I r m f erüoopiiig-en. I IS mag 't een wonder genoemd worden, dat zij het er zonder ongelukken afbrachten. Na het tuig hetwelk stuk was, aan elkaar gebonden te hebben, zetten zij de reis voort. Zaterdag is te IJmuiden binnengeko men de vischsloep j>Doggersbank.t schipper Jac. van den Hoek, welks vaartuig zoodanig door een stortzee geleden heeft, dat het opgesleept moest worden naar het dok te Amsterdam, om aldaar wegens lekkage gerepareerd te worden. Zaterdag ondervond de postboot zulk een vertraging door het ijs en de mist, dat er dien dag, ('t welk in jaren niet is voor gevallen,) geen post is overgekomen, doch pas Zondagmorgen. Zondagavond ontstond er een begin van brand in de predikstoel in het Evange lisatiegebouw, doordat de stoof waarin een kool vuur stond vlam vatte. De koster spoe dig het onheil gewaar wordende, wist het spoedig met water te blusschen, zoodat erger voorkomen werd en de godsdienstoe fening door kon gaan. Maandagmiddag had het zoontje van de Wed. K. het ongeluk met over het ijs te loopen in de Kaai te vallen, gelukkig dat men hem gauw wist te krijgen zoodat hij het er met de schrik en een nat pak afbracht. Door de dikke mist zijn de stoom- booten »Middelharnis« en »Padang XII« heden (Dinsdag) niet gevaren doch aan het Sas blijven liggen, zeer zeker ten ongerieve van vele marktreizigers. Alhier worden bij vernieuwing pogin gen in het werk gesteld, om op het eiland Goedereede en Overflakkee een Hoogere Burgerschool te krijgen. Daartoe is men bezig een Vereeniging op te richten Ver schillende ingezetenen hebben voor dat doel reeds een inteekenbiljet ontvangen om lid te worden tegen betaling van minstens 50 cent per jaar. Stad aan 't ISaringvliet. Dinsdag avond had in de Gereformeerde Kerk alhier de. uitvoering plaats voor de Chr. Zang- vereenigingen van Stad en Middelharnis, onder leiding van den heer P. Koudijzer. Bij alwisseüng werden verschillende psalmen gezongen. Vooral wat de vereeniging van Stad betreft was het hoorbaar, dat den arbeid van directeur en leden goede vruchten had afgeworpen. Als naar gewoonten boeiden het zingen van Koudijzer en zijn zuster het publiek. Voor het eerst hoorden wij in 't publiek den heer Brouwer. Vooral bij Psalm 138 bleek het, ho® dezen zijne stam ge heel weet te beheerschen eene eerste eisch bij elk zingen. Opnieuw bleek het hoe de psalmen zoowel op geestelijk als op muzi- caal gebied een rijke bron van genot ku nnen zijn. Ooltgcnsplaat. Bij het gehouden examen tot het verkrijgen van een bewijs tot lichamelijke geoefendheid en militaire bekwaamheid, j.l Donderdag te Middelharnis gehouden, slaagde onze dorpsgenoot W. Braber en verwierf alzoo beide. Oude Tonge. Van de aan het examen deelgenomen lotelingen ter verkrijging van een bewijs van voorgeoefendheid, zijn ge slaagd J. Kosten, G. Verweij, M. Klei- nenberg en W. Heestermans. De bevolking dezer gemeente bedroeg op 31 Dec. 1906: 2690 zielen. Zij is in 1907 vermeerderd door geboorte met 65 zielen door vestiging met 15 5 zielen te samen 220. Zij is verminderd door over lijden met 31 zielen; door vertrek met 25 1 zielen; te samen 282. Zoodat de bevolking op 31 Dec. 1907 bedroeg 2628 zielen. Bij publicatie is ter algemeene kennis gebracht, dat de bewijzen van voorge oefendheid, door hen die daarop aanspraak hebben, voor den 2+ dezer ter Secretarie kunnen worden afgehaald. Bij publicatie zijn ter algemeene kennis gebracht de namen der op de voorjaarskeuring goedgekeurde hengsten. Dirksland. Even als vorige jaren heeft onzen vroegeren Burgemeester den Edelachtb.. heet Johs. Zaaijer thans woonachtig te 's Gravenhage, van zijn werkvolk alhier weder een deel van de winst uitbetaald, en wel aan de mannen elk f45 en aan de vrouwen elk f 12. De beide lotelingen L. v. d. Mast en J. G. Grevenstuk hebben met gunstig gevolg het examen voor Militaire bekwaamheid, en lichamelijke geoefendheid afgelegd. Herkingen. J.l. week gebeurde het dat de hit van A. Zoeteman schrok van een om de hoek komenden jongen met het ge volg hij tegen de woning van den heer Munsters reed en eenige averij bekwam aan de wagen De schade had aanzienlijker kun nen zijn als men weet deze geladen was met breekbare en kostbare voorwerpen. Zeldzaam. Meld men zoo nu en dan van bijzondere zware geboren kalveren thans is bij den landbouwer J. Warnaer alhier een kalf geboren wegende het kollossale gewicht van 140 pond. Zijn de pogingen gedurig nog mislukt de Elizabethstraat in een beteren begaan- baren toestand te krijgen, nu is men, naar uit goeden bron is vernomen, zoover gevor derd, dat naar alle waarschijnlijkheid deze eerlang door de gemeente zal worden over genomen zeer ten gerieve der bewoners dief straat. Mede door de flinke getijen waterjis van onder deze gemeente het ijs voor het meerendeel opgeruimd. Voor de stalvisscher J. Doornhein alhier heeft dit aanzienlijke schade veroorzaakt daar bijna al het rijswerk is afgesneden. In aanmerking genomen dat gedurende bijna het geheele jaar weinig wordt gevangen drukt het dezen man zeer in zijn bedrijf, ^teiiendnm. Vrijdagavond a.s. hoopt D V. de Christelijke Zangvereeniging alhier, met medewerking der Zangvereenigingen van Melissant en Goedereede en de blinde broeder en zuster Koudijzer van Middel harnis, een Zanguitvoering te geven in de Geref. Kerk alhier. Aanvang 7 uur. Entree 5 cent. Trouwe opkomst is gewenscht. Door de dikke mist geraakte Zaterdag een der visschersvaartuigen van de andere af en keerde 's avonds niet terug. Ook Zondag werd er niets vaD bespeurd. Nie mand kon evenwel iu zoo'n mist gaan zoeken. Men kon zich dus de onrust der familiën indenken, daar de rivier bovendien nog met drijfijs bedekt was. Zou het, toch niet sterk meer zijnd scheepje, door het ijs zijn ten onder gegaan, of misschien door de mist ergens omhoog zitten deze vragen hielden ieder in spanning. Doch Maandag morgen toen de mist opgeklaard was, be merkte men dat het vaartuig op de Zandp'aat in 't Haringvliet vast zat. Kr werd nu dadelijk eten gebracht, daar de bemauning maar voor een dag had medegenomen. Met vaartuig zit zoo hoog op de plaat dat het er eerst met erg hoog water zal afkomen. Zij hadden gelukkig nog geen averij bekomen. De Heer K. A. van Wageningen heeft zijne benoeming tot Zetter bij 's Rijks directe Bjlastiugen aangenomen. Goedereede. In deze streék is de ajuin- handel weer begonnen, lo baaltjes verpakt, wordt dit gewas door de landbouwers op eigen risico van hier per blazerschuit naar den Nieuwen Waterweg en verder per Harwichboot naar Engeland verscheept. Uit de haven van Goedereede en Ouddorp zijn reeds eenige scheepsladingen verzonden. In de plaats van den Heer C. A. Vogel is heden tot Wethouder alhier ge kozen de Heer G. Joppe. Donderdag jl. is een inkomend stoom schip in Noord Pampus aan den grond geraakt, doch met eigen hulp vlot gekomen en heeft de reis vervolgd. Ouddorp. Bij de Zaterdag gehouden stemming voor een lid van den Gemeente raad zijn 321 stemmen uitgebracht, waarvan 3 van onwaarde. De candidaten A. v. Gemerden en T. Tanis, die door de otficieele kiesvereenigingen waren gesteld, bleven ver in de minderheid. A. van Gemerden candi- daat der liberale kiesvereeniging verkreeg 60 st. T. Tanis candidaat van de antirev. kiesvereeniging verkreeg 40 stemmen. Buiten de kiesvereeniging om waren nog tot candidaten gesteldJ. Bezuijen en Kr. Voogd Dz. De eerste hiervan verkreeg 23 stemmen, terwijl de laatste 195 stemmen op zich vereenigd zag; zoodat met meerder heid van stemmen gekozen is: Kr. Voogd Dz Ssi^eiconden bukken. (De copie van Ingezonden Stukken, die niet geplaatst zyn, wordt niet teruggeven.) Buiten verantwoordelijkheid der Redactie en Uitgever. Mijnheer de Redacteur! In de »Maas- en Scheldebode® van 15 Jan. j.l. komt een ingezonden stuk voor, waarin een »Ooggetuige« een ontzettend verhaal doet van een twist tusschen Joh. v. d. B. en zijn zoon, waarbij de tweede nooit gehoorde vloeken enz. uitte in het lokaal Hanson. Om het beestiale en onnatuurlijke en het dierlijke in den mensch bekend te maken, schrijft nOoggetuigea zijn stukje. Welnu, Mijnheer de Redacteur, wij onder- geteekenden waren bij den twist tegenwoordig. De twist was zeer onbeduidend, de zoon heeft niet gevloekt en geraasd, hij wilde eenvoudig zijn vader meenemen. De »Ooggetuige« doet niets anders dan beestiaal en onnatuurlijk liegen en laat leelijk kijken, hoe het dierlijke in den mensch hun tot zijn schunnig stukje dre-f. Met dank voor de plaatsruimte. B. v. d. GIJZE. IZAK SCHOL. Sommelsdijk, Januari 1908. Aan den heer Moelijker, Agent der Levensverzekeringmaatschappij 2- Utrecht,^ te Sommelsdijk. Geachte Redactie Woensdag 8 Januari jl. hield het Ouderling Begrafenistonds te Nieuwe Tonge zijn jaarverga dering, waarin door den Secretaris het jaarverslag werd gelezen en de Boekhouder rekening en verantwoording deed van zijn gehouden beheer over het jaar 1907. Staande die vergadering werden door een der aanwezige leden tot het Bestuur eenige vragen gericht, nl. deze 1. In het jaar 1907 is door d« Vereeniging f237 meer ontvangen: dan uitgegeven. Mag dat bedrag groot genoemd worden of is het weinig 2. Is het Bestuur van meening, dat de Veree niging haar verplichtingen steeds zal kunnen nakomen 3. Zoo de vereeniging met winst werkt, hoe groot zal dan gemiddeld het jaarlyksch voor- deelig saldo kunnen zijn (buitengewone om standigheden buiten beschouwing latende)? 4. Kan het Bestuur de vergadering ook iets medeelen uit het jaarverslag van de levens verzekeringsmaatschappij „Utrecht" Laten wij er direct bij vertellen, dat desteller van deze vragen zeide, de vrijmoedigheid om deze vragen aan het Bestuur in de volle vergadering te richten, had gevonden naar aanleiding van Uw ingezonden stuk, voorkomend in de „Vooruit" van 24 December 1907. Wij meenden den vrager met een kluitje in het riet te kunnen sturen door te zeggen, dat U Uw ingezonden stukje had gericht tot het Onder linge van Middelharnis en dat wij er dus buiten stonden. Maar wat denkt ge? Die vrager kwam ons nu vertellen, dat dat ingezonden stukje niet alleen tot het Onderlinge van Middelharnis, maar tot alle Onderlinge Begrafenisfondsen gericht was; dat U in 't begin van 1906 ook al een stukje had geplaatst tegen onze vereeniging, dat onzerzijds onbeantwoord was gebleven en of het nu maar aanging om dergelijk geschrijf als het Uwe maar onbeantwoord te laten. Wordt dit stuk niet beantwoord, dan zou U willicht weer naar de pen grijpen om onze vereeniging verdacht te maken en zou U mogelijk kunnen slagen op den duur de minder ontwikkelde volksklasse te kun nen blinddoeken. Tegen die redeneering konden wij niet heel veel inbrengen en na die vragen bovengenoemd besproken te hebben werd besloten om daarvan een klein verslag te maken en da', geadresseerd aan U, in de 2 Flakkeesche bladen te laten op nemen, tot leering der menschen en tot stichting van don heer C. Moelijker. Of wij als bestuur die vragen naar belmoren hebben beantwoord, zooals een goed bestuur dat aan zijn vereeniging verplicht is, we willen dat zelf niet beoordeelen. Soms komt er wel eens twijfel op bij ons en laten wij het U in vertrouwen maar zeggen; we zaten Woensdagavond leelijk met de handen in't haar; de Voorzitter keek eens naar den Secretaris, die een zware zucht slaakte; deze keek op zijn beurt den Vice-voorzitter aan, die het wou laten voorkomen of bij het wel wist, maar die toch heimelijk zenuwachtig zijn buur man-medebestuurslid toelachte: „Was Moelijker nu maar hierl", wat dat 4e bestuurslid vau harte beaamde met een glimlach die deed denken aan den spreekwoordelijken boer met zijn kiespijn. Mijnheer Moelijker, wat verlangden we, neen we snakten naar U! Hoe we ons er doorgeslagen hebben, ik weet bet nog niet. En nu nemen we natuurlijk de eerste de beste gelegenheid te baat om ons aan Uw voeten te werpen en U te smeeben de antwoorden en kleine berekeningen die wij den vrager gegeven hebben toch asjeblieft eens na te zien, vooral niet te vergeten de jaarcijfers van Wiebes er eens op na te slaan. Een der bestuursleden heeft zelfs het idee geopperd een cursus op te richten voor bestuursleden van OuderliDge Begrafenisfondsen, te geven door U, om een deel van Uw groote, onuitputtelijke ver zekeringskennis in onze kieine hersentjes over te storten. Want w iar moeten we thans verschij nen, wij hier in Nieuwe Tonge, met Wiebes' jaarcijfers, wiskundig berekend door doctoren in de wiskunde, 't Is om er kippevel of boude koorts van te krijgen! En wanneer we U nu onze berekeningen voor leggen, Mijnheer Moelijker, dat zult U wellicht met Uw adelaars-verzekeringsblik al direct groote gebreken, grove fouten ontdekjren, maar spaar ons dan asjeblieft, toe Mijnheer Moelijker, zeg het dan maar stilletjes tegen 0113 alleen, de bui tenwereld mocht het eens in de gaten krijgen dat ze zoo een gewaagd spel spelen. Wil je mijn heer? Dan zullen we voorstelen 0111 U het volgend jaar eerelid onzer vereeniging te maken, en als U ons nog een beetje wilt voorthelpen met de wiskunde of eens een model wilt maken voor een jaarverslag, dan kunt U zelfs liet be schermheersctiap krijgen. Maar dan niet klappen hoor Nieuwe Tonge telt ruim 1500 zielen deel (dus 500) is aangesloten bij bet On lerling begra fenisfonds. Die 1500 inwoners verdeelen wij in 4 rubrieken A. Beneden 6 jaar 300 personen. B. Van 6—12 jaar 250 •C. Van 12 -18 jaar 250 Boven 18 jaar 700 Volgens 0113 reglement zouden die 1500 perso nen aau premiëu -er week betalen A. niemendal. B. 250 maal 1 cent is f 2,50. O. 250 2 5,-. D. 700 217,50. Totaal per week f 25, Per jaar zou dus opgebracht worden aan pre miëu 52 ni, f 25,is f 1300,Het O. B. (het derde deel der bevolking) moet dus jaarlijks out- geu '/3 maal f 1300,—is f 433,33.(ronde som f 430.) Vergelijken wij hierbij de inleg van 1907, dan zien we dat dat goed uitkomt, want de werkelijke ontvangst verschilt maar een paar gulden met f 430,- Nu de gemiddelde uitkeeriugen per jaar: Sedert 1890 zijn in Nieuwe Tonge overleden 398 personen (daarenboven werden 25 levenloos geboren.) Per jaar sterven dus gemiddeld 22 personen. Daarvan zijn gemiddeld 7 'jonger dan 1 jaar, bijna 13 boven de 18 jaar en da re3! tusschen delen 18 jaar. Berekend volgens ons r-glemea! moet daaraan jaarlijks uitgekeerd worden (ook nog een levenlooze er bij gerekend) f78), Het O. B. het 3e deel moet dus gemiddeld uitkeeren f 260,per jaar. Nu zetteu wij naast elkaar: Inleg f 430,—. Uitkeering f 260,—. Nu zal voor ieder duidelijk zijn, dat er gemiddeld een jaarlijksch voordeelig saldo zal zijn van f170, laten we maar zeggen van f 150, Vraag 1 moet dus zóó beantwoord worden, dat 1907 een gunstig jaar is geweest. Vraag 2 is nu voor gewone omstandigheden gemakkelijk te beantwoorden. Indien er een jaar1 iijksch voordeelig saldo is dan staat de zaak goed. Buitengewone omstandigheden even buiten be spreking latende kunnen we zeggen: de vereeni ging kan haar verplichtingen steeds nakomen de uitkeeringen zullen alle plaats kunnen hebben en bovendien zai er een voldoend waarborgkapi taal zijn. Is er iemand, die mat de verschillende gege vens vóór zich, kan aantoouen, dat wij, in gewone omstandigheden, zullen komen te staan voor een tekort, nu of in de toekomst, hij zal 011s daarmee verplichten. „Wel neen," zegt men, „in gewone jaren zal dat wel gaau, maar zie je. als ge van die jaren krijgt met zeer veel sterften of met besmetlelij ke ziekten als pokken, cholera enz. dan en dan haalt men veeloeteekeneud de schouders op en zet een nog veel ,eteekender geziehi, want men is vast overtuigd, dat men van onze zijde dat bezwaar niet uit den weg zai kunnen ruimen. Dat gezegde is een wapen, dat al zoo vaak tegen ons is gekeerd, men heelt dat al bij zooveel men schen als spook willen aanwenden, dat wij zullen trachten zeer beknopt, maar zeer afdoende, dat bezwaar te weerleggen. Overziende al de jaren van 1890 af, dan kunnen wij, voor elk jaar afzonderlijk onze rekening makende, niet anders vinden dan jaarlijksche overschotten. Van een tekort is geen enkel jaar sprake, zelfs niet in jaren 1892 en 1896 toen er ieder jaar 33 overleden, ja zelfs niet in 1895 toen er 38 overleden. Geen tekort, geen vrees dus al is het sterftecijfer eens zeer hoog! Maar bij een epidemie? De laatste is geweest in 1874, het pok- kenjaar. Er zijn toen overleden 74 personen en bovendien 7 'evenloos geboren. Nu mag dat getal vrveselijk hoog zijn, men sohrikke, wat de uitkee ringen betreft, echt,er niet al te zeeri Een derde ongeveer zijn kinaeren, met betrekkelijk lage uit keeringen. Bedenk dan tevens, dat er maar alweer */3 (weilicht iets meerl)dus bv. 30 gevallen voor ri-kening van ons O. B. zouden komen. Nu zou men echter en dat is voor ieder duidelijk, in zoo'u tyd de uitgaven niet met de inkomsten kannen dekken; daarvóór dient dan ook een reservekapi taal en bij de oprichting eener maatschappij of vereeniging een waarborgfonds. Wij hadden, toen we begonnen, ook een waarborgfonds. Was het te klein? Wel mogelijk; het is gebleken,dat het groot genoeg geweest is, want er is niet van ge bruikt moeten worden. En nu mogen we dit nog wel eens duidelijk daarbij zeggen. Indien hei zoo had moeten zijn, dat we, ondanks dat waarborg fondsje nog voor een tekort hadden gestaandan nog zon geen enkel lid daarvan de dupe zijn geworden, dan nog zou onze vereeniging hebben doorgewerkt. Wij stellen er prijs op, dit eens in 't openbaar te zeggen, daar anders wellicht iemand komt vertel len, dat het met onze vereeniging „per geluk" gegaan is Mocht ons dus in 1905 of later het ongeluk eener epidemie getroffen hebben, bet zou den vooruitgang onzer vereenigiDg alleen tijdelijk hebben doen stilstaan. Nu mag er echter op gewezen worden, dat de kans op een epidemie veel minder is dan bv. een veertigjaar geleden. Hoewel zeker Dog wel niemand zal durven beweren, dat de epidemiën de wereld uit zyn, is de kans er op toch gaandeweg geringer geworden. Het zou te ver voeren om hier v tor verder bewijzen aan te brengen. Vreasden wij dus niet zoo heel erg voor een epidemie, we hebben ons O. B. zoo ingericht, dat het, mensehelijker wijze gespróken, zeer veel voordeel opleveren moest, vooral de eerste jaren. De te heifen premiën en de te storten uitkeeringen bij overlijden zijn vastgesteld, nadat met zorg en nauwgezetheid was nagpgaan de statistiek van overlijden van Nieuwe Tonge, vanaf het jaar 1870. Wij hebben dus al de gegevens van 35 achtereenvolgende jaren verwerkt (op 't oogenblik kunnen we spre ken over 38 jaar) en wanneer we daarvan dan voor verschillende dingen het gemiddelde nemen, dan mag men oi daarop voortbouwen, vooral, daar bij die 35 jaar zeer ongunstige zijn We hebben bovendien nooit naar ons toe gerekend met becijferingen, maar altijd gedacht aan ongun- tige gevallen. Dan zijn nog meer factoren die in 0113 voordeel spreken le. liet aantal sterfgevallen per jaar vermindert gaandeweg. Wie het wil naslaan voor het geheele land van het jaar 1889 af, kan het vinden in de 92«te Bijdrage, uitgegeven door het Centraal Bu reau voor de Statistiek 's Gravenhage. Dat feit geldt ook voor Nieuwe Tonge; Per jaar stierven gemiddeld van 1870 tot en met 1879 4L personen. 1880 1889 28 1890 1899 24,1 1900 1907 19,025 Dit wordt nog duidelijker, als men er bij be denkt, dat de bevolking toenam. Daarin valt een niet geringe vooruitgang te bespeuren Ten voordeele van ons Een andere omstandigheid is, dat niet alleen het sterftecijfer dus gaandeweg daalt, maar dat Nieuwe Tonge een bijzonder laag sterftecij fer heeft. Bovengenoemde bijdrage zegt, dat het sterfte cijfer voor heel ons land over het jaar 1906 be draagt 14,78 per duizend. Voor Nieuwe Tonge is het' voor dat jaar 14,2- En voor bet jaar 1907 bedraagt het nauwelijks 101 Wij zijn dus hier in gunstige conditie. Nog een andere omstandigheid. De menschen worden in Nieuwe Tonge over 't algemeen vrij oud. Bewijs? Vanaf 1890 zijn er 398 personen overleden. Het 3e deel zijn kinderen onder de 3 jaar Erzljn68 personen (17 bij van 3—50 jaar, 32 van 50—60 jaar, 49 van 8 70 jaar, 67 van 7080 j ar en 47 boven ds 80 jaar. Dus 49 bereikt den leeftijd van 50 jaar of hooger 41 u/u van 60 jaar en hooger enz. Wat sterven er weinig (gelukkig!) bv. tus schen 6 en 50 jaar (nisar 53 Als men nu even bedenkt dat voor kinderen onder 'tj.aar f10, van 13 jaar f 13, van 3—6 jaar f 18 wordt uitgekeerd (die van f18 komen maar zelden voor!) en voor volwassenen f 50, dat de kindersterfte, als ze niet buitengewoon groot is, de uiigaven dus niet spoedig zoo groot maakt en dat er gemiddeld maar zeer weinig tusschen 6 en 50 jaar sterven, dan moet de domste kunnen inzien, dat een vereeniging als de onze voordeelig moet zijn. Wat hebben wij nog gedaan om vooral op stevigen grondslag te staan? We hebben alleen toegelaten personen niet boven de 50 jaar. Wij zouden dus alleen betrekkelijk jonge menschen hebben. En uit te keeren zonden we hebben voor kinderen en de weinige gevallen van 650 jaar. Voor de duidelijkheid tiog dit in 'tkort: I11 de laatste 10 jaar zon volgens ons reglement in geheel Nieuwe Tonge uitgekeerd moeten zijn bijna f 7200. Alleen voor personen boven de 00 jaar is daarbij f 4400. Voor al de personen onder de GO jaar maar f2800. Nu is het een kleine kunst om aan toonen, dat ons O. B. als het vanaf 1898 had bestaan, op zijn minst f3000 in kas zou hebben. Dat is, dunkt ons, bespaard op een uitgave van 2'/, cent per volwas sen persoon en per week, en dat in 10 jaar toch wel een noemenswaardig spaarpotje, 't Is zelfs, voor een vereeniging van 500 zielen, en dan men uitkeeringen van f50 of minder, al wel een aardig reservefondsje. Of de 10 volgende jaren zoo zullen zijn als de laatstverloopen 10 is een open vraag wij hopen het. En als het zoo is? als er niet meer sterf gevallen voorkomen dan in de laatste 10 jaar? vVel, dan zal ons O. B. na 10 jaar best f 3000 iu reserve hebben Het zal nu, dunkt ons, wel duidelijk zijn voor ieder, wat een zekerheid het geett om een flinke reservekas te krijgen, als men de oude menschen laat bij de maatschappijen, waarbij ze verzekerd waren. Ais laatste troef pleegt men wel eens tegen ons uit te spelen het argument: Het O. B. van Nieuwe Tonge is erg gelukkig." Wij zijn niet gelukkig. Wanneer wij de twee lautstverioopen jaren nagaan, dan zijn wij niet bepaald ongelukkig, maar evenmin gelukkig. Bewijs Voor de sterfgevallen, boven de 53 jaar behoe ven wij natuurlijk geen uitkeeringen te doen. I11 1906 en 1907 zijn er 18 personen gestorven onder de 53 jaar. Daarvan hebben wij 9 uitkee ringen moeten doen, dus juist de helft. Onze vereeniging telt maar '/3 der bevolking; als men nu veronderstelt dat er ook '/3 der bevolking boven de 53 telt (en dat zal wel ruim gerekend zijn!) dan hebben wij juist ons deel. Van geluk is das geen sprake, eerder van het tegendeel. Maar dat er een vrij groot bedrag overblijft als voordeelig saldo (om misverstand te voorkomen zeggen wij niet „winst") komt hierdoor: dat de premiën en uitkeeringen zóó geregeld zijn, dat er van een tekort zoo gauw geen sprake ban zijn en doordat wij, metuiisluitiug van deouden, met zekerheid aansturen naar ee» reservekapi- 'aal. Voorts zij h'or nog deze opmerking gemaakt. Wij hebben ons fonds nog niet ingericht zooals een maatschappij is ingericht 't ia waarschijn lijk ook niet noodig" het precies zóó in te richten. Dat wij de boekhouding ook anders, eenvoudiger inrichten en kannen inrichten behoeft geen betoog Of er wéllicht nog verbeteringen aange bracht kunnen worden? Wij gelooven dat zelf wel. Dat wij in jaarverslagen, stukken enz. voor onze leden wei eens spreken van „winst" en der gelijke woorden, die dienen om zaken aan te duiden die wetenschappelijk niet met dien naam aangeduid mogen worden, dat is niet zoo maar onwillekeurig gebeurd. Wanneer wij onze leden eens een jaarverslag voorlegden van de „Utrecht" dan zou het meerendeel onzer leden daarvan niet veel begrijpen. En wanneer wij nu een jaarverslag maken dan zeggen wij het, we zullen maar zeggen op zijn Nieuwe Tongsch we vragen eerst niet of de term wel wetenschappelijk zuiver is, maar of de menschen de zaak begrijpen. Men eischt immers ook, dat men de zaken zooveel mogelijk openbaar tuake Hij, die ons aauviel over ons jaarverslag in I9u6, had verstandiger gedaan eerst te vragen, waartoe dat verslag diende om een zuiver beeld der vereeniging te geven, volkomen wetenschappelijk, dan wél of het zoo eenvoudig mogelijk trachtte weer te gevën, o cr reden tot dankbaarheid was, of wij eenigszius met blijdschap konden terugzien op den afge- legden weg, dan wel of er reden tot klagen waren. Want, wanneer m»n bij een verzekeringsfonds een jaar een voordeelig saldo heeft, dat men dat dan feitelijk geen winst inag no-men, dat weten wij ook, en wisten wij ook vóórdat we ons jaar verslag van 1905 schreven. Wij zeggen dit maar, om in 't licht te stellen, dat het gevaarlijk is iemand alle kennis van verzekeringswezen te ontzeggen, wanneer men één jaarverslagje heeft gelezen en verder van de zaak niets weet. Alhoe wel wij eischen voor ons het praedicaal „wetenschappelijk" niet op. Vraag 3 eischt nu wel geen verdere bespreking. Ovar vraag 4 in 't kort ditTer vergadering aanwezig waren uittreksels uit de jaarverslagen van de jaren 1903 en 1904 van de „Utrecht." Op soliditeit niets af te dingen. Wat de gewone „le vensverzekering" betreft, dat kan buiten beschou wing blijven, daar 't alleen te doen ia om de afdeeling „begra'enisfonds Dat mag wel eens gezegd worden: Iemand die het stukje van den beer Moelijker leest, zou kunnen denken, dat de „Utrecht" een groot begrafenisfonds is, een fonds voor heel het land. Dat is niet precies zoo Bij begrafenisfondsen is gewoonlijk en bij ons ook, de hoogste som die uitgekeerd moet worden f 50. Bij verzekeringsmaatschappijen,ook bij de Utrecht heeft men verzekerde kapitalen van aile mogelijke grootte, van f 50,— tor, t 25000,— toe en wellicht nog hooger. Dat maakt wel eenig verschil, vooral met het oog op het reservefonds. Want het zal nu ook wel geen verklaring meer behoeven, dat men bij verzekerde kapitalen van f 1000, f 2000 enz. een grooter reservefonds noodig zal hebben dan bij enkel uitkeeringen van f 50,—Men bezie het groote reservekapitaai der „Utiecht" ook eens onder dat licht. E11 wanneer men dan een groot reservefonds noemt, om dan een goed idee te geven zou men er ook het totale verzekerde be drag bij moeten noemen. Wanneer men ziet, bv. d it op 1 Januari 1905 de „Utrecht" een reserve had van bijna 9'/2 millioen, dan is dat wel een groote som, maar toch nog geen zesde deel van het hij haar verzekerd kapitaal, dat op 1 Januari 1905 bedroeg ruim 57 millioen. En nu is die 9 millioen zeker wel een voldoende reservekas, maar iemand die zich bij de „Utrecht" verzekert, heeft die nu absolute zekerheid dat hij zijn kapitaal uit gekeerd krijgt? Immers neen. Volkomen zekerheid heeft men dan pas, wanneer de reserve gelijk is aan of grooter is dan het verzekerde kapitaal. Dat is niet bij de „Utrecht," bij ons cok niet. 't Is ook niet noodig. De „Utrecht" vergroot jaarlijks haar reservefonds wy ook. Nu heeft de „Utrecht" elk jaar een groot over schot als ze de uitkeeringen dekt met de premiën, niettegenstaande zoo ongeveer (althans in 1903 en 1904) een vierde deel van de gestorte premiën noodig zijn voor allerlei onkosten. Zie maar ;Orer het jaar 1904 ontvangen aan premiëu f 1680150,40 en uitgegeven aan premiën voor aanbreng, admi nistratiekosten, hooidagenten en agenten, genaei- kundig onderzoek, bureaukosten, reis- en inspec- tiekosteo, vracht- en aanteekengelden, drukwerk, advertentie-en reclamekosten samen f 560853,54'/,. Mag er nu ook gezegd worden, dat er bij zoo een maatschappij veel „aan den strykstok blijft han gen Al die opgenoemde posten beloopen bij ons te „amen nog geen noemenswaardig bedrag, geen (ierde deel van onzen inleg, want dan ja, t- an zou het O. B. er maar zwak voor staan. Wie nu het O. B. wil aanvallen, hij ga gerust zijn gang. Maar dan hebben wij één verzoek als men ons beschuldigt van onkunde, van onbe trouwbaarheid, van waaghalzerij, ja waarvan dan ook, laat men dan de bewijzen er bij leveren. Het is gemakkelijk iets af te breken, iets verdacht te maken, maar het is ook laf wanneer men dat doet als kleine kindereu zonder bewijs. Dat is geen mannenwerk. Mijnheer Moelijker, zoo U het voor Uzelf te veel eer vindt, dat wij zooveel papier voor U vuil gemaakt hebben, wees gernst, we hadden daarbij nog een nevenbedoeling: het publiek naast Uwe inlichtingen ook nog de onze te geven. Daarom, vragen wij ook wat ruimte in de krant. Wij gaan nu afscheid van U némen met deze verzekering, dat U ons steeds zult bereid vinden U te woord te staan ais U ons werkelyk met argumenten bestrijdt, maar dat we geen notitie meer van Uw schrijven riemen, wanneer dat alleen dient ter verdachtmaking of wei een leuterpraatje is. Met hoogachting hebben wij de eer te zijn Uw dw. dn. HET BESTUUR VAN HET ONDERL. BEGRAFENISFONDS TE NIEUWE TONGE. U Mijnheer de Redacteur dank voor de opname. Vergeef het ons dat wij wat veel plaats vragen. Mijnheer de Redacteur Wil gij zoo goed zijn mij nogmaals een plaatsje in Uw blad of te staan, om mij in de gelegenheid te stellen, Uw berichtgever uit Spijkenisse te ant woorden? Bij voorbaat mijn dank. In de eerste plaats wensch ik ter mogelijke geruststelling van Uw berichtgever te verklaren dat zijne conclusie, die hij trekt uit de woordjes ook mij", ten eenemale valsch is. Het schrijven van mijn' medeinzender was mij geheel onbekend en mijn bedoeling was slechts deze: om, waar Uw berichtgever over de ruimte van Uw blad be schikte om eon tamelijk uitgebreid criticeerend verslag te plaatsen, U te vragen „ook my" voor PlJn. ingezonden stukje een plaatsje te willen inruimen. Van 't bestaan van een komplot tegen Z.Ed, is dus geen sprake. De verdenking, dat ik lid der vereeniging zou zijn en mijn stukje slechts in Zuidlsnd gepost zon hebben, omdat het mij aan zedelijken moed (sic!) mankeert dit te Sp. te doen, vat ik op al> eene insinuatie, waarop ik slechts met het spreek woord van „de waard en z'n gasten", wensch te antwoorden. En nu, M de R. het antwoord gelde van Uw berichtgever. Z En. schrijft dat ik natuurlijk de zangvereeni ging verdedig, (hoe komt hij er toe!) maar laat er onmiddelijk op volgen, dat ik zijn critiek nog wat aandik. Volgens Uw berichtgever verdedig ik dus de Zangvereeniging en verscherp tevens de critiek, welke op haar is uitgeoefend. Hoe is 't mogelijk dit met elkuider te rijmen? Zulk eene begripsverwarring kan misschien alleen in 't kos telijk brein van Uw berichtgever ontstaan. Dat U v berichtgever de woorden van 't solo nummer^ „I11 deez' harde wereld", goed kon ver staan, wil ik gaarne geloovenik heb't tegendeel ook niet beweerd, maar ik schreef, dat het met eene stem gezongen werd, die haar bezitster, eene forscbe jonge dame, alle eer aan deed, wat de kracht er van betrof." Het jverd jnist veel te sterk en zonder de minste stembuiging gezongen, zoo dat ik tot de gedachte kwam, dat, wanneer een weesje dit zóó zong, het 't vader- en moederloos zijn, nog zoo erg niet vond. Neen, waarde bericht gever, in No. 22 werd van de Alt, niets verstaan, (allo Zuidlanders waren nog niet vertrokeen), en hoewel er zooveel haperde aan de voordracht, óók van het solostukje en der duetten (ik dik Uw critiek weêr wat aan); werd toch dit zingen door U „zeer verdienstelijk" genoemd, terwijl de koornummers door U werden afgekeurd. En hier uit trok ik de gansch voor de hand liggende conclusie, öf U is tot geven van critiek totaal onbevoegd, öf U meet met twee maten. Eindelijk, M. de R. de resumtie van Uw be richtgever. a. Ik ontken wel degelijk een der hoofdzaken van 't bericht, want ik ontken dat 't solo stukje en de duetten „zeer verdienstelijk werden ten gehoore gebracht." b. De critiek was ter plaatse als zij ook de bovengenoemde stukken getroffen had, nu was zij partijdig. c. Het is nooit in mij opgekomen het zingen der Zangvereen te Sp. te verdedigen, want om dét te doen, zou men in 't geheel geen verstand van zang moeten hebben. d. Ga ik stilzwijgend voorbij. e. Grondig onderzoek en meêr voorzichtigheid was volstrekt niet noodig want het onbe voegd zijn van Uw berichtgever als criticus sprong duidelijk genoeg in 'toog. Zuidland, 16 Jan. '08. X. Inschrijving naar de jaarlijksche huur van ongeveer 1,35 3 H.A. (2 Gem. 284 R.V. Maat) Bouwland, na ilj Nieuwe Tonge, aan den Langeweg, schuin tegenover de hotstede t/De Nagiegaal, en 1 n eigendom loeuehoorende aan ten heer Mr. 1). van Weel en Mej. P. M. van Weel, leiden le 's Gravenhage, voor 7 jaren, in één perceel. Inschrijvingsoiljetten in te leveren uiterlijk 1 Feoruari 1908, ten kantore van No'aris VAN DER SLUIJS te Dirksland. Op Woensdag 5 Februari 1908, des na middags 3 uur in het hotel Speé te Som melsdijk, inzet en op Woensdag 12 Februai, 1908, des na middags 3 uur in het hotel Speé le Som melsdijk, afslag van 4,12,30 hectaren bouw land in den polder het Oudeland te Som- ntlsdij 2,88,00 hec aren oouwland in den po Ier het Oudeland ie Middelharnis en 15,68,90 hectaren üouwland, weiland en watering in den 8üen blok in den polder Dutvonwaard te Nieuwe Tonge, in diverse perceelen en combinatiën, ten verzoeke van den WelEd. Gesir. Heer B. M. H. van Rijckevorst-I ie 's Gravenhage. Notaris VAN BÜÜREN. Op Donderdag 13 Febr. 1908, 's voorm. 10 uur e Dirksland, aan het Pildersweegje, van 2 paarden, 2 uoerenwagens, rololok, eggen, ploeg, sleeper, ladders enz. ten verzoeke van den Heer C. Keur te Dirksland. Notaris VAN DER SLUVS. Uit 1 Het de scheil te gevt de dlJ van en

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1908 | | pagina 2