OREN. Kassiers.- I ereede. siiHTG". Zaterdag 11 September 1909 24ste Jaargang N°. 1484. EF w •uwen terdam. Antirevolutionair Orgaan voor lie Znidhollaiidsclie en Zeeuwsche Eilanden. Kookt uw drinkwater en uw melk. 'PIJ IEKDAM GOES, •zekering IN HOC SIGNO VINCES n ich. T. BOEKHOVEN. TJËRDAM. va). 8.45, nm. 2.— inderdag, Vrijdag, 8,45, nm. 3.-. INDAGEN, lerm-mitig" bediend id geldig-. 20 enkele in. 2901 r Retour l.OO f O.tiö informeert U dan istructie van ons Iraagkr. en booger ramlijn Domburg ■aktische, eenvoudig Grijzen. 2902 EN. men in zijn eigen idffk. 2191 3opt dan HVMAGAZIJN, AM. Eenig adres Wij verkoopen mndheidsbedden f 8,75, f 10,50, irfijnste soorten, te wollen, molton |f 28,50, t 35,-, !.enig adres voor prijzen. Enorme dekens vanaf Bij het vullen - ontvangt uien Men kan zonder iwen. Wil men Koopt dan in TEÏJN Jr. "JSPLAAT, raat. eijn Ooltgensplaat. en op Binnen- en ilandsche Effecten. m. izen en landerijen id wat betreft het oten tegen koersen derden tegen zeer dschade. 1 s%—4% 's jaars. "1 Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franeo per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSDIJK. Advertentiën 10 cent per regel en s/t maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/j maal. Dienstaanrragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatBraimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nar. Alle stukken voor de Kedaetie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «enden aan den Uttgrever. Een Boaz. Welk Bijbellezer staat niet het schoone beeld voor oogen, datgetee- kend wordt met fijne pen in het Boek Ruth. Wat ideale toestand daar tus- schen Boaz en zijn arbeiders. »De Heere zij met ulieden,® klinkt zijn groet; en de wedergroet luidt: »De Heere zegene u.« Hpe geheel anders dan de woorden van verwensching, haat, nijd en afgunst, die öf luid 61 fluisterend gorden uitgesproken, wan neer de verhoudingen tusschen patroon en knecht scheef en gewrongen zijn. En toch die treurige verhoudingen moeten en kunnen veranderen. Daar waar de vrede gemist wordt en de samenwerking ontbreekt, is het leven wederzijds onhoudbaar. Vraag niet, wie de schuldige is, als er iets hapert tusschen werkgever en werknemer. Wij achten in de meeste gevallen beiden schuldig. En beiden lijden onder de bittere vrucht der zonde, die elk mensch van nature maakt tot een liefhebber van zichzelven. Eigenbelang is dan ook in onze dagen van socialen strijd de hoofdzonde der maatschappij. Niet 't gemeenschappelijk belang is meer de drijfveer, maar het zoeken van eigen voordeel, winst, vooruitgang En waar de patroon z'n eigen voor deel loslaat en werkelijk den arbeider weldoet, daar is vaak ondankbaarheid het loon, dat een werkgever ontvangt. En ook anderzijdswaar de arbeider al z'n krachten geelt tot op hoogen leeftijd, is een achteruitstooten naar 't armhuis de eenige erkenning van zijn waarde als arbeider, toen hij nog in de fleur van zijn dagen was. Op 't platteland trett men zulke ongure toestanden minder aan dan in de fabrieksteden. Op 't platteland leeft men meer met en voor elkander; de aard van 't bedrijf brengt meer saam- boorigheid te weeg, omdat 't machine wezen er niet zoo uitgebreid is. Op 't platteland kent men elkanders toe stand en de solidariteit is er sterker. Op 't platteland is de booze geest van den klassestrijd nog niet losgelaten; en zijn patroon en arbeider van kinds been af elkaar bekend en daardoor vaak van ouder op kind aan elkaar gehecht. Niet, of er komt al onver schilligheid onder de opgeschoten jongeluide booze geest van verzet en revolutie waait over 't jongere geslachtmaar toch is 't platteland in gunstiger conditie dan de fabriek stad. Daar tiert onder den invloed van den socialistischen geest de strijd om de macht. 1 laar kent men elkaar niet de directeur hoort slechts de chefs en de meesterknechtsde andere werklieden zijn Nommers. De machines maken den directeur enz. bijna onaf hankelijk. Concurrentie drijft hem tot persiog van alle krachten, die be schikbaar zijn. En begeerde uitzetting van de zaak prikkelt hem tot strenge eischen. Het groote personeel ver plicht tot orde en contröleen de verschillende takken van eenzelfde bedrijf in eenzelfde fabriek drijft weer de werklieden onderling tot splitsing van hun belangen. Alles in een fabriek is zoo geheel anders dan op 't platteland. En toch, tot allen komt de stem des Heeren Wees als Boaz. En de weg om er te komen is -zoo duidelijk omschreven in art. 2 van de Yereeniging Boaz: »de toepassing der christelijke begin selen op maatschappelijk terrein te bevorderende doorwerking der re volutiebeginselen ook op maatschap pelijk erf met alle kracht te bestrijden alle haar ten dienste staande middelen tot bevordering der belangen van patroons en ondergeschikten aan te wenden en alzoo mee te werken tot oplossing van het maatschappelijk vraagstuk van onzen tijd in christe- lijken geest.* Dat is de wegde toepassing der christelijke beginselen! En het eerste beginsel isGod boven alles. Hebt uw naaste lief als uzelf. Doch nu komt de groote vraag achteraan hoe in onzen tijd dat idee toe te passendit ideeeen ander liefhebben als zichzelf en toch vooruit willen in de wereld en toch patroon willen blijven, die zich 't gezag niet laat roovenen toch zijn gezin willen groot brengen naar z'n standen toch voor rente en aflossingen op tijd zorgen en toch tot allerlei doeleinden giften en gaven gevenen toch zijn belastingen prompt betalen enz. enz. JaBoaz zijnEn in onzen tijd 't Is de eisch. Doch hoe zwaar Er is een sociale kwestieDoch wie is zoo vermetel te durven zeggen, dat hij de middelen tot genezing alle kent I Een der punten, waarover de ge- dachtenwisseling aanhoudt, is 't insti tuut der Kamers van Arbeid. Sinds haar oprichting, een 14 jaar geleden, is men over haar werk niet te tevreden, omdat de invloed, die van haar uitgaat onbeteekenend is. De hoofdoorzaak daarvan zoekt men in de niet-dwingende macht der iiamers. Mr. S. de Vries Cz. stelde dan ook 22 Febr. 'Oö als punt 1 deze gedachte op den voorgrond in een vergadering, dat beide partijenèn werkgever èn werknemer gedwongen zouden worden om voor de Kamer van Arbeid te verschijnen. Maar de andere vraag werd ge opperd Hoe is in dezen dwang tot verzoening mogelijk? Deze dwang is een contra dictio in terminis, d. i. uit den aard der zaak onmogelijk. Dwang tot verzoening is qeen ver zoening. Maar welken dwang moet de Over heid dan opleggen Men oordeelde, dat de Overheid moest verplichten tot een zich niet mogen onttrekken aaw den oproep der Kamers tot een poging tot verzoening. We erkennen, dat in een verplicht openleggen van grieven enz. voor de Kamer, al iets gewonnen zou zijn. Maar we hebben van de arbeiders beweging dezen indruk in 't huidige stadium, dat de werklieden onder den invloed van den geest van den klas senstrijd, zelf liever den strijd uit vechten. En dat is onzes inziens de oorzaak dat de Kamers mislukken. De booze geest van den klassenstrijd haat de verzoening. De arbeiders in de socialist, kringen willen de krachtproef. En zelfs bij honger en gebreklijden willen ze die. Tegenover zulk een machtproef staat elke poging eener Kamer machteloos. 't Was Lodewijk Filips, de burger koning van Frankrijk, die eenmaal dat woord sprak. Zoo zal het onder ons niet zijn. En tot den middenstand moge het pijnend scherp gezegd worden in sar casme, maar deze is niet bekwaam om zich in onze dagen rijk te maken. Verrijkt U, myne heeren't Is niet alleen platvloersch't is meer't is 't materialistisch beginsel ten top't is meer't is dienen den god Mamon en hem aanbidden en liefhebben met al de vezelen van zyn hart en geest; 't is meer't is dooden, vermoorden het geestelijk leven van zich en zijn gezinvermoorden elke hoogere as piratie des levens alle drilt naar wat edel schoon en welluidend is. 't Is 't menschelijke uitschudden Verrijkt u, mijne heeren! Maar dit toegepast, is de bijl gelegd aan den wortel van alle gemeenschapsleven. Dan is alle solidariteit, behalve in den vuigsten hartstocht naar geld, verbleekt. Dan wordt het leven een jammerdal, de gemeenschap geleid in een vallei des doods; de liefde gestold tot ijs; de saamhoorigheid omgesmolten tot kokende zelfzucht. Verrijkt U, mijne heeren Ja Maar dan met de beenderen der slachtoffers, die ge maakt. Verzamelt die en houdt den rondedans om den knekelhoop. OP DEW IllliU». Tuin» en Landbouw. r r 'I ■v 1 - 1 in een Q en Administratiën. 2416 UITGEVER Telefoon Intercomm. No. 2. Kamers van Arbeid. Mijne Heeren, verrijkt U 'k Moest toch even glimlachen. Ja, laat ik 't maar net zeggen, zooals 't was hoe weinig lachwekkend het hoofd stuk >Breukelenis, thans in onze parle mentaire geschiedenis aan de orde lachen doorschokte even m'n lichaam. Er wordt in zulke dagen veel nonsens neergeschreven, maar op zóo iets was ik toch niet verdacht, 't Woord kwam me daar even onverwacht tusschen ernstige zinnen in, als een kluchtige hansworst tus schen deftige menschen en dan moet men wel uit de plooi Ik las daar om ter zake te komen in een roomsch blad, hoe het tijd werd de antirevolutionairen ééns voor goed te her inneren, dat hun niet toekomt de >hegemo- nie< in de Coalitie.* De hegemonie mijne heeren 't Woord is aan de oud-Grieksche toe standen ontleend, waardoor het een zekeren schijn van deftigheid krijgt en de gewone krantenlezer niet direct het lachwekkende er van inziet. Oud-Griekenland was in verschillende onafhankelijke Staatjes gedeeld, die echter in taal, zeden en belangen zeer veel over eenkomst hadden en dan ook menigmaal gezamenlijk en gemeenschappelijk te werk gingen. Daarbij echter gebeurde het soms, dat één dezer Staten de overhand kreeg, steeds zijn zin wist door te drijven en de andere in zijn kielzog meevoerde. Zulk een Staat had dan de »hegemonie.« Sparta eerst, later ook Athene. Wilt ge een voorbeeld uit onze eigen geschiedenis Holland had in de.dagen der Republiek niet zelden de ^hegemonie* over de andere provinciën en 'tis de ver dienste der Oranje-prinsen geweest, dat ze die hegemonie een- en andermaal, als ze al te drukkend werd, gebroken hebben en de andere gewesten vrijheid van beweging hergeven. En nu moet, zoo meende zeker roomsch blad nu moet de Kamerzetel voor Breukelen gebruikt worden, om die»astrante« antirevolutionairen eens goed in te peperen, dat ze zich niet de hegemonie* mogen aanmatigen in de coalitie. Dat ze den baas niet moeten spelen. Niets over de anderen te zeggen hebben. Wat minder hard zingen moeten in het coalitie-concert Hun eigen, particuliere, zuiver-antirevo- lutionaire wenschen wat moeten intoomen. Ach, ja we begrijpen 't nu wel. De broodkruimels steken ons wij achten onzen wil een volk te zijn; wij hebben al te veel praats gekregen en doen, alsof de andere partijen er om óns zouden zijnwij zijn onhandelbare, rouwe, heerschzuchtige coalitie-genooten, die eens flink op hun nummer gezet moesten worden. Toevallig kregen de anderen ons te Breukelen éér te pakken, dan ze ver- moed'den en daar moet ons het stof der aangematigde »hegemonie« eens goed uit den mantel geborsteld worden Enfin laat ons eens ernstig zijn. Dan wil ik toch vragen, wat er in de vier jaren van het Kuyper-bewind en ge durende al den tijd van het Ministerie- Heemskerk tot stand gekomen is, waar wij antirevolutionairen, in de volkstaal gezegd, onze vingers voor aflikken konden, terwijl de coalitie-vrienden spijtig, nagelbijtend, konden toezien? Waarlijk ik kan 'tniet vinden! Wat we in die 4 i 6 jaren samen heb ben nagejaagd en bereikt, ligt geheel op de lijn eener algemeene christelijke politiek. Speciaal antirevolutionair wild is er in die jaren niet geschoten. Van »hegemoniec gesproken Zoowel Min. Kuyper als Min. Heemskerk wisten heel goed, dat ze zonder den wil der Chr. Hist, en Roomschen geen voet ver zetten konden en dat ze bij al hun wets ontwerpen met deze twee bondgenooten te rekenen hadden. En waar ze 't vergeten mochten, zijn de coalitie-broeders niet zoo op hun mondje gevallen, of die weten het, zoowel publiek als binnenskamers wel in herinnering te brengen. Of we hun dit verwijten Ganschelijk nietDe roomschen zijn niet voor ons plezier op 't politieke pak en de Chr. Historischen brengen hun paard niet buiten, om 't voor ons karretje te zetten Iedere partij is zichzelf 't naast. Weet ge, hoe de positie geweest is onder Kuyper en nu onder Heemskerk Er zat en zit een antirev. koetsier op den bok, die de teugels houdt. Maar rechts en links van hem zitten de bondgenooten, die hem voortdurend op de vingers kijken. Van de teugels blijven ze af, anders kwa men er ongelukken. Maar ze hebben elk hun eigen paard meegebracht, en dat dier staat onwrikbaar stil, als z'n baas op den bok »Ho zegt Die koetsier moet dus goede vrienden blijven met z'n beide bokbroeders, of ze noodzaken hem eenvoudig den wagen tot staan te brengen. Zoo is de teekening van den toestand. Nog eens: We beklagen ons dus niet. Dat zijn nu eenmaal de ongeneugten van het coalitie-wezen. Als bv. een Roomsch- Katholiek de teugels hield en wij zaten naast hem op den bok, dan zouden we precies dezelfde rol spelen. Wat praat men dan van »hegemonie«! 't Is wel een hooge eer, maar 't is niet in elk opzicht ons ten voordeel, dat èn in 1901 èn thans juist een antirevolutionair het Kabinet vormde Hooge boomen vangen veel wind En zoo krijgen we van de fouten, die èlk Kabinet en ieder Minister begaat, de antirevolutionairen 't meest de schuld, ter wijl aan de Rechterzijde zij er op worden aangekeken, alsof bij hen bij ons de de »hegemonie« berust Oef! de he- ge-mo nie Hoor eens, die heer schappij kunnen we gerust den bondgenooten afstaan en eens met hen van plaats ruilen, 't Zou misschien 'n heele verfrissching zijn voor onze partij Als de Roomsch Katholieken meenen, dat zij naar proportie te weinig en wij te veel zetels hebben, dan hoeven ze niet hard te roepen, om ons daarvan te overtuigen. Dat weten we zelf ook wel. Dat hebben we menigmaal gezegd. Het gevaar van te-groot-leven meermalen onze geestverwan ten onder 't oog gebracht. Den roomschen komen ruim dertig zetels toe. En ons de helft van dit getal, of iets meer. Zoo zou 't zijn, als 't naar proportie ging. Ik maak meielf niet grooter dan ik ben. Boven-z'n-stand-leven is 'n kwaad ding ook een partij gaat daarmee op weg naar haar failliet. Maar dan ook geen gepraat over he gemonie*! Als wij, antirevolutionairen, iets »voor« hebben in de coalitie, dan is 't, dat wij 't meest vooraan mogen staan, zoodat we èn in de pers èn bij de stembus als er klappen vallen, 't eerst geraakt worden Dat is echter geen hegemonie.* Of, zoo ja dan mag voor mijn part de rest der »coalitie« ook wel eens een poos in dat hoekje zitten UITKIJK. KainUtbemesting en Uitwintcring. In den vorigen winter is hier en elders waargenomen, dat sommige akkers, met kainiet bemest, meer van uitwintering te lijden hadden dan andere, welke niet met kainiet waren be mest. Dr. Schander te Bromberg, over dit verschijn sel schrijvende in No. 42 der Deutschen Landwirtschaftlichen Presse, stelt de vraag, hoe dit te rijmen is met de ervaring van velen, die juist met een kainiet-aanwending zulk een uitmuntend succes hadden. En dan geeft hij als verklarende oorzaak der buitengewoon on- gunstigen weerstoestand in den verloopen winter en deze in verband met de uitstrooiïng der kainiet op een verkeerd tijdstip. Dr. Schander merkt op wat we ook onze lezers vaak hebben voorgehouden dat in 't algemeen de hoofd bemesting met kalizouten, bepaaldelijk met kainiet, in den nazomer over het stoppel- land, of bij de herfstbebouwing dient te geschieden de zouten hebben dan den tijd om zich in den bodem op te lossen en te verdeelen en de jonge zaden zullen dan, dank zij de hyposcopische (vochtaantrekkende) eigenschap pen der zouten, in 't bijzonder op lichten grond in droge perioden vocht genoeg vinden om te ontkiemen. Bij zulk een rechttijdige bemesting 't is bekend zullen de met kali; bemeste zaden een voortreffelijk weerstandsvermogen tegen vorstschade, alzoo tegen uitwinteren, bezitten. Deze voordeelen gaan verloren, indien men den juisten tijd der bemesting niet in acht neemt of verzuimtwanneer men dus bemest op een tijd, wanneer de plantengroei rust en de planten geen gelegenheid meer hebben, om de zouten tot bescherming tegen de vorst op te nemen. Van oudsher is aangeraden de kali hoofdbemesting slechts bij lichte vorst, welke juist nog het bestreden van den akker mogelk maakt, aan te wenden, of op een sneeuwdak, om op deze wijze beschadigingen te voorkomen. In den laatsten winter heerschten nu in Duitschland, evenals hier, lang aanhoudende en daarbij sneeuwlooze perioden, die den bodem tot ver in het voorjaar op tot 1 Meter bevroren hielden. Wanneer op zulk een diep bevroren akker, welke misschien slechts een heel dunne sneeuwlaag droeg, kalizouten uit gestrooid werden, dan moest natuurlijk de onder den invloed der dagwarmtezich vormende zoutoplossing in geconcentreerden vorm in de bovenste lagen van den bodem zich verzameld en beschadigingen van de zaden alsdan onver mijdelijk. 't Mag daarom nog weieens herhaald worden, dat een kali hoofdbemesting slechts met inachtneming van alle in aanmerking komende factoren geschieden rnag, zal zij haar gunstige uitwerking niet missen. Is de bodem langen tijd en vrij diep bevroren en daarbij de sneeuwlaag dun, dan moet onder alle omstan digheden gunstigen weersgesteldheid worden afgewacht. Bij lichten, hoewel aanhoudende vorst kan de hoofdbemesting, ook zonder a 1 V- -Gij.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1909 | | pagina 1