Zaterdag 24 Juli 1909. 24ste Jaargang N°. 1470. EESSIE BLAB. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES v. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. T. BOEKHOVEN. SOMMELSDIJK. Advertentiën 10 cent per regel en 3/j maal. Reclames 80 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */j maal. Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsraimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. %ISe sttsfefceai voor «Ie Redactie fiestemd, Advertentiën en verdere' Administratie franco toe te nendeia aan den U'if are ver. Volksgeloof. Slot Het was dr. Bronsveld, die op het ongeloof wees, toen dr. Kuyper tot Kamerlid voor Gouda was gekozen in 1874. Hij schreef: Nu laten we ons verder over dr. Bronsveld niet uit en vragen >niet, naar de beschouwingen, die hij tegen woordig levert over antirevolutio nairen en liberalen. Maar toen, in 1874, noemde hij de Liberalen als de mannen, die van Nederland een paganistisch land wil den maken. We maken van zelf ook niet de opmerking, want dat zou den onkun digsten lezer ontstemmen, dat dr. Bronsveld van paganisten spreekt in 1874, hoewel in 1905 door de Liberalen uitgebazuind werd, dat dr. Kuyper het volk in twee groepen verdeelde nl. Liberalen of heidenen en de Recht- schen of Christenen. Dr. Bronsveld was in 1874 zoo helderziend, dat hij neer schreef, wat dr. Kuyper in 1905 nog eens herinnerde in de Kamer. Doch al die oude plunje van dr. Bronsveld |nu eens niet vergeleken met wat hij tegenwoordig schrijft, is en blijft 'teen feit, dat hij in de leer der Fransche Revolutie, in de liberale beginselen een uiting zag van onge loof een ongeloof, dat moest worden aangevallen en bestreden, zou Neder land niet worden een heidensch land zonder God en zonder Openbaring, zonder Christelijke belijdenis en Chris telijke Kerk, zonder Christelijke zede- leer en Christelijke beginselen. En wat talrijke schare van mannen, of ontslapen of nog onder de levenden hebben gewerkt om dat Volksgeloof weer te doen opleven. Dichters en Prozaschrijvers; Staats lieden en predikers van allerlei ker kelijke richting; ja, een wolke van getuigen is er uit de Ned. Herv. Kerk uit de Geref. Kerkuit de R. K. kerk, die zich in den Naam des Heeren heeft opgemaakt jaren her en nu nog, om het Volksongeloof te dooden en 't Volksgeloof te verhelderen. En de Geest des Heeren wrocht mee, anders ware natuurlijk alle actie on mogelijk geweest. En zie nu de schare van mannen en vrouwen; jongelingen en jonge- dochtersknapen en kinderen, die zich, zij 't ook niet altijd uit eigen aandrift en volkomen door 's Heeren Geest gedreven (immers de opvoeding en goede tucht en 't goede voorbeeld ver mag ook zoo ontzettend veel!) naar dat Geloof in God en Christus richten. Wat ijver is er in onze dagenWat strijd Zeker; niet alles is goud wat er blikt. Er is bij 't beste werk veel onreins. Er is bezoedeling ook in 't heilige werk der Godsdienst. En niet alles wat Heere! Heere! roept is uit Israël. Wij erkennen dat er kaf, zeg zelfs veel kaf onder 't koren is; maar er is toch koren en veel koren]; en veel meer koren, dan jaren achteruit. Het Volksgeloof openbaart zich krachtig op allerlei terrein. De naam van Christen is geen schandnaam. Geen geloovige behoeft eenigen smaad te dragen om zijn geloof. De Kerken worden voller. De Chr. Scholen voller. De vijand d. i. 't onge loof moet rekenen met de kracht en macht des Geloofs en der geloovigen. Heel ons Nederland bijna keert zich naar de Bron des geloofs of moet 't zich laten welgevallen, dat over de velden de wateren vloeien. Verzet baat niet meer. Het Volksgeloof is aan 't overwinnen op alle terrein. Het Volks ongeloof ziet zijn grenzen krimpen. Soli Deo Gloria. Democratie of Demagogie. We leven, zegt men, in eendemo- cratischen tijd. De demos oefent macht en kracht. Best mogelijk I maar wie is die De mos, dat Volk? Zijn dat de arbeiders, knechts, ambtenaren en allerlei onder geschikten van patroon, heer en over heden Zoo ja, maar dan verschillen we van meening met den zoogenaam- den Geest des Tijds, die tegenwoordig wat al te dwaas zijn mond opendoet. De Demos is 't heele Volk in al zijn rangen en standen, en dan zoo, dat ieder moet staan op de plaats, waar God hem gezet heeft. De democratie is de handhaving van de door God gewilde standenen staten in onzen tijd. Maar de demagogie is haar vijand. Deze bedoelt niets anders, dan door mooie beloften de menschen te paaien, of ze al of niet kunnen vervuld worden. Demagogie is de oorzaak, dat zoove- len een afkeer krijgen van de democra tie. De democratie wil den laagsten stand die eertijds heeft geleden, naar boven halen en dit is uitstekend. Maar gaat men daarbij demagogisch te werk, dan breekt men de democratie af. Want men belooft wat onvervulbaar is en stoot met dat teveel ieder af. Een proef. Mr. Kan wil een proef met een ta- riefsverhooging van 5 millioen. Twee en een half percent op de fabrikaten en anderhalf percent voor de halffabrikaten. En hij wacht daar geen ernstig nadeel van voor onze economische verhoudingen. In elk geval voordeel voor onze schatkist die de onmisbare millioentjes niet kan missen. We zouden die proef aandurven. Niet alleen met 5, maar zelfs met 10 millioen, omdat we ten eerste de over tuiging hebben, dat er geen betere weg is om 't heele volk te doen bijdragen in de enorme uitgaven, die de ver zekeringswetten den Staat zullen kos ten maar ook ten tweede, omdat de nationale arbeid door verhooging zeer zeker staat bevorderd te worden. Het kan niet missen, dat in Neder land gemaakt of gefrabriceerd zal worden, wat nu nog door den Duit- scher of den Franschman op onze markt wordt aangevoerd. Hoe kleiner het afzetgebied voor den Nederland- schen fabrikant, hoe akeliger zijn toe stand. Zijn markt moet grooter worden en dat bereikt men door heffing van invoerrechten op artikelen, die de vreemdeling hier aanvoert. Verdorde lauweren. Een paar eeuwen terug waren we een zeemogendheid van den eersten rang. Engeland was wat jaloersch op onzen handel en onze vloot en probeer de door haar acte van Navigatie beide te nekken. En die tijd is gekomen. De Engelsche protectie was zoo geluk kig voor dat Land, dat langzamerhand onze rnvloed der zee daalde. Nog enkele vonken spatten van onze ener gie af, toen de Ruyter als admiraal optrad, maar niet lang na den vrede in 1668 duurde de schittering. Van dien tijd af kwam er inzinking en onze vaderen verlustigden zich in peper en zout en sago en rijst en roemden op verdorde lauweren. Centen smeden werd 't wacht woord. Negotie het ideaal. Rustige onverschilligheid omtrent naburige actie de reactie van den eertijds brullenden Leeuw. En daarna - verslapping. En daarmee tegelijk: bezuiniging als leuze. Die leuze zit al een eeuw in ons Volk, waar 't Vloot en Leger betreft. En of de Vloot geheel in orde is of 't Leger onze neutraliteit kan hand haven 't kan niet schelen. Als 't maar geen geld kost. Zuinig, 0 zoo zuinig en blij met verdorde lau weren De strekking verbloemd. Dr. Kuyper en juffrouw Westmeijer. Dr. Kuyper en Burgemeester Sweert. Twee »kwesties« na de herstem mingen, na 60—40. Na de herstemmingen, na 60—40, ziet u. Waarvoor die hetze Dal opblazen van mogelijke onvoorzichtigheid, die begaan kan zijn. Is 't sop de kool waard Is 't geen storm in een glas water? Men verbloemt de strekking en be doelt niets anders, dan dr. Kuyper 't onmogelijk te maken om als re- geeringspersoon op te treden. Nu laten we in 't midden, de nu in elk geval niet practische vraag moet dr. Kuyper weer aan de groene tafel Die vraag geldt op het oogen- blik niet en wellicht in heel de vol gende vier jaar niet. Maar 't gaat niet aan, iemand te achtervolgen dan met 't eene, dan met 't andere onbewezen stuk, om hem daarmee in een vergeten hoek te duwen. Wil men dat? Laat men 't dan royaal aan de lezers zeggen. Laat de liberale pers dan duidelijk zeggenDie Kuyper is zoo'n machtig personage in onzen Staat, dat hij ver morzeld moet worden. Maar hem met onbewezen beschul digen achterna te jagen en de strek king te verbloemen dat is min en zwartmaken is schoorsteenvegerswerk. 11 Ik ben toch vrij om 't te doen of te laten." Wat wordt dat dikwijls gezegd vaak zoo maar ondoordacht en 't moet erkend volstrekt niet altijd met eenige kwade bedoeling. Toch moeten we oppassen. Zijn we vrij om dit of dat te doen ünzes inziens is dit een dwaalbegrip, als gevolg van ongeloof. Vrij om goed te doen, zijn we in geen geval. Goeddoen is plicht en noodzaak" Goed doen is vereischte. En kwaad doen is verboden. Maar zoo zit die revoluiionaire idee van vrijheid er bij ieder mensch in, dat hij om een haverklap zegtIk mag toch doen, wat ik wil. 't Is die oude idee, door en door in strijd met Gods Woord, maar vol komen overeenstemmend met onze zondige natuur. Niemand is vrij om dit of dat te doen of te laten. Er is maar één gids, die ons hier den weg wijst en dat is Gods Woord. Dat zegt, wat we doen of laten mogen. En zelfs bij «onschuldige® zaken, van stoffelijken aard, moeten we voor zichtig zijn om te zeggen Ik doe, wat ik wil. Er is maar een richtsnoer voor onzen wil en dat is de Bijbel. UITGEVER Telefoon Intercomm. So. 2. Dr. Kuyper is met vrij aanzienlijke meerderheid tot lid der Tweede Kamer gekozen. Welk een ommekeer in weinig jaren! Wie had in 1871, toen de Amsterdamsche predikant door den heer Groen candidaat werd gesteld, en nergens het tot een herstemming brengen kon, wie had toen kunnen denken, dat reeds in den aanvang van 1874 een zetel voor Gouda door zijn geestverwanten zou veroverd zija. Te recht mag de heer Groen hierin een treffend bewijs zien eener niet alleen in getal sterkte, maar ook door ijver en beleid toenemende kracht. Neen, wij zijn geen machteloozen, geen stille partij meer. De Liberalen, het denkend deel der natie, moet met ons rekenen. Hun schoonste dagen zijn voorbij. Het blijkt meer en meer, dat er ook bij de kern onzer natie niet weinigen worden aangetroffen, die van een streven om ons land weer tot een heidensch land te maken, afkeerig zijn. OP OËX uitkijk. Of er predikanten te veel komen Goed beschouwd is 't een wonderlijke vraag >De oogst is groot en de arbeiders zijn weinige*, is een woord, dat Jezus niet slechts voor die dagen sprak, maar dat wel altijd van toepassing zal blijven in het Koninkrijk Gods. Er zullen wel altijd minder predikers zijn, dan de H. Geest er zou kunnen gebruiken Of er predikanten te veel komen Ik kan 't niet helpen, maar de vraag is gesteld en wordt gesteld. In de Her vormde Kerk, zegt men, zijn candidaten, die al maanden op een beroep wachten, dat maar niet komen wilEn in de Gere formeerde Kerken wordt, voor 't eerst sinds vele jaren 't verschijnsel gezien, naar ons verzekerd is, dat candidaten geruimen tijd op de lijst van geslaagden staan, zonder dat een vacante gemeente met hen in nadere connectie treedt. En daarom dringt zich de vraag op, of er ook predikanten te veel komen Toch ook weer een naïeve vraag Predikanten te veel in Nederland? Heilherauten te veel in onze steden en dorpen, velden en vlekken. Maar ieder weet toch wel beter Reken het al cijferend maar uit. Zeg, dat er in ons land 5 '/2 millioen menschen wonen, waarvan 33 pCt roomsch is en 7 pCt joden zijn en volstrekt ongeloovigen, die tot geen kerk meer behooren. Dan zijn er 3/bXSV2 millioen of 3.300.000 ^protestanten*, die onder bearbeiding van predikant vallen of behooren te vailen. Duizend zielen voor één herder is eigenlijk te veel. De helft van onze leeraars heeft van God niet de gaven ontvangen, om zooveel arbeids te verrichtenMaar zeg duizend dan zijn er 3300 goede en getrouwe wachters op Sion's muren noodig drie en dertig honderd, die den vollen Raad Gods verkondigen en de kudde leiden in de grazige weiden van Gods Woord eer de behoefte maar eenigszins is vervuld. En dat is het allerminste. Er zijn, ach ja drie millioen en drie maal honderd duizend, die zich >prote- stanten* noemen. Maar hoe vervaald is dat »protestantisch« gewaadGe kunt gerust een millioen schrappen, die alleen bij doop en trouw en Oudejaar naar hun kerk omkijkeD. En een tweede millioen kunt ge tusschen zeer twijfelachtige haakjes zettenmenschen, die nog eenige relaties met de kerk hebben, maar meest uit hoofde van familie, fatsoen, gewoonte of bedeeling. Hoe groot het aantal van de ware kinde ren Gods is, wie zal 't bepalen Maar zelfs de ruimere kring van »kerksche« menschen, die op z'n minst vast-één keer komen en in 't kerkelijk leven belangstellen, wat is hij klein, vergeleken met het getal prote stanten in naam. Welnu voor al wat buiten dien kring van »kerksche menschen* valt, is een predikant op de 1000 lang niet genoeg! Als de schapen rustig in de weide grazen, kan éen herder er wel honderd drijven. Maar als er tien zijn afgedwaald naar bosch en heuvel, dan heeft de éene herder aan die tien zijn handen vol. Zoo is 't ook in 't menschenleven Alleen om de afgedwaalden te zoeken de gedoopten, die zich van de kerk heb ben afgekeerd of de kerk rooit leerden kennen alleen daarvoor kunnen we nog wel duizend predikanten gebruiken, mannen eerste-klas, door den H. Geest met a>sin- guliere gaven* toebedeeld en door langer en meer omvattende studie dan de anderen tot dit moeilijke werk toegerust Als we 't van dien kant bezien, is de vraag of er predikanten te veel zijn, haast een beleediging voor den Koning, die een volk vraagt, dat ijverig is, om onderdanen voor hem te winnen! ze te halen uit struik en heg en ze te dwiDgen om in te komen 1 Maar de zaak kan ook van een meer praktische zijde bekeken worden. Wij, menschen, moeten nu eenmaal wel reke ning houden met de eischen en de lessen van het dagelijksch leven. En als we dan de vraag zoo stellen, öf er in de eerstvolgende jaren niet aanmer kelijk minder beroepen zullen worden uit gebracht, dan in een voorbijgegaan tijdvak, aangezien er zöoveel meer gemeenten voor zien* zijn, dan kan er moeilijk anders dan bevestigend op geantwoord worden. Wat we met die vraag te maken hebben Wel, er zijn vooreerst ouders, die zich deze vraag stellen met het oog op de toe komst hunner zoneD. Er was altijd in ons land een groote geneigdheid onder het christenvolk, om zijn zonen tot het heilig predikambt te doen ingaan. Een schoone karaktertrek. Want al hebben we der roomschen zuurdeesem uitgezuiverd, zoodat we geen sclerus* meer kennen tegenover den stand der »leeken*, met Rome heb ben we toch dit gemeen, dat we het ambt van zieleherder wel het schoonste en meest verhevene achten, dat God der kinderen der menschen beschikken kan. Maar wat een in-droevig schouwspel is Als daar zijn jongelieden, met goede gaven toegerustgoed onderwezen in alles wat een voorganger der gemeente moet verstaanbereid om in te gaan tot den arbeid en ze staan dan ledig op de markt, dagen en maanden lang, wijl nie mand hen huurt om werkzaam te zijn in den grooten wijngaard des Heeren. Ze mogen niet op eigen gelegenheid gaan. Ze moeten wachten, tot ze wettig ge roepen worden en die roeping toeft net zoolang tot ze na herhaalde teleur stelling aangrijpen, wat ze kunnen, om toch nuttig te zijn, al ware 't in de admini stratie van een fabriek Nu moet men dit goed verstaan. Wie in 't publiek schrijft moet voor-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1909 | | pagina 1