EERSTE BLAD. Antirevolutionair Orgaan Zaterdag 21 December 1907 22sle Jaargang JV\ 1004. IN HOC SIGNO VINCES Hioswjaarwenschen T. BOEKHOVEN. 1 bOMMELSMHJFH 4ü<p stiaSifkeas voor tlf Hedaclie beslemd, Advertentiën es» verdere Administratie franco toe te zenden aan desi 6 11 are ver. KERSTFEEST. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER Telefoon Intercom». Ho. 2. Advertentiën 10 cent per regel en 3/j maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Wegens de invallende Feestdagen zal het aanstaande Woensdag- nummet" bi Eet verschijnen. i9m. In het nummer van dit blad, hetwelk in den morgen van I JANUARI a.s. verschijnt, zullen, eveuals vorige jaren, gebracht aan Familie, Vrienden en Begunstigers, opgenomen worden, tegen den geringen prijs van slechts 25 cents, indien de advertentie 5 of minder regels bedraagt. Elke regel meer 5 cents. Daar van deze wijze om elkaar geluk te wenschen, steeds meer wordt gebruik gemaakt, omdat het 't om slachtige verzenden van naamkaartjes kan vervangen, zal het ons aange naam zijn, reeds nu de advertentiën daarvoor te ontvangen, teneinde voor een goede plaatsing te kunnen zorg dragen. De Uitgever. Eere zij God De eere Gods is gebonden aan de gaafheid van ons geslacht. Rein en onzondig kwam de mensch uit de han den van zijn Schepper en 't was de glorie van den Formeerder, dat Ilij dien mensch goed gemaakt had; goed; in ware kennis, gerechtigheid en hei ligheid. De mensch was het middelpunt van Gods Schepping en van Zijn Open baring; en daarom de kroon op den zesdaagschen arbeid. Wat is dan de mensch? Een weinig minder dan de Engelen; met eer en heerlijkheid gekroond. Heerschappij voerend over de werken van Gods handen; alles onder zijn voeten ge steld (Ps. 8). Wat is dan de mensch? Want waar lijk, God nam de Engelen niet als kinderen aan, maar het geestelijke zaad Abrahams. Hoog, zeer hoog stond dus de mensch. Maar daarom was 't Satans toeleg den mensch van die hoogte af te ruk ken, denkend daarmee de eere Gods te krenken en aan te randen. Wie Mijn discipel aanraakt, raakt Mijn oogappel aan, en dit was nu het demonische, het echt Satanische, dat de duivel, uitgebannen als bij zelf was uit het Eeuwig Geluk, nu niet rustte, voor hij ook den mensch »aangeraakt« en uitgerukt had, uit het heil, dat in op klimmende volmaaktheid hem gewor den zou. En viel de mensch, dan, zoo dacht Satan, was de eere Gods vernietigd. Dit was 't Satanische; om in den mensch de schepping in zonde en dood te doen ondergaanen was de mensch maar zoo zeer gezonken, dat hij het middelpunt van een revolutionaire, ontaarde Schepping werd, dan juichte de hel over de verwoesting in zielen en lichamen, in het levende en be wegende aangebracht En de Satan bereikte in de Schep ping schijnbaar zijn doel; maar moest het door de Herschepping volkomen tegen God afleggen. Ja; ze werd uit elkaar geslagen die schoone werelddistels en doornen zou ze voortbrengen, jammer en ellende kwam; dood en verderf Gods werk was schijnbaar mislukt. De eere Gods vernietigd, toen de mensch in zonde wegzonk en er leed vloot in de harten der kwijnende menschheid, stervend vanaf de wieg tot 't graf zijn mond opende. God werd gevloekt, 't Gebed verstomde. Broeder moorden. Zondvloed en Vergaan der wereld waren de zegeteekenen van Satans victorie. Wat ellende over die Schepping. Satans toeleg bereikt. De eere Gods is verkleind, ver nietigd. Schijnbaar althans, want èn algemeene en particuliere genade strooiden haar weergalooze ontferming uit. Verkleind, vernietigd? Neen! Jezus Christns zou de uit elkaar geslagen schepping tot een nieuw geheel samenvoegen Het Ver bond der Werken was gebrokeneen Verbond der Genade zou worden op gericht. En door Jezus werd weggenomen 't verderf uit de Schepping; de schuld verzoend; de wanorde orde; de zonde aan het Kruis gehecht, de dood ver slonden tot overwinning; plaats bereid in het huis, waarin vele woningen zijn; de kronen gevlochten om ze neer te werpen en het Eere zij het Lam uit te galmen. De Messias werd in het verloren Paradijs beloofd en kwam in de vol heid des tijds te Bethlehem. En de Satan knarsetandde. Het doel was maar in den hof van Eden schijn baar bereikt en God kwam toch tot zijn Eere. Op aarde reeds in onvolkomenheid, maar toch tot zijn Eere: Eenmaal vol komen. Gaaf kwam het menschelijk geslacht uit 's Scheppershand; gaaf nam hij het op in Zijn hemel door Jezus Chris tus, den Herschepper. Heerlijk Kerstfeest dus! Jezus ge boren in een stal't was de vervulling van de mislukking van Satans werk; de zekerheid van de bestendiging van de eere Gods. Daarom zongen de Engelen ook eerst van de Eere Gods; toen daarna van Vrede en Zaligheid in mensehen. Dit is dan ook de beteekenis van 't Kerstfeest! Niet alleen, dat God in mensclien een welbehagen had, maar in de eerste plaats, dat ten aanschouwe van Hemel en hel (en voor de hel was 't een oogenblik van razernij en demonische woede) dat God zijn Eere terug kreeg, de wijzen uit 't Oosten die van heinde en ver kwamen bren gen, en Koningen en viervorsten sid derden, en arme herders gingen aan bidden. Zoo was dan in den Kerstnacht de kroon op 't werk gezet. Het Slangen zaad zou den kop verliezen en het herschapen zaad van Adam jubelen en juichen over den vrede op aarde en het welbehagen van den For meerder. Eere zij God in de hoogste hemelen Geen houvast. Het Kiesrechtrapport der Roomsch- Katholieken biedt voor de praktische politiek geen houvast. Er spraken zich in uit voorstanders van algemeen kiesrecht en van gezinshoofden-kies recht, maar van zulk een soort, dat het nogal wat van het onze verschilt terwijl nog een paar commissieleden alleen de moeilijkheden uit de kieswet van Houten wat willen verkleinen. Waar aldus drie ideeën in dat rap port zijn neergelegd, mag het voor een Propaganda- of Debatingclub wat waarde hebben, maar voor deRoomsch- Katholieke Staatspartij als zoodanig geeft het in de praktische politiek niemendal. Ons dunkteer verwarring dan verheldering. En het dunkt ons praktisch onjuist, dat men met zulk een stuk voor den dag komt. Als de voormannen zelf nog niet homogeen zijnals de leiders zoo verdeeld zijn, wat moeten dan niet de leden der Katholieke kiesvereenigingen onderling verschillen. En hoe moet daaruit ooit eene compromis, een samenwerking geboren worden met andere partijen. Een partij, die er prijst op sfelt, gehoord te worden, moet altijd met iets positiefs voor den dag komen. Er moet over gediscussieerd kunnen wordenmen moet dan zijn man kunnen staan. Maar aan het rapport der Commissie is niets, dat steun verleent. Voorzeker mogen de Roomsch- Katholieken wel de kiesrechtkwestie aanhangig houden, om ten langen leste tot een zekere eenheid te komen, want met dit rapport valt geen land te bezeilen. We twijfelen dan ook niet, of er zal wel een eenheid komen, omdat de tijden daartoe drijven; maar de moei lijkheid om daartoe te geraken, achten we zeer groot. De toekomst zal leeren, wat in dezen de R.-K. Staatspartij op tafel zal brengen, vóór de wetsontwerpen in de Kamer behandeld worden. OP DEM PIT MIJ 14. Het is een lastige kwestie Die van het ambt der Overheid. Er is geen punt van Staatsbeleid, waarover in onze Christelijke kringen zóó verschillend wordt gedacht, als over de vraag, welke houding de Overheid moet aannemen tegenover de Christelijke Religie. Zelfs de gereformeerde menschen, die het anders over de fondamenteele stukken vrijwat eens plegen te zijn en met elkander over nevenzaken plukharen, wijl het hier beneden nu eenmaal een onvolmaakte wereld is zelfs de gereformeerde men schen zijn het over dit fondamenteele stuk niet eens. Ja, ze hebben artikel 36. Maar de gereformeerde kerken hebben het niet en de gereformeerden in de her vormde kerk zonder litteeken. Terwijl er in de eerstgenoemde kerken nog maar velen zijn, die de Utrechtsche amputatie van harte betreuren. Er komt echter nog meer bij. De eene zinsnede er buiten gelaten dan zijn t®ch alle gereformeerden het over den verderen inhoud van art. 36 wèl eens. Dan belijden ze allen van ganscher harte, als op Gods Woord gegrond, het na volgende »Hun ambt is, om het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen, het woord des Evangelies overal te doen pred ken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt, Dit wordt door elke gereformeerden, zonder onderscheid, als conform met den Woorde Gods beleden, en waarschijnlijk ook nog wel door velen buiten hun kring. Daarover zijn ze 't altoos eens. Maar, als nu de vraag aan de orde komt, hoe de Overheid dat doen moet, hoe ze het Koninkrijk van Jezus Christus moet bevorderen, hoe ze zorgen moet, dat het woord des Evangelies overal wordt gepredikt dan loopen de meeningen zeer ver uiteen. Hierover zijn allen 't weer eens, dat de Overheid zich daartoe niet moet inlaten met de inwendige aangelegenheden der kerken. En ook, dat zij de kerken volkomen vrij moeten laten, om zich naar eigen eisch en aard in de wereld te openbaren. Doch de vraag, waarover verschil rijst is deze, of de Overheid ook door finan- tiëelen steun de kerken helpen moet, om haar taak naar eisch te verrichten. Of ze ook mee moet zorg dragen voor het j>Brood der Kerk«, gelijk Ds. Sikkel het in zijn bekende brochure heeft ge noemd. Dat is een ernstige, gewichtige vraag. Nu kan men, ter beantwoording dezer vraag, op tweeërlei standpunt gaan staan. Vooreerst onder den kansel en ten andere naast het gestoelte der Overheid. Wie onder den kansel staan gaat, let allereerst op het belang en op de eer der kerken. Zij werpen,] zoo zegt men, haar eer te grabbel, als ze de hand gaan op houden, om die door de Overheid gevuld te zien. Het moet haar eere zijn, zelf den kerkedienst, door milde bijdragen in stand te houden, de grootere en rijkere kerken moeten de zwakkere steunende hulp der Overheid ontadelt, verzwakt, leert steunen op de krukken van den Staat, is in de toe komst een gevaar voor het welzijn en de onafhankelijkheid der kerken. Dit geldt voor alle kerken. Datgene, wat aan predikanten-traktemen ten enz. wordt uitgekeerd, ingevolge het naasten van kerkelijke goederen, zooals dit in vroeger eeuwen meermalen ge schiedde, blijft natuurlijk buiten beschou wing. Het gaat over vrije uitkeeriugen der Overheid, die niet zijn een uitvloeisel van vroegereeuwige roof-politiek. Wie met zijne gedachten onder den kansel gaat staan, hem bekruipt onwille keurig de vrees voor wat men met een vreemd woord wind noemt, cesero-papisme. de overheersching van de kerk door den Staat. Neen, zeggen ze, de kerken mogen, moeten geen Staatsgeld ontvangen. Het moet den geloovigen op het hart gebon den worden, dat het hun plicht en dure roeping is, het »Brood der Kerkï bijeen te brengen en dat ze die heilige roeping verzaken, als ze hierin te kort schieten. Zoo doet men het in Amerika. Zoo doen het de vrije kerken van En geland en Schotland. Zoo moet het ook hier. En dat zeggen wéégt, weegt zwaar. Met name Amerika heeft duidelijk getoond, hoe de kerken zeer goed kunnen bestaan, zonder eenige hulp van den Staat; ja, hoe ze in die positie bloeien kunnen en naar alle kanten de vleugelen uitslaan. Tot op zekere hoogte ziet men ook in ons land hetzelfde verschijnsel. Het vrij- willigheidsteginsel gaf ook hier schoone resultaten. En een regeling waarbij de kerken de hand maar op te houden hebben, om van den Staat te ontvangen, wat haar noodig is, aarzelen we dan ook niet de grootste ramp te noemen, die in een eeuw tijds de Kerk van Christus in ons Vader land getroffen heeft. Doch zóó wordt de vraag ook niet gesteld I De vraag luidt, of de Overheid ook steunen zal, opdat de kerken haar roeping des te heter kunnen verrichten. Want door geldgebrek gaat dat maar vaak zoo-zoo. Tal van Bedienaren des Woords, als ze geen geld erfden of aan- trouwden, kwamen met hun traktement niet toe en sommigen moeten al zuchtend hun weg gaan, waar hun ambtswerk groote schade door lijdt. Dan zijn er kleine kerken, die uit geldgebrek, jaar in jaar uit ver stoken blijven, van wat een ouderling bij ons noemde »de levende verkondiging des Woords.« Om nu nog maar te zwijgen van den evangelisatie-arbeid, die slechts tientallen bereiken kan, waar tienduizenden ronddolen, van eiken godsdienst vervreemd, als schapen, die geen herder hebben. Ds. Talma riep het eens naar waarheid uit, met het oog op de Hervormde kerk, dat zij haar lasteren, die zeggen, dat ze staan of vallen zou met dat millieu uit de Staatskas. En dat is ook onze meening. Maar een andere vraag is, of de gelde lijke steun der Overheid, de kerken niet zou in staat stellen, haar taak zooveel beter te verrichten dan thans. Die vraag beantwoorden we niet. Dat is de taak der kerken. En de voorbereiding van het antwoord op deze vraag stel, dat de kerken er te avond of te morgen voor werden ge plaatst ligt op den weg der kerkelijke pers. Doch de zaak heeft ook een politieke zijde. Daarmee bemoeien we ons niet. De Overheid, de Christelijke Overheid, heeft zichzelf de vraag te stellen, of zij niet, ook met finantiëele middelen de kerken heeft te steunen. Willen deze daarvoor den steun beleef delijk bedanken, dat moeten de kerken zelve weten. Dan gaat de Overheid vrij uitdan heeft zij haar plicht gedaan. Zij - - de Overheid moet »de komst van het Koninkrijk van Jezus Christus be- vorderen«. Zij moet *>het woord des Evan gelies overal doen prediken,en dat wel, »opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde.i Zoo zegt de gereformeerde belijdenis. En daarmee zullen de meesten onzer 't wel eens zijn. Zou het nu zulk een groot wonder zijn, als een Christelijke Overheid aldus bij zich zelf sprak. j>Zelf het evangelie laten ver kondigen, vermag ik niet, dat is de taak en roeping dtr kerken. Toch moet ik naar het ambt, mij opgedragen, zorgen voor de prediking des Evangelies ea bevorderen dat het Koninkrijk van Jezus Christus, hoe anders zal ik dat kunnen doen, dan dooi geldelijken steun, als ik zie, dat de kerken vaak door geldgebrek niet kunnen doen, wat ze zouden behooren te verrichten? Ik hoop, dat ten slotte, het vooreerst niet te zien gebeuren. Wel te verstaan, in dien zin, dat de bereidwilligheid der ge loovigen om te voorzien in den kerkedienst zóó toeneemt, dat de kerk ook werkelijk haar roeping tegenover de Dienaren des Woords, tegenover de zwakke kerken, tegenover de honderdduizenden, die nu het geloof afvielen of er zelfs nooit mee in aanraking kwamen, behoorlijk kunnen ver vullen. Is men er tegen, dat 'n cent van Over heidswege voor den kerkedienst gegeven wordt goed. Maar laat men dan ook niet ophouden te erkennen met beschaamd heid des aangezichts, dat de kerken nu allen te zamen genomen, en in't algemeen gesproken er heel wat van 't geen beslist noodig is tekort komt. UITKIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1907 | | pagina 1