Woensdag 29 Juli 1908.
23ste Jaargang Nw. 1367.
voor de Zuidhollaiidsclie en Zeeuwsclie FJIaiiden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
T. BOEKHOVEN.
V
<i.
SOMMELSDIJK.
4lle stukken voor de Bedaetle bestemd, Advertentiën eis verdere Administratie franeo toe te zenden aan den Uitgever.
De «aak Ie Papendrecht.
Tuin- en Landbouw.
Vraagbaak.
Antwoorden of mededeelingen
Binnenland.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per poet 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
ifzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
Teleioon Intercom»». No. 3.
Advertentiën 10 cent per regel en i/i maal. Reolames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Zooals de lezer weet is er over de
Papendrechtsche politie geklaagd,, als
ware ze te ruw opgetreden in zake
een paar onrustige mensehen. Zelfs
is door 't Kamerlid Hugenholtz in de
Tweede Kamer een vraag dienaan
gaande gesteld, temeer wijl er twijfel
geopperd werd aan de juistheid van
de processen-verbaal en getuigenissen
der veldwachters. De Min. van Jus
titie heeft een onderzoek doen in
stellen. Doch zie hieronder 't verloop
der zaak.
Vragen van den heer Hugenholtz,
betredende een onderzoek naar mis
handelingen, welke zouden zijn ge
pleegd door de politie te Papen-
drecht. (Ingezonden 25 Juni 1908.)
Is het onderzoek omtrent de ter
terechtzitting van het gerechtshof
te 'sGravenhage op 20 Februari 11.
door een aantal getuigen medege
deelde ernstige mishandelingen,
welke door de politie te Papendrecht
zouden zijn gepleegd, afgeloopen?
Zoo ja, is de Minister bereid, in
verband met zijne toezegging van
20 Maart 11., de uitkomsten van dit
onderzoek onverwijld aan de Kamer
over te leggen 1
Antwoord van den heer Nelissen,
Minister van Justitie. (Ingezonden
21 Juli 1908.)
De ondergeteekende heeft de eer,
ter beantwoording van de door het
lid der Tweede Kamer, den heer
Hugenholtz, in verband met het
aanhangige onderzoek naar mishan
delingen, welke zouden zijn gepleegd
door de politie te Papendrecht, ge
stelde vragen, het volgende ter
kennis der Kamer te brengen.
Zooals uit zijn antwoord in de
zitting der Tweede Kamer van 20
Maart 11., naar aanleiding van de
toenmaals gestelde vragen blijkt,
heeft ondergeteekende een gestreng
en onpartijdig onderzoek gelast. Te
dien einde zijn door den officier van
justitie te Dordrecht de klachten
omtrent mishandeling door de veld
wachters te Papendrecht ter kennis
gebracht van den rechter-commis
saris, belast met de instructie van
strafzaken bij de arrondissements
rechtbank te Dordrecht, met ver
zoek een zoo uitgebreid mogelijk
getuigenverhoor te doen plaats
hebben in verband met de mishan
delingen, waarover door verschillen
de, door ondergeteekende met name
aangeduide personen was geklaagd.
Nadat ondergeteekende mededee-
ling had ontvangen van de uil
komsten van het gehouden onder
zoek, onder overlegging van de
desbetreffende processen-ver baal
van verhoor en van andere op de
zaak betrekking hebbende beschei
den, bleek hem, dat in de groote
meerderheid der gevallen, waarin
over mishandeling door de Papen
drechtsche politie was geklaagd, het
bewijs daarvoor ten eenenmale ont
brak.
Allereerst trok het de aandacht
van ondergeteekende, dat ten aan
zien van vele dezer klachten de ruwe
behandeling of zou zijn geschied
tijdens een volksrumoer, of tijdens
het opbrengen van den klager naar
het arrestantenlokaal gedurende
diens dronkenschap.
Wilde aan deze klachten dus eenig
gevolg worden gegeven, zoo moest
niet alléén voldoende waarschijnlijk
worden gemaakt, dat hardhandig
door de politie was opgetreden,
doch bovendien, dat door zulk op
treden de grenzen van het in de
gegeven omstandigheden geoorloofde
geweld waren overschredendat
dat optreden derhalve niet geboden
scheen door een drang tot zelfver
weer of om verzet tegen eene aan
houding te breken.
Hierbij worde niet over het hoofd
gezien, dat te Papendrecht blijkbaar,
vooral eenige jaren geleden, een
deel der bevolking uiterst lastig
was, zoodat de openbare orde vaak
niet dan door eenigszins krachtig
aangrijpen kon worden gehandhaafd.
In de hier bedoelde gevallen nu
konden degenen, die beweerden
mishandeld te zijn, niet één getuige
bijbrengen, terwijl de betrokken
veldwachters ten stelligste elke
schuld ontkenden.
Waar bovendien de meeste dezer
klachten betrekking hadden op ge
beurtenissen van vier enjméér jaren
geleden, bleek het geheel ondoenlijk
ook maar eenigszins uit te maken,
óf inderdaad hardhandig was opge
treden, en zoo ja, of dit optreden
de grenzen van het in de gegeven
omstandigheden wellicht geoorloofd
geweld had overschreden.
In tegenstelling met de hierboven
besprokene, betroffen andere klach
ten mishandelingen .ten laste gelegd
onder omstandigheden, die stellig
elk krachtsgebruik van de zijde der
politie overbodig schenen te maken.
Doch de vraag, of in die ge
vallen hardhandig was opgetreden,
en zoo ja, of dit optreden als mis
handeling kon worden beschouwd,
zoodat eene strafvervolging mogelijk
zou zijn, kon evenmin worden be
antwoord, waar ook hier eenerzijds
de klager, anderzijds de veldwachter
met hunne beweringen lijnrecht
tegenover elkander stonden en geen
van beiden getuigen konden bij
brengen.
In al deze gevallen meende de
ondergeteekende zich in overeen
stemming met het gevoel der justi-
tieele autoriteiten bij het negatieve
resultaat van het gehouden onder
zoek te moeten neerleggen.
Bovendien volgt uit het boven
staande, waar immers eenig hard
handig optreden buiten noodzaak
niet kon bewezen worden, dat ook
voor eene disciplinaire bestraffing
van den een of anderen beambte
geen aanleiding bestond.
Niettegenstaande dezen loop van
zaken heeft de ondergeteekende
zonder dat daarin eenig verwijt naar
aanleiding van het verledene mag
worden gelezen niet geaarzeld
de politie te Papendrecht met nadruk
te doen waarschuwen tegen een
ongegrond, gewelddadig optreden
harerzijds. Zijne aandacht blijft (jer
halve gevestigd op de gedragingen
der politie aldaar.
In twee zaken, onderscheiden
van de thans besproken groote
meerderheid der gevallen, waar de
mogelijkheid van bewijs geheel ont
brak, heeft de ondergeteekende
echter gemeend, dat termen aan
wezig waren tot nader ingrijpen.
Die zaken betroffen de klachten
van C. Wiggers en H. Garsthagen.
Deze personen toch konden getuigen
bijbrengen, wier verklaringen aan
vankelijk naar de meening van on
dergeteekende ten aanzien van hun ne
klachten het uitlokken van eene
rechterlijke uitspraak mogelijk en
wenschelijk maken.
Immers mocht juist worden be
vonden hetgeen door voornoemde
klagers werd beweerd, dan mochten
de veldwachters, hoe verdienstelijk
wellicht hun overig optreden ter
betere 'bevestiging der openbare
orde te Papendrecht ook moge ge
weest zijn, niet ontkomen aan de
straf voor hun buiten noodzaak zich
vergrijpen aan gearresteerden.
En zijn de betrokken veldwach
ters aan het ten laste gelegde on
schuldig, dan brengt ook hun belang
mede, dat zij door eene rechterlijke
beslissing in hun goeden naam
worden hersteld.
Naar de meening van den onder
geteekende was het derhalve wen
schelijk, dat in deze zaken het volle
licht zou opgaan, waartoe alléén de
mogelijkheid bestaat bij eene open
bare behandeling met een zoo uit
voerig mogelijk onderzoek.
Met deze bedoelingen gaf onder
geteekende derhalve den procureur-
generaal bij het gerechtshof te
's Gravenhage den loden Juni 11.
opdracht den officier van justitie te
^Dordrecht te gelasten bij de recht
bank aldaar 't verleenen vanrechts-
|§ingang met verwijzing der zaak
naar de terechtzitting te vorderen
a. tegen de veldwachters D. van
den Berg en C. van Loon, verdacht
van mishandeling van G. Wiggers
in April 1904;
b. tegen de veldwachters D. van
den Berg en G. de Mey, verdacht
van mishandeling van H.Garsthagen
in September 1907.
In beide zaken weigerde de
rechtbank te Dordrecht den 30sten
Juni 11. den rechtsingang, op grond,
dat geen voldoende aanwijzing be
stond, dat de ten laste gelegde feiten
waren gepleegd.
Tegen deze beschikkingen tee-
kende de officier van justitie te
Dordrecht, op last van den onder
geteekende, onmiddellijk verzet aan.
Na het desbetreffend requisitoir
van den procureur-generaal bij het
gerechtshof te 'sGravenhage ver
leende het hof in de eene zaak met
geheele en in de andere zaak met
gedeeltelijke vernietiging der door
de rechtbank gegeven beschikking
op 8 Juli 11. rechtsingang; deze
rechtsingang geschiedde namelijk
in zake Wiggers alléén tegen den
rijksveldwachter D. van den Berg.
Het hof achtte echter nog een
nader onderzoek op eenige punten
noodig, en verbond derhalve aan den
verleenden rechtsingang den last
tot instructie.
Totdat de beslissing door het
gerechtshof genomen was, meende
ondergeteekende met zijn antwoord
op de door het Kamerlid, den heer
Hugenholtz, gestelde vragen te
moeten wachten.
Naar aanleiding van die vragen
moge derhalve thans ter kennis van
de Kamer worden gebracht, dat het
onderzoek omtrent de beweerde
mishandelingen nog niet is afge-
loopen.
Sport? of krankzinnigenwerk?
Lees nu 't verslag over de Olympi
sche spelen in de N. R. C. Je walgt er
van. Dat heet nu sport, 't Was in
Londen zoogenaamde hardlooperij.
En dit staat er onder meer
Dra daarna zagen wij uit een der
perstribunes naast de koninklijke tri
bune bij den ingang aan den overkant,
twee mannen binnen waggelen. Anders
kon men 't niet noemen. Van rennen,
loopen of wandelen geen sprake meer.
Het was een treurig schouwspel om
ons heen, nog verhoogd door het
schitterende schouwspel om ons heen,
die duizenden menschen, wuivende,
schreeuwende, stampvoetende als beze
tenen.
Plotseling zien we die twee mannen
neerstorten en als dood neerploffen.
Hun taak was nagenoeg volbracht,
doch wie weet, misschien ten koste
van hun leven.
Hun vrienden en helpers trachten
hen weer op de been te brengen. Zij
maken eenige strompelingen, doch
vallen weer ter aarde. Enz. enz.
Is dat nu sport Daf is 't leven er
aan wagen, 't Is er mee spotten.
Schandelijk, dat de Koninklijke loge
daar getuige van wilde zijn.
KRUISIN GSPLANTEN.
Opdat eene plant kiemkrachtig zaad zal voort
brengen, dienen enkele voorwaarden vervuld te
worden, 't Voornaamste bloemdeel, dataan de
zaadvorm krachtig meewerkt is voorzeker de
stamper. Deze houdt één of meer zoogenaamde
eitjes besloten. En deze eitjes moeten, of liever
kunnen de zaadjes doen ontstaan. Voor de zaad-
vorming is dus in de eerste plaats noodig een
stamper met één of meer eitjes. De eitjes worden
echter niet maar zóó tot zaadjes. Zij moeten vooraf
den invloed ondervinden van de stuifmeelkorrels,
welke door de meeldraden worden geleverd. Voor
de zaadvorming zijn derhalve ook de stuifmeel
korrels onmisbaar. Alzoo kunnen we onthouden:
Opdat eene plant kiemkrachtig zaad zal voort
brengen is noodig, dat hare bloemen stampers
en meeldraden bezitten, de eerste met eitjes en
de laatste met stuifmeelkorrels. 't Is niet be
paald noodig, dal stampers en meeldraden in
dezelfde bloemen worden aangetroffen. De natuur
bewijst dit duidelijk. Aan vele planten, vooral
boomen vindt men afzonderlijke bloemgroepen
met stamper en meeldraadbloempjes. Ja, 'tkomt
zelfs voor, dat beide soorten van bloempjes wor
den aangetroffen aan verschillende planten.
Bij de landbouwgewassen komt dit bv. voor bij
de hennepplant. Op een hennepakker treft men
planten aan met enkel meeldraadbloempjes en
andere, die uitsluitend stamperbloempjes dragen.
De laatste alleen kunnen zaad voortbrengen. En
't spreekt vanzelf, dat aan de vorming van dit
zaad minstens twee verschillende planten heb
ben meegewerkt. Dit gebeurt evenwel niet altijd
in de natuur. Heel veel planten dragen bloemen
waarin beide soorten bloemdeelenstampers en
meeldraden alle twee, worden aangetroffen. En
in zulke bloemen komt zaadvorming veelvuldig
voor, bij welk werk dan de deelen uit slechts
ééne bloem meewerkte.
De aandachtige lezer zal nu wel begrepen heb
ben, wat men in 't laatste geval met zelfbestui-
ving of zelfbevruchtiog wil zeggen. Ook zal 't
hem 'duidelijk zijn, dat bij de hennep steeds
kruis bevruchting plaats vindt.
Het spreekt van zelf, dat zaden ontstaan na
kruisbevruchting, eigenschappen in zich kunnen
vereenigen, welke men ook vond bij minstens
twee verschillende planten. En zoo is 't dan ook
te verklaren, dat zaden, die na kruising gerijpt
zijn, planten kunnen leveren, welke verschillen
van de ouders. Niet in alle opzichten, maar
wel in vele.
Door de natuur is hier den weg gewezen aan
den mensch. Deze heeft, sinds hij de natuur
aandachtig bespiedde, al heel wat kruisingen
kunstmatig verricht. De resultaten noemt men
kruisingsprodukten. M.
(Wordt vervolgd.)
Vragen en Antwoorden worden kosteloos geplaatst.
zijn met hetzelfde nummer gemerkt als de vragen
waarop ze betrekking hebben.
Vragen.
199. Bestaan er in België bepalingen op het
uitroeien van distels?
200. Is sigarenasch goed voor bloempotten
Antwoorden en mededeelingen.
197. Tulpenbollen in den grond laten? Ja, dat
kan wel. Maar vaak zitten er drie of vier bij
elkaar, waar er slechts een moest zijn. 't Is dus,
om in een volgend voorjaar een mooi en groot
bed te kunnen hebben, beter, om ze na terooien
en te bewaren. Tegen den winter of in 't late
najaar worden ze dan gepoot, waar men ze wenscht.
198. Kruisingsprodukten bij onze granen? Zie
ons opstelletje.
194. In 't antwoord op de vraag naar Vezel-
planten had moeten staanvlas en hennep zyn
een paar bekende.
Nederland en Venezuela.
De 3>Staatscourant« van Vrijdagavond
bevat de volgende mededeeling
Heden werd bij het Departement van
Koloniën onderstaand telegram (dd. 23
Juli 1908) van den Gouverneur van Cura9ao
ontvangen.
(Een) heden, van (den) vice-consul (te)
Puerto Cabello ontvangen exemplaar van
(de) Constitucional van Caracas van een-
en-twintig" Juli bevat afschrift van (een)
officieel schrijven van (den) Minister van
Buitenlandsche Zaken (van) Venezuela aan
(den) Minister-Resident der Nederlanden
dato twintig Juli waarin hem(,) als onge
schikt (inadecuado) voor vriendschappelijk
tusschenpersoon in de betrekkingen tusschen
Venezuela en (de) Nederlandsche natie(,)
zijn paspoort wordt toegezonden om het
land te verlaten op grond van het artikel
voorkomende in het nummer van Mei
jongstleden van (het) tijdschrift der Ver-
eeniging Hou en Trou(.)
(De) commandant (cler) »Gelderland«(,)
thans (te Aruba(,) zal op verzoek (van
den) Minister-Resident Zaterdag te La-
guaire zijn(.)
DEJONG.
In een corr. uit Caracas, d.d. April aan
de »Telegraaf«, wordt het volgende om
trent President Castro en zijn optreden
medegedeeld
»Het is schier ongelooflijk op welke
manier Castro, de president, de onderdanen
van Amerikaansche en Europeesche staten
durft te behandelen. Meen niet, dat ik hier
overdrijf. Ik heb staaltjes gehoord van
zoo'n verregaande willekeur, dat ik er in
den beginne aan twijfelde, of zoo iets
mogelijk kan zijn in de XXste eeuw, voor
vallen, die doen denken aan de middeleeuwen
aan roof-ridders, die op burchten huisden
en den niets kwaad vermoedenden koopman
overvielen.
»Er zijn zooveel feilen, die, gebeurden
ze in andere staten, al lang, al heel lang
tot het verleden zouden behooren.
>Men vraagt zich nog eens afhoe is
het mogelijk
»Het antwoord luidt2>Wijl Venezuela
zóó groot en door de ligging zoo onmeet-
lijk stérk is.
Wanneer ge slechts van La Guaira
naar Caracas gereisd hebt of van de hoofd
stad naar Valencia, dan moet ge onmiddelijk
erkennen, dat een strijd voor een staand
leger tot een der gewaagste ondernemingen
behoort, die men zich bedenken kan.
»Laat ons aannemen, dat Amerka met
een 50,000 soldaten binnen zou trekken,
om Castro te vangen. Het is eigenaardig
maar men kan het volk (für sich) niet
aansprakelijk stellen voor de daden van dien
éénen. Het zou dus gaan om Castro. Hem
vinden is onmogelijk. Mocht het volk zich
verzetten tegen een inmenging met hun
zaken, dan is het leed voor zoo'n leger
totaal niet te overzien. Transporten op
die wegen te vervoeren, lijkt onmogelijk.
Proviandeering, van zee uit, al even zoo
bezwaarlijk.
2>Het eenige geval, waarbij succes niet
buitengesloten was, zou zijn wanneer h?t
volk saam zou gaan met den staat of de
staten, die paal en perk wilden stellen aan
de onzinnige alléén heerschappij van een
president.
»Wie iets over de toestanden op Haïti
gelezen heeft, kan zich een voorstelling
vormen, hoe de regeering van Venezuela
werkt. Au fond verschilt dat weinig De
willekeur in Castro's republiek is alleen
wat grooter, terwijl de beschaving van
Haïti nog steeds onder nul staat.