Zaterdag 25 April 1908. 23sle Jaargang N°. 1340. Antirevolutionair Orgaan voor de SKnldhollanilsclie en ^eeuwselie Eilanden# EERSTE BLAD, IN HOC SIGNO VINCES T. BOEKHOVEN, SOMMELSDIJK. Alle staikiieo voor tie liedactie bestemd, Adverfesitiëeï en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Be si rijt! in ome pas tij. Wij veranderen niet, zegt de Rotterdammer. Rotterdamsch venijn. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs pet" drie maanden franco per post 50 Cent- Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderiyke nummers 5 Cent. UITGEVER Telefoon Infercomin. Ulo. 2. Advertentiën 10 Cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Onze antirevolutionaire partij is in roering. In roering naar aanleiding van feiten die de »Standaard« den 10 Maart 1008 aldus betitelde Rot terdam is de eenige stad, waar twee dagbladen van Protestant-Christ. zijde verschijnen, en in die beide bladen (Rotterdammer en Nederlander) valt niet zeldzaam een wedijver te be speuren om de georganiseerde anti- rev. partij in min gunstig daglicht te stellen en haar Deputaten ver gadering, haar Centraal Comité en den voorzitter van dit Comité (dr Kuyper), te discrediteeren,« (in wan trouwen stellen) De gisting werkt door en 't isnoodig dat ze doorwerkt. Maar daarom ook noodig, dit uiteen gezet worde, waarover de strijd wel, en waarover hij niet gaat De strijd gaat over of raakt ten nauwste 1. de organisatie onzer partij. 2. het vrije woord in onze partij. 3. de s ciale wetgeving door onze partij. 4 het kiesrecht der Deputaten- vergadering 5 de Christ. Historischen. 6. het niet-zittea van dr. K. in de 2e. Kamer. 7. Democratie of Conservatisme en dr. K.'s leiders-, staatsmans- en Ministerschap. Van zelf, de lezer begrijpe dit, zijn bovenstaande punten maar een ver korten inhoud, waarover dan pas een oordeel geveld mag worden, als we onze bedoeling breeder hebben om schreven. De organisatie onzer partij. Den Hen. Jan, 1908 schreel Prof. Fabius in de Rotterdammero.m. dezen driestar Echt antirevolutionair. Vroeger heette de door vrijzinnigen gewilde verzekeringsdwang geheel onvereenigbaar met de antirevoluti onaire beginselen. Later schoof hij op naar de neutrale zone. En eindelijk werd hij één der kenmerken van echte antirevolutionaire gezindheid. In '1894 was de meest principieele antirevolutionair voor het staatsrech telijke, wie Takkiaan was. Thans op sociaal gebied volgens velen wie Borgesiaan is. En wie Groeniaan is? Behoorde en behoort eigenlijk niet tot de partij. Althans niet tot de georganiseerde. Zoude er dan toch misschien niet een fout in de organisatie schuilen. In het No. dezer Courant van 2 Nov 11. schreef ik, dat een partij noodig heeft én organisatie én be ginsel, dat de organisatie dienen moet, niet om het beginsel te vermoorden, maar om het tot een krachtig leven te brengen. Prof. Fabius twijfelt dus aan de deugdelijkheid onzer partij organisa tie ze is thans volgens hem van dien aard, dat ze eer het beginsel ver moordt, dan wel tot krachtig leven brengt Ziedaar een ernstige bedenking te gen ons partijlevenwant de prof bedoelt, dat onze organisatie zich om de diepei o beginselen niet meer be kommert, zoodat ze zelfs eertijds de De cursiveering is van ons. Red M. en Sch. dwang mef-antirev, en nu na een 17 jaren die dwang volkomen antirevolu tionair vindt. Dat veranderen van zienswijze, dat wegdoezelen van een beginsel uit ouden tijd ligt em in onze organisatie, die de beginselen ver moordt, Heeft de professor gelijk of onge lijk In tweeërlei opzicht ongelijk. On gelijk, omdat de dwang nooit door dr. Kuiper onvereenigbaar is genoemd met de antirev. beginselen en ook ongelijk, omdat de organisatie der antirev partij van een ander karakter is, dan de professor wenscht te zien. Om het eerste aan te toonen, ver wijzen we naar de Standaard van 17 Jan. 1908, waarin dr. Kuiper een Ingezonden Stuk plaatst als Hoofd artikel gericht aan Prof. Fabius, waarin hij als slot dit zegt Dit verschil tusschen 1891 en 1897 geldt niet de verplichte ver zekering. Die heb ik altoos voor gestaan. Van 1878 tot nu toe. Nu reeds bijna 30 jaren. Zoo duidelijk als de dag is daarin aangetoond, dat prof.' Fabius in zijn driestar het doel voorbijschoot, door te zeggen »Wat ge vroeger niet-anti noemde, noemt ge het nu welwat ge vroeger niet-anti noemde, gingt ge eerst in de neutrale zone zetten toen uit de zone werd het »Borge siaanscha-antirevolutionair en door de partij goedgekeurd, door haar ge sanctioneerd.Van afzakken van be ginselen van vermoorden in dit geval is gansch geen sprake. En van een tot krachtig leven brengen van het 30 jaar lang beleden beginsel is juist wel door onze organisatie een poging ge daan door dien splichta te zetten op 't program van actie en ten slotte het te plaatsen op het Regeeringsprogram en bet beginsel te leggen in het be kende wetsontwerp op de pensionee- ring van dr. Kuiper. En wat het tweede ongelijk betreft nl. de kijk op onze organisatie of door prof. Fabius of wel door dr. Kuiper, daarvoor geven we als bewijs De Standaardartikelen over Ons Instinctieve leven. De Standaardartikelen over Binnen de grenzen. De Standaardartikelen over Partij organisatie. Daarin wordt aangetoond, hoe onze organisatie ontstaan is en hoe men ze kan vernietigen, althans vermoor den Daarin wordt aangetoond, dat er tegenwoordig ook in onze partij een streven opkomt, orn de zooge naamde sociale en politieke voelhorens te doen vervangen door aanbieding van diepere kennis en wetenschap aan de breedere volksmassadat er een streven in de geleerde wereld is om alles alleen uit de boeken te halen, terwijl ze uit het eigenlijke volksleven, zooals dat denkt en zich openbaart, weinig ontvangt, weinig ervaart, wei nig opmerkt. In die artikelen wordt duidelijk aangewezen de aard van onze orga nisatie, nl. niet een bijeengevoegde massa van boekendoor worstelaars, zelfs niet een breede zoom van boeken- wijzenmaar een massa, waarvan de groote meerderheid practische levens wijsheid beziteen gewonen, doch tamelijk jüisten kijk op 't leven heeft en daarnaast een zeer kleine schare van mannen van intellect, die veel weten, diepe kennis bezitten, maar daarom toch nog niet het volksleven in zich voelen kloppen en die ook niet altijd in hun geschriften den volksgeest vertolken. En nu is onze antirev. partijorga- nisatie afhankelijk van en alleen levensvatbaar door de samenwerking, (niet de tegenwerking) van den bree- den zoom, die gevoelt met den zeer smallen zoom, die enkel studeert. Daarom kan 't gebeuren, dat de partij zich tegen de wetenschappelijke man nen gaat verzetten niet, omdat ze de wetenschap haat, maar omdat de boekenwijsheid niet altijd klopt met het natuurlijke leven, dat soms gansch andere eischen stelt en begeertens koestert dan wel in letterlijke over eenstemming zijn met de logische gedachten dier geleerden. Trouwens 1 die geleerden kunnen hun geleerdheid nog niet eens altijd smakelijk maken Welnu onze partijorganisatie der kleine luiden houdt zich met onop houdelijk getheoretiseer niet op maar mikt op actie, die wat doet bereiken. En dat is nu ook ons bezwaar tegen prof. Fabiusniet, dat zijn boeken te licht zijnmaar dat ze voor 't volk, voor onze partij te zwaar zijn, of zooals het R. Kath, Centrum dat noemtde geleerde anachronismen van prof. Fabius (geleerdheden maar niet voor 't heden)tweedeus, dat de professor steeds op beginselen wijst, wat op zich zelf uitstekend is. maar zijn practisch werk voor 't staatkun dig leven door ons niet wordt gezien dat hij wel en steeds op beginselen wijst, maar gekomen bij de vraag hoe zet ik die theorie nu in praktijk om, onze partij geen practische be slissingen aanbiedt Prof. Fabius, wiens geschriften we hebben gelezen en herlezenwiens artikelen in de Rotterdammer we dagelijks hebben nagegaan, hebben ons, een levendig beeld geleverd van zijn groote belezenheid en kennis; maar we hebben wel vraagteekens moeten zetten, hoe de professor, ge plaatst voor eenige actie, die zou ten uitvoer brengen. De professor, wijst fouten aan, maar de reparatie voor 't heden vonden we niet. En dat be zwaar leeft in onze partij. Daarom respecteert zij prof. Fabius als een uitnemend geleerd man, een ernstig christeneen rusteloos vorscher, maar ze voelt zich tot hem niet aan getrokken, omdat hij misschien te aanhoudend en te herhaaldelijk op die beginselen wijst zonder nochtans tot iets positiefs te geraken, iets klemmends, ietshou-vast baar Omdat hij onze democratische organisatie niet genoeg in 't oog houdt. We komen in onze andere artikelen daarop nog terug. (Wordt vervolgd.) De Rotterdammer schrijft Wij zijn niet christelijk-histo- risch. Maar op een eerlyketrouwe, eendrachtige samenwerking ook met Chr.-Historischen blijven we prijsstelten. Van richting veranderd zijn degenen, die zich laten beïnvloe den door den stookgeest, welke het gevaar doet ontstaan, dat ook de goede samenwerking roet de Chr -Historischen zal worden af gebroken. Wij veranderen niet. Let nu op de Rotterdamsche cur siveering van dat woord goede en denk dan nota bene om Leiden, Sneek. Schiedam en Sliedrecht. 't Ligt alles nog versch in het antirevolutionair ge heugen, hoe de Chr.-Historischen én vooral in Schiedam èn in Sneek tegenover onzen leider, dr. Kuiper stonden en dan durft de Rotterdam mer nog spreken van eengoede sa menwerking. Je moet toch wel totaal blind zijn Verblind En de Rotterdammer wil niet ver anderen. De samenwerking, zegt ze, is nu goed. Dr. Kuiper in een hoek gezet door de Chr.-Historischen te Schiedam is goed. Te Sneek niet begeerd't is goed. Te Leiden dr. de Visser gekozen en dr. Kuiper niet: 1t is goed. 't Is bij de Rotterdammer alles goede samenwerking. Ze verandert niet en blijft steunen op de Chr.-Historischen. En dat Blad noemt zich orgaan der georganiseerde A R. partij. De »Standaard« schreef: Saul was de man ran de technische reflectie. Hij ried David om Sauls wapenrusting aan te trekken. Anders zou hij tegen den gepantserden Goliath niet bestand zijn. Maar David trok die wapenrusting juist uit en trok tegen Goliath op in den naam des Heeren. Dat was de uiting van het instinctieve leven. En daarom, niet in het volgen van Sauls reflectie, maar in het volgen van Davids voorbeeld ligt voor de A. Rev. partij haar kracht. Wat schrijft nu de Rotterdammer 20 Aprilje kunt je oogen haast niet gelooven »Op de Deputaten vergadering is »alzoo geleerdheid contrabande. Die >wapenrusting is onnoodig. »De mannen van het instinctieve bleven weten het daar wel zonder geleerdheid. »Wïj achten deze leerriugen ver- »keerd. »De huidige Standaardartikelen »leiden tot gevaarlijke konse.kwenties. Die opmerkingen van de Rotter dammer zijn geen honing, maar venijn. De Standaard bedoelt volstrekt niet, dat de geleerdheid op de Deputaten vergadering overbodig is, of onnoodig. Dr. Kuiper is toch zoo dom niet en hij is voorzitter. De Standaard spreekt niet eens van de Deputaten vergade ring, maar van de A. R. partij En onder die tien duizenden zijn maar enkele Sauls, die als Koningen, als Voorgangers, als leiders, als geleerden fungeeren. De rest, leeft bij het instinct en eischt, dat de voorgangers hun geleerd heid zóó aanwenden, zoo populair, zoo duidelijk makendat de eenvoudigste het begrypt. Had Saul aan David het loopen in die wapenrusting praktisch, eenvoudig en gemakkeljk kunnen maken, wel zeker zou David dat zware pantser aangehouden hebben zoo'n onnoozele man was hij niet of hij kend? de kracht van het pantser tegen de Füistijnsche pijlen zeer wel. Maar Saul zeitrek het nu aan. En natuurlijkdat was hem toen op dat oogenblik onmogelijk. Toen ging hij in de kracht des Heeren, maar verachtte daarom 't pantser niet. Later zal hij dat pantsier ook beslist gedragen hebben, in elk geval droeg hij een zwaard om de slib van Sauls mantel af te snijden. En nu bedoelt de Standaard niet andersde kracht onzer A. R. partij bestaat in de tien duizenden eenvoudige menschen, maar de geleerden moeten hun ge leerdheid kneedbaar maken. OI» IIKS UIT MIJ Si. Het zal me zeker wel geoorloofd zijn, op een bepaald punt, er een meening op na te houden, die waarschijnlijk niet geheel overeenkomt met de opinie van het meeren- deel der broederen. Temeer, waar ik "op den voorgrond stel, dat ik allerminst meen, de wijsheid in pacht te hebben, 'k Zeg het, zooals ik 't meen en zie, maar ik kan best verkeerd meenen en verkeerd zien. Over 't algemeen zijn onze mannen nogal bang aan spinrokken te vervallen en vreezen zij zeer voor de ^emancipatie der vrouw.* Wel kwam er eenige verandering. Een vijf-en-twintig jaren geleden werd op een vergadering der vereen, voor geref. schoolonderwijs, onder presidium van prof, Noordtzij, besloten, dat voor de opleiding van onderwijzeressen geen ondersteuning zou gegeven worden, wijl deze in het gezin thuis hooren en niet in de school. Thans denken onze besturen daar wel eenigszins anders over en zijn ze soms maar wat blij, als ze er in hun scholen een krijgen kunnen Ik zeg dat niet, om er onze broederen van toen, na 'n kleine kwart eeuw nog een verwijt van te maken, maar om te doen zien, dat er ook onder ons weieens wijzi ging van inzicht is. Toch is men over 't algemeen bang, om de vrouw te brengen, waar ze niet hoort. Toen aan de Vrije Universiteit* de eerste vrouwelijke student werd toegelaten, schudde menigeen bedenkelijk het hoofd en ontmoet'ten we een broeder, die o, zoo gaarne had willen weten, wat Vottius of Calvijn zélf ervan gezegd zouden hebben wat ik hem natuurlijk ook niet kon zeggen. Op onze j@ngste Deputaten-vergadering was een sterke vrees te bespeuren, om de vrouw ook maar van verre de stembus te doen naderen en ik wil d# man niet zijn, die 't stembiljet voor haar opeisch! Dat de ongehuwde vrouw buiten-huise- lijken arbeid zoekt, als de omstandigheden er haar toe dringen, wordt vrijwel geduld, al is men nog steeds bezig de vraag te beantwoorden, wélke arbeid haar mag wor den opgedragen. Maar men is het er vrijwel over eens, dat het huwelijk aan dien arbeid een einde maken moet. Vrouwelijke ambtenaren, leer krachten enz. moeten bij huwelijk haar ontslag nemen, of er moet in haar aan stelling een bepaling worden opgenomen, dat huwelijk vanzelf ontslag inhoudt. Het is onder ons vrijwel een vanzelfsheid. De gehuwde vrouw immers heeft andere plichten dan de ongehuwde. Zij moet haar huis wèl verzorgen, haar kinderen opvoeden, haar man oppassen, als 't noodig iszij hoort in huisniet daar buiten. Ik ben 't er geheel mee eens. Dat is te zeggenbijna geheel. Maar ik onderschrijf niet de stelling, dat het de gehuwde vrouw, in alle omstandig heden ongeoorloofd is, buiten-huiselijken arbeid te verrichten. Ia den regel wèl. Maar op dezen regel zijn uitzonderingen, talrijker dan men denkt. God heeft ook voor de gehuwd# vrouw den regel gesteldZes dagen zult gij arbeiden. En een gloed van verontwaardi ging rijst soms in mij, als ik zie, hoe dames en vrouwen, uit alle standen, dat Arbeiden* opvatten. Niet zelden bestaat dit »arbeiden«, drie

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1908 | | pagina 1