r
twee bladen.
Zaterdag 22 Augustus 1908 No. 1374.
Tweede SMad.
Officieel €*edeelle.
lste LIJST
Uit de Pers.
Binnenland.
v-T-r
IN HO C SIGN O VIKT SE S
Dit nummer bestaat uit
ij die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers gratis.
Bekendmaking.
HET BESTUUR van de polder „Het Oudeland"
van Middelharnis, maakt bekend dat de door dat
Bestuur den 18 Juli 1908 vastgestelde Keur of
reglement van politie van dien polder op 11 dezer
door bh. Ged. Staten der provincie Zuid-Holland
is goedgekeurd en dat de Keur gedurende 30 dagen
aanvangende 20 dezer, ter inzage voor belangheb-
ben is nedergelegd ten kantore van den Secretaris.
Eventueele adressen van beroep aan de Kroon,
moeten worden ingezonden door tusschenkomst
van den Commissaris der Koningin.
Middelharnis, den 19 Aug. 1908.
De Secretaris, De Voorzitter,
NIJGH. J- C. VAN OOSTENDE.
Jacht.
De Staatsraad I. B. D. Commissaris der Konin
gin in de Provincie Zuid-Holland,
Gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten
der provincie, van den 4en Augustus 1908.
Gelet op art. 11 der Wet van 13 JuDi 1857,
Staatsbl. no. 871, brengt ter kennis van belang
hebbenden, dat ingevolge bovengenoemd besluit
le. De opening der jacht op klein wild, ver
meld in art. 17 der wet van 13 Juni 1857, Staats
blad uo. 871, voor dit jaar in de provincie is vast
gesteld op Zaterdag den 29sten Augustus a.s. met
zonsopgaDg, met uitzondering van de jacht op
fazanten en hazen, waarvan de opening is vastge
steld op Zaterdag den 26sten September a.s. mede
met zonsopgang.
2e. Van die opening voorts is uitgezonderd de
uitoefening van het jachtbedrijf, vermeld in art.
16, lett. e, der aangehaalde wet.
3e. De korte jacht dagelijks en de iange jacht
slechts driemalen 's weeks en wel des Woensdags,
Vrijdags en Zaterdags mag worden uitgeoefend.
De kennisgeving zal in plano gedrukt, worden
afgekondigd en aangeplakt, waar zulks te doen
gebruikelijk is, alsmede in het Provinciaal blad
en in de Nederlaudsche Staatscourant worden
geplaatst.
's Gravenhage, den 12den Aug. 1908.
De Staatsraad i. b. d. Commissaris der
KoniDgin voornoemd,
get. PATIJN.
Aldus afgekondigd te Ooitgensplaat, den 17 Au
gustus 1908.
Burgemeesters en Wethouders voornoemd,
De Wethouder, De Burgemeester,
J. VAN NOORDT. JOH. VAN PUTTEN.
Publicatie.
BURGEMEESTERS en WETHOUDERS der
gemeente Ooitgensplaat, brengen ter kennis
van belanghebbenden dat voor het_ nederleggen
van suikerbieten op de kaaien alhier en op die
van de Sluische haven alleen vergunning wordt
gegeven onder voorwaarde dat alle bieten voor
dezelfde fabrieken bestemd bij elkaar aan een hoop
ontvaDgen en behoorlijk opgestapeld worden, dat
daarom de agenten en sub-agenten worden uitge-
noodigd om vóór Zaterdag 29 Augustus e k. ter
Gemeente secretarie alhier opgaven te doen van
het aantal hectaren door ieder hunner gecontrac
teerd, naar welke opgaven alsdan de plaatsruimte
voor iedere fabriek disponibel zal worden berekend.
De plaats voor iedere fabriek zal bij loting
worden aangewezen op Dinsdag den lsten Septem
ber a.s. des nam. te 2,30 ure ter Gemeente-secretarie
te houden en welke loting door belanghebbenden
desverkiezende kan worden bijgewoond.
Ooitgensplaat, den 17 Aug. 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Wethouder, De Burgemeester,
J. VAN NOORDT. Joh. VAN PUTTEN.
Gemeenteraadsvergadering.
De BURGEMEESTER der gemeente O o 11 g e n s-
plaat, maakt bekend dat eene openbare verga
dering van den Raad is belegd tegen Woensdag
den 26en Augustus 1908, des nam. te 2,30 ure.
Afgekondigd en aangeplakt te Ooitgensplaat,
den 20 Augustus 1908.
De Burgemeester,
JOH. VAN PUTTEN.
van de 30ste Jaar Collecte voor de Scholen
met den Bijbel.
Appelscha met Fechtelo (G. K.) f 14,05
Bffja73,75
Drachten 440,55
Heeg 168, 15'/,
Cornwerd 92,14'/,
Oudega (Small.) 88,10
Schiermonnikoog G. K. Ai'ó°
Wanswerd met Jeslum en Birdaard 100,
Wommels
Kamperveen
Gameren (H. K.) "g" L
Broek op Langendijk2»s,wo
Noord-Scharwoude met Zuid-Schar-
woude en Oud-Carspel (per lijst) 107,—
Groote-IJpolder
Goedereede (pers. bezoek)
Groot Ammers. j'"
Hazerswoude, dorp,
Hoogvliet f3,
Numansdorp met Middelsiuis 44,óo
Wateringen
Zegwaart met Zoetermeer, den Hoorn
en de Keulsche Buurt 43o,ol
Zwammerdam Ijl
Anna Jacoba Polder G. K. 47,53
Oost en West Souburg met Groote
Abeele 87,76'/,
Zonnemaire G. K. 38,75
Totaal van 25 Locale Comités f 2,630,11'/,
Waar niets staat aangegeven is de collecte aan
de huizen gehouden.
De Unie-collecte te Drachten bracht op f219,75
voor de Chr. school te Noord-Drachten en f 220,80
voor de Chr. school te Drachten D No. 87.
Te Groot-Ammers is de Unie collecte voor het
eerst gehouden. Zij bracht f 89,53'/, op, a's eerste
steen voor een Schooi met den Bijbel. Berichten
omtrent Berkenwoude en Koudekerk volgen later.
De correspondent der Unie te Hoogvliet, die
nu voor de dertigste maal de Uniecollecte heeft
gehouden, smaakte in de vorige week het genot,
dat hij de aanbesteding van een school met den
Bijbel te Hoogvliet mocht beleven. Psalm 8412.
De nagiften worden later afzonderlijk vermeld.
De secretaris verwacht de tirculaires met de opga
ven der Uniecollecte. De penningmeester verwacht
de bijdragen voor de Uniekas.
Extra Uniegiften zullen ook nu weer zeer welkom
zijn.
R. DERKSEN,
Secretaris der Unie.
Bescherming, al of niet een natio
naal belang.
Zooals men weet is door de afdeeling
Handel* van het Departement Landbouw,
Nijverheid en Handel, een verslag omtrent
Handel, Nijverheid en Scheepvaart over
1907 gepubliceerd, waarvoor tal van bij
den handel betrokkenen de gegevens hebben
verstrekt.
De oordeelkundige samenstelling maakt
dat dit verslag niet een bureaucratische
lucht bij zich heeft, maar dat de practijk
des levens zelve aan het woord gelaten is.
En nu treft het, hoe tal van bedrijven,
óf hun gedruktheid, of hun onmogelijkheid
om zich uit te breiden wijten, aan het
gemis van bescherming.
O.m. vindt men in dit verslag het
volgende.
AARDEN BUIZEN.
Door de invoerrechten in het buitenland
geheven is de industrie in hoofdzaak op
de binnenlandsche markt aangewezen, waar
zij, naar wordt bericht, de concurrentie
ondervindt van buitenlandsche fabrieken,
voornamelijk in tijden van overproductie in
den vreemde.
DAKPANNEN.
Algemeen wordt geklaagd over de be
lemmering die deze nijverheid bij den uit
voer van haar product ondervindt door de
invoerrechten van naburige landen daarop
geheven.
TEGELS.
Er werd op gewezen dat deze industrie
veel schade ondervindt van den invoer van
buitenlandsch fabrikaat vaak van geringe
kwaliteit, terwijl de buitenlandsche afzet
van het Nederlaudsche product zeer wordt
bemoeilijkt door de invoerrechten in nabu
rige landen geheven.\f*)\
LDEXTRINE.i^SSSa
Daar de productie van dextrine in Neder
land grooter is dan het binnenlandsch ver
bruik, moeten de fabrikanten voor een groot
gedeelte van hun fabrikaat afzet in het
buitenland zoekenin de eerste plaats
komt daarvoor Groot-Brittannie in aan
merking, verder ook België, Canada en
Spanje.
Ook naar Italië, Noord- en Zuid-Amerika
vindt nog uitvoer plaats, welke echter
minder belangrijk is, deels tengevolge der
hooge invoerrechten.
INKT, KANTOORLIJM EN ZEGELLAK.
Afzet naar Europeesche landen is voor
dit Nederlandsche fabrikaat veelal moeilijk
te verkrijgen, wegens de hooge invoer
rechten.
KAARSEN EN STEARINE.
De verandering in dit bedrijf werd door
verschillende omstandigheden veroorzaakt.
In de eerste plaats doordat tengevolge der
invoerrechten in verschillende landen van
Stearine-kaarsen gehevenmenig land als
afzetgebied voor de Nederlandsche Stearine-
kaarsen zooal niet geheel verloren ging
(dit was b. v. met Roemenië het geval) dan
toch zeer sterk in belangrijkheid achter
uitging.
STIJFSEL.
Rijststijfsel wordt in Nederland zelf weinig
verbruikt zoodat de fabrikanten van dat
artikel hoofdzakelijk voor export werken.
Daarbij hebben zij evenwel, naar wordt
bericht met tweeërlei bezwaren le kam
pen. Ten eerste enz.
Ten tweede met de belemmering voort
spruitend uit invoerrechten op stijfsel in
vreemde landen.
BORSTELS.
Behalve door de invoerrechten in vreemde
landen wordt op den afzet in het bui
tenland belemmerend gewerkt door de wijze
enz.
HOEPELS.
Aan de verlaagde invoerrechten in
Duitschland voor dit artikel in werking
getreden hebben de Nederlandsche fa
brikanten, vermeerderden afzet naar dat
land te danken.
GOUD EN ZILVER.
De invoer van buitenlandsch fabrikaat
van gering gehalte, hetwelk door het niet-
deskundig publiek niet zonder meer te con-
stateeren is, doet, naar wordt gemeld, aan
de Nederlandsche Nijverheid op dat gebied
ook veel nadeel.
LEDERBEWERKING.
Over het algemeen was de lederhandel
het geheele jaar traag, terwijl, naar wordt
gemeld, de prijzen gelijk steeds den invloed
ondervonden van den invoer van buiten
landsch leder en van de omstandigheid,
dat de Nederlandsche leerlooierijen, door
de in andere landen geheven invoerrechtenl*)
in hun afgezetgebied hoofdzakelijk tot
Nederland beperkt zijn.
PIANO'S.
De buitenlandsche afzet wordt ech ter ten
zeerste bemoeilijkt door de invoerrechten
in de meeste landen op deze instrumenten
geheven.
TAPIJTEN.
De uitvoer van Nederlandsche tapijten
naar andere landen in Europa, waar die
industrie eveneens uitgeoefend wordt, is
van weinig beteekenis, daar de invoer
rechten in de meeste landen gehevenden
afzet daarheen belemmerenden.
Daarentegen wordt veel buitenlandsch
fabrikaat in Nederland ingevoerd.
AARDAPPELMEEL.
Geklaagd wordt dat de invoerrechten
in Frankrijk, Duitschland, Rusland,
Oostenrijk en Italië belemmerend werken
op den afzet van het Nederlandsche pro
duct. De in Italië gedurende 1907 in
werking getreden verhooging van het in
voerrecht op aardappelmeel tot 6 Lire per
100 K. G. heeft den uitvoer van het
Nederlandsche product naar dat land reeds
zeer veel schade gedaan.
CACAO EN CHOCOLADE.
Vermeerdering van uitvoer is echter zeer
moeilijk te bereiken niet alleen omdat de
invoerrechten die in vele landen van cho
colade geheven worden, zeer belemmerend
werken. Maar ook, enz.
Wat Oostenrijk betreft, zagen Neder
landsche fabrikanten zich door de zeer hooge
invoerrechten reeds genooptin dat land
zelf fabrieken op te richten.
GIST.
De afzet naar het buitenland blijft de
laatste jaren ongeveer onveranderdzeer
onbevredigend was de uitvoer naar België
de export daarheen is van weinig beteekenis
meer, doordien in verband met de heffing
van een invoerrecht van 10 centimes per
K. G. sinds 1898 een gistindustrie in dat
land is ontstaan, en dat een belangrijk
Nederlandsch exporteur zich als fabrikant
in dat land gevestigd heeft.
GLUCOSE.
Tengevolge van de daar geheven in
voerrechten is* uitvoer van het Neder-
1 landsch product van goede kwaliteit, naar
de omliggende landen zeer bezwaarlijk
Altemaal bewijzen dat gebrek aan vol
doende bescherming] van onze vaderlandsche
industrie oorzaak is van stilstand, kwijning,
en soms achteruitgang, en de voorziening
in dezen nood van nationale beteekenis is.
Walchersche Courant.
Cursiveering is door ons aangebracht.
De Speetwct.
Tot den laster waarmede men den arbeid
van minister Kuyper heeft achtervolgd,
behoorde ook het schelden op de Speet-
wet. De waarheid achterhaald ook hier de
leugen. In de jongste aflevering van het
Centraal Bureau voor de Statistiek lezen wij
in het verslag van de arbeidersiuspectie
over 1905 en 1906, uit de zesde inspectie
het volgende:
»In den speetarbeid komt een regelmatige
toestandna de inwerktreding der Speetwet
is het toezicht mogelijk geworden, de keuring
ingevoerd, veel verbetering in de werkplaats
jes aangebracht, een eind gemaakt aan het
heimelhk werken in den nacht door oude en
zwakke vrouwen en kinderen en een tot
nog toe onontbeerlijke werkzaamheid ge
sanctioneerd en onder toezicht gesteld.
Onwaarschijnlijk acht de inspecteur het niet
dat bij toenemende bloei van het bedrijf
betere vervoer- en verkeersmiddelen in het
gebruik zullen genomen kunnen worden en
dan van de vergunning tot nachtarbeid van
de speeters zelden of geen gebruik meer zal
behoeven gemaakt te worden
Men ziet, dat dus de wet geheel aan de
bedoeling en de verwachting van den mi
nister voldoet.
En als men zich nu eens herinnert, hoe
op dit wetje gespeculeerd is en hoeveel
leugenachtigs daaromtrent is verteld
Als z>Het Volk* (en Vooruit* Red.
»M.- en Schb de uitkomst van deze
wet nu eens aan zijne lezers mededeelde.
(^Graafschappen
Een goede en kwade zijde.
Verschil van beginsel brengt op bijna
elk gebied ook verschil in de praktijk mede.
Vooral is dit het geval op het terrein
van de rechtspraak.
Zeer natuurlijk, want een beginselkwestie
is in den grond der zaak eigenlijk een rechts
kwestie.
Het komt er bij de rechtspraak maar op
aan, van welk standpunt uit men het recht
beschouwt.
Men ziet het bij de doodstraf.
Nu is het bekend, dat in de laatste tijden
een richting is ontstaan, die den mensch,
ook den misdadiger, beschouwt als de slacht
offer van de omstandigheden
Lombroso is de vader van deze nieuwe
denkbeelden en het zijn belijders van s-de
leer van Lombroso* die in onzen tijd eiken
misdadiger maar ontoerekenbaar willen
verklaren.
Ook onder de rechters in ons land vindt
men reeds aanhangers van die leer.
Wel worden ze in de meeste rechtbanken
en gerechtshoven nog overstemd door hen
die aan de oude rechtsbegrippen vasthouden,
doch hun invloed is tijdens de behandeling
der rechtszaken vaak heel goed te merken.
Hierin schuilt een groot gevaar.
't Is al verschrikkelijk als het rechtsgevoel
van een volk zoo verflauwt, dat men zooge
naamd in naam der menschlievendheid het
Goddelijk recht op zij zet.
Maar erger wordt het als zij, die geroepen
zijn voor de handhaving van het Goddelijk
recht te zorgen, zelf het hoogste recht
miskennen.
Zooals gezegd, vormen dezulken bij onze
rechters nog de minderheid.
Nu heeft echter Minister Nelissen een
ontwerp van wet ingediend, waarbij ter
bespoediging der behandeling van rechts
zaken, het instituut van den alléén recht-
sprekenden rechter wordt voorgesteld.
Deze poging, om spoediger recht te kunnen
verkrijgen, verdient waardeering.
Maar ieder gevoelt ook, dat daarmede
het gevaar grooter wordt, dat de leer van
Lombrose in toepassing zal worden gebracht.
Onder die alléén rechtsprekende rechters
zullen er ook zijn, die voor die leer veel
gevoelen en, waar zij alléén staan, niet
verhinderd worden die in praktijk te brengen.
Terecht wees j>De Standaard* op het
groote gevaar dat in dit overigens goede
voorstel van Minister Nelissen schuilt.
Vinde men nog een weg, met behoud
van het goede dat gevaar te keeren.
(Hilver- en Vechtbode.)
Voorheen en thans.
De heer P. B. Metz, herinnert in Het
Centrum aan de dagen van het oude Rome,
voorafgaande aan de ineenstorting van het
eenmaal zoo machtige Romeinsche rijk.
Weelde en zingenot, ze waren zeker ont
zettend hoog gestegen in den Romeinschen
tijd, maar is het teekenende van onze dagen
nietweelde en zingenot Is de genotzucht
niet doorgedrongen in alle standen en
gelijken sommige feesten onzer goudkoningen
niet veel op origën van het Romeinsche
volk
Welke waren toen de onmiddellijke ge
volgen De ontheiliging, de vernietiging van
het huisgezin.
Men wilde geen kinderen, men wilde geen
huwelijk meer. Deze feiten dringen zich naar
voren, ze staan daar in brutale driestheid.
Zoo was 't in het oude Rome, zoo is het
in onze zoo hoog geroemde moderne be
schaving.
In het Romeinsche Rijk, in de dagen
van het diepste verval, walgde men van alles
wat last en zorg moest verschaffen.
Dus geen kinderen meer. »Het werd een
mode geen kinderen meer te hebben, men
wilde zelfs niet een eenigen zoon,* schrijft
Plinius de jongere, en Petronius voegt er bij
dat zij, die kinderen hadden, weigerden ze
te erkennen, uit vrees voor gerekend te
worden tot het domme en gemeene volk.
Treffende, maar treurige overeenkomst
met veel in onze dagen, merkt de schrijver op.
Geven in onze dagen goudzucht en gemak
zucht zich niet de hand en stelt men geen
perk aan de vruchtbaarheid der vrouw
Men stelt een grens aan de liefde van God,
men werpt de eeuwige wetten omver en
bepaalt zelf het getal der kinderen.
Een spotlach heeft men nog over voor
hen, die als weleer de patriarchen, de zege
ningen des hemels telden naar het getal
hunner kinderen. Ze behooren tot de domme
menigte, tot het gemeene volk.
In Frankrijk is de toestand huiveringwek
kend, talrijker zijn de graven, die men delft,
dan de wiegen, die men bereidtmaar ook
in ons land hebben we alle reden ernstig
bevreesd te zijn. Het Neo-Malthusianisme
wordt het niet met kracht van argumenten
verdedigd door mannen van gezag en in
andere opzichten eerbiedwaardige mannen F
»Wat altijd zonde geheeten heefu, zeide
Mr. Regout, op den Katholiekendag van
's Hertogenbosch, »wat krachtens onze
volksovertuiging zonde was, wordt nu verhe
ven tot een hoogzedelijksbegrip, tot deugd.
Het is volkomen juisten er is meer op
deze droeve dingen gewezen, helaas ook met
het gevolg, dat men een gelegenheidsgezicht
trokden ernst van de waarschuwing mis
kende, en den waarschuwer uitjouwde.
Doch dat neemt den plicht om te blijven
spreken niet weg en er zullen er toch ook
wel enkelen worden gevonden, die naar deze
ontzettende waarschuwing luisteren.
(Standaard.)
Buitenlandsche bladen bevatten Zaterdag
een telegram uit Apeldoorn, meldende da£
Hare Majesteit de Koningin in gezegende
omstandigheden zou verkeeren.
Het bleek ons, dat te Apeldoorn dit
gerucht algemeen geacht wordt waarheid te
bevatten. De gelukkige gebeurtenis zou tegen
Februari.-Maart mogen worden tegemoet
gezien. Het Hof zou behoudens bijzondere
omstandigheden den winter op Het Loo
doorbrengen. Het trekt de aandacht dat
Hare Majesteit zich meer dan ooit in acht
neemt en zelfs maar zelden een rijtoer maakt.
Wij maken niettemin van dit blijde bericht
slechts onder voorbehoud melding, daar wij
er rechtstreeksche bevestiging niet van kun
nen geven. (N. C.)
Nederland en Venezuela.
De Parijsche uitgaaf van de New-York
Herald bevat een onderhoud, dat zijn
correspondent gehad moet hebben met onzen
Minister van Buitenlandsche Zaken, met
betrekking tot Venezuela.
Na gewezen te hebben op de aardrijks
kundige ligging van onze bezittingen in de
Antillen, moet de Minister gezegd hebben,
dat na de storingen in de diplomatieke
betrekkingen, deze in 1894 door een protocol
werden hersteld, waarbij alle vroegere onder
handelingen vervielen.
Yolgens deze overeenkomst heeft Neder
land de verplichting aanvaart »om met
alle middelen, die in haar macht staan,
elke samenspanning, samenzwering of han
deling, die tegen de openbare orde in
Venezuela indruischt, te verhinderen.Deze
verplichting, welke strikte onzijdigheid ten
aanzien van de wettige regeering verzekert,
omvatte toezicht op de Venezulaansche
uitgewekenen op Curacao en het verbod van
van uitvoer van wapenen. e
Na er op gewezen te hebben dat d
Nederlandsche Regeering steeds dit protocol
nagekomen is, moet de Minister, volgens
den correspondent gezegd hebben, »maar
et is een heel verschil tusschen de bepalingen
van de overeenkomst en het erkennen van
de eischen van president Castro strekkende
om eiken Venezolaanschen uit gewekene,
zelfs indien hij geen samenzweerder is, aan
hem uit te leeren, aangezien deze eisch
in strijd is met de beginselen van het
volkenrecht*.
Dan laat de correspondent den Minister
zeggen dat er in 1894, telkens van de
zijde Venezuela allerhande kwellingen
en willekeurige handelingen, vooral in het
laatste jaar, door Castro ten opzichte van
Nederlandsche vaartuigen, werden gedaan
die zelfs zoo veelvuldig werden dat zij thans
ernstiger en onduldbaar werden.
Terwijl de zaken zoo stonden, brak op
de Venezuelaansche kust de pest uit. Bij
besluit van den President werden alle
havens besmet verklaart. President Castro
oordeelde het echter nuttig, het besluit
voor zoover La Guayra betrof te herroepen.
Onder deze omstandigheden verliet het
Venezolaansche schip Gloria die haven
met een schoon gezondsheidspas. Maar toen
het twee, dagen later, te Willemstad aan
kwam, moest het door de Nederlandsche
autoriteiten in quarantaine worden gesteld
en was het inH een dusdanigen toestand van
vervuiling, dat het groot gevaar voor de
gezondheid opleverde. Onmiddelijk daarop
de Venezolaansche consul, senor Lopez,
zonder eenige nadere verklaring af te wach
ten, aan zijn regeering een overdreven en
onjuist verslag van het gebeurde, waarop
president Castro zijn besluiten van 14 Mei
uitvaardigde, die een doodelijk slag toe
brachten aan den handel van Curaipao. De
Nederlandsche gezant, de heer De Reus,
schreef toen een brief aan Dr. Paul, den
Venezolaanschen minister, waarin hij ernstig
verzet daartegen aanteekende.
Nu gebeurde er, laat de corr. den
Minister zeggen, een incident, dat bijna
komiek is en het uitgangspunt vormde voor
het persoonlijk misverstand tusschen den
Nederlandschen gezant en den Venezolaan
schen minister van buitenlandschen zaken.
De heer De Reus, schrijvende in eenigszins
bloemrijken stijl, zooals dit in vreemde
gewesten gebruikelijk is, had geschreven
»Het spijt mij, dat een booze droom mis
schien onze kalme betrekkingen zal storen*.
Deze woorden (seen booze droom*), die
niet goed werden begrepen, werden in het
Spaansch vertaald met ^maladetto pririto*,
d. i. een vervloekte kwade geest.
Hierover werd president Castro vertroornd,
daar hij meende dat zulks op hem gericht
was en schreef een woedende brief aan den
heer De Reus. Deze, het misverstand wil
lende verklaren, stuitte op den onwil van
Dr. Paul, die bevreesd dat zijn bestuurs
handelingen in een ongunstig daglicht
kwamen, weigerde de zaak bij president
Castro aanhangig te maken. Dit moet dan,
volgens de New-York Herald, het per
soonlijk misverstand zijn, waarop de Minister
in de eerste Kamer doelde.
Onmiddelijk moet de Minister den heer
De Reus geseind hebben, een audiëntie bij
president Castro aan te vragen, ten einde
de zaken goed voor te stellen, welke
instructie den heer de Reus juist bereikt
moet hebben toen deze zijn paspoord reeds
had ontvangen.
Dan laat de corr. den Minister nog
zeggen, dat hij eerst twee dagen geleden
officieel bericht kreeg van het vertrek van
den heer De Reus, dat de Regeeriug
onverwijld den brief zal beantwoordden,
welk antwoord het Venezolaansche volk
zal toonen dat de Regeering bezield is
met den innigen wensch om in vrede te
leven, met onpartijdigheid en rechtvaardig
heid te grieven te onderzoeken die Pres.
Castro noodig mocht vinden te uiten naar
aanleiding van eenige voorvallen uit den
jongsten tijd.
2-Maar dit antwoord, zoo vervolgde Minis
ter, volgens den corr. en ook de antwoorden
die wij zullen moeten geven op latere
mededeelingen zullen duidelijk doen uitko
men, dat onze goede bedoelrigen op
gelijksoortige wijze zullen moeten worden
beantwoord en dat deze vriendschappelijke
geest moet worden bewezen door een op
treden als goede buur, geheel en al ver
schillend van dat, waarvan ik eenige voor
beelden heb aangehaald.
Wanneer de regeering der Nederlanden
bij Venezuela niet dezelfde geneigdheid
mocht vinden, zou zij tot haar groot