I
r m
f erüoopiiig-en.
I
IS
mag 't een wonder genoemd worden, dat
zij het er zonder ongelukken afbrachten.
Na het tuig hetwelk stuk was, aan elkaar
gebonden te hebben, zetten zij de reis voort.
Zaterdag is te IJmuiden binnengeko
men de vischsloep j>Doggersbank.t schipper
Jac. van den Hoek, welks vaartuig zoodanig
door een stortzee geleden heeft, dat het
opgesleept moest worden naar het dok te
Amsterdam, om aldaar wegens lekkage
gerepareerd te worden.
Zaterdag ondervond de postboot zulk
een vertraging door het ijs en de mist, dat
er dien dag, ('t welk in jaren niet is voor
gevallen,) geen post is overgekomen, doch
pas Zondagmorgen.
Zondagavond ontstond er een begin
van brand in de predikstoel in het Evange
lisatiegebouw, doordat de stoof waarin een
kool vuur stond vlam vatte. De koster spoe
dig het onheil gewaar wordende, wist het
spoedig met water te blusschen, zoodat
erger voorkomen werd en de godsdienstoe
fening door kon gaan.
Maandagmiddag had het zoontje van
de Wed. K. het ongeluk met over het ijs
te loopen in de Kaai te vallen, gelukkig
dat men hem gauw wist te krijgen zoodat
hij het er met de schrik en een nat pak
afbracht.
Door de dikke mist zijn de stoom-
booten »Middelharnis« en »Padang XII«
heden (Dinsdag) niet gevaren doch aan het
Sas blijven liggen, zeer zeker ten ongerieve
van vele marktreizigers.
Alhier worden bij vernieuwing pogin
gen in het werk gesteld, om op het eiland
Goedereede en Overflakkee een Hoogere
Burgerschool te krijgen. Daartoe is men
bezig een Vereeniging op te richten Ver
schillende ingezetenen hebben voor dat doel
reeds een inteekenbiljet ontvangen om lid
te worden tegen betaling van minstens 50
cent per jaar.
Stad aan 't ISaringvliet. Dinsdag
avond had in de Gereformeerde Kerk alhier
de. uitvoering plaats voor de Chr. Zang-
vereenigingen van Stad en Middelharnis,
onder leiding van den heer P. Koudijzer.
Bij alwisseüng werden verschillende psalmen
gezongen. Vooral wat de vereeniging van
Stad betreft was het hoorbaar, dat den
arbeid van directeur en leden goede vruchten
had afgeworpen. Als naar gewoonten boeiden
het zingen van Koudijzer en zijn zuster het
publiek. Voor het eerst hoorden wij in 't
publiek den heer Brouwer. Vooral bij Psalm
138 bleek het, ho® dezen zijne stam ge
heel weet te beheerschen eene eerste eisch
bij elk zingen. Opnieuw bleek het hoe de
psalmen zoowel op geestelijk als op muzi-
caal gebied een rijke bron van genot
ku nnen zijn.
Ooltgcnsplaat. Bij het gehouden
examen tot het verkrijgen van een bewijs
tot lichamelijke geoefendheid en militaire
bekwaamheid, j.l Donderdag te Middelharnis
gehouden, slaagde onze dorpsgenoot W.
Braber en verwierf alzoo beide.
Oude Tonge. Van de aan het examen
deelgenomen lotelingen ter verkrijging van
een bewijs van voorgeoefendheid, zijn ge
slaagd J. Kosten, G. Verweij, M. Klei-
nenberg en W. Heestermans.
De bevolking dezer gemeente bedroeg
op 31 Dec. 1906: 2690 zielen. Zij is in
1907 vermeerderd door geboorte met 65
zielen door vestiging met 15 5 zielen te
samen 220. Zij is verminderd door over
lijden met 31 zielen; door vertrek met 25 1
zielen; te samen 282. Zoodat de bevolking
op 31 Dec. 1907 bedroeg 2628 zielen.
Bij publicatie is ter algemeene kennis
gebracht, dat de bewijzen van voorge
oefendheid, door hen die daarop aanspraak
hebben, voor den 2+ dezer ter Secretarie
kunnen worden afgehaald.
Bij publicatie zijn ter algemeene
kennis gebracht de namen der op de
voorjaarskeuring goedgekeurde hengsten.
Dirksland. Even als vorige jaren heeft
onzen vroegeren Burgemeester den Edelachtb..
heet Johs. Zaaijer thans woonachtig te 's
Gravenhage, van zijn werkvolk alhier weder
een deel van de winst uitbetaald, en wel
aan de mannen elk f45 en aan de vrouwen
elk f 12.
De beide lotelingen L. v. d. Mast en
J. G. Grevenstuk hebben met gunstig gevolg
het examen voor Militaire bekwaamheid,
en lichamelijke geoefendheid afgelegd.
Herkingen. J.l. week gebeurde het dat
de hit van A. Zoeteman schrok van een
om de hoek komenden jongen met het ge
volg hij tegen de woning van den heer
Munsters reed en eenige averij bekwam aan
de wagen De schade had aanzienlijker kun
nen zijn als men weet deze geladen was
met breekbare en kostbare voorwerpen.
Zeldzaam. Meld men zoo nu en dan
van bijzondere zware geboren kalveren thans
is bij den landbouwer J. Warnaer alhier een
kalf geboren wegende het kollossale gewicht
van 140 pond.
Zijn de pogingen gedurig nog mislukt
de Elizabethstraat in een beteren begaan-
baren toestand te krijgen, nu is men, naar
uit goeden bron is vernomen, zoover gevor
derd, dat naar alle waarschijnlijkheid deze
eerlang door de gemeente zal worden over
genomen zeer ten gerieve der bewoners dief
straat.
Mede door de flinke getijen waterjis
van onder deze gemeente het ijs voor het
meerendeel opgeruimd. Voor de stalvisscher
J. Doornhein alhier heeft dit aanzienlijke
schade veroorzaakt daar bijna al het rijswerk
is afgesneden. In aanmerking genomen dat
gedurende bijna het geheele jaar weinig
wordt gevangen drukt het dezen man zeer
in zijn bedrijf,
^teiiendnm. Vrijdagavond a.s. hoopt
D V. de Christelijke Zangvereeniging alhier,
met medewerking der Zangvereenigingen
van Melissant en Goedereede en de blinde
broeder en zuster Koudijzer van Middel
harnis, een Zanguitvoering te geven in de
Geref. Kerk alhier. Aanvang 7 uur. Entree
5 cent. Trouwe opkomst is gewenscht.
Door de dikke mist geraakte Zaterdag
een der visschersvaartuigen van de andere
af en keerde 's avonds niet terug. Ook
Zondag werd er niets vaD bespeurd. Nie
mand kon evenwel iu zoo'n mist gaan
zoeken. Men kon zich dus de onrust der
familiën indenken, daar de rivier bovendien
nog met drijfijs bedekt was. Zou het, toch
niet sterk meer zijnd scheepje, door het
ijs zijn ten onder gegaan, of misschien door
de mist ergens omhoog zitten deze vragen
hielden ieder in spanning. Doch Maandag
morgen toen de mist opgeklaard was, be
merkte men dat het vaartuig op de Zandp'aat
in 't Haringvliet vast zat. Kr werd nu
dadelijk eten gebracht, daar de bemauning
maar voor een dag had medegenomen. Met
vaartuig zit zoo hoog op de plaat dat het
er eerst met erg hoog water zal afkomen.
Zij hadden gelukkig nog geen averij bekomen.
De Heer K. A. van Wageningen
heeft zijne benoeming tot Zetter bij 's Rijks
directe Bjlastiugen aangenomen.
Goedereede. In deze streék is de ajuin-
handel weer begonnen, lo baaltjes verpakt,
wordt dit gewas door de landbouwers op
eigen risico van hier per blazerschuit naar
den Nieuwen Waterweg en verder per
Harwichboot naar Engeland verscheept. Uit
de haven van Goedereede en Ouddorp zijn
reeds eenige scheepsladingen verzonden.
In de plaats van den Heer C. A.
Vogel is heden tot Wethouder alhier ge
kozen de Heer G. Joppe.
Donderdag jl. is een inkomend stoom
schip in Noord Pampus aan den grond
geraakt, doch met eigen hulp vlot gekomen
en heeft de reis vervolgd.
Ouddorp. Bij de Zaterdag gehouden
stemming voor een lid van den Gemeente
raad zijn 321 stemmen uitgebracht, waarvan
3 van onwaarde. De candidaten A. v.
Gemerden en T. Tanis, die door de otficieele
kiesvereenigingen waren gesteld, bleven ver
in de minderheid. A. van Gemerden candi-
daat der liberale kiesvereeniging verkreeg
60 st. T. Tanis candidaat van de antirev.
kiesvereeniging verkreeg 40 stemmen.
Buiten de kiesvereeniging om waren nog
tot candidaten gesteldJ. Bezuijen en Kr.
Voogd Dz. De eerste hiervan verkreeg 23
stemmen, terwijl de laatste 195 stemmen
op zich vereenigd zag; zoodat met meerder
heid van stemmen gekozen is: Kr. Voogd Dz
Ssi^eiconden bukken.
(De copie van Ingezonden Stukken, die niet
geplaatst zyn, wordt niet teruggeven.)
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie
en Uitgever.
Mijnheer de Redacteur!
In de »Maas- en Scheldebode® van 15 Jan.
j.l. komt een ingezonden stuk voor, waarin
een »Ooggetuige« een ontzettend verhaal doet
van een twist tusschen Joh. v. d. B. en zijn
zoon, waarbij de tweede nooit gehoorde vloeken
enz. uitte in het lokaal Hanson.
Om het beestiale en onnatuurlijke en het
dierlijke in den mensch bekend te maken,
schrijft nOoggetuigea zijn stukje.
Welnu, Mijnheer de Redacteur, wij onder-
geteekenden waren bij den twist tegenwoordig.
De twist was zeer onbeduidend, de zoon heeft
niet gevloekt en geraasd, hij wilde eenvoudig
zijn vader meenemen. De »Ooggetuige« doet
niets anders dan beestiaal en onnatuurlijk liegen
en laat leelijk kijken, hoe het dierlijke in den
mensch hun tot zijn schunnig stukje dre-f.
Met dank voor de plaatsruimte.
B. v. d. GIJZE.
IZAK SCHOL.
Sommelsdijk, Januari 1908.
Aan den heer Moelijker,
Agent der Levensverzekeringmaatschappij
2- Utrecht,^ te Sommelsdijk.
Geachte Redactie
Woensdag 8 Januari jl. hield het Ouderling
Begrafenistonds te Nieuwe Tonge zijn jaarverga
dering, waarin door den Secretaris het jaarverslag
werd gelezen en de Boekhouder rekening en
verantwoording deed van zijn gehouden beheer
over het jaar 1907.
Staande die vergadering werden door een der
aanwezige leden tot het Bestuur eenige vragen
gericht, nl. deze
1. In het jaar 1907 is door d« Vereeniging
f237 meer ontvangen: dan uitgegeven. Mag
dat bedrag groot genoemd worden of is het
weinig
2. Is het Bestuur van meening, dat de Veree
niging haar verplichtingen steeds zal kunnen
nakomen
3. Zoo de vereeniging met winst werkt, hoe
groot zal dan gemiddeld het jaarlyksch voor-
deelig saldo kunnen zijn (buitengewone om
standigheden buiten beschouwing latende)?
4. Kan het Bestuur de vergadering ook iets
medeelen uit het jaarverslag van de levens
verzekeringsmaatschappij „Utrecht"
Laten wij er direct bij vertellen, dat desteller
van deze vragen zeide, de vrijmoedigheid om deze
vragen aan het Bestuur in de volle vergadering
te richten, had gevonden naar aanleiding van
Uw ingezonden stuk, voorkomend in de „Vooruit"
van 24 December 1907.
Wij meenden den vrager met een kluitje in
het riet te kunnen sturen door te zeggen, dat U
Uw ingezonden stukje had gericht tot het Onder
linge van Middelharnis en dat wij er dus buiten
stonden. Maar wat denkt ge? Die vrager kwam
ons nu vertellen, dat dat ingezonden stukje niet
alleen tot het Onderlinge van Middelharnis, maar
tot alle Onderlinge Begrafenisfondsen gericht was;
dat U in 't begin van 1906 ook al een stukje had
geplaatst tegen onze vereeniging, dat onzerzijds
onbeantwoord was gebleven en of het nu maar
aanging om dergelijk geschrijf als het Uwe maar
onbeantwoord te laten. Wordt dit stuk niet
beantwoord, dan zou U willicht weer naar de
pen grijpen om onze vereeniging verdacht te
maken en zou U mogelijk kunnen slagen op den
duur de minder ontwikkelde volksklasse te kun
nen blinddoeken.
Tegen die redeneering konden wij niet heel
veel inbrengen en na die vragen bovengenoemd
besproken te hebben werd besloten om daarvan
een klein verslag te maken en da', geadresseerd
aan U, in de 2 Flakkeesche bladen te laten op
nemen, tot leering der menschen en tot stichting
van don heer C. Moelijker.
Of wij als bestuur die vragen naar belmoren
hebben beantwoord, zooals een goed bestuur dat
aan zijn vereeniging verplicht is, we willen dat
zelf niet beoordeelen. Soms komt er wel eens
twijfel op bij ons en laten wij het U in vertrouwen
maar zeggen; we zaten Woensdagavond leelijk
met de handen in't haar; de Voorzitter keek eens
naar den Secretaris, die een zware zucht slaakte;
deze keek op zijn beurt den Vice-voorzitter aan,
die het wou laten voorkomen of bij het wel wist,
maar die toch heimelijk zenuwachtig zijn buur
man-medebestuurslid toelachte: „Was Moelijker
nu maar hierl", wat dat 4e bestuurslid vau harte
beaamde met een glimlach die deed denken aan
den spreekwoordelijken boer met zijn kiespijn.
Mijnheer Moelijker, wat verlangden we, neen
we snakten naar U! Hoe we ons er doorgeslagen
hebben, ik weet bet nog niet. En nu nemen we
natuurlijk de eerste de beste gelegenheid te baat
om ons aan Uw voeten te werpen en U te smeeben
de antwoorden en kleine berekeningen die wij
den vrager gegeven hebben toch asjeblieft eens
na te zien, vooral niet te vergeten de jaarcijfers
van Wiebes er eens op na te slaan. Een der
bestuursleden heeft zelfs het idee geopperd een
cursus op te richten voor bestuursleden van
OuderliDge Begrafenisfondsen, te geven door U,
om een deel van Uw groote, onuitputtelijke ver
zekeringskennis in onze kieine hersentjes over
te storten. Want w iar moeten we thans verschij
nen, wij hier in Nieuwe Tonge, met Wiebes'
jaarcijfers, wiskundig berekend door doctoren in
de wiskunde, 't Is om er kippevel of boude koorts
van te krijgen!
En wanneer we U nu onze berekeningen voor
leggen, Mijnheer Moelijker, dat zult U wellicht
met Uw adelaars-verzekeringsblik al direct groote
gebreken, grove fouten ontdekjren, maar spaar
ons dan asjeblieft, toe Mijnheer Moelijker, zeg
het dan maar stilletjes tegen 0113 alleen, de bui
tenwereld mocht het eens in de gaten krijgen
dat ze zoo een gewaagd spel spelen. Wil je mijn
heer? Dan zullen we voorstelen 0111 U het
volgend jaar eerelid onzer vereeniging te maken,
en als U ons nog een beetje wilt voorthelpen
met de wiskunde of eens een model wilt maken
voor een jaarverslag, dan kunt U zelfs liet be
schermheersctiap krijgen. Maar dan niet klappen
hoor
Nieuwe Tonge telt ruim 1500 zielen deel
(dus 500) is aangesloten bij bet On lerling begra
fenisfonds. Die 1500 inwoners verdeelen wij in 4
rubrieken
A. Beneden 6 jaar 300 personen.
B. Van 6—12 jaar 250
•C. Van 12 -18 jaar 250
Boven 18 jaar 700
Volgens 0113 reglement zouden die 1500 perso nen
aau premiëu -er week betalen
A. niemendal.
B. 250 maal 1 cent is f 2,50.
O. 250 2 5,-.
D. 700 217,50.
Totaal per week f 25,
Per jaar zou dus opgebracht worden aan pre
miëu 52 ni, f 25,is f 1300,Het O. B. (het
derde deel der bevolking) moet dus jaarlijks out-
geu '/3 maal f 1300,—is f 433,33.(ronde som f 430.)
Vergelijken wij hierbij de inleg van 1907, dan
zien we dat dat goed uitkomt, want de werkelijke
ontvangst verschilt maar een paar gulden met
f 430,-
Nu de gemiddelde uitkeeriugen per jaar:
Sedert 1890 zijn in Nieuwe Tonge overleden
398 personen (daarenboven werden 25 levenloos
geboren.)
Per jaar sterven dus gemiddeld 22 personen.
Daarvan zijn gemiddeld 7 'jonger dan 1 jaar, bijna
13 boven de 18 jaar en da re3! tusschen delen
18 jaar. Berekend volgens ons r-glemea! moet
daaraan jaarlijks uitgekeerd worden (ook nog een
levenlooze er bij gerekend) f78),
Het O. B. het 3e deel moet dus gemiddeld
uitkeeren f 260,per jaar. Nu zetteu wij naast
elkaar: Inleg f 430,—. Uitkeering f 260,—.
Nu zal voor ieder duidelijk zijn, dat er gemiddeld
een jaarlijksch voordeelig saldo zal zijn van f170,
laten we maar zeggen van f 150,
Vraag 1 moet dus zóó beantwoord worden, dat
1907 een gunstig jaar is geweest.
Vraag 2 is nu voor gewone omstandigheden
gemakkelijk te beantwoorden. Indien er een jaar1
iijksch voordeelig saldo is dan staat de zaak goed.
Buitengewone omstandigheden even buiten be
spreking latende kunnen we zeggen: de vereeni
ging kan haar verplichtingen steeds nakomen
de uitkeeringen zullen alle plaats kunnen hebben
en bovendien zai er een voldoend waarborgkapi
taal zijn.
Is er iemand, die mat de verschillende gege
vens vóór zich, kan aantoouen, dat wij, in gewone
omstandigheden, zullen komen te staan voor een
tekort, nu of in de toekomst, hij zal 011s daarmee
verplichten.
„Wel neen," zegt men, „in gewone jaren zal
dat wel gaau, maar zie je. als ge van die jaren
krijgt met zeer veel sterften of met besmetlelij ke
ziekten als pokken, cholera enz. dan en dan
haalt men veeloeteekeneud de schouders op en
zet een nog veel ,eteekender geziehi, want men
is vast overtuigd, dat men van onze zijde dat
bezwaar niet uit den weg zai kunnen ruimen.
Dat gezegde is een wapen, dat al zoo vaak tegen
ons is gekeerd, men heelt dat al bij zooveel men
schen als spook willen aanwenden, dat wij zullen
trachten zeer beknopt, maar zeer afdoende, dat
bezwaar te weerleggen.
Overziende al de jaren van 1890 af, dan kunnen
wij, voor elk jaar afzonderlijk onze rekening
makende, niet anders vinden dan jaarlijksche
overschotten. Van een tekort is geen enkel jaar
sprake, zelfs niet in jaren 1892 en 1896 toen er
ieder jaar 33 overleden, ja zelfs niet in 1895 toen
er 38 overleden. Geen tekort, geen vrees dus al
is het sterftecijfer eens zeer hoog! Maar bij een
epidemie? De laatste is geweest in 1874, het pok-
kenjaar. Er zijn toen overleden 74 personen en
bovendien 7 'evenloos geboren. Nu mag dat getal
vrveselijk hoog zijn, men sohrikke, wat de uitkee
ringen betreft, echt,er niet al te zeeri Een derde
ongeveer zijn kinaeren, met betrekkelijk lage uit
keeringen. Bedenk dan tevens, dat er maar alweer
*/3 (weilicht iets meerl)dus bv. 30 gevallen voor
ri-kening van ons O. B. zouden komen. Nu zou
men echter en dat is voor ieder duidelijk, in zoo'u
tyd de uitgaven niet met de inkomsten kannen
dekken; daarvóór dient dan ook een reservekapi
taal en bij de oprichting eener maatschappij of
vereeniging een waarborgfonds. Wij hadden, toen
we begonnen, ook een waarborgfonds. Was het
te klein? Wel mogelijk; het is gebleken,dat het
groot genoeg geweest is, want er is niet van ge
bruikt moeten worden. En nu mogen we dit nog
wel eens duidelijk daarbij zeggen. Indien hei zoo
had moeten zijn, dat we, ondanks dat waarborg fondsje
nog voor een tekort hadden gestaandan nog zon
geen enkel lid daarvan de dupe zijn geworden, dan
nog zou onze vereeniging hebben doorgewerkt. Wij
stellen er prijs op, dit eens in 't openbaar te
zeggen, daar anders wellicht iemand komt vertel
len, dat het met onze vereeniging „per geluk"
gegaan is Mocht ons dus in 1905 of later het
ongeluk eener epidemie getroffen hebben, bet zou
den vooruitgang onzer vereenigiDg alleen tijdelijk
hebben doen stilstaan.
Nu mag er echter op gewezen worden, dat de
kans op een epidemie veel minder is dan bv. een
veertigjaar geleden. Hoewel zeker Dog wel niemand
zal durven beweren, dat de epidemiën de wereld
uit zyn, is de kans er op toch gaandeweg geringer
geworden. Het zou te ver voeren om hier v tor
verder bewijzen aan te brengen. Vreasden wij dus
niet zoo heel erg voor een epidemie, we hebben
ons O. B. zoo ingericht, dat het, mensehelijker
wijze gespróken, zeer veel voordeel opleveren
moest, vooral de eerste jaren. De te heifen premiën
en de te storten uitkeeringen bij overlijden zijn
vastgesteld, nadat met zorg en nauwgezetheid
was nagpgaan de statistiek van overlijden van
Nieuwe Tonge, vanaf het jaar 1870. Wij hebben
dus al de gegevens van 35 achtereenvolgende
jaren verwerkt (op 't oogenblik kunnen we spre
ken over 38 jaar) en wanneer we daarvan dan
voor verschillende dingen het gemiddelde nemen,
dan mag men oi daarop voortbouwen, vooral,
daar bij die 35 jaar zeer ongunstige zijn We
hebben bovendien nooit naar ons toe gerekend
met becijferingen, maar altijd gedacht aan ongun-
tige gevallen. Dan zijn nog meer factoren die in
0113 voordeel spreken
le. liet aantal sterfgevallen per jaar vermindert
gaandeweg. Wie het wil naslaan voor het geheele
land van het jaar 1889 af, kan het vinden in de
92«te Bijdrage, uitgegeven door het Centraal Bu
reau voor de Statistiek 's Gravenhage.
Dat feit geldt ook voor Nieuwe Tonge;
Per jaar stierven gemiddeld
van 1870 tot en met 1879 4L personen.
1880 1889 28
1890 1899 24,1
1900 1907 19,025
Dit wordt nog duidelijker, als men er bij be
denkt, dat de bevolking toenam.
Daarin valt een niet geringe vooruitgang te
bespeuren Ten voordeele van ons
Een andere omstandigheid is, dat niet alleen
het sterftecijfer dus gaandeweg daalt, maar dat
Nieuwe Tonge een bijzonder laag sterftecij fer heeft.
Bovengenoemde bijdrage zegt, dat het sterfte
cijfer voor heel ons land over het jaar 1906 be
draagt 14,78 per duizend. Voor Nieuwe Tonge is
het' voor dat jaar 14,2- En voor bet jaar 1907
bedraagt het nauwelijks 101
Wij zijn dus hier in gunstige conditie.
Nog een andere omstandigheid. De menschen
worden in Nieuwe Tonge over 't algemeen vrij
oud. Bewijs?
Vanaf 1890 zijn er 398 personen overleden. Het
3e deel zijn kinderen onder de 3 jaar Erzljn68
personen (17 bij van 3—50 jaar, 32 van 50—60
jaar, 49 van 8 70 jaar, 67 van 7080 j ar en
47 boven ds 80 jaar. Dus 49 bereikt den leeftijd
van 50 jaar of hooger 41 u/u van 60 jaar en hooger
enz. Wat sterven er weinig (gelukkig!) bv. tus
schen 6 en 50 jaar (nisar 53
Als men nu even bedenkt dat voor kinderen
onder 'tj.aar f10, van 13 jaar f 13, van 3—6
jaar f 18 wordt uitgekeerd (die van f18 komen
maar zelden voor!) en voor volwassenen f 50,
dat de kindersterfte, als ze niet buitengewoon
groot is, de uiigaven dus niet spoedig zoo groot
maakt en dat er gemiddeld maar zeer weinig
tusschen 6 en 50 jaar sterven, dan moet de domste
kunnen inzien, dat een vereeniging als de onze
voordeelig moet zijn.
Wat hebben wij nog gedaan om vooral op
stevigen grondslag te staan?
We hebben alleen toegelaten personen niet boven
de 50 jaar. Wij zouden dus alleen betrekkelijk
jonge menschen hebben. En uit te keeren zonden
we hebben voor kinderen en de weinige gevallen
van 650 jaar. Voor de duidelijkheid tiog dit
in 'tkort: I11 de laatste 10 jaar zon volgens ons
reglement in geheel Nieuwe Tonge uitgekeerd
moeten zijn bijna f 7200. Alleen voor personen
boven de 00 jaar is daarbij f 4400. Voor al de
personen onder de GO jaar maar f2800. Nu is het
een kleine kunst om aan toonen, dat ons O. B.
als het vanaf 1898 had bestaan, op zijn minst
f3000 in kas zou hebben. Dat is, dunkt ons,
bespaard op een uitgave van 2'/, cent per volwas
sen persoon en per week, en dat in 10 jaar toch
wel een noemenswaardig spaarpotje, 't Is zelfs,
voor een vereeniging van 500 zielen, en dan men
uitkeeringen van f50 of minder, al wel een aardig
reservefondsje.
Of de 10 volgende jaren zoo zullen zijn als de
laatstverloopen 10 is een open vraag wij hopen
het. En als het zoo is? als er niet meer sterf
gevallen voorkomen dan in de laatste 10 jaar?
vVel, dan zal ons O. B. na 10 jaar best f 3000 iu
reserve hebben
Het zal nu, dunkt ons, wel duidelijk zijn voor
ieder, wat een zekerheid het geett om een flinke
reservekas te krijgen, als men de oude menschen
laat bij de maatschappijen, waarbij ze verzekerd
waren.
Ais laatste troef pleegt men wel eens tegen
ons uit te spelen het argument: Het O. B. van
Nieuwe Tonge is erg gelukkig."
Wij zijn niet gelukkig. Wanneer wij de twee
lautstverioopen jaren nagaan, dan zijn wij niet
bepaald ongelukkig, maar evenmin gelukkig.
Bewijs
Voor de sterfgevallen, boven de 53 jaar behoe
ven wij natuurlijk geen uitkeeringen te doen.
I11 1906 en 1907 zijn er 18 personen gestorven
onder de 53 jaar. Daarvan hebben wij 9 uitkee
ringen moeten doen, dus juist de helft. Onze
vereeniging telt maar '/3 der bevolking; als men
nu veronderstelt dat er ook '/3 der bevolking
boven de 53 telt (en dat zal wel ruim gerekend
zijn!) dan hebben wij juist ons deel. Van geluk
is das geen sprake, eerder van het tegendeel.
Maar dat er een vrij groot bedrag overblijft als
voordeelig saldo (om misverstand te voorkomen
zeggen wij niet „winst") komt hierdoor: dat de
premiën en uitkeeringen zóó geregeld zijn, dat
er van een tekort zoo gauw geen sprake ban
zijn en doordat wij, metuiisluitiug van deouden,
met zekerheid aansturen naar ee» reservekapi-
'aal.
Voorts zij h'or nog deze opmerking gemaakt.
Wij hebben ons fonds nog niet ingericht zooals
een maatschappij is ingericht 't ia waarschijn
lijk ook niet noodig" het precies zóó in te richten.
Dat wij de boekhouding ook anders, eenvoudiger
inrichten en kannen inrichten behoeft geen
betoog Of er wéllicht nog verbeteringen aange
bracht kunnen worden? Wij gelooven dat zelf
wel. Dat wij in jaarverslagen, stukken enz. voor
onze leden wei eens spreken van „winst" en der
gelijke woorden, die dienen om zaken aan te
duiden die wetenschappelijk niet met dien naam
aangeduid mogen worden, dat is niet zoo maar
onwillekeurig gebeurd. Wanneer wij onze leden
eens een jaarverslag voorlegden van de „Utrecht"
dan zou het meerendeel onzer leden daarvan
niet veel begrijpen. En wanneer wij nu een
jaarverslag maken dan zeggen wij het, we zullen
maar zeggen op zijn Nieuwe Tongsch we vragen
eerst niet of de term wel wetenschappelijk zuiver
is, maar of de menschen de zaak begrijpen. Men
eischt immers ook, dat men de zaken zooveel
mogelijk openbaar tuake Hij, die ons aauviel
over ons jaarverslag in I9u6, had verstandiger
gedaan eerst te vragen, waartoe dat verslag diende
om een zuiver beeld der vereeniging te geven,
volkomen wetenschappelijk, dan wél of het zoo
eenvoudig mogelijk trachtte weer te gevën, o
cr reden tot dankbaarheid was, of wij eenigszius
met blijdschap konden terugzien op den afge-
legden weg, dan wel of er reden tot klagen waren.
Want, wanneer m»n bij een verzekeringsfonds
een jaar een voordeelig saldo heeft, dat men dat
dan feitelijk geen winst inag no-men, dat weten
wij ook, en wisten wij ook vóórdat we ons jaar
verslag van 1905 schreven. Wij zeggen dit maar,
om in 't licht te stellen, dat het gevaarlijk is
iemand alle kennis van verzekeringswezen te
ontzeggen, wanneer men één jaarverslagje heeft
gelezen en verder van de zaak niets weet. Alhoe
wel wij eischen voor ons het praedicaal
„wetenschappelijk" niet op.
Vraag 3 eischt nu wel geen verdere bespreking.
Ovar vraag 4 in 't kort ditTer vergadering
aanwezig waren uittreksels uit de jaarverslagen
van de jaren 1903 en 1904 van de „Utrecht." Op
soliditeit niets af te dingen. Wat de gewone „le
vensverzekering" betreft, dat kan buiten beschou
wing blijven, daar 't alleen te doen ia om de
afdeeling „begra'enisfonds Dat mag wel eens
gezegd worden: Iemand die het stukje van den
beer Moelijker leest, zou kunnen denken, dat de
„Utrecht" een groot begrafenisfonds is, een fonds
voor heel het land. Dat is niet precies zoo Bij
begrafenisfondsen is gewoonlijk en bij ons ook,
de hoogste som die uitgekeerd moet worden f 50.
Bij verzekeringsmaatschappijen,ook bij de Utrecht
heeft men verzekerde kapitalen van aile mogelijke
grootte, van f 50,— tor, t 25000,— toe en wellicht
nog hooger. Dat maakt wel eenig verschil, vooral
met het oog op het reservefonds. Want het zal
nu ook wel geen verklaring meer behoeven, dat
men bij verzekerde kapitalen van f 1000, f 2000
enz. een grooter reservefonds noodig zal hebben
dan bij enkel uitkeeringen van f 50,—Men bezie
het groote reservekapitaai der „Utiecht" ook eens
onder dat licht. E11 wanneer men dan een groot
reservefonds noemt, om dan een goed idee te
geven zou men er ook het totale verzekerde be
drag bij moeten noemen. Wanneer men ziet, bv.
d it op 1 Januari 1905 de „Utrecht" een reserve
had van bijna 9'/2 millioen, dan is dat wel een
groote som, maar toch nog geen zesde deel van
het hij haar verzekerd kapitaal, dat op 1 Januari
1905 bedroeg ruim 57 millioen. En nu is die 9
millioen zeker wel een voldoende reservekas, maar
iemand die zich bij de „Utrecht" verzekert, heeft
die nu absolute zekerheid dat hij zijn kapitaal uit
gekeerd krijgt? Immers neen. Volkomen zekerheid
heeft men dan pas, wanneer de reserve gelijk is aan
of grooter is dan het verzekerde kapitaal. Dat is
niet bij de „Utrecht," bij ons cok niet. 't Is ook
niet noodig. De „Utrecht" vergroot jaarlijks haar
reservefonds wy ook.
Nu heeft de „Utrecht" elk jaar een groot over
schot als ze de uitkeeringen dekt met de premiën,
niettegenstaande zoo ongeveer (althans in 1903 en
1904) een vierde deel van de gestorte premiën
noodig zijn voor allerlei onkosten. Zie maar ;Orer
het jaar 1904 ontvangen aan premiëu f 1680150,40
en uitgegeven aan premiën voor aanbreng, admi
nistratiekosten, hooidagenten en agenten, genaei-
kundig onderzoek, bureaukosten, reis- en inspec-
tiekosteo, vracht- en aanteekengelden, drukwerk,
advertentie-en reclamekosten samen f 560853,54'/,.
Mag er nu ook gezegd worden, dat er bij zoo een
maatschappij veel „aan den strykstok blijft han
gen
Al die opgenoemde posten beloopen bij ons te
„amen nog geen noemenswaardig bedrag, geen
(ierde deel van onzen inleg, want dan ja,
t- an zou het O. B. er maar zwak voor staan.
Wie nu het O. B. wil aanvallen, hij ga gerust
zijn gang. Maar dan hebben wij één verzoek als
men ons beschuldigt van onkunde, van onbe
trouwbaarheid, van waaghalzerij, ja waarvan dan
ook, laat men dan de bewijzen er bij leveren.
Het is gemakkelijk iets af te breken, iets verdacht
te maken, maar het is ook laf wanneer men dat
doet als kleine kindereu zonder bewijs. Dat is
geen mannenwerk.
Mijnheer Moelijker, zoo U het voor Uzelf te
veel eer vindt, dat wij zooveel papier voor U
vuil gemaakt hebben, wees gernst, we hadden
daarbij nog een nevenbedoeling: het publiek
naast Uwe inlichtingen ook nog de onze te geven.
Daarom, vragen wij ook wat ruimte in de krant.
Wij gaan nu afscheid van U némen met deze
verzekering, dat U ons steeds zult bereid vinden
U te woord te staan ais U ons werkelyk met
argumenten bestrijdt, maar dat we geen notitie
meer van Uw schrijven riemen, wanneer dat alleen
dient ter verdachtmaking of wei een leuterpraatje
is.
Met hoogachting hebben wij de eer te zijn
Uw dw. dn.
HET BESTUUR VAN HET ONDERL.
BEGRAFENISFONDS TE NIEUWE TONGE.
U Mijnheer de Redacteur dank voor de opname.
Vergeef het ons dat wij wat veel plaats vragen.
Mijnheer de Redacteur
Wil gij zoo goed zijn mij nogmaals een plaatsje
in Uw blad of te staan, om mij in de gelegenheid
te stellen, Uw berichtgever uit Spijkenisse te ant
woorden? Bij voorbaat mijn dank.
In de eerste plaats wensch ik ter mogelijke
geruststelling van Uw berichtgever te verklaren
dat zijne conclusie, die hij trekt uit de woordjes
ook mij", ten eenemale valsch is. Het schrijven
van mijn' medeinzender was mij geheel onbekend
en mijn bedoeling was slechts deze: om, waar Uw
berichtgever over de ruimte van Uw blad be
schikte om eon tamelijk uitgebreid criticeerend
verslag te plaatsen, U te vragen „ook my" voor
PlJn. ingezonden stukje een plaatsje te willen
inruimen. Van 't bestaan van een komplot tegen
Z.Ed, is dus geen sprake.
De verdenking, dat ik lid der vereeniging zou
zijn en mijn stukje slechts in Zuidlsnd gepost
zon hebben, omdat het mij aan zedelijken moed
(sic!) mankeert dit te Sp. te doen, vat ik op al>
eene insinuatie, waarop ik slechts met het spreek
woord van „de waard en z'n gasten", wensch te
antwoorden.
En nu, M de R. het antwoord gelde van Uw
berichtgever.
Z En. schrijft dat ik natuurlijk de zangvereeni
ging verdedig, (hoe komt hij er toe!) maar laat
er onmiddelijk op volgen, dat ik zijn critiek nog
wat aandik. Volgens Uw berichtgever verdedig ik
dus de Zangvereeniging en verscherp tevens de
critiek, welke op haar is uitgeoefend. Hoe is 't
mogelijk dit met elkuider te rijmen? Zulk eene
begripsverwarring kan misschien alleen in 't kos
telijk brein van Uw berichtgever ontstaan.
Dat U v berichtgever de woorden van 't solo
nummer^ „I11 deez' harde wereld", goed kon ver
staan, wil ik gaarne geloovenik heb't tegendeel
ook niet beweerd, maar ik schreef, dat het met
eene stem gezongen werd, die haar bezitster, eene
forscbe jonge dame, alle eer aan deed, wat de
kracht er van betrof." Het jverd jnist veel te sterk
en zonder de minste stembuiging gezongen, zoo
dat ik tot de gedachte kwam, dat, wanneer een
weesje dit zóó zong, het 't vader- en moederloos
zijn, nog zoo erg niet vond. Neen, waarde bericht
gever, in No. 22 werd van de Alt, niets verstaan,
(allo Zuidlanders waren nog niet vertrokeen), en
hoewel er zooveel haperde aan de voordracht,
óók van het solostukje en der duetten (ik dik
Uw critiek weêr wat aan); werd toch dit zingen
door U „zeer verdienstelijk" genoemd, terwijl de
koornummers door U werden afgekeurd. En hier
uit trok ik de gansch voor de hand liggende
conclusie, öf U is tot geven van critiek totaal
onbevoegd, öf U meet met twee maten.
Eindelijk, M. de R. de resumtie van Uw be
richtgever.
a. Ik ontken wel degelijk een der hoofdzaken
van 't bericht, want ik ontken dat 't solo
stukje en de duetten „zeer verdienstelijk
werden ten gehoore gebracht."
b. De critiek was ter plaatse als zij ook de
bovengenoemde stukken getroffen had, nu
was zij partijdig.
c. Het is nooit in mij opgekomen het zingen
der Zangvereen te Sp. te verdedigen, want
om dét te doen, zou men in 't geheel geen
verstand van zang moeten hebben.
d. Ga ik stilzwijgend voorbij.
e. Grondig onderzoek en meêr voorzichtigheid
was volstrekt niet noodig want het onbe
voegd zijn van Uw berichtgever als criticus
sprong duidelijk genoeg in 'toog.
Zuidland, 16 Jan. '08. X.
Inschrijving naar de jaarlijksche huur van
ongeveer 1,35 3 H.A. (2 Gem. 284 R.V. Maat)
Bouwland, na ilj Nieuwe Tonge, aan den
Langeweg, schuin tegenover de hotstede t/De
Nagiegaal, en 1 n eigendom loeuehoorende aan
ten heer Mr. 1). van Weel en Mej. P. M.
van Weel, leiden le 's Gravenhage, voor 7
jaren, in één perceel. Inschrijvingsoiljetten
in te leveren uiterlijk 1 Feoruari 1908, ten
kantore van No'aris VAN DER SLUIJS te
Dirksland.
Op Woensdag 5 Februari 1908, des na
middags 3 uur in het hotel Speé te Som
melsdijk, inzet
en op Woensdag 12 Februai, 1908, des na
middags 3 uur in het hotel Speé le Som
melsdijk, afslag van 4,12,30 hectaren bouw
land in den polder het Oudeland te Som-
ntlsdij 2,88,00 hec aren oouwland in den
po Ier het Oudeland ie Middelharnis en
15,68,90 hectaren üouwland, weiland en
watering in den 8üen blok in den polder
Dutvonwaard te Nieuwe Tonge, in diverse
perceelen en combinatiën, ten verzoeke van
den WelEd. Gesir. Heer B. M. H. van
Rijckevorst-I ie 's Gravenhage. Notaris VAN
BÜÜREN.
Op Donderdag 13 Febr. 1908, 's voorm.
10 uur e Dirksland, aan het Pildersweegje,
van 2 paarden, 2 uoerenwagens, rololok, eggen,
ploeg, sleeper, ladders enz. ten verzoeke van
den Heer C. Keur te Dirksland. Notaris VAN
DER SLUVS.
Uit 1
Het
de scheil
te gevt
de dlJ
van en