E]f
<X,
1
Zaterdag 6 Juni 1908.
toor,
23slc Jaargang N°. 1352.
EERSTE BLAD.
Antirevolutionair
Orgaan
A
^ndsm^
1
IN HOC SIGNO VINCES
tooi* tie %iaiflholi2tiiil*<*lif eia Kreuwiche Eilanden.
I
irnis.
T. BOEKHOVEN,
2
2
inoop., Der-
m, Bfoxkalfs
Vlodellen.
jpaneerd handelsmerk
Joh v. Ballegooij.
A. C. A. Poots.
A. van Eesteren.
L. "W. Zaaijer
A. van Oostenhrngge
S
•"S»
54 I
2 ié?
to
O
<X> W
o *5]
-a
O
(D
t-i S-.
O
o
G
<D
N
a -g
4S -a
t-
O m
S3
in
O
a
a .52
o3
o3 .2
*"0 o
o
SO in
.s .a
jj N r—
1 a.2
<D
as
s
G NJ
•PH H s_
03
s 1:3
O N C/J
N A 5
g
o i5
Sh I
Sh CD I
G
CD
T> W
IG &D
CD -73
taD G
O
0
C3
G
BgJ
G
MtS
s 1-1:3 or
o T3
a -
5 M
-+-3
in
•T—I
£3
G c3
*G
O
O
G 02
&-.
,G
O 73 73
O
O
S3
-4-3
G
G
cS
03
G
*£L
<D
jG
G
c3
-G
73
G
rO
G
O
73
o G
O
co
G
G
o3
5>
S3
CO
53
G
c3
P-
to
"3
1X3
W
S
o g
jg
G
in
S
G
G3
03
G
ÖD fcfi
IG
2
N
r-H
G
bD
G
2
c3
S3
5P
S3 G
03
73 rQ
73 G
G
03
bD
SP-»
o3
03
2
-G co
G
GG
cu
G
S3 <U
S3
in
G
o
rX
a
G
a a
a
-a
cp
-G
en op binnen- en
en.
an af f 25,
.izen en Landerijen
cbanken.
lenz.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland bij Toornitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEYER
SOMMELSDIJK.
Telefoon Intercomm. Ho. 2.
Adrertentiën 10 Cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën wordeD ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 unr.
Aïle stïikfcesi voor ele lleilactie Bïesïetaial,
Adveröesitiësi eis verdere AfSraiisiastraiie franco foe fe zenden aan den Ulig'ever.
WegesïS sinallen-
den Pinksterdag
au! aanslaandè W«©nS4?t9g
ons blad MIEÏ" vèrschllnen
Piïifestere?!.
Van Jeruzalem mochten ze niet
scheiden; ze, d.i. de jongeren, die
getuigen geweest waren van Zijn
hemelvaartmaar dat ze verwach
ten zouden de belofte des Vaders,
die gij, zeide Hij, van Mij gehoord
hebt.
Wat hadden die discipelen dan
van Hem gehoord? Wat was die
belofte des Vaders, die de Zoon
had vertolkt Deze was de belofte
„Maar de Trooster, de Heilige
Geest, welken de Vader zenden zal
in Mijnen naam, die zal u alles
leeren en zal u indachtig maken
alles, wat ik u gezegd hebt."
Er is maar sprake van ééne be
lofte. Niet meer, niet minder. Eén
belofte des Vaders was genoeg.
Want die belofte hield in de komst
van den Trooster; door God ge
zonden; in den naam van en op
Jezus' gebod en naar zijn wil en
met zijn volkomen goedkeuring
van zijn Vader en Hem uitgegaan
om de discipelen en in hen de Kerk
des Heeren, het mystieke lichaam
met zijn duizend maal duizenden
leden uit alle geslachten, natiën,
talen en volken; alles te leeren.
Alles.
Wat was dat „alles". In de eerste
plaats de Waarheid. In de tweede
plaats de Dwaling. Niet meer, niet
I 'minder. Het één was een gevolg
ivan 'tander.
De Waarheid zouden de jongeren
[leeren. Dat kon trouwens niet
anders, want die Heilige Geest was
en zou zijn: de Geest der Waar
heid. Maar logisch gevolg van dien
Geest-der-Waarheid-kennen was:
den-geest-der-dwaling-kennen.
Wie de Waarheid kent, ziet van
:elf in en bij en rondom zich de
waling.
Nu zou. zoo luidde de belofte,
de ééne maar ook alles bevattende
eloftenu zou die Geest, die Troos
ter komen en hen alles leeren d.i.
de Waarheid, die Gods Kerk in
stand houdt en den Leugen, die
haar ondermijnt en verwoest.
Dat zou den discipelen en in hen
alle leden van Christus kerk geleerd
worden. Ze kenden er dus nog niet
alles van. Ze waren volstrekt nog
niet volleerd in de kennis der Waar
heid en der Dwaling.
Iets kenden ze. De Heiland had
ze gezegd: Ik ben de Weg, de
Waarheid en 't Leven. Ze wisten
dus al eenigermate, waar de Waar
heid te vinden was. Hij was de
Waarheid en anders niemand. En
als Hij de Waarheid was, en wat
Hij gepredikt had ook de Waar
heid, en Zijn wonderen en teekenen
ook de Waarheid, en Zijn Gethse-
maneh Waarheid en Zijn Golgotha,
en Zijn opstanding en Zijn hemel
vaart als dit alles de /Gaarheid
was, dan begrepen ze ook al wat
de Leugen en de Dwaling was.
Maar dat „alles" begrepen ze
juist nog niet goed. Vlak voor het
weggaan van Jezus naar den hemel,
vragen ze nog: Heere, zult gij in
dezen tijd aan Israel het Konink
rijk weder oprichten?
En wat antwoordt de Heiland
Ik zal oprichten of niet op
richten. NeenHij verwijst ze naar
den Geest der Waarheid. Hij zegt
immers: Het komt u niet toe te
weten de tijden en gelegenheden,
die de Vader in zijn eigen macht
gesteld heeft maar gij zult
ontvangen de kracht des Heiligen
Geestes; en die Geest der Waar
heid zou het hen wel aantoonen,
wanneer dat nieuwe Koninkrijk
komen zou.
Het zou beslist niet zoo gauw
komen !en Jeruzalems verwoesting
verscheurde alle illusiën en droom
beelden.
Dit was dus de korte inhoud van
't Pinksterfeest, de discipelen zou
den gefundeerd worden in de Waar
heid hun belijdenis van hun Hei
land zou een krachtige, een mach
tige belijdenis zijn der Waarheid.
Vroeger was^ er nog een zich
ergerennu niet meer. Vroeger
nog een twijfelachtig vragen of Hij
de Christus wel was. Nu niet meer.
Vroeger luidde van Jezus lippen
Wilt gij lieden ook niet weggaan
Nu, was er geen denken meer aan
weggaan en afval. Vroeger waren
ze bang om gesteenigd te worden
denk maar om den tocht naar
Lazarus, toen hij gestorven was;
nu zijn ze voor geen enKele mar
teling bang; vroeger kwam een
Nicodemus tot Hem in den nacht;
nu was er geen sprake meer van,
dat men menschen meer gehoor
zamen zou dan Gode; menschen-
vrees was gebannen.
En Annanias en Saffira bemerk
ten, "wat het beteekende, dat de
H. Geest ook de Dwaling leerde
onderkennen.
Alles leeren. Alles indachtig
Hiaken. Zoo luidde de belofte.
En weer wordt het Pinksterfeest
gevierd. En weer klinkt het tot de
Kerk van Christus en al hare leden
Ik, Geest der Waarheid, zal u alles
leeren. En dat is voor de Kerk
zoo noodig. Want ze is wel eens
erg vergeetachtig. De leerjongen
van Christus onthoudt de Waarheid
niet zoo als lt moet. En als ze ver
geetachtig is, lijdt haar ontwikke
ling en haar actie en haar optreden
tegenover de wereld groote schade.
Die schade is een dubbele. Zij zelf
gaat in. kennis en deugd en leer
en leven achteruit; en de wereld,
die op haar beurt weer van de Kerk
leeren moet, gaat ook in gehalte
achteruit. Als 't groene hout niet
meer deugt, wat dan wel zal 't dorre
opleveren
Dan komt de Dwaling in de Kerk
en in de wereld komt het hoonend
gespot: Ze zijn vol zoetens wijns,
die christenen
Moge dan de Geest des Vaders
en des Zoons de Kerk des Heeren
en ieder persoonlijk op het aan
staande Pinksterfeest de oogen ope
nen ons versterkenfundeeren
verkwikken ons indachtig maken
voortgaan met alles leeren opdat
we de Waarheid blijven belijden
met mond en daad. Er voor strijden.
Er voor lijden. Maar dan moet ook
de persoonlijke invloed des Geestes
ons zieleoog verlichten. Persoonlijk
moeten wé die Waarheid kennen.
Dan kan de Kerk des Heeren pas
zijn, wat ze wezen moet. Om die
persoonlijke gave des Geestes
vraagt ieder Christen. Diebegeeren
we. Moge Hij ze geven.
Dan zijn ook de wereldlingen
gezegend. Daar plukken Staat en
Maatschappij de heilzame vruchten
van. School en gezin kunnen dan
blinken. Door het licht der Kerk
wordt de wereld verlicht. En de
dwalingen der Kerk zijn voor de
wereld bron en oorzaak van hare
verdere wegzinking.
Voorbereiding der wetsontwerpen.
Het blijkt telken jare, dat er aan
de wijze, waarop de wetsontwerpen
ter tafel komen, iets mankeert.
Nog geen vier ot vijf jaar staat een
wet ia 't »Staatsblad«, of er is weer
allerlei reparatie noodig
De Ongevallenwet roept om herzie
ning.
De Leerplichtwet moet heelemaal
van veren al opgetuigd worden, zal
men er ooit mee kunnen varen.
De Kinderwetten worden onder
handen genomen.
Over de Woningwet is allerlei on
tevredenheid.
De Visseherijwet, pas in de Kamer
behandeld, gaf een werkelijk beeld
van geduldig peuren en hengelen.
Was mr. Borgesius nu zoo'n onbe
kwaam man. 't Zij verre.
En Minister Talma weet zijn weetje
ook.
Waarom dat getob dan toch met
de wetten Die wijzigingen en aan
vullingen van jaar tot jaar
Ons dunkt, dat de voorbereiding
niet deugt. Men heeft to weinig
speelruimte gelaten voor 't practische
leven.
Men legt te veel vast. 't Is al te
hurea,ucratisch.
Als aan die voorbereiding op de
Departementen en aan 't bespreken
in de Afdeelingen de hoogste zorg
wordt besteed, dan twijfelen we niet
of de Kamerdebatten zullen aan dui
delijkheid en dies aan belangrijkheid
winnen en opkalefateren binnen en
kele jaren zal onnoodig zijn.
Kiesvereenigingen
bevoegd.
al of niet
Toen het Kiesrechtvraagstuk in de
Roomsch-Kath. partij onlangs werd
behandeld, ging er uit haar midden,
hier en daar een stem op om de kies
vereenigingen onbevoegd te verklaren
om over zoo'n gewichtige zaak een
meening uit te spreken.
We gaan met die gedachte niet
accoord.
Een kiesvereeniging kan in alge-
meene termen zeer goed aangeven,
wat ze en hoe ze over een kiesrecht-
uitbreiding al dan niet, denkt. Vooral
in den tegenwoordigen tijd kan ze
dit, waar de Pers ieder lid bereikt
en aan de gedachte over die vraag
stukken eenige leiding en inzicht geeft
Twintig jaar achteruit ging dit lastiger;
maar thans is er geen uithoek van
Nederland, of men lieeft zich wel een
gedachte gevormd.
Trouwens, als de kiesvereeniging
niet bevoegd is, dan blijft niemand
over dan eenige ontwikkelde mannen,
die den weg aanwijzeneen zooge
naamd verlicht gedeelte. En dat mocht
in den goeden ouden tijd zoo geweest
zijn, maar thans legt niemand bij
zoo'n onderhandsche verkooping zich
rustig neer. Integendeel.
Wat de kiesvereeniging niet kan?
Zeggen, hoe de techniek van de wet
moet zijn. Zeggendit en dat en nog
wat moet in de wet staan! Neen, dat
moet ze aan de Kamerleden overlaten.
Een kiesvereeniging is geen architect.
Ze is aanbesteedster. Ze wil zoo'n
huis hebben. Maar over de sterkte
van de ;kalk en het gehalte van het
hout en 't ijzer en allerlei bijkomstig
heden oordeelt ze niet. Dat is des
architects werk.
Maar bevoegdheid om te oordeelen,
hoeveel kamers er in 't gebouw zullen
zijndat heeft ze wel.
OP DH.1 UITMIJSi.
j>Gij zijt te scherp, mijn vriend !<r
Het is een echt-hollandsch verwijt. Of,
laat ik 't goed zeggen 't is het mode -
verwijt van alle lieve, welvoldane, tevreden,
conservatieve zielen.
Want, wie een weinig doordrong in de
historie en in de letterkunde van ons volk,
weet, dat wij te allen tijde gewoon zijn
geweest, elkander ongezouten de waarheid
te zeggen en geen blad te nemen voor den
mond.
Ge moet eens nalezen, hoe onze vaderen
tegen elkander van leer trokken in pam
fletten en vlugschriften, bij gebrek aan kran
ten, wanneer ze twistten, 't zij over de
praedestinatie, over de pruiken op 't hoofd,
over de orgelen in de kerk of over de
uitnemendheid van Oranje boven de Witt.
Of hoe onze Patriotten en prinsgezinden
elkander »de waarheide zeiden, als ze ver
schil kregen over de opperste maximen
van den Staat!
Nu wil ik in 't minst niet zeggen, dat
hunlieder wijze van strijdvoeren aanbeveling
of navolging verdient. Maar dit houd ik
staande, dat die lievige, zoetige zachtmoe
digheid, die u soms met tergenden kalmte
wordt aangepreekt door menschen, die ver
leerd hebben ergens meer voor in vuur te
raken, niet nationaal is in den goeden zin
des woords.
»Gij zijt te scherp, mijn vriend
Met dat woord is al menigeen afgemaakt.
En, gelukkigals t hem nog maar in zijn
aangezicht wordt gezegd. Hij weet dan,
waar hij aan toe is. Niet zelden echter wordt
dit oordeel over hem uitgesproken en hij
daarmee veroordeeld, geheel buiten zijn
weten,
Hij heeft zich aangeboden voor een be
trekking, of men denkt er over hem ergens
te benoemen of hem voort te helpen
maar eerst worden inlichtingen ingewonnen.
Die luiden dan aldus: »Ja, b.v.die
m'neer Dinges: 'n goeie, beste man, flink
voor z'n werk, ijverig in z'n zaken, 'n knappe
vent is-ie zelfs, maar zie-je, hij
valt wat scherp; hij is 'n beetje 'n drijver
'tis jammer, dat ik 't zeggen moet.k
Daarmee is vaak 't vonnis geteekend.
Zoo iemand kan men niet gebruiken. Met
een middelmatig persoon zou 't gaan; met
een kruk zou men 't durven wagen, die
kon »aan 't stuk« nog meevallen, maar dec
driftigen drijver hèm nietMen zou de
rust in de kippenren noodeloos in gevaar
brengen
En al wederom, ik zal ganschelijk niet
beweren dat men den scherpsttongige onder
de broederen nemen moet, om hem bij
voorkeur een betrekking op te dragen, waar
hij veel met menschen in aanraking komt,
die ketelachtig zijn van gehoor I
Maar als ik zie, hoe met die sussende
afkeuring van »al te scherp keer op keer
de kloekste belijders en de dapperste strijders
voor den Naam en de zaak des Heeren
zijn miszaakt, terwij! de hal ven, de geit en-
kool spaarders, de waggelmutsen als toon
beelden van levenswijsheid werden verheven,
dan jeuken m'n vingers, om zulke zoetige,
strooperige »zac'ntmoedigen<r, die het aard
rijk nog in deze bedeeling beërven zullen,
een geesel der verontwaardiging over den
krommenden rug te leggen, op gevaar af,
dat ze me verwijten zullen AuOok gij
zijt te scherp, mijn vriend
Zeker er is onheilig vuur.
Altijd moeten we daartegen op onze
hoede zijn en bidden, om een wacht voor
onze iippen en onze pen, opdat we ons
niet iets onbedachtzaams ontglippen laten,
waardoor de Geest des Heeren zou worden
bedroefd en waarover de booze geesten
der duisternis zich verblijden zouden.
Maar uit vreeze voor onheilig vuur, hoe
ven we niet alle vuur uit te blusschen.
En dan kan het noodig zijn, scherp, vlij
mend scherp de waarheid te zeggen, ook al
zou ze onze beste vrienden pijn doen.
Men heeft wel eens gehoord of gelezen
van de bekende vergadering van Christelijk
Nationaal Schoolonderwijs te Utrecht in
1869 toen Beets en zijn vrienden met de
school-actie van Groen voor goed braken.
Over de zaak zelf spreek ik nu niet,
maar in den pennenstrijd, die hierop volgde,
werd aan Groen o. m. ook verweten, dat
hij zoo hartstochtelijk was geweest.
Groen ontkende dit niet. Hij was bewogen
geweest en zonderling ontroerd. Hij had dit
getoond door de trilling van zijn stem en de
hevigheid van zijn gebaar. Het was aan
hem 'te zien geweest dat al wat in hem
was opkwam tegen het advies, door dr.
Beets in 't midden gebracht en dat zoo
schijnbaar was in 't belang van waarheid,
liefde en vrede, maar waardoor toch in
derdaad ons christelijk onderwijs zou ver
moord geworden zijn.
Groen ontkende de scherpheid van zijn
wederwoord niet, maar wel verre van zich
er over te verontschuldigen, verdedigde hij
ze, ja roemde er in. Het zou waarlijk wei
nig geweest zijn in overeenstemming met
den ernst van zijn optreden, zeide hij,
indien hij onbewogen had kunnen blijven,
I iiü ccn dsr van zijn Staatkundig
stelsel, waarmee hij zocht te bevorderen
de eere Gods, zóo onbarmhartig door een
broederwerd omvergerukt.
Groen, die nooit »grof« wasdie teeder
zijn kon voor zijn vrienden, als een moeder
voor haar kind Groen was, waar de be
ginselen in 't gedrang kwamen, schier altijd
scherp.
Terecht zegt mr. T. de Vries in zijn
iJnleidingi op de pas verschenen »B:bIio-
grafifc« van Groen Hij was in zijn bestrij
ding van andersdenkenden scherp, mee-
doogenloos in de fijnste vormen, nooit
persoonlijk
De moderne ds. Liettinck riep eens in
een publieke vergadering dr. Kuyper ter
verantwoording, die hem een swolf in de
schaapskooi Christin had genoemd.
Zoo iets te zeggen, is ook in veler
orthodoxe oogen véél te scherp Ja, terecht
is opgemerkt, hoe er tal van orthodoxen
zijn, die van een moderne schier alles ver
dragen kunnen, zijn godsdienstzin nog prij
zen, t verschil tusschen prtliodox en modern
verkleinen, de^ 'ierugkeer der verloren zonen