rooi* tie Zn ill liolla ii<l*clic en Zeeuwsiehf Eilanden.
EERSTE BLAD.
Zaterdag 29 Februari 1908.
Antirevolutionair
22sle Jaargang N°. 1324.
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
TIENBAFEOOP.
T. BOEKHOVEN,
SüMMELSDIJK.
%SIe «liBkkfii voor «Se iSiMlaciie bestemd, Advertenliëa en verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent
UITGEVER
Telefoon Intercom»). So.
Advertentiën 10 Cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Naar als bekend mag worden onder
steld werden bij de Tiendwet van 1907
(Staatsblad No. 2.12) de tienden afge
schaftalle bestaande tienden komen
op 1 Januari 1909 te vervallen en
nieuwe mogen niet meer worden ge
vestigd.
Deze maatregel beteekent een be
langrijke vooruitgang op het gebied
van den landbouw De tienden leveren
het groote bezwaar op, dat »en deel
van de vruchten, welke de landbouwer
wint. niet hem doch den tiend heffer
ten goede komt. Naarmate de land
bouw meer kapitaal en inspanning
ging vorderen, deed dit bezwaar zich
te duidelijker gevoelen Immers de
landbouwer getroost zich uitteraard
ongaarne grootere offers aan geld en
aan arbeid, indien hij vooraf weet, de
daarmede verkregen meerdere op
brengst niet geheel voor zich te kunnen
behouden.
In bijna alle landen zijn dan ook de
tienden sedert geruimen tijd afgeschaft.
Gelukkig, dat thans deze verouderde
scbuldplichtigheden ook in ons land
weldra geheel tot het verleden zullen
behooren
De Tiendwet valt niet alleen toe te
juichen wegens hare strekking, doch
ook wegens het begi. sel waarvan bij
de uitwerking is uitgegaan. De wet
gever heeft zich n 1 op het juiste
standpunt gesteld, dat e nmaal ver
kregen rechten slechts tegen volledige
schadeloosstelling mogen worden af
geschaft. Met groote nauwgezetheid,
welhaast met angstvalligheid is er voor
gewaakt, dat noch de tiendheiïers noch
de tiendplichtigen schade zu len lijden.
Veeleer brengt de wet voor beide
partijen en in het bijzonder voor den
tiendplichtige voordeel met zich.
Dit is mogelijk geworden doordien
de Staat zijne tusschenkomst en zijn
crediet heeltbeschikbaar gesteld. Aard
en omvang van alle op 31 Dec. 1908
nog bestaande tienden zullen door van
Staatswege benoemde Commissiën
de tiendcommissiën nauwkeurig
worden vastgesteld. Daarna zal de
waarde dier tienden door andere com
missiën de schattingscommissiën
worden bepaald. De Staat betaalt de
schadeloosstelling aan de tiendheffers
uit De aldus van tiend bevrijde grond
wordt echter belast met eene z g tiend-
rente. bedragende 5,55 ten honderd
van het bedrag der schadeloosstelling,
welke rente 30 jaren lang door den
grondeigenaar aan den Staat zal zijn
te voldoen. Is de grond verpacht dan
betaalt de pachter gedurende den nog
loopenden pachttijd aan den verpach
ter 7/10 der zuivere tiendopbrengst
als verhooging van pachtsom Dit
laatste is billijk, aangezien de pachter
van het uitkeeren der tienden, hetzij
dan in geld of in vruchten, wordt
ontslagen.
Op deze wijze verdwijnen de tienden
zonder schade voor een der betrokken
partijen. De tiendheffer ontvangt in
geld de waarde van het recht, dat hem
wordt ontnomen, de eigenaar van den
tiendplichtigen grond ziet zijn grond
bevrijd van de daar;p drukkende
schuldplichtigheid en betaalt daar
1) Uit artikel is toegezonden aan alle op Behou
wen-' uiveland en Goedereede en Overflakkee
verschijnende bladen.
tegenover gedurende 30 jaren slechts
eene uiterst laag gestelde tiendrente,
welke hij, zoo de grond verpacht is,
in den vorm van eene hoogere pacht
som gedeeltelijk terugontvangten de
pachter zal aan meerdere pacht min
der behoeven op te brengen dan thans
aan tiend. Alléén de Staat getroost
zich een geldelijk offer, dat echter niet
zeer belangrijk en, met het oog op
het bij de zaak betrokken algemeen
belai g, ten volle gerechtvaardigd is.
De Tiendwet is dus in het algemeen
als een nuttige en goed uitgewerkte
maatregel op het gebied van den land
bouw te beschouwen. Toch kon de
zaak niet zonder eenig bezwaar ge
regeld worden.
Bezwaar is er in tweeërlei opzicht.
Vooreerst zal het niet in alle ge
vallen gemakkelijk zijn, de tiendrech
ten te schatten. De wet laat de com
missiën vrij in de wijze van schatting
deze zullen niet aan de opbrengst
over vroegere jaren gebonden zijn,
doch aan de tienden de waarde mogen
toekennen, welke zij billijk achten.
Met zekerheid valt niet vooraf te
zeggen, hoe de schatting in ieder bij
zonder geval zal uitvallen. Wordt de
waarde hoog bepaald, dan zal de
heifer een ruime schadeloosstelling
ontvangen, doch de plichtige eene
hooge tiendrente hebben te betalen.
Bij lage taxatie heeft de plichtige
voordeel, de heffer daarentegen na
deel. Hier schuilt een element van
onzekerheid voor beide par'ijen.
In de tweede plaats zullen zoowel
heffers als plichtigen zich niet gerin
gen last en omslag, wellicht zelfs niet
onbelangrijke kosten hebben te ge
troosten om bij de vaststelling der
re hten en de bepaling der schade
loosstelling voor hunne belangen te
waken Dit eischt. eenige toelichting.
De tiendheffer moet beginnen met
ter gemeente-secretarie aangifte van
zijn tiendrechten te doen, onder over
legging van alle daarop betrekking
hebbende bescheiden en kaarten. Daar
vele tienden van zeer oude dagteeke-
ning zijn, zal dit menigeen reeds niet
gemakkelijk vallen. De tiendcommissie
brengt deze aangifte ter algemeene
kennis Ieder belanghebbende bij een
perceel in het bijzonder detiend-
plichtige, wiens belangen immers on
middellijk bij de zaak betrokken zijn
is nu bevoegd, tegen de aangifte
op +e komen Hij moet daartoe eene
memorie, waarin zijne bezwaren zijn
vervat, aan de tiendcommissie inzen
den. Deze roept partijen voor zich om
gehoord te worden en doet uitspraak.
Wie niet tevreden is met de beslissing
der tiendcommissie kan de zaak voor
het Gerechtshof brengen in dat geval
moeten heffer en plichtige procedeeren.
Tegen de uitspraak van het Gerechts
hof staat weer beroep bij den Hoogen
Raad open (de zoogenaamde voor
ziening in cassatie). Heeft de Hooge
Raad beslist, dan staat vast, welke
de aard was van het betrokken tiend
recht en op welke perceelen het
rusttemaar de zaak is daarmede
nog niet ten einde. Dan eerst
begint de taxatie der waarde van het
tiendrecht, waaruit het bedrag der
schadeloosstelling en dat der door den
plichtige te betalen tiendrente voort
vloeit. Dit geschiedt als volgt
Eene commissie van drie personen,
de schattingscommissie, komt op het
terrein de waarde van het vroegere
tiendrecht bepalen. Zoowel de heffer
als de plichtige, die zich met deze
waardebepaling niet kan vereenigen,
kan zich met zijne bezwaren wenden
tot eene Commissie van Beroep. Deze
komt het terrein nogmaals opnemen
in tegenwoordigheid van alle belang
hebbenden, en beslist over de bezwa
ren. Wil een der partijen zich niet
bij de uitspraak der Commissie van
Beroep neerleggen, dan kan hij zijn
tegenpartij, wederom dagvaarden voor
het Gerechtshof, zoodat een tweede
proces moet worden gevoerd Eindelijk
kan het arrest van het Gerechtshof
in sommige gevallen weder voor den
Hoogen Raad worden aangevallen, al
zal dit laatste zich niet vaak voordoen.
Men- ziet; de weg kan lang zijn.
Het is denkbaar, dat de zaak achter
eenvolgens behandeld moet worden
voor de tiendcommissie, voor het
Gerechtshof, voor den Hoogen Raad,
voor de schattingscommissie, voor de-
commissie van beroep, andermaal
voor het Gerechtshof en irr uitzonde
ringsgevallen ten tweede male voor
den Hoogen Raad. Het behoeft geen
betoog, dat daarmede een reeks van
jaren, heel wat omslag en niet onbe
langrijke kosten kunnen gemoeid zijn.
Nu zal in den regel eene zoo inge
wikkelde en langdurige behandeling-
niet noodig zijn. Als partijen zich
neerleggen wat den omvang van het
recht betreft bij de uitspraak van de
tiendcommissie en daarna, voor zoo
veel de schatting der waarde aangaat,
bij die der schattingscommissie en
verder van hooger beroep afzien,
blijven de commissie van beroep en
de rechterlijke colleges buiten de
zaak. Maar en dit is het beden
kelijke men zal bet niet altijd in
zijn band hebben, de behandeling zoo
te beperken. Want wie als tiendheffer
te doen heeft met een lastigen en
proceslustigen tiend plichtige, of om
gekeerd als plichtige met een zoo-
danigen heffer, kan tegen zijn wil
door zijn tegenpartij gedwongen wor
den, den geheelen bovenomschreven
langen weg af te leggen, tenzij men
althans zijne geldelijke belangen in
den steek en bet woord alléén aan
zijn tegenstander wil laten.
Deze moeilijkheden werden bij de
beraadslaging over de wet levendig
gevoeld, niet het minst door de Com
missie van Rapporteurs, die om er
aan tegemoet te komen eene aanvul
ling in de wet heeft gebracht, waarop
hier de aandacht van belanghebbenden
zij gevestigd.
Reeds krachtens de wet van 1872
staat het den tiendheffer en den tiend-
plichtige vrij, in onderling overleg het
tiendrecht op te heffen de plichtige
kan het n.l afkoopen. Nu zijn op
voorstel der Commissie van Rappor
teurs in de Tiendwet 1907 een drietal
artikelen opgenomen (de artt 83, 84
en 85), welke aan deze vrijwillige
opheffing eenige voordeelen verbinden.
De bedoeling is, belanghebbenden zoo
veel mogelijk te bewegen, de handen
ineen te slaan om nog vóór 1 Januari
1909, den dag, waarop de tiendrechten
vervallen en de omslachtige procedure
in werking treedt, tot vrijwilligen
afkoop der tienden over te gaan. De
aldus opgeheven tienden vallen uit
den aard der zaak verder buiten de
Tiendwet, zoodat partijen aan de
bezwaren daarvan ontkomen.
De voordeelen door de wet aan den
vrijwilligen afkoop verbonden zijn de
volgende
le Het Rijk keert eene premie van
4 pCt. van de afkoopsom uit aan den
tiendheffer. Stel, partijen komen over
een, dat de plichtige aan den heffer
als afkoopsom zal betalen f 1000,—,
dan ontvangt de heffer bovendien van
het Rijk een premie van f 40
2e. Het Rijk schiet aan den plich
tige, die dit verlangt, de gelden voor,
benoodigd voor de betaling van de af
koopsom
3e Het aldus voorgeschoten bedrag
wordt op voor den plichtige zeer ge
makkelijke en voordeelige wijze terug
betaald Op het door den vrijwilligen
afkoop van tiendrecht bevrijd perceel
komt n 1. een tiendrente te rusten, die
gedurende 30jaren zal zijn te voldoen,
en slechts 5 44 pCt van den afkoop-
prijs bedraagt De tiendrente, welke
verschuldigd zal zijn, indien niet vrij
willig wordt afgekocht, zal. gelijk
boven werd gezegd, bedragen 5,55 pCt.
van het bedrag der schadeloosstelling
Het percentage is dus bij vrijwilligen
afkoop iets lager
Zoowel voor den heffer ah voor den
plichtige is het mitsdien geldelijk voor-
deeüg, niet te wachten totdat de Tiendwet
op 1 J muari 1909 de tiendrechten doet
vervallendoch deze nog vóór dien datum
in onderling overleg op te heffen
Zeker niet minder zwaar dan dit
geldelijk voordeel weegt voor partijen,
dat zij ontkomen aan de genoemde
moeilijkheden, welke de uitvoering der
Tiendwet zal medebrengen, en tevens
aan het risico, hetwelk de schatting
van de waarde der tiendrechten zoo
voor heffer als plichtige in zich sluit.
Voor den Heffer verdient de vrij
willige afkoop nog uit anderen hooide
aanbeveling. De schadeloosstelling,
waarop hij van Rijkswege aanspraak
zal hebben, indien zijn recht krachtens
de Vervallenverklaring op 1 Januari
1909 zal zijn tenietgegaan, wordt hem
eerst uitbetaald, nadat de geheele be
handeling van de zaak zal zijn afge
loopen, wat naar uit het boven
staande volgt geruimen tijd, wellicht
jaren kan duren. Wel opent de wet
hem de gelegenheid, reeds bij voorbaat
op de schadeloosstelling een klein
voorschot te krijgen, doch om dit te
erlangen zal hij wederom eenige for
maliteiten te vervullen hebben. Bij
vrijwilligen afkoopt ontvangt daaren
tegen de heffer de afkoopsom of dade
lijk van den plichtige of in den aanvang
van 1909 van het Rijk; hij komt dus
vroeger in het bezit van het hem
toekomend bedrag.
De voordeelen, aan vrijwilligen af
koop verbonden, schijnen van genoeg
beteekenis om zoowel aan de tiend
heffers als aan de tiendplichtigen in
overweging te geven, ernstig na te
gaan, of hun belang niet medebrengt,
dien afkoop tot stand te brengen.
Daarbij zij er echter in het bijzonder de
aandacht op gevestigddat de gelegenheid
om de tiendrechten op den aangegeven voet
in onderling overleg op te heffen, slechts
openstaat gedurende het jaar 1908. Wie
daartoe wenscht over te gaan, late
mitsdien den tijd niet verloopen, doch
neme aanstonds de noodige voorbe
reidende maatregelen om tot den
afkoop te geraken.
Daarbij kan een nuttig gebruik
gemaakt worden van een vlugschrift,
uitgegeven door de Directie van den
Landbouw, getiteld: Beknopte loe
lichting van enkele bepalingen der
Tiendwet 1907, hoofdzakelijk ten gerieve
van heffers en plichtigen, die 'vóór 1
Januari 1909 tot tiendafkoop willen
Dovergaan.a
Exemplaren van dit vlugschrift zijn
gratis verkrijgbaar: voor"landbouw-
vereeniftingen bij de Directie van den
Landbouwvoor particulieren bij de
Ontvangers der Registratie en Do
meinen. Het verdient aanbeveling dit
geschrift te raadplegen, aangezien er
verschillende bijzonderheden en wen
ken in voorkomen, die. het bestek
van dit weekbladartikel te buiten
zouden gaan. Aan het slot treft men
ook een model aan voor een acte van
afkoop van tiendrecht, alsmede een
formulier, waarmede uitbetaling van
de afkoopsom aan het Rijk kan wor
den aangevraagd.
Schoon het bovenstaande voor
menigeen niets zal bevatten, wat hij
niet reeds wist, meende de onderge-
teekende dat het zijn nut kon hebben,
daarop de aandacht te vestigen van
allen, wier belangen bij tiendrechten
op Schouwen, DuivelandofGoedereede
en Overflakkee zon betrokken.
MR 'R J H. PATIJN.
's Gbavenhagk, 22 Febr. 1908.
OP ÏIKI' UITKIJK.
Pas was de »crisis« opgelost, nog waren
de nieuwe verkiezingen niet uitgeschreven,
of de Standaarddie het weten kan, be
richtte, dat Dr. Kuyper geen candidatuur
wenschte te aanvaarden, noch in Tietjerk,
noch in Sliedrecht. En dat zeer beslist, als
een afgedane zaak.
En geen drie dagen later, of er was op
dit besluit een felle critiek gekomen. Met
een enkel woord in de Rotterdammerdie
kortweg zeide, dit besluit van Dr. Kuyper
niet te kunnen goedkeuren en in een langer
artikel van Prof. Van Veen, uit Utrecht,
die tot de Chr -Historischen behoort en in
het Utrechtsch Dagblad, van oud-liberale
kleur, hoewel frisch van tint, Dr. Kuyper
lang niet malsch onder handen nam.
Ik ga mij in dien strijd niet mengen,
k Neem het niet op voor Dr. Kuyper
en ook niet tegen hem. Me dunkt, er
moet eerst meer licht over dit besluit zijn
ontstoken, eer we tot een oordeel komen
kunnen en daarom deed mij de voorba
righeid van de Rotterdammer wel wat
pijnlijk aan.
Iets anders toch is het, spijt te toonen
over een genomen besluit, dan wel het
beslist af te keuren. Tot dat laatste is
men, vind ik, niet gerechtigd, voor men
de motieven kent en gewogen heeft, die
tot het besluit leidden.
Immers het feit op zichzelf, dat de
ileider eener partij, met name de leider
der antirevol. partij op een gegeven oogen-
blik of ook gedurende een bepaald tijdvak
buiten de Kamer blijft, is zonder meer
niet te veroordeelen.
Groen van Prinsterer bleef soms jaren
aaneen buiten de Kamer en ook Dr. Kuyper
deed voorheen desgelijks.
Het heeft zijn vóór en zijn tegen.
1 egen heeft het, dat de Kamerclub
daardoor zwakker staat, dan met het oog
op den tegenstander wenschelijk is. Tegen
heeft het ook, dat de noodige voeling en
samenwerking tusschen de actie in en buiten
de Kamer erdoor ontbreken kan.
Voor kan het hebben, dat de gansche
positie der partij in de propaganda voor
onze beginselen erdoor gebaat wordt, als
de leider zich niet te'diep in de parle
mentaire werkzaamheden begraaft en daar
door de hand meer vrij houdt.
In Groen's dagen was dit doorgaans het
geval.
En daarom is een veroordeeling van
het feit dezer onthouding, waarmede niet
tegelijk kan gepaard gaan een beoordeeling
der gronden van die onthouding, naar mijn
bescheiden meening wel wat voorbarig,
In elk geval had Dr, Van Veen er zich
wel buiten kunnen houden en zijn puntige
pen kunnen gebruiken, om b.v. zijn eigen
geestverwanten eens te prikkelen tot meer