EERSTE HAD. Zaterdag 25 Juli 1908. 23sle Jaargang N°. 1866. .ndsm^l !0 Antirevolutionair Orgaan voor tie Ziiitlliollaiiüseiie en Zeeuwsche Eilanden. ft •I- 1 1 «TE Sz. IN HOC SIGNO VINCES Jé >OL [ossólen enz. ;rk, teer, Spülers, daas, fkeui en, enz. toor, n op binnen- en n af f 25,—. 'en en Landerijen banken, ïz. G <D a o r tj S5 a "m s°: „g T3 S O O a v O O N N IS - O cS (75 N CD N w X3 c3 Jr. o C f2 rÖ s s s s 0 orjaar a O T. BOEKHOVEN, SOMMELSDIJK. Alle stukken voor de Bfcedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Werkeloosheid. Voor we nu over 't Utrechtsche en het Haagsche Werkloozenreglement schrijven, komen we nader terug op 't Gentsche stelsel, waarvan deze re glementen niet veel afwijken. De Gemeenteraad van Gent benoem de in 1898 een Commissie van Onder zoek, hoe toch aan de Werkloosheid haar pijnlijkste angel kon worden uit getrokken. In die Commissie werd een stelsel van onderstand voorgesteld, te verstrekken aan die werkloozen, die leden waren van vakvereenigingen öf deel uitmaakten van een bijzondere spaarkas. Men stelde voor aan die werkloozen, die zich te voren beijverd hadden om als hun nood kwam, daarin zeil voor een deel te voorzien om aan die vooruit-zorgenden van stadswege een geldelijke aanmoediging te verlee- nen in evenredigheid van de opofferin gen, die de arbeiders zichzelf getroost ten om tegen de gevolgen der lediggang beschut te zijn. Zoo de werklooze er voor gezorgd had, dat hij gedurende zijn werkloosheid een uitkeering van 50 cents per dag kon krijgen, zulks doordat hij gespaard, had oi lid was der vakvereeniging, dan zou hij van het stedelijk fonds krijgen een toelage, in verhouding tot de inkomsten van dat fonds, maar tot den hoogste 100 pCt. van de uitkeering, die door dat sparen of dat lid zijn had kunnen verwerven. Was de uitkeering door sparen of lidmaatschap maar één kwartje per dag, dan kreeg de arbeider er nog 12'/2 cent per dag bij. Had hij niets gespaard en enz. dan kreeg hij uit 't stadsfonds ook niets. Naar de bekende uitdrukking: «Help eerst u zelf« wilde de stad dus niemand suppleeren, die niet eerst getoond had wat opotlering zich te willen getroosten uit en door eigen actie. Men wilde het doel bereiken om zooveel mogelijk werklieden in de vak vereeniging te brengen, aangelokt natuurlijk door 't stadsfonds. Dit voorstel vond de goedkeuring van den Raad; trouwens in de Com missie hadden zitting gehad vertegen woordigers van alle politieke partijen werkgevers en werknemers en econo men van alle richtingen. Toch, natuurlijk, ging 't met voor zichtigheid voorwaarts Eerst eens een proef van drie jaar. Maar de uitslag was zoo aanlokkelijk, dat de Raad van Gent besloot 't Fonds op definitieve beenen te zetten en jaarlijks toe te staan uit de Gemeentekas 750Ö gulden. En nu deze opmerking van Wesse- iink, die wel terdeeg nog onder de °°gen moet worden gezien. Om dit resultaat te bereiken, nl. om alle par- Gjen en maatschappelijke klassen te doen samenwerken tot dat doel, heeft met alle zorg elk denkbeeld van par tijstrijd trachten te vermijden en heeft meu er zorgvuldig voor trachten te waken, dat dit stelsel indirect een Middel zou worden voor het verstrek ken van toelagen aan vakvereenigingen bij wijze van steun in den door haar gevoerden politieken en socialen strijd. Bet is daarin, dat het Gentsche stelsel zmh onderscheidt van de andere stel sels van toelagen en dit is waarschijnlijk de oorzaak geweest van zijn succes. Hoe kon men dat denkbeeld van partijstrijd wegnemen. Dit geschiedde te Gent aldusDe toelagen zouden rechtstreeks gegeven worden aan de werkloozen zoodat de vakvereeniging voor haar partij- of strijdkas er geen enkelen cent van ontving. Om misbrui ken te voorkomen werd de vakveree niging verplicht dat geld voor te schie ten, en had de werklooze dan zijn geld, dan gaf de vakvereeniging het bewijs daarvan aan den penningmeester van 't Fonds en deze betaalde dan de sup pletie uit. Men zat echter met één zaakals de Raad geld gaf aan leden der vak vereeniging, (die werkloos waren,) dan kreeg dat feit reeds een sociale of ietwat politieke kleur tegenover die arbeiders, en die industrieelen, die geen lid waren of tegenover de vakvereeni ging wat vijandig stonden. Daarom werd besloten een Spaarfonds in 't leven te roepen voor de niet aange slotenen bij een vakvereeniging. Zoo had dus niemand te klagen. Elk arbeider kon zijn wekelijksche premien storten tegen de gevolgen van werkloosheid. Kon hij 't niet in de Kas der vakvereeniging doen, omdat hij geen lid was; hij kon 't dan toch in de Spaarbank brengen. Hij nam dan een spaarboekje van de Rijksspaarbank ging daarmee naar 't Stadhuis en kreeg daarop iijn suppletie of bijslag uit 't afzonderlijk geadministreerde Spaarfonds tegen de gevolgen van Werkloosheid. Had hij op zijn spaar boekje door de Rijksbank bijvb. twee gu'den laten afschrijven, dan kreeg hij ook vier maal den bijslag der toe lage uit het Stads-Spaartonds. (2 gld. 4 francs) En hoeveel heelt een en ander aan Gent gekost 9 Voor 190110000 fr.< 1902 15000 1903: 20000 1904: 15000 1905: 13455 En ziehier de opwekkende actie der arbeiders om toe te treden tot de Vakvereeniging; de uitgaven voorde werkloozen In 1899 15000 fr. 1900: 25000 1901 50000 190260000 1903 60000 Dank de aanmoediging vanwege de Overheid wordt door alle vakvereeni gingen (en in 1896 waren er slechts 2, die meer dan een kwartje daags uit keerden) veel meer dan dat kwartje uitbetaald Alleen de bootwerkers kunnen het met hun uitkeeringen nog niet ver brengen. Een 12000 arbeiders ontvangen met inbegrip van den stedelijken bijslag 75 a 100 ct. bij werkeloosheid. En ook zelfs die vakken, waarbij de risico zoo groot is, hebben 't in Gent aangedurfd om premiën te heffen van de leden zooals metselaars, schilders, kleermakers en anderen. In één woordde verzekering bij de vakvereeniging is uitnemend ge slaagd maar die door het Spaarfonds niet. En allerlei middelen heeft men beraamd om door 't Spaarfonds de niet georganiseerden te helpen, maar 't lukt niet. In Schaarbeek, Antwerpen, Leuven en Brugge lukte het ook niet. Alleen de actie der vakvereenigingen had succes. (Wordt vervolgd.) De dertigste Augustus- of Unie-Collecte. De dertigste Collectedat wil wat zeggen Dat wil zeggen, dat er vele jaren lang gearbeid en geworsteld is om aan de jeugd scholen te verzekeren, waar zij kan onderwezen en opgevoed worden naar den eisch van Gods Woord, Dat wil zeggen, dat het straks de dertigste maal zal zijn, dat over de heele lengte en breedte van ons Vader land duizenden zich opmaken om offers te vragen of te brengen voor de Scholen met den Bijbel. Dat wil zeggen, dat er, behalve de vaste bijdragen aan die scholen ver strekt, heel dien langen tijd door in steden en dorpen ieder jaar een dag is gekomen, waarop een vrijwillige gave werd geofferd. Dat wil zeggen, dat bijna dertig lange jaren door, ondanks alles wat veranderde of verdeelde, de liefde van ons Christenvolk voor de School met den Bijbel op peil gebleven is. Er is in de negen-en-twintig jaren, die sedert de eerste Unie-Collecte verloopen zijn, veel veranderd. Zwarte wolken hadden zich dreigend over de Christelijke School samenge pakt, onheilspellend scheen de toe komst voor haar te zijn en in de eerste tijden was er van opklaring geen sprake. Het hart van allen, die de School met den Bijbel liefhadden, klopte vaak bang, als zij zagen op den ernst van het oogenblik en op de nog grooter moeilijkheden, die wellicht te wachten stonden. Maar de Augustusmaand was niet in 't land, of de oogst was daar, het bewijs der liefde voor de School, het bewijs van dankbaarheid voor haar behoud. Dat gaf dan weer voor een wijle verademing in de bange worsteling, die op hope tegen hope moest worden volgehouden. Sedert kwam er groote verandering: de erve onzer school breidde zich uit de bestrijding werd minder scherp, of althans, hare tegenstanders moesten met haar rekening beginnen te houden. Het aantal onzer scholen werd verdubbeld, straks verdrievoudigd. En ondanks het klimmend aantal Scholen, waardoor de vaste bijdragen stegen, daalde de Unie-Collecte niet noemenswaard. Jaarlijks mocht men op een inzameling van bijna een tonne gouds bogen. En waar wij thans U oproepen om weder het Oogstfeest te houden, daar verwachten wij van U denzelfden ijver, dezelfde toewijding als de vorige malen. Uw liefde, wij zijn er van overtuigd, is nog onverflauwdde behoeften, gij weet het, zijn door 't grooter aan tal Scholen en de zware aan haar gestelde eischen steeds klimmende daarom, Mannen Broeders, U aange gord voor de dertigste Unie-Collecte Laat de stroom der gaven blijven op het hooge peil, waartoe hij ge klommen is. Helpt ons, opdat de Unie- Collecte blijve getuigen van de stand vastige liefde van ons Christenvolk voor de School met den Bijbel, en van onze dankbaarheid aan God, den Heere, Die onzen arbeid voor de jeugd zoo rijkelijk heeft gezegend. Uit een neutraal leesboek. De Bode, orgaan van den Bond, die in Stellendam circulaires verspreidt vóór 't openbaar onderwijs nam uit de Maasbode dit stukje over uit een Fransch schoolboek Als de Maasbode goed overgenomen heeft, is zoo'n schoolboekje niet neu traal, maar profaan. Het Standpunt der Openbare School onvoldoende voor t Kind. Zaterdag 4 Juli nam een hoofd der Openbare School afscheid van zijn leerlingen. Wegens gezondheidsrede nen ging hij het Onderwijs verlaten. Is het verslag juist, dan zei hij tot hen als afscheidswoord dit Doet vooral goed je best en denkt eraan, dat al wat een meester doet, moet dienen om jelui tot nuttige menschen te maken. Doet nooit iets, waarvoor je je later zoudt moeten schamendoet altijd je best, dan wordt je brave menschen. Dat standpunt is voor de Openbare School juist. Voor de Christelijke School, die ook nuttige en brave menschen wil kweeken, is 't standpunt onvoldoende. Een kind is een zondaar. Door Christus alleen kannen zijn zonden verzoend worden. Dan is hij «braaf« in den Bijbelsehen zin. Er is ook een braafheid, die lofwaardig is, buiten den Christus om. zeer zeker Je best doenzeggen ook wij tot de kinderenmaar of ze daardoor »braaf« worden èn voor 't tijdelijk èn voor 't eeuwig leven, wordt door geen enkel Christen onderschreven. De braafheid door de Openbare School gekweekt, staat los van Christus; los van kennis der zondelos van besef naar verlossing. Daarom is de »braafheid« als ge volg van «je best doen« voor ons slechts onder zeker voorbehoud te aanvaarden. Wel »je best doen« wel «braaf «c maar nog niet»braaf« voor 't eeuwig leven. Met braven menschen ligt de hel geplaveid, zei een oud schrijver. OP DEf UIT84IJS4. r 1 1 *i „V, (J - ïi v I ii ÏTE U K, H D i »I. aan voor het verzen- van Pransche Weekmarkten ïpeditiën naar Binnen- en de billijkste prijzen. TONGE. adres voor varen, Vernissen, ^ederverlcoopers rabat. >oneerd handelsmerk Joh v. Ballegooij. A. C. A. Poots. A. van Eosteren. "W. Zaaijer van Oostenferugge •9 ïene g cS JU <D ~jü <tar red- a Qh CD bO en eg 3 g a a ÖC G <D 0 <D Ti G G CD N G <X> -4-» CQ 0 G 0 G <D tfl G -4-3 1 1 CD <D Cfi CD <x> -G O <73 CD G CD <D G T3 .SP <D 3 '3 ""cS N) O G CD 1—H <D <D O -U» G r-O 3 Ti w G ei o3 a c3 c$ 'iu Cl, m G CD O CD G T3 -*-5 CD bO 0 0 3 CD G G «2 Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER Telefoon Infer comm. No. S. Advertentiën 10 Cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. De Fransche soldaten zijn schoeljes en lafaards. De Duitschers hadden goed gedaan in 1870 (Fransch Duitschen Oorlog) de kin deren in de wieg te smoren. Zij, die aan God gelooven, zijn stom meriken. De wormen, die men in het fruit aantreft, noemt men pastoors. De een klaagt vanwege de heete bonds dagen 't Is iemand, die veel in de warmte werken moet en er slecht tegen kan. Een ander pruttelt over den komkom mertijd.'.. 't Is een man, die zaken drijft of ook 'n journalist, die zijn krant vullen moet en voor wie 't een plaag is, dat er zooveel menschelijk bedrijf stilstaat. Maar een derde juicht, vanwege de heer lijke u vacantie-weken,* die hij tegemoet gaat. Het is de hoogleeraar, die den laat- sten examinandus de kennis uitgemolken heeft't is de rechter, die naar geen rol meer kijkt en 'n reispet koopt't is de ambtenaar, die z'n kantoorjas voor 'n paar weken te luchten hangt't is de onderwijzer, die het laatste rondzwervende krijtje in 't bakje wierp 't is de schoolknaap en 't meisje die zingend in reien voor veertien dagen het schoolleven ontkomen zijn. Ik misgun niemand zijn vacantie, al krijg ik er zelf maar een sober deel van. Vacantie- hebben hóórt bij een »menschwaardig be staan. Alles kan overdreven worden. Er is terecht weieens aanmerking op ge maakt, dat men van sommige hoogleeraren aan onze universiteiten gauwer optellen kan, wanneer ze les geven, dan wel wanneer ze vacantie hebben. Mijn eenvoudige buurman, wien ik onlangs eens opsomde, welke weken en maanden een »prof« aan de 1 Vrije* vacantie heeft, hief van verbazing de handen in de hoogte. »En gaat hun traktement dóór vroeg hij. »Dat traktement gaat dóór,» zei ik, »Ze kunnen toch in de vacantie hun maag niet op sterk water zetten,* voegde ik er nog bij, waardoor de man weer wat in z'n evenwicht kwam. Natuurlijk oordeelde hij verkeerd. Al deed hij 't in z'n eenvoudigheid. Een hoogleeraar is geen schoolmeester en de studenten zijn geen schoolknapen, die enkel leeren, ais de onderwijzer er achter om trekt, werk opgeeft, lessen hoort en thema'» nakijkt. De hoogleeraar op zijn college's wijst den weg aan, helpt de studenten op 't goede pad, waarschuwt hen voor doolpaden, maar overigens moeten ze zelf zien, dat ze hun doel bereiken. 't Zijn geen jongens, maar jonge mannen. Eu een verstandig student zal geen drie- maandelijksche vacantie dag-aan-dag in 't bosch of in 't duin liggenhij zal rust nemen, maar niet ledig zijn. Wat den hoogleeraar betreft, die dient en beoefent de wetenschap en maakt niet in de eerste plaats studenten klaar. Dat is vooreerst zware hersenarbeid, waarop wel een periode van langdurige rust volgen mag terwijl daarnaast staat dat menig hoogleeraar een deel van dien rusttijd gebruikt, om op zijn gemak het resultaat zijner studiën te overwegen of nieuwe onderzoekingen te doen. En wat speciaal de hoogleeraren der Vrije* aangaat, hun vacantie zijn niet langer dan gebruikelijk is, zoover ik weet. Maar 'k herinner me, hoe er in de Kamer eens gesproken is over een zomervacantie die ruim vijf maanden duurde Zie, dat is nu van 't goede te veel. Een professor, die zóó goed bedeeld wordt, vraagt als de tijd van les geven weer aangebroken is, een week of wat verlof, om op te knappen van de vermoeienissen van 't vacantie-houden Van harte beklaag ik de menschen, die nooit vacantie hebben. En ze zijn er bij duizenden. Ja 't is een droeve ironie ze prijzen zichzelf gelukkig, dat ze »altijd werk hebben Hoe velen zijn er niet, vooral ook dit jaar wederom, die gedwongen ledig gaan, wijl het werk ont breekt I We hebben den Zondag en kunuen er onzen God niet genoeg dankbaar voor zijn, dat Hij ons den sabbatdag maakte, om te rusten van zesdaagschen arbeid. De mensch heeft geen dommer streek uitgehaald, dan toen hij, wiskunstig onzin brabbelend, meende dat wie 's Zondags doorwerkte 7/e die 1 Yb maal zooveel werkte en verdiende, als wie dien dag rust naar 't gebod. Maar met dén Zondag zijn we er nog niet. Zie eens, wat God onder Israël deed. Ook Israël had zijn sabbat. Maar daar kwamen bij de feestweken, driemaal des jaars, waarvan met name't Loof huttenfeest, na binnengebrachten oogst een vroolijk vacantiefeest was. Dan waren er de nieuwe manen, benevens de particuliere feest- en offerdagen. Dan was er het sabbatjaar en het jubeljaar, waarin wel niet alle arbeid stilstond, maar toch veel meer dan anders gelegenheid en tijd was tot ontspanning. 't Is daaruit toch duidelijk, hoe het Gods meening was, dat Israël méér noodig had dan den dag des sabbats, na zesdaagsche vlijt. r' ■1 '.wé

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1908 | | pagina 1