EERSTE BLAD.
Zaterdag 14 December 1907
22sle Jaargang N°. 1302.
Antirevolutionair
Orgaan
Keenwiche liilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
T. BOEKHOVEN.
Alle elubk^n voor de Sfcdaetie tiesleiiïti, Advertentie» en verdere Administratie franco toe te «enden aan den (Jitvever.
We Ufakkeeselie Al'ater-
Seiding.
OP DEI IIB I4BJ84.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franeo per poat 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nniamers 5 Cent.
uïtobyer
Telcloeni Intercom*». io. 2.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/j maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal.
Diesstaan vragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
üns werd ter hand gesteld de Rijn-
lode van 27 Oct '07, waarin een ver
slag voorkomt van de werkzaamheden
aan de waterleiding te Bodegraven.
Om een kijkje te geven, hoe zoo'n
zaak zoo ongeveer reilt en zeilt,
nemen we het over
De werkzaamheden aan den
watertoren brengen ons dagelijks
nader tot de watervoorziening,
waarnaar onze gemeente reeds zoo
vele jaren reikhalzend heeft uitge
zien. Thans zijn de ondernemers
zoover met hun werk gevorderd,
dat het grootste gedeelte achter
den rug is en wij meenen, dat nu
de tijd daar is om onze abonné's
een eenigszins u tvoerige omschrij
ving van deze hoogst nuttige in
richting voor te leggen
De geschiedenis van de water
leiding is bij allen meer of minder
bekend. De Maatsch »Hudor« heeft
indertijd dit werk aangepakt. Liet
land waarop heden de gebouwen
zijn verrezen, werd in voorkoop
algestaan aan de Maatsch. »Hudor«
en nadat zij goed bronwater ge
vonden had, werd consessie ge
vraagd en verkregen. Hunne krach
ten schoten evenwel te kort en de
onontbeerlijke financieele hulp liet
op zich wachten, tengevolge waar
van niets tot stand kon worden
gebracht.
Hiertoe behoorde in de eerste
plaats het maken van vier bronnen.
Het maken dier bronnen geschiedt
door het inbrengen van pijpen,
die hier tot plus minus 30 meter
beneden den beganen grond zijn
gebracht door inspuiting of hy
drologische persing. De watertoe
voer van één dezer vier bronnen
zou reeds voldoende zijn om onze
geheele gemeente gedurende tal
van jaren van water te voorzien.
Het water is scheikundig onder
zocht en bleek geschikt te zijn en
te zullen blijven voor drinkwater.
De bronnen worden in verbinding
gebracht met een buisleiding waar
de ruwwaterpompen het water uit
onttrekken en dit op een hoogte
van plm. 10 meter in den toren op
een sproeibak van ongeveer 5 meter
middellijn persen. Het water ver
deelt zich regelmatig over de
sproeibak, die over de geheele op
pervlakte van gaatjes is voorzien,
vloeit hier voor 't eerst uit en wordt
blootgesteld aan de lucht om de
ontijzeringsmethode te ondergaan.
De sproeibak laat het water on
middellijk door de gaatjes regenen
op eene zich daaronder bevindende
cokeslaag en zakt vervolgens op
een nog lager liggende verdieping,
genaamd spatvloer, die zich boven
de zuiverwaterkelder bevindt, waar
over straks meer. Het loopt daarna
uit den toren in een overstortbak,
waarin het tijd vindt om de ijzer -
bestanddeelen te laten zinken. Zoo
dra het water in dezen bak hoog
genoeg gestegen is, vloeit het af
door eene lange platte goot
waar de lucht zijn heilzame invloed
weer laat gelden naar een twee
den en derden stortbak en is nu
door de ondergane bewerking tot
de kleinst mogelijke hoeveelheid
ge met-
verzadigd van zuurstof, dat het
ijzer, wat scheikundig in het water
aanwezig was, doet oxydeeren en
komt ten slotte in de oppervlak-
filters.
Deze filters zijn groote
selde bakken met
van 70 kub. meter water per uur
te zuiveren.
Het water moet eerst door een
laag rivierzand, dan door grintzand,
vervolgens fijn grint ten laatste nog
grof grint, zakt daarna af in ka
nalen naar het hoofdkanaal en van
daar naar de zuiverwaterkelder,
het diepste gedeelte van den toren.
Het water wordt vervolgens door
pompen in het dorp gebracht en
zoodra als de voorraad daar vol
doende is of geen aanvulling meer
behoeft, opgeperst naar het boven
in den toren gelegen reservoir,
vanwaar het langs dezelfde gelei
ding weer naar beneden komt,
zoodra aanvulling in het dorp dit
vereischt.
De watertoren, een trotsch,
prachtig slank gebouw, staat op
een paalfundeering en heeft een
hoogte tot de bovenkant van het
reservoir van ruim 32 meter boven
den waterspiegel van den Rijn. Deze
hoogte wordt eerst van beteekenis
wanneer wij dicht bij dit grootsche
gebouw staan. De toren is, wij
spraken er reeds van, voorzien van
een zuiverwaterkelder, waarboven
de ontijzeringsinrichting en daarna
een hoog reservoir met een inhouds
maat van 200 kub. meter; De hoe
veelheid water die het bevatten kan
is zóö groot, dat men zich niet kan
indenken welke massa menschen er
noodig zou zijn om zoo'n enorme
plas te verbruiken.
liet reservoir is daarboven zoo
on tzaggelijk-, zoo ijzingwekkend diep-
gapend wijd, kil en daarbij donker
door de overdekking, dat men zich
vrij wat rustiger en aangenamer
getroffen gevoelt als men enkele
treden hooger het schoonste verge
zicht voor zich heeft, dat men zich
ooit van Bodegraven had kunnen
voorstellen. Het platvorm is met
grind bedekt, voorzien van een flinke
baliustrade en een reusachtige vlag-
genstok. Het is hecht en sterk op
getrokken. Terugkeerende langs de
wanden van deze piramide brengen
wij nog een bezoek in de machine
kamer, alwaar zich bevinden twee
zuiggasmotoren met generators,
ieder in staat om voortdurend twee
pompen te drijven, waarvan de een
65 kub. M water per uur op de
ontijzeringsinrichting brengt en de
andere een gelijke hoeveelheid uit
den zuiverwaterkelder in het hoog-
reservoir. Het benoodigde gas wordt
door de generatoren vervaardigd
door 'tstoken van anthrachiet, gezui
verd en vervolgens overgebracht om
de motoren in werking te stellen De
centritugaal-riemenpompen zijn me
de in duplo, zoodat een volledig
dubbel stel drijfwerktuigen en pom
pen aanwezig is en stoornis in het
bedrijf hierdoor vrijwel is uitge
sloten.
Wij zien in de machinekamer nog
een aardig gebruik gemaakt van de
aanwezige waterdruk. Voor het aan
drijven van de generatoren is een
turbine ventilator gesteld De venti
lator wordt gedreven door een
turbine. De turbine is een as met
schoepjes, waar het water onder
druk op neer valt, deze schoepjes
in vliegende vaart doet draaien en
de kracht uitoefenen voor hetdraaien
van de ventilator.
Naar aanleiding;van dat verslag ont
vingen we van dezelfde bevoegde zijde
dejjvolgende opmerkii gen, die we voor
rekening laten van den schrijver:
Bij ons rijst onwillekeurig de vraag
op, of de zaak voor Flakkee geheel
van de baan is Vol instemming voor
het beoogde groote doel, de Flakkeë-
naars ook van goed drinkwater te
voorzien, juichen wij het dan ook toe,
dat aan mannen als Visser en Smit
door de gezondh. comm. werd opge
dragen te Ouddorp boringen te doen;
het resultaat beantwoordde volkomen
aan de meest hooge verwachtingen,
daar op ongeveer 30 M. .diepte in
ruime hoeveelheid prachtig helder
water werd verkregen, dat aan alle
mogelijke eischen van zuiverheid vol
doet.
In onze verbeelding zagen wij niet
langer de menschen met een emmertje
drinkwater loopen, maar een ieder
had achter de voordeur slechts even
een kraantje om te draaien Of zou
het voor den minder met aardsche
goederen bedeelde te veel zijn, weke
lijks ongeveer 12 ets hiervoor van zijn
inkomsten af te zonderen Edoch, ook
dat is voor een groot aantal woningen
niei eens noodig. De woningwet im
mers verplicht eiken huiseigenaar te
zorgen, dat aan elke woning een aan
de eischen der wet voldoende regenbak
is en wij weten maar al te zeer, dat
deze op vele plaatsen ontbreekt of in
zeer slechten staat verkeert. De intrest
der kosten, hieraan verbonden, zou
dan ook reeds voor het grootste deel
de waterbelasting delgen; afgezien nog
van het feit, dat bij vele woningen
het onmogelijk is, een plaats te vinden
voor plaatsing van een regenbak.
En al moge het bezwaar, door velen
geopperd, dat degenen, die een goeden
regenbak hebben, niet aan de water
leiding zullen aansluiten, schijnbaar een
ernstige sta in-de weg zijn voor de
waterleiding, wij weten immers maar
al te goed, hoe het gemak den mensch
dient, hoe een ieder daartoe neiging
bezit en dat geen regenbak in staat is,
elk lid van het gezin toe te staan, per
dag 80 L, zegge 8 emmers wat r, te
gebruiken Weik een heerlijkheid, welk
een weelde, vooral voor den arme en
den werkman, om in overvloed van
goed drink- en waschwater te leven
voor den boer, die daardoor in staat
is in droge tijden zijn vee goed te
kunnen drenken, voor de huismoeder
om bij de wasch niet op een emmertje
water te behoeven te zien. Zouden dan
nog wel veel menschen hun wasch
naar den overkant behoeven te sturen?
Zou in de toekomst dan ook hier geen
suikerpeeënfabriek kunnen bestaan,
die het eens gebruikte waschwater
immers weer zuivert en weer ge
bruikt? Hoeveel minder menschen zul
len dan in den zomer vooral lijden
aan ingewandsziekte; immers overal
waar de waterleiding zijn intocht doet,
vermindert sterfte en ziekte.
Kortom wij zouden dit nog met tal
van andere voorbeelden kunnen illu-
streeren, doch vestigen voorts alleen
nog de aandacht op datgene wat de
»Rijnbode« schreef, en waar deze zaak
eenmaal door dezelde concessionaris
sen is aangepakt hopen wij van harte,
dat ze ook hier- de zaak verder zullen
blijven steunen en leiden en dat we
weldra zullen hooren van eenoproeping
van belanghebbende gemeentebestu
ren, particulieren, stichten eener ven
nootschap, aandeelhouders vergadering
en het suizen van maagdelijk-rein
water uit een kraantje achter de deur
of boven den gootsteen.
[Onze persoonlijke vraag is deze:
Kan die zaak niet coöperatief gedreven
worden? En dus de winsten verdeeld
onder de deelnemende Gemeenten b v.
in evenredigheid v an het aantal ge
bruikte kranen. Red
Er wordt over de dominé's gepraat.
Over hun traktementen, wel te verstaan.
In 't algemeen gesproken zijn die trakte
menten maar schraal. Er zijn plaatsen
en er zijn er méér, dan men wel denken
zou waar het hoofd der christelijke school
weldra meer traktement zal hetben dan de
predikant.
Is dan 't inkomen van zulk een »hoofd«
zoo vet? Geen kwestie van! Maar dan kan
ieder wel begrijpen, hoe 'ter nijpen moet
in sommige pastorieën.
En ik acht er de predikanten te hooger
om, dat zijzelf hiervan zelden of nooit iets
merken laten en wat er te klagen valt aan
hun God klagen.
Doch daarmee zijn wij er niet af.
Eu nu is van verschillende zijde erop
gewezen, dat de Overheid zich het lot van
die predikanten behoort aan te trekken, want
dat ze op voorbereidene plaatsen fatsoenlijke
armoede lijden.
De Overheid menigeen griezelt
reeds.
Vooral de mannen der vrije kerken
^Moeten wij,* vragen ze, sde finantieele
koord weer om den nek krijgen P«
»Dat nooit,zeggen ze fier.
Ik houd mij daar op 't oogenblik buiten.
In 't algemeen wil ik wel zeggen, dat het
voor een »vrije kerk*, die dus geen Staats
geld ontvangt, het aller-aller-laatst zijn
moet, dat ze de hand ophoudt, om die door
I de Overheid te laten vullen.
Maar de zaak moet ook van een anderen
kant worden bezien.
Ja, zelfs wel van twee andere zijden.
En dat wil ik thans in 't kort doen.
Ik geloof vast en zeker, dat de »ge-
loovigen* in de protestautsche kerken zeer
wel bij machte zijn om hun ganschen eere-
dienst uit eigen zak te bekostigen, zonder
dat ze daar ook maar den minsten last van
hebben.
Een weinig wijn, een weinig likeur, een
weinig sigaren, een weinig eau de cologne
minder gebruikt door allen en de
traktementen-kwestie zou opgelost zijn, mits
natuurlijk de sterkere gemeenten, gelijk haar
plicht is, ook in dit opzicht de zwakkere
bijstaan.
Dat zonder Staatshulp de zaak niet in
orde kan komen, moet niemand vertellen.
Maar ik ben erg pessimistisch, wat betreft
de vraag of het ook gebeuren zal.
En ik wil, misschien zelfs iets te vrij
moedig, wel zeggen, waarom ik zoo pessi
mistisch ben.
Er zijn in elke kerk verschillende soorten
van menschen, ook wat betreft hun finantieele
draagkracht. Maar er zijn in elk geval velen,
die hun dagelijksch brood bescheidenlijk
eten, zonder meer.
Die menschen, stel dat ze een gezin met
kinderen hebben, die ze trouw ter kerk
sturen, geven al gauw eiken Zondag 20 cent
in de collecten. Maakt in 'tjaar ruim tien
gulden. Voor plaatsenhuur, contributieën
e. d. g voor kerkelijke doeleinden, komt er
nogwel tien gulden bij, want iemand moet,
het al beslist benauwd hebben, als hij met
de zijnen op de sarmenplaatsen* gaat zitten.
De >>gezeten werkman* en de skleinen
burger* doet dat niet en geeft als we voor
rekenden minstens 20 gulden 'sjaars voor
zijn kerk.
Dat zijn dus de lieden van 600800
gulden jaarlijksch inkomen.
Trek ik daarvan af een 400 gulden voor
noodzakelijk levensonderhoud* en dat
mag wel bij een gezin metkindersl dan
houd ik over 200 a 400 gulden boven het
allernoodzakelijkste en ik vindt dat die lieden
daarvan I's a iopCt. voor den kerkedienst
offeren.
Op grond van deze becijfering nu, durf ik
beweren a. dat men- van déze catagorie van
menschen niet meer vergen kan dan ze doen
en b. dat alle kwesties de wereld uit zou
zijn, als allen, die boven deze categorie
uitsteken, hetzelfde procent gaven van hun
jaarlijksch inkomen, met 400 gulden ver
minderd.
Ik zeg niet, dat de meergegoeden niets
doen, ook niet, dat ze soms niet heel wat
doen, maar 't wil me zoo voorkomen, dat
ze, in vergelijking met de boven geteekende
klasse niet genoeg doen.
Maar, zal men zeggen, gij kunt niet na
gaan, wat zij doen. En dat is zoo. Van
den enkelen persoon kan men dat niet
nagaan. Maar wel kan men berekenen, wat
er in een groep \an kerken voor den kerke
dienst enz. wordt bijeengebracht en dat
deelen door 't aantal huisgezinnen om zoo
doende het gemiddelde te vinden
Ik heb die proef genomen; laat wie wil
het nadoen en de uitkomst zal zijn, dat er
naar dien maatstaf in de kerken al een heel,
héél klein procent bemiddelden blijken te
zijn.
Waarbij ik echter direct moet zeggen,
dat ik ook in verschillende streken des lands
bemiddelde gemeeteleden heb leeren kenr.en,
die, ik zou bijna zeggen, bóven hun ver
mogen gaven.
't ls me 'n eereschuld, dat ook even op
te merken.
Maar wat wél na te gaan is? Datgene,
wat bij overlijden plaats heeft.
In dat opzicht heerscht veel misverstand.
Meinig geloovige is van meening, dat hij
zijn kinderen »te kort* doen zou, als hij
van hun erfenis wat aftrekt voor den kerke
dienst. Zelfs zij, die in hun leven wel in den
zak durven tasten, wagen het niet, de handen
uit te steken naar hun erfenis.
Hun moeten de oogen geopend worden.
Al komt het niet alle dagen voor,
geloovigen, die een halve of een heele ton
nalaten, zijn er toch nog wel. Als ze nu
zeiden: Negentig procent daarvan is voor
mijn kinderen en tien procent voor den
dienst des Heeren, dan gaven ze den grooten
Rentmeester precies de tienden van hun
nalatenschap zou dat te veel zijn?
Zouden ze dan werkelijk hun kinderen
te kort doen?
Maar, als ze dat meenen zie, 'k
houd nu juist niet van »tendenz« preeken,
want de meeste geachte toehoorders passen
ze op hun buurman toe doch, dan
mocht het oog der gemeente door den Dienst
des Woords weieens worden verhelderd!
Ergens in ons vaderland 't doet er
niet toe waar, maar voor de zuivere waar
heid sta ik in; 't was bovendien niet in deze
streek stierf onlangs een man, die alle
zijn dagen in leer en leven een sierlijk christen
geweest was; zijn nalenschap bedroeg om
ende bij tweehonderdduizend gulden. Bijna
al zijn kinderen waren vóór hem gestorven,
zonder nakroost. Hij liet bij testament aan
kerk of armen na niets.
Toen is, door de 5>buitenwacht* om
zijnentwil de Naam des Heeren gelasterd
en de geloovigen wisten weinig daartegen
in te brengen.
Laat roe eens een stoute vraag doen:
De opzieners der gemeente waken ook
voor den levenswandel der geloovigen. Zou
den ze, waar zulke mannen of vrouwen [in
hun midden wonen, verder gaan dan hun