Eilanden. Zaterdag 14 November 1908. Antirevolutionair 23sle Jaargang N°. 1398. Orgaan m IN HOC SIGNO VINCES T. BOEKHOVEN, SOMMELSDXJK. Alle siiBfeliesi voor tie Btedactie bestemd, Advertentiën esa verdere Administratie franco toe Se «enden aan tien Uitgever. Staals- Pensioneering &P PË.V SJITMUM. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER Telefoon Ii!terc«ms«. M®. 3. Advertentiën 10 Cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dieustaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. V. (Slot) Hebben we in ons vorig artikel de bezwaren uiteengezet, die we tegen het Socialistische standpunt van Staatspensioneering hebbenin dit artikel wenschen we te ontvouwen de bezwaren tegen het streven van den Bond. Ons hoofdbezwaar is, dat de Bond de Staats-bedeeling in zijn schild heeft geschreven. Want wel zegt hij, dat, als de rijken ook de 3 gulden ont vangen even als de armen, er dan sprake is van een recht en geen be deeling, maar dat is niet waar. Eerst dan zou er recht zijn, indien de uit keering aan de rijken in gelijke verhouding stond met de opbrengst in die pensioenbelasting. Wanneer een rijke 1000 gulden belasting be taalt in de Staatspensioenkas en hij krijgt maar 52 keer 3 gulden terug of 156, dan betaalt die rijke te veel 844 gulden. Wie krijgt die 844 gld. De arme, Waarom en waarvoor krijgt hij die? Wat heeft hij er voor ge presteerd? Niets 't Is loutere bedee ling. Uit de kas der rijken wordteen veel grootere som uitgenomen dan er op 65-jarigen leeftijd weer inkomt. Dit is bedeeling van den arme. En geen recht. Een Staatsbedeeling achten we ongerijmd. De roeping van den Staat is een andere. De verhouding tusschen wat de arme geeft aan belasting en terug krijgt op 65 jarigen leeftijd en idem de verhouding tusschen wat de rijke geeft aan belasting en terug ontvangt die verhouding is basis van wat »recht« of »bedeeling« is en dan zal ieder toestemmen, dat er absoluut van recht geen sprake is. De Bond misleidt zich door de uitkeering van de gelijke som ad 3 gld. aan arm en rijk; die gelijkheid schijnt onrecht weg te nemendoch dat is niet waar. Een tweede bezwaar is dit. Als men toch staat op het standpunt der be deeling, zooals de Bond, laat men dan de kosten zoo gering mogelijk maken d. den rijken niet geven de 3 gld., maar met die som verhoogen de pen sioenen der stedelingen. Immersop 'tland mag een gezin van 6 gulden kunnen leven; maar in de steden blijft zulk 66n som onvoldoends voor een menschwaardig bestaan. En waar de kerkelijke besturen in de steden ook hooger uitkeering moeten geven dan dit in de dorpen behoeft, daar is 't niet meer dan billijk, dat van de rijken de 3 gld. onthouden wordt, om het juist aan de stadsarmen in meerdere mate te kunnen geven. Zoo dusOns plaatsend op het stand punt van den Bond, namelijk de bedee ling, zouden we den niet-'behoeftigen de 3 gld, willen onthouden om of de belastingsommen te verlagen öf de uitkeeringen aan de stadsarmen te verhoogen. Te meer kunnen we dit standpunt innemen, omdat de Bond zelf aan de rijken het recht toekent om het pensioen te weigeren. Goed laten ze weigeren om te ontvangen, dan komt dat bedrag ten goede aan de stedelingen. Maar, zoo zegt de Bond, er wordt nu toch al zooveel gegeven en bedeeld de ouden leven nu ook de Staat beeft dus maar te regelen, wat bij allerlei liefdadige instellingen enz. is ver spreid het armengeld worde alleen maar geconcentreerd in één Staatskas en dan is ieder van verdere moeite at om te geven; hij betaalt zijn vroegere »gave of aalmoes® nu in den vorm van belasting. Groote fouten schuilen in deze »ordening« door den Staatze liggen voor 't grijpen. Eerstenswaarom nu juist de orde ning en concentratie der toch gegeven golden alléén voor de 65-jarigen; er wordt toch zooveel aan invalieden en zieken gegevenzou de Staat daar ook maar geen belasting voor heffen Wat al levensleed bij allerlei behoef- tigen en in allerlei tijden. Zou de Staat zich bet lot dier ellendigen ook maar niet aantrekken, zoodat de Staat de Groote Heelmeester werd aller persoonlijke nooden; zoo, dat de lief dadigheid, door alle eeuwen gewaar deerd, ten eenenmale ophield en het behoeftige volk als in den tijd der Grieken en Romeinen van Staatswege volkomen onderhouden werd Op de lijn van den Bond ligt het hierop Ja te antwoorden. Algemeene Menschenmin immers Ten tweede. Welk recht matigt de Staat zich toch aan, om, wat ik vrij willig wil geven, in welken vorm en op wat plaats bv. de kerk, om te zetten in een belasting, die totaal onvrijwillig is en mij met mijn liefde gaven in aanraking breng met den bureaucratischen rompslomp van fis cus en ambtenaars enz. enz. Zal de liefdadigheid niet aldus verdorren? Ten derde. Veilig in de armen van den Staat is 't wachtwoord van den Bond, hoezeer we respect hebben voor zijn doel om 65-jarigen te helpen; doch zijn middelen? Immers: alle Nederlanders zullen naar draagkracht betalen. De Staatspomp op de beurzen van allen. Maar indien al de 65-jarigen eens een bond sloten om het publiek te dwingen hen te ondersteunen, dan zou ieder daar wraak over roepen en dat kort en goed diefstal noemen. Doch de Staat durtt dien diefstal aan. En diefstal is nimmer geoorloofd. Wel mag de Staat de pomp gebruiken, maar voor zijn eigen Staatszaken, voor zijn eigen Overheidsroeping, en we herhalen, die is niet om 65-jarigen te onderhouden. Ten vierde. De Staat zal helpen en 't zal een »recht« zijn. Maar juist dat »recht« is des te gevaarlijker om het bedrag van 3 gld. te verhoogen of de grens van den leeftijd te verlagen ten koste van nieuwe en hoo- gere belastingen die dan ook weer een »recht« zullen zijns Zoo rijst die belasting; zoo verzwaart die druk en voor de andere Staatsbehoeften is minder vervulling; want de burgerij kan niet blijven betalen, en andere Staatsdoeleinden kunnen niet worden bereikt. Wie recht heeft op 3 gulden, krijgt het ook op 4 hier is geen grens aan den volkswil te stellen en in den politieken strijd staan de schetteraars en de verkiezingsagenten gereed om tegen elkaar op te bieden en wie 't meeste biedt, belooft, heeft de zege met al den treurigen aankleve van zoo'n, bevochten over winning nl. de fiscus, die aan 't pluk ken gaat. Men lette er wel op, dat we met tegen een tijdelijke StaatsAwZp zijn; die kan dringend noodzakelijk blijken; maar de Bond wil een altijddurende Staatssteun; neen, meer dan Staats steun Staats bedeeling op den duur. De Bond noemt de kosten goed- kooper dan die der particuliere ver zekering. 't Is zoode ambtenaren zijn er toch, of ze dus wat meer werk hebben, zal zooveel meer niet kosten. De cijfers op 't belastingbiljet moeten wat hooger wordenmeer nietMaar al geven we toe, dat deze administratie niet veel meer kost, we gelooven, dat de premienverzekering ook niet veel zal kosten. Doch genoeg. Het doel van den Bond is goed;" 65 jarigen moeten geholpen worden, maar niet door Staatspensio neering. Noch het »recht« dat de Sociaal Democraten willen betrachten; noch het »recht« der Pensioenver- eeniging kan ons bekoren. Wij zijn voorstanders van verplichte verzeke ring met betaling van premien. En die weg is in te slaanwil men de richting der antirevolutionairen niet uit, om ook de armsten premie te laten betalen, dan den weg op van mr. Treub om de minima inkomens vrij te laten van premienbetaling. Maar premienbetaling, eigen verantwoorde lijkheid, eigen zorg, zelf hulp tot in laatster instantie blijft onze leus. De Memorie van Antwoord. Dat de Memorie een gunstigen in druk blijkt te maken, blijkt reeds hier uit, dat dr. Kuyper de keuze voor 't district Ommen zich heeft laten wel gevallen. Met sympathie, zoo schreef onze leider, kon hij, gelezen hebbende de Memorie van Antwoord, dit Kabinet steunen en dus voor Ommen in de Kamer zitting nemen. Dit reeds is voor ons een zekerheid en waarborg, dat 't Kabinet Heems kerk in deze Memorie den rechten weg heeft aangewezen, die door onze partij en de coalitie moet worden ingeslagen. Ze is dan ook, zooals we die ver wacht en gehoopt hadden. Geen uit daging aan de Linkerzijde, maar een zoeken naar overeenstemming en samenwerkinggeen vooropstellen der antithese, maar leven en handelen naar deze thesis d. i. naar deze stelling, dat de leden der Rechterzijde, belijdende God Almachtig, genoegzame actie kunnen openbaren om met de Linker zijde tot zegen van Land en Volk werkzaam te zijn, houdende 't oog open voor de geestelijke behoeften des volks en niet nalatende de stoffelijke welvaart te bevorderen. Met matigheid zal het Kabinet op treden, maar de spanne tijds vóór de algemeene verkiezingen is te kort om nog gewichtige vraagstukken af te doen. En zoo gaat de Memorie voort weinig belovende en voorzichtiglijk in hare uitdrukkingenmatig en beschei den; maar den indruk wekkend, dat ernst voorzit en bet vertrouwen wenscht te versterken, dat het nu reeds bezit. Vrijhandel. De werkeloosheid heeft het vraag stuk van Vrijhandel of Protectie weer wat verlevendigd en 't zou niet vreemd zijn, indien ook in 1909 bij de ver kiezingen die kwestie een gewichtig aandeel zal nemen in de redenen en debatten. Er schijnt onder de voorstanders van den Vrijhandel een kentering te ontstaan starre dogmatici vindt men volstrekt niet meer in die mate als jaren terugja, getuigd mag worden, dat de roepstemmen van velerlei kwij nende industriedat het feit der wer keloosheid dat het feit der verhuizing naar Duitschlanddat het feit der hooge loonen in naburige Landen enz. dat al die roepstemmen weerklank gaan vinden in de harten van eertijds verstokte Vrijhandelaars. De geld- en economische crisis heeft het oog weer op de verhooging van Invoerrechten gevestigd en alles wet tigt het vermoeden, dat in de aan staande parlementaire actie ook van liberale zijde steun zal verleend wor den aan een matige verhooging der Invoerrechten. Ook om wille der in komsten. Het blijft een moeilijke bezigheid onder de zonwetten-maken En toch zijn velen er verzot op, in plaats dat ze zouden huiveren om zooveel ver antwoordelijkheid op zich te nemen. Dat is de bekoring, die er uitgaat van het bezit der machtieder wil op z'n beurt es wat te zeggen hebben en anderen genoodzaakt zien om zich aan zijn uitgedrukten wil te onderwerpen. Dat is iets van het menschelijke, dat niemand onzer vreemd is. Mijn oudste heeft indertijd nogal moeite gehad, om zich aan huiselijke wetten te onderwerpen en zocht de vrijheid langs de grenzen der bandeloosheid. Nu komt ze tot jaren van onderscheid en moet af en toe, als wij es uit zijn, al eens het gezag haud- haven tegenover de kleine jongens, echte wrakkers,en 't is opmerkelijk, hoe zij dan de wetten en huiselijke verordeningen ver menigvuldigt, dat ik ze waarschuwen moet, de boog toch niet te strak te spannen Wetten-maken is een moeilijke zaak. Of laat ik zeggen Goede wetten maken. Goede landswetten maken. Want een huisgezin is dan nog te over zien, maar zelfs in ons kleine land wonen zooveel soorten van menschen en leven die menschen onder zoo verschillende toestan- dep, dat het haast onmogelijk schijnt, al gemeene wetten te maken, die voor allen werkelijk passen. Daar hebt ge nu de W oningwet. 'k Zal er geen kwaad van zeggen, want werkelijk, 't was noodig, dat het bouwen en verhuren van woningen onder vaste regelen werd gebracht. Naast brood en kleederen is 't eerste wat we in ons land van mist en regen, van wind en water noodig hebben, 'n behoorlijke woniDg. In 't Zuiden, waar de hemel haast altijd blauw is en de zon de aarde stooftwaar duizenden even thuis komen om te slapen en ook dit, als 't moest, in een loofhut zouden kunnen doen, is een behoorlijke woning lang zoo noodzakelijk niet als bij ons. Wij brengen 't grootste deel van ons leven in onze woningen door en 't is ge woon aangrijpend, als men leest, hoe een goed deel van ons volk gehuisvest is. Duizenden en duizenden s>krotwoningen worden in de groote en kleine steden ge vonden, waar de kalkmuren glinsteren van 't vochtwaar 't water sijpelt langs de muren waar een normaal mensch gebukt moet staan in 't woonvertrek waar die woonkamer tevens slaapvertrek, waschhok en werkplaats is waar 't menage-water geen uitweg heeftwaar 't daglicht nauwelijks doorbreekt of ook de sterren door de scheuren gezien worden waar de mensche lijke uitwerpselen in bak of emmer verga derd wordenwaar man, vrouw en vele kinderen maar naast elkaar te slapen worden gelegd als opgestapelde stukgoederen waar 't een schande is, dat menschen, die dan toch naar Gods beeld geschapen zijn, verblijf .moeten houden. En dat is buiten* niet veel beter. Ook daar zijn alom de s-hutten* aan te wijzen, die door menige koestal overtroffen worden in ruimte, licht, lucht en dichtheid. Het is goed, dat de Overheid zich deze zaak heeft aangetrokken. Wie bouwt doet dit in zekeren zin op publiek terrein. De bodem moge zijn particulieren eigendom zijn, zoodra zich de muren verheffen, gaat hij de lucht in, waarop hij geen recht kan doen gelden en dan heeft de Overheid groot gelijk, wanneer zij zegtDaarbij zult ge u onderwerpen aan de eischen, die ik stel. Toch regent het klachten. Hier zijn het eigenaars, die klagen over de hooge onkosten, waartoe ze verplicht worden, willen ze hunne huizen naar den eisch veranderendaar zijn het arme huurders, wier a>krot« werd onbewoonbaar verklaard en die nu onder den blooten hemel staan ginds zijn 't ambachtslieden, die 'taan de Woningwet wijten, dat er zoo weinig werk is, wijl de menschen vanwege de hooge eischen geen voordeel meer in 't bouwen zien. Nu leeft bij niet weinigen, bewust of onbewust de gedachte och die huisjesmei kers met hen hoeft niemand medelijden te hebben Zoo langen tijd hebben ze een woekerrente getrokken van 't Kapitaal, dat ze in hun woningen gestoken haddenAl zouden ze nu eens tegenslag krijgen, dat is niet meer dan hun verdiende loon Zoo wordt er gedacht en gesproken. Nu zal ik niet den typischen »huisjesmel- ker* in bescherming nemen. Dat de spraak makende gemeente dit wootd vormen kon, bewijst wel, dat er werkelijk zulk een men- schensoort bestaat, die de huurders uitperst als een citroen en voor eiken vierkanten centimeter keldergrond nog betaling eischt. Bekende schrijvers hebben overigens dit type genoeg ontmaskerd en aan de openbare verachting prijsgegeven, dan dat ik er nog veel van zeggen zou. Maar men vergete niet, dat de vrekkige, schraapzuchtige, onbarmhartige huisjesmel ker, alle huisverhuurders dooreen genomen, een uitzondering is. Ook onder hen, die huizen en huisjes bezitten zijn er verscheidenen, die eiken stuiver van de huur voor hun eigen onderhoud broodnoodig hebben. Treffend was, wat dezer dagen een Am- sterdamsche notaris daarvan vertelde. Hij is tevens lid van den R aad en deelde mee, wat tranen de uitvoering der Woningwet al heeft gekost aan menschen, die daardoor de bron hunner inkomsten zagen gestopt. 't Waren een paar oudjes, die voor hun spaarcenten enkele huisjes gekocht hadden en nu net met de huur hun eindje halen konden ze zagen hun woninkjes met den sterken arm sluiten en wie geeft er zoo wat voor 't Was een weduwe, die uit de huurop brengst net kon leven en nu plotseling voor een paar honderd gulden te verbeteren kreeg, zou 't huisje niet onbewoonbaar worden verklaard stad en land heeft ze afgeloopen, om dat geld te leenen, maar 't lukte niet, 't geld was duur en te einde raad kwam ze op 't kantoor haar nood klagen. Zoo iets geeft te denken. Toen zulke menschen huisjes kochten of erfden, gingen ze werkelijk niet uit van de hardvochtige gedachte, dat de huurders 't nemen moesten, zooals 't was. Och, daar wérd weinig over gedacht. 't Was 'n gewone Koopmanszaak. Er waren bieders, liefhebbers, die voor die huur in dat huisje wonen wilden vraag en aanbod* en zj konden van die huur levenze woonden zelf niet zoo héél veel beter wat was daartegen De huurder kon wonen en zij konden leven Zoo werd er gedacht. Thans komt de Woningwet dat leven verstoren. En ochde ambtenaren die de Wet helpen uitvoeren, zijn soms zoo wettisch.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1908 | | pagina 1