn onverzadigbaren
dorst tot bevrediging van dat Ik te
lesschen. Dan is de werkman werkdier.
Dan is z'n huisgezin een abattoir, zijn
leven een hel.
Wie God de Heere alleen in den
hemel laat tronen, haalt de Satan
op de aarde.
En dat is een der ongerechtigheden
onzer Maatschappij, dat men God niet
erkent als God op aarde.
De arbeider ontaardt door dat begin
sel in een schepsel, dat zijn patroon
vervloekt, in roeringen revolutionaire
opwinding dagelijks verkeert, tot aller
lei verzet zich voelt geprikkeld.
Wie Zijn voorzienigheid loochent,
erkent, handhaaft, spitst aan den Klas
senstrijd.
Br enkelen.
Wat er ook in dat district moge
geschied zijn in de laatste weken, we
hebben reden over twee dingen ver
heugd te zijn: eerstens de uitslag, die
voor onze partij gunstig was en twee-
dens de erkenning, dat de Coalitieband
door deze affaire niet is verzwakt.
Vooral dit laatste weegt het zwaarst.
Ongaarne hadden we den zetel ver
loren of afgestaan maar dat zou nog
niet het ergste geweest zijn. Erger
was de wrevel, die in onze harten zou
post gevat hebben, indien door den
uitgesproken wensch der Roomsch-
Kath. om dien zetel te bemachtigen,
de liberaal er mee was gaan strijken.
Dat zou een knak gegeven hebben aan
onze sympathieën voor de Coalitie en
die wrong zou tot schade van den
Coalitieband zeker en gewis geleid
hebben. Hadden we den zetel aan de
Roomschen moeten afstaanhet zou
ons gespeten hebben, maar met de
troostrijke gedachte't is toch nog
voor Rechts en Rechts verliest niets
er is slechts een kleine wisseling van
personen, niet van politieke grondbe
ginselen.
Die smart nl. dat 't district Liberaal
zou worden, was ondraaglijk, waar
twee bondgenooten »vochten om 't
been.«
En in de R. Kath. pers vinden we
dan ook naast rechtmatigen spijt een
onverscholen blijdschap, dat de Libe
raal het niet gewonnen heeft en dat
de Coalitie er in 't minst niet door is
geschaad, noch de vreedzame samen
werking in de toekomst is gestoord.
Breukelen is een waarschuwing, om
zoo spoedig mogelijk de Evenredige
Vertegenwoordiging in te voeren.
OP DËÜ UITKIJK.
Men spreekt van den »goeden, ouden
tijde. In tegenstelling vaak met den hui-
digen dag, die boos en bedorven heet en
't begin van het einde is. Neen, dan de
dagen van voorheen!
Anderen daarentegen weten geen woor
den genoeg te vinden, om de »bekrompen
vaderen* lastig te vallen en te doen uit
komen, dat hun zonen en na-neven van den
tegenwoordigen tijd heel wat kraniger figu
ren zijn dan 't voorgeslacht, waaruit zij
sproten.
De waarheid, dunkt me, ligt in 't mid
den. En dat is maar niet zoo'n persoon
lijk idee het is, geloof ik, ook een Bijbel-
sche gedachte.
Wij gaan én achteruit én vooruit.
Gelijk de Schrift duidelijk leert.
Wij zijn op weg naar de heerschappij
van den Anti-christ. En we zijn eveneens
op weg naar de volle, de majestueuze
eind-openbaring van het Koningschap van
Christus.
En tot deze beide baant de historie den
weg. Is 't dan niet de meest natuurlijke
zaak, dat de één in die historie achter-
uitgang en de ander vooruitgang ziet P
Gelukkig tenslotte, dat we weten, hoe de
gansche historie der menschheid is de af
wikkeling en verwezenlijking van den Raad
Gods, die niet anders kan zijn dan goed.
Zóó beschouwd gaan we altijd vooruit.
Naar 't eindpunt, waar God zal zijn alles
en in allen.
Maar ik laat dien >boom* voorts staan.
De »goede, oude tijd*, zegt men.
't Is geloof ik, een goede veertien dagen
geleden, dat een Groningsch hoogleeraar
op een predikantenvergadering een rede
hield over »De verhouding van Kerk en
Staat in Groningen, van de Reductie tot
de Revolutie.*
De Revolutie dat weet men, was in
1789 en 1795.
De Reductie* van Groningen was in
1594-
Ge moet tegen een Groninger liefst niet
zeggen, dat prins Maurits de stad in 1594
heeft verov&rd. Neen, hij heeft haar her
steld in haar vroegeren staatteruggebracht
tot de Unie van Utrecht, waarvan zij door
het verraad van Rennenberg in 1580 was
losgescheurd.
Dat noemt men de Reductie.
In het tijdvak nu van de Reductie tot
Revolutie, is de Hervormde of Gerefor
meerde kerk in Groningen, zoogoed .als
overal elders in ons vaderland de heer-
schende Kerk geweest, die onder bizondere
bescherming der Overheid stond. Al wat
niet tot haar behoorde, werd slechts geduld.
Welnu, de hoogleeraar heeft op die
vergadering zoo 't een en ander meege
deeld van de verhouding tusschen Kerk
en Staat in die dagen, dat me zwaarlijk
zuchten deed: Ach, die goede, oude tijd
We moesten dien tijd beter ktwnm.
We weten wel, dat het huwelijk tusschen
Staat en Kerk lang niet gelukkig is ge
weest dat het dikwijls hooge woorden
gafdat er soms klappen vielendat de
vrouw vaak dienstmaagd was, ja 'n sloof
die zich naar de luimen van den sterkeren
gemaal te schikken had maar we
hebben daar toch slechts zoo in 't alge
meen eenig idee van.
In de archieven, zoowel kerkelijke als
wereldlijke, moeten onder 't stof begraven
nog tal van documenten liggen, die waard
zijn om ernstig te worden nageplozen.
Dan zouden de zonen der 20ste eeuw
verbaasd staan over 't geen men in de
17e en 18e met de »Kerk« durfde doen.
Het ging in Groningen, dat bleek me
wel uit het korte verslag, dat me van de
reden des hoogleeraars onder de oogen
kwam, als net als elders de Kerk zat op
de kruk en de Staat hield het touw.
Zonder medewerking en goedkeuring
van 't Stadhuis mocht geen predikant be
roepen, geen ouderling bevestigd worden
De heeren van de stad namen behoorlijk
kennis van wat de kerkeraad besloot, en
schroomden niet hun op- en aanmerkingen
daarover in te zenden. Werd daarop niet
behoorlijk acht geslagen, dan kwamen er
»bevelen« waarnaar die van de Kerk zich
hadden te reguleeren.
Op het Stadhuis hield men niet slechts
de hand aan, maar ook een oog op den
predikdienst en heeren Burgemeesteren, van
alle markten thuis, ook van de theologi
sche, wisten de predikanten als 't noodig
was wel te vertellen, waar ze al en waar
ze niet over preeken mochten, ja zelfs in
welke stukken ze al of niet diep treden
mochten.
Er was een predikatie eens niet naar
den smaak der heeren geweest, dan lieten
ze daar heel deftig de weet van doen.
Mocht een al te stout prediker een schoen
hebben neergezet, waarvan de gansche ge
meente wist, dat hij de magistraten paste,
hij ondervond het, wat het zeggen wilde
den kleederzoom aan te raken van wie in
hoogheid gezeten zijn Plechtstatig werd
hij dan door een Stadsbode op 't Raad
huis bescheiden, daar aernstiglijk vermaent*
en mocht hij geen leedwezen betuigen, als
een verhard zondaar op zeer korten ter
mijn buiten de stedelijke gemeenschap der
burgerij wordt gesteld.
Ik geef toe Nieuw is dit niet
Maar 't treft me telkens weer, hoe het
zonder uitzonderingen overal 't zelfde was
zoowel in 't hartje van Holland, als in de
Groninger uithoekDe Kerk werd met
een mooien mantel bekleed, maar in de
gemeenschappelijke huishouding had ze
bitter weinig te zeggen
Dat was in den goeden ouden tijd
Nu moeten we echter billijk zijn.
Veel beter zoo, als het toen was, dan
zoo als de mannen van de Revolutie het
hebben willen.
Toen was tenminste de Kerk in eere.
Zij had een hooge plaats in 't maat
schappelijk leven. De hooge overheid ging
van de gedachte uit, dat de Kerk niet
gemist kon worden en dat de beginselen,
die zij voortplantte onder het volk nood
zakelijk waren voor het welzijn van den
Staaf.
Gansch anders de Revolutie-mannen.
Zij dringen de Kerk terug naar het
terrein der private liefhebberijen. Zooals
de een 'n fanfare-korps opricht, en de ander
een reciteergezelsöhap bezoekt, zoo gaat
eten derde naar de Kerk.
Enfin hij moet dat zelf weten.
Maar die kerk moet zich ten éerste ge
heel onderwerpen aan al de regelen, die
de staat gelieft te stellen en moet zich
ten tweede geheel er van onthouden,
om invloed uit te oefenen op Staat of
Maatsohappij.