K.
Zaterdag 21N ovember 1908.
23ste Jaargang N". 1400.
voor de Xuidliollaiif&srlie en Zeeuwsehe Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
ekering
s-a
T. BOEKHOVEN.
SOMMELSDIJK.
%lie st&aküAes? voor «ie Hedactie bestemd, Advertentiëm en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitjrever.
f5.-
rk.
fl
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Telefoon Intercomm. So. 8.
Adrertentiën 10 cent per regel en 3/, maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en Vs maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsraimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
c
rechten.
Mr
h.
en in zijn eigen
«k.
van den
daren, in
an John
W. S.
nenAls
door W.
lofEen
ne hoekjes
lid in de
in eigen
end boek
age en de
us wordt
ever
5°.,
op binnen- en
en Landerijen,
mken.
:ne
U1
3 c§
g
63
i
OS
1 »"G
5
-
O
H3
■H
O
a
<D
bC
G
O
"O
G
c3
63
J*
c3
a
g
be
o
a
.2
"3
.c
O c+J
cn Z2
O NJ
O
a n
G
i
a
a>
o.
E-
4)
SJD
Ee
"S
T3 Cj
G *0
rT
i
§3 s
g
'53
X3
g
O T3
-M P-t
CO Ti
C
k; öd
CD
G
-W-J (T)
0) -G
co
-SP33 g3
"c "S .s
S P*
03
<U o
&C W t-
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling 4,50 per jaar.
UITGEVER
EERCTE BUS.
z
ij die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers gratis.
-M
O
O
VerSioogisBg" van Invoer-
De Tariefvereeniging geeft in haar
no. 20 een beschouwing over «afzet
gebied, prijs en arbeidsIoonen«, in
verband met en als gevolg van Ver
hooging van Invoerrechten. "Wij zijn
het met haar argumenten volkomen
eens en verzoeken den lezer ze met
opmerkzaamheid na te gaan. Aldus
schrijft ze:
"Afzetgebied en prijs zijn twee hoofd
factoren voor de nijverheid.
Bij vele oeconomische beschouwin
gen en in de meeste staathuishoud
kundige leerboeken wordt gelet op en
gesproken van prijs, doch wordt aan
den anderen even belangrijken factor,
het afzetgebied, geen voldoende aan
dacht geschonken.
Hoe belangrijk die factor is zullen
wij door een uiterst eenvoudig voor
beeld duidelijk maken
Stel, een fabrikant maakt 100 stuks
fabrikaat, die hij verkoopt met/'l,
winst, dan verdient hij f 100. Nu wordt
echter zijn afzetgebied vergroot, zoodat
hij 200 stuks gaat maken, dat hij
verkoopt met f 0,75 winst per stuk-
Hij verdient dan f 150 en de verbrui
kers betalen f 0,25 minder
Doordat hij zijn prijs f 0,25 lager
stelde, kan hij niet alleen binnenslands,
maar ook op de wereldmarkt met
meer succes mededingen Zijn export
zal toenemen en in sommige gevallen
zal het exporteeren van een artikel
kunnen plaats hebben, waar dit vroeger
niet mogelijk was. Door vergrooting
van het afzetgebied wordt dus ver
kregen, meer winst, lager prijs en
meer export.
Nog sterker wordt die prijsvermin
dering en het vermogen tot expor
teeren, wanneer men in aanmerking
neemt, dat bij groote productie ook
de kostprijs vermindert. Ook die
prijvermindering zal in dezelfde rich
ting voeren, namelijk tot voordeel van
den verbruiker en vergrooting van
den export.
Onze vrijhandels staathuishoudkun
digen schijnen niet te beseffen, dat
afzetgebied een schier even belangrijke
bestaansvoorwaarde van de nijverheid
is als prijs. En toch zijn er in onze
samenleving zooveel feiten aan te
wijzen die dit ten duidelijkste aan-
toonen. Waartoe zouden bijvoorbeeld
de millioenen dienen, die voor reclame
worden uitgegeven, die de onkosten-
rekening der fabrikanten verzwaren
en dus aanvankelijk den kostprijs van
hun produt feitelijk verhoogen Zou
den die millioenen worden uitgegeven
wanneer de fabrikanten niet doordron
gen waren van de waarheid, dat een
groot en vergroot afzetgebied even
onontbeerlijk is als een redelijke prijs?
Men ziet dus hoe nauw afzetgebied
en prijs samenhangen en hoe een groot
afzetgebied een voorwaarde is voor
goedkoope productie.
Wat doen dan ook daarom bijna
alle landen?
Zij vergrooten hun afzetgebied door
eene belasting (invoerrecht) te leggen
°p buitenlandsche fabrikaten, op de
uit het buttenland aangevoerde arti
kelen, die binnenslands in voor het
verbruik voldoende hoeveelheid tot
concurreerenden prijs kunnen worden
voortgebracht. Het gevolg van dat
invoerrecht is, dat de buitenlander
moeielijker kan concurreeren, dat de
binnenlandsche fabrikant een belang
rijk deel der clientèle bemachtigt, zijn
afzetgebied vergroot, zijn prijs daar
door kan verlagen, dientengevolge op
de wereldmarkt met beter gevolg kan
mededingen. Die lagere prijs maakt
dus alweder verdrijving van den con
current, ook op de wereldmarkt,
mogelijk, wat opnieuw uitbreiding van
afzetgebied veroorzaakt. En het is
deze wisselwerking van vergrooting
van afzetgebied en verlaging van den
kostprijs, die de verklaring geeft van
het meermalen door ons aangetoonde
feitdat rationeele bescherming en export
veelal hand aan hand gaan.
Alweder wordt hieruit duidelijk hoe
de rationeele bescherming van de eene
tak van nijverheid bevorderlijk is aan
de ontwikkeling van de andere. In
dustrie kweekt industrie. Deindustriën
hebben eikaars producten noodig en
verlaging van den kostprijs dier pro
ducten is een voordeel voor allen. Hoe
meer artikelen er in een land worden
voortgebracht in overvloedige hoe
veelheid, zoodat het exportartikelen
zijn, hoe voordeeliger dit is voor de
industriën, die die artikelen noodig
hebben. En het is juist een rationeel
beschermend tarief, dat dien groei der
industrie in al zijn geledingen zoo
krachtig ontwikkelt. Uiterst belang
wekkend is hetgeen omtrent die alge-
meene industrieele ontwikkeling Prof.
Dr. Ernst von Halle schreef in zijn
Inleiding tot den «Amtliche Catalogs
van de Duitsche afdeeling der Wereld
tentoonstelling te St. Louis 1904:
Even onvolkomen en achterlijk als de
verdeeling van den arbeid is in de
kleinbedrijven, waar één persoon, de
ondernemer, winkelier, herbergier,
handwerksman en wat niet al te ge-
lijker tijd is, even volmaakt vertoont
zich de moderne voortbrenging in de
reusachtige samengestelde bedrijven
(Gesamtbetriebe) die onder ééne leiding
verschillende, organisch of technisch
bij elkander behoorende, industrieën
vereenigen. Terwijl in Duitschland in
1895 de 89000 samengestelde bedrijven
slechts 3 °/0 van alle bedrijven uit
maakten, was een vijfde van alle
industrieele arbeiders er in werkzaam.
Onder die »Gesamtbetriebe« worden
in hoofdzaak aangetroffen de groot
bedrijven (met meer dan 100 personen)
waarvan het aantal slechts 0 3 vaQ
het totaal aantal bedrijven uitmaakte,
terwijl het daarin gebruikte aantal
paardenkrachten 58.7 van alle paar
denkrachten bedroeg.
Niets is trouwens onjuister dan de
door de vrijhandelaars verkondigde
meening. dat door bescherming alles
duurder wordt, zoodat de industrie
niet meer kan mededingen op de
wereldmarkt. In No. 6 onzer uitgaven,
getiteld «Bescherming en Export«
wezen wij er op, dat door Mr. S. van
Houten in 1879, (Vragen des Tijds
bladz. 315—321) werd voorspeld
«Duitschland zal door zijn tarief den
«vreemden invoer van eenige artikelen
«verminderen, het zal kunstmatig zijne
«eigene markt voor zijne eigene pro-
«ducten reserveeren en eenige indus-
«trieën jaankweeken, welke er tot dus-
«ver niet konden bestaan, omdat zij
«in het buitenland hare natuurlijke
«plaats hadden; maar op de onbe-
«schermende markten wordt het mach
«teloos.a (Slot volgt.)
Herziening wenschelijk.
De wenschelijkheid is uitgesproken
om over te gaan tot afschaffing van
den grondslag »haardsteden« bij de
heffing der personeele belasting.
We gaan met dien wensch accoord
op dezelfde daarvoor aangevoerde
gronden nl. dat de ontduikingen ge
makkelijk zijn en het aantal niet be
lastbare verwarmingsinrichtingen toe
neemt.
Ook is geklaagd over de toepassing
der wet op de personeele belasting
nl. wat betreft den aanslag van het
meubilair. Het moet voorgekomen zijn,
dat tengevolge van verschil in opvat
ting bij de taxateurs eene verhuizing
binnen de gemeente gepaard ging met
verdubbeling van den aanslag wegens
meubilair.
Herziening is wenschelijkmaar
nog meer wenschelijk is om de heele
wet als rijks-wet in te trekken. De
eenige ontwerper der personeele be
lasting en de uitvoerder moet zijn de
gemeente en niet 'tRijk. Een perso
neele belasting raakt de huisgezinnen
raakt de gemeente, woning voor wo
ning. En wie is nu beter op de hoogte
van de huishouding der gemeente
van het reilen en zeilen der gemeente
naren dan de Overheid in die gemeente.
Juist omdat de personeele belasting
ingrijpt in de sociale omstandigheden
van den huisman, zagen we veel liever
't «Personeek overgedragen aan de
gemeente en haar Overheden, dan dat
het Rijk er zich mee bemoeit.
Maar vanzelf, zoolang die wet Rijks
wet blijft, moet ze zoo goed mogelijk
gemaakt worden.
Vergelijk Uitgaven der tariefvereeniging
No. 6, getiteld „Bescherming en Export" en No.
16, getiteld „Onnoodige Belastingverhooging".
Harde noten gekraakt.
Over het personeel onzer Marine
worden harde noten gekraakt. Over
hun levenswijze beklaagt zich het
Voorloopig Verslag ernstig en ver
schillende zaken worden daar gezegd,
die een oneer zijn voor onze Janmaats.
De onzedelijkheidsbegrippen ook bij
het hooger personeel verruimen zich
geslachts-ziekten komen veelvuldig
voorbordeelen worden in den vreem
de onder toestemming der meerderen
bezocht enz.
Neen, wat het Verslag daarvan ver
telt, kan niet door den beugel, al zou
men ook voor onze matrozen, die zoo
weinig huiselijk leven genieten en zoo
altijd maar op de wateren zwalken,
een milder oordeel willen uitspreken.
In verband met deze inzinking der
moraliteit werd ook de vraag ter
sprake gebracht, of niet over het alge
meen onder het personeel een zeer
ongebonden toon heerscht en of niet
zij, die hechten aan een eerbaar leven
en die uitkomen voor hunne godsdiens
tige gevoelens, menigmaal blootstaan
aan de spotternijen hunner kameraden
zonder dat van hoogerhand hiertegen
wordt ingegaan.
Velen waren het er over eens, dat
om die reden geloovige en andere
ouders, die voor hunne kinderen op
een moreel leven prijs stellen, bezwaar
hebben hun kinderen bij de marine
te laten dienen. Maar ook was men
het er over eens, dat de autoriteiten
allerlei uitingen van gebrek aan eer
bied voor eens anders beginselen ten
strengste hebben tegen te gaan.
In één woordde klachten waren
zwaar en 't zal den Minister waar
schijnlijk moeilijk vallen ze te ontze
nuwen.
Maar zóó kan 'tniet blijven.
Ï>P OEA uithijü.
'k Heb een afstraffing gehad.
Niet met naam en toenaam, maar toch
was 't schoteltje speciaal voor mij neergezet,
al werd ik slechts aangeduid met «zeker
iemand.Tusschen twee haakjes, dat is
eigenlijk een hatelijke manier, om de waar
heid te zeggen als men geen naam noemt,
maar meer «in 't algemeen* spreekt. Er is
toch niets tegen, om elkaar flink in de
oogen te zien, zou 'k zeggen!
zHaagsche Stemmenredacteur Johan
A. Nederbragtkan toch wel aan haar
lezers vertellen, in welk blad «Uitkijk*
dagene schrijft, wat de Stemmen meenen
te moeten bestrijden
Ik had het over lezen gehad.
Ik had onder meer gezegd
«Leer toch de kinderen lezen!
Leer ze 't zoo, dat ze gaan hunkeren
naar lectuurde stukjes krant gaan weg
grissen van den vloer, om te kijken of er
nog iets van hun gading in staat; dat ze
bedelen om 'n cent voor 'n boek uit de
schoolbibliotheek; dat ze't verhaal, waar
aan ze bezig zijn, des nachts onder hun
hoof dkussen leggendat ze zich driemaal
bij den naam laten roepen, eer ze opkijken
van hun boek
En daarover krijg ik een vermaning.
Terwijl de Botterdammer een dergelijke
afstraffing krijgt, omdat ze met instemming
van mijn stuk had melding gemaakt
Veel zal ik er niet van zeggen.
Men moet in Den Haag wel gebrek aan
stof hebben, om tot op de tweede pagina
van z'n blad te blijven voortbreien aan
diezelfde kous. En hoe!
Lezer wordt vergeleken met eten.
En dan gaan de Stemmen voort:
«Wie zal nu gaan zeggen dat ge maar
alles eten moet, wat los en vast is, en dat
ge ieder brokske spijze, dat ge op den
vloer, op de straat of op vuilnis belten
vindt, moet opnemen, om er uw lichaam
mee te voeden? Immers niemand
Neen zoo mal zullen we niet zijn
Maar een christelijke huiskamer is voor
ons gelukkig geen straat of vuilnisbelt en
bij Uitkijk zwerven tenminste geen dingen,
rond, die de kinders niet lezen mogen. Bij
de lezers, vertrouw ik, ook niet. Hoe 't in
Den Haag is vraag ik na dat artikel in
de Stemmen niet te beslissen.
«Natuurlijk*, zei De Botterdammer, «is
hierin iets overdreven.* Maar zij was het
hartelijk eens met mijn aansporing, om de
kinderen al vroeg tot lezen te lokken.
«Natuurlijk*, zeg ik haar na was daarin
iets overdrevens.* Maar wie eenigen indtuk
op zijn lezers maken wil, kan soms een klein
tikje overdrijving niet missenals tot ver-
standigen spreekt hij en zij weten de kern
wel uit de ietwat dikke schil te halen.
Maar de Stemmen kunnen dat niet.
In aller ernst wordt tegenover onze aan
sporing om toch de kinderen aan lezen te
wennen, de vermaning van den Prediker
gesteld Van vele boeken te maken is geen
einde en veel lezen is vermoeiing des
vleesches
Aan den kop van de zStemmenx. staat
als redacteur aangegeven de heer Joh. A.
Nederbragt en alle niet geteekende stukken
zijn van hèm. Deze journalist was voor
enkele jaren een in onze kringen snel bekend
geworden uitgever. Hij «maakte boeken*
hij maakte in korten tijd vele boeken
dat hij ermee ophield was bepaald een
leegte, want bij wien moet men nü eigenlijk
met 'n politieke brochure ter markt gaan,
maar daarom te meer, wekt het verbazing,
dat juist hij op zoo averechtsche manier
deze Salomonische uitspraak stellen komt
tegenover de aansporing, om de kinders
vroeg aan lezen te wennen
Ik snap dat niet van iemand, die eerst
zelf ettelijke duizenden bladzijden lectuur
in 't licht gaf en tegenwoordig, naar men
zegt, mee zijn best doet, om te maken,
dat de «Standaard*-lezers des Zondags
namiddags acht, tien groote pagina's, lec
tuur onder de oogen krijgen.
Zeker «veel lezens* is vermoeiing
des vleesches 1 Terecht merken de kant-
teekenaars op «te veel* lezens. En ik klaag
juist, dat onze kinderen en jongelieden te
weinig lezen, 't Schijnt wel anders, maar
't is niet waar.
In mijn ouderlijk huis zaten we als regel
des Zondags namiddags gezellig om de tafel
er werd es 'n goed, prettig gesprek ge
houden en voorts had elk zijn vaste lectuur.
Vader las de «Heraut*, moeder de «Ba
zuin*, en wij, kinderen, hadden onze boeken
uit de bibliotheek van «de* vereeniging
d. i. de jongelingsvereenigingze was de
eenige bij ons op 't dorp of uit het «lees
gezelschap.*
Des avonds, na de preek, als er geen
bezoek kwam, wat niet vaak gebeurde,
omdat het in andere gezinnen net zoo ging,
zetten we onze lectuur voort.
Zoo léérden wij «lezen.*
Dat iswe kregen smaak in lezen.
Wel haalden we ons soms een berisping
op den hals, wanneer we te veel onder de
macht en de bekoring van ons boek ge
raakten, maar de lust tot lezen werd niet
uitgedoofd en ik ben er recht dankbaar
voor, want zoo heb ik een schat van kennis,
van goede kennis, verzameld, die mijn leven
heeft verrijkt.
'k Herinner me nog 'n avond, dat ik met
te veel spanning en inspanning 't verloop
van de «Geuzen* volgde, toen vader tegen
me zei«Je ooren worden te rood, jongen
Sla nu je boek es dicht, dan zal ik es wat
op 't orgel spelen
En nu begrijp ik niet, dat juist iemand
in Den Haag op 't idee komt, om een
strafpredikatie over mijn aansporing tot
lezen te houdenIk heb beide, op het
platteland en «in stad* gewoond, maar dan
wint men het buiten verre in de kunst van
en de liefhebberij voor lezen.
In stad hebben de knapen en meisjes
er al haast geen tijd meer voor. 's Zondags
na de morgenkerk is heteerst koffiedrinken,
dan 'n eindje omwandelen, daarna eten. Pas
zijn de schotels van tafel, of de vriendjes
en vriendinnen hangen al aan de bel, om
verder den middag te helpen passeeren.
Daarna naar de kerk als ze twee keer
gaan en 's avonds van de tien keeren
negenmaal op visite of visite krijgen.
Door de week is het leven «in stad*
zoo veelzijdig en gaat het zoo snel, dat er
van lezen vaak 'n bitter beetje komt. De
stedeling, in doorsnee, heeft veel voor boven
den ietwat langzamen, hoekigen, zwaar-
tongigen plattelanderpraten kan-ie veel
beter, maar lezen nee, dat ver
leert hij.
Ik heb boeren gekend, die een kast vol
oude en nieuwe theologie en stichtelijke
lectuur bezaten en lazen. Ik heb
boeren gekend, die een Vaderlandsche ge
schiedenis in acht deelen bezaten en
lazen. Ik heb er een gekend, die 't «Hand
boek* van Groen van Prinsterer kocht
en in een winter, gedurende de lange
avonden doorwerkte ook. Maar «in stad*
heeft men voor zulke dikke boeken beslist
geen tijd meer, al prijken ze somwijlen nog
in de kast.
En daarom herhaal ik mijn aansporing,
nu ontdaan van alle overdrijving leer den
kinderen lezenleer het hen vroeg en ge
bewijst ze een weldaad.
Terwijl ik ten slotte protest aanteeken
tegen de wel wat lichtvaardige wijze, waarop
de Stemmen op den klank af een tekst aan
Gods Woord nemen, om daarmee een zaak
te willen bewijzen.
Zeker Salomo zei het: