voor «ie liiiflliollandsche en üeeuwiehe Eilanden. BIJVOEfiSEL RECHTS. WM Zaterdag 8 Juni 1907. Antirevo lu tion air 22sle Jaargang N°. 1248. Orgaan IN HOC SIGN O V NCE S T. BOEKHOVEN. Alle stukken voor «Ie Hedactfe Pesfeaiad, Aslverïentiëni en verdere Administratie franco toe te «enden aan den tïiljrever. Om onze le zers de uit slag- der ver kiezingen te kunnen mededeelen, verschijnt het nummer van Woens dag as. éèu dag- later. iiiexers in „Fiahkee". Tuin- en Landbouw. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER SOMjttE&SWJfH. Telefoon Intercom». No. 2. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. 1 Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Grooto letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. I Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nar. Bij dit nummer behoort een Cnewurm. Het bestek, de aard van een klein artikel laat niet toe, over alles wat de crisis betreft, breedvoerig te zijn. Maar we willen er toch iets van zeggen, omdat van Liberale zijde be weerd is, dat Rechts in de Eerste Kamer de oorzaak was. Zeker is 't waar. dat Rechts Minister Staal heeft doen duikelen, maar we houden staande, dat Rechts daarin gelijk had, omdat de plannen van Staal zoo on voorzichtig waren. Maar de diepere oorzaak is een andere. Wat noemen we de crisis Den tijd van 12 Februari jl tot 8 April Cp 12 Februari bood't Kabinet De Meester zijn ontslag aan, omdat met 27 tegen 17 stemmen op 9 Febr de Staal-begrooting van Oorlog verwor pen was. Op 8 April kwam de nieuwe Mi nister van Rappard, en de andere Ministers bleven. Die tusschentijd van ministerieel nietsdoen, noemen we de crisis. Hoe ontstond die? Uit dezelfde oorzaak, waarom de Liberalen vóór en na de crisis on machtig blijken te zijn weiten tot stand te brengen En vanwaar die onmacht weer De ernstige ziekte der Liberale partij. Wat scheelt ze dan Ze durft niet kras, omdat ze bang is voor de ciericalen, over haar Ministers een afkeurend oordeel te laten hooren. De Liberale partij won bet van ons in 1905. Door welke middelen doet er nu op 't oogenblik niet toeze zijn ongunstig bekend. 't Wastegen Kuyperdat istegen het dogmatisch Christendom in de politiek geen Bijbelordinantie mocht in de politiek ook maar eenigen rol spelen. Alles goed en wel. Had bet Kabinet De Meester zich nu maar aan die leus gehouden en zoodanige wetsontwerpen ingediend, die door alle liberale fracties konden worden gesteund, dan had alle actie van 't Kabinet een geregeld en or- dentlijk verloop gehad. Maar dat deed 't Kabinet niet. Het richtte zich naar de Unie- Liberalen en Vrijz Democraten met Socialisten en liet de Oud Liberalen of gematigd Liberalen met hun wen schen tamelijk alleen staan. En welke lout maakten toen de Unie-Liberalen enz. weer op hun beurt? Ze gaven af op ieder, die't Kabinet niet wilde steunenmaakte aanmer king natnurlijk allereerst op ons, maar voorts op ieder, die met 't Kabinet niet door dik en dun wou meegaan. Zij, de Unieliberalen wilden 't Kabi net met alle geweld de hand boven 't hoofd houden en daarom steunden ze den heer Staal en eischten, dat ieder dat doen zou, of hij werd met allerle mooie woorden vanconservatief, geldverkwister, lastenoplegger,kosten- vermec-rderaar, sabelsleper, voorstan der van aardappeljassen en corveeën- dienaar. volkslegervijand, militairist, parademan, witte-handschoenen sol daat, enz. enz. uitgekreten. De Unie liberalen en Vrijz.-Demo- craten vergaten, dat er in ons vader land nog duizenden waren, die voor dat geschreeuw van deze heeren niet op zij gingen die weigerden voorstel len, enkel en alleen, omdat ze van een zeker Kabinet kwamen, zoo maar, zonder degelijk onderzoek aan te nemen. Dat hadden de heeren gewild. Alle Staalpillen maar slikken. Hadden de Unie-liberalen studie gemaakt van de plannen van Staal En wat ze kostten Neen. Ze wisten net zoo min als de heer Staal zelf, waar het eind was van zijn hervormingen. En tochvoorstemmen was de boodschap en leuzeen wie het niet deed, hij ware Liberaal of Anti liberaal werd met grootewoorden als overgoten en den volke voorgesteld als een dwarsdrijver, -als iemand die oneerlijk was en politieke munt wou slaan uit een mogelijke nederlaag van Staal en 't Kabinet. Geen kritiek op Staal, den heilige En wie niet aanvaardt, wat Staal wildeweg met hem. Totdat. deoogenopengingen in de Eerste Kamer en in de Tweede. Toen waren de hooge sprongen der Unieliberalen en Vrijz. Democraten en van 't Kabinet absoluut uit. Men begon in 't Vaderland te mer ken, wat de toeleg der Linksche meer derheid wasbaas wezen over de meening van een andereen ander dwingen als 't ware te denken als zij. Studie maken van de zaken, een zelfstandig oordeel vellen, mocht niet meer. 't Moet altijd wezenvoor 't Kabinet. Toen kwam natuurlijk de nederlaag; de hoogmoed was geopenbaard de val was aanstaande, want duizenden wil den wel instudeeren ren de wetsont werpen en wel een zelfstandig oordeel er op na houden 1 De voorwaarden van 1905 nl. samen werking tusschen alle Liberale groepen waren verbroken, omdat de Unielib. enz. door dik en dun met alles wouen meegaan, en ieder er toe dwingen en nu op 12 Febr. sprong de bom. De Coalitie der Liberalen nu is dezelfde als in 1905. De gevolgen dier gewrongen samenwerking toen hebben nog weinig vrucht voor de Volksbe langen gedragen. Wat zal die samen werking op 11 Juni tot gevolg hebben? We vreezen geen sociale resultaten. Krachtige wetgevende arbeid is te verwachten van Dinsdag 11 Juni is een gewichtige dag voor ons Vaderland; inzonderheid voor de Prov. Staten van Zuid-Holland. Zal de meerderheid van Rechtsworden versterkt, of bestendigd of veranderd in eene minderheid? Ofschoon wij antirevol. goede, hope hebben, is er niet een, die met eenige zekerheid den uitslag kan voorspellen, omdat een stembus-uitkomst altijd verrassing biedt Veel vindt dit zijn oorzaak in de middenstof, de kiezers zonder een vast beginsel. Gelukkig blijkt uit de plaatste verkiezingen, dat Flakkee zulk soort van kiezers niet veel bezit en 't voor onze antirev. partij in den laatsten tijd een stevig bolwerk is geworden; maar laten wij hier niet te veel op vertrouwen. Het geeft zoo licht aanleiding tot inzinking onzer krach ten en daarom op den dag der stemming voor onzen Candidaat, den heer de Wilde in het vuur. Dat ieder antirevol. zijn plicht kenne, zijn ver antwoording voele, den lauwe opwek kei want het gaat bij deze Statenver kiezing om een zeer groot belang ten opzichte van ons beginsel. De aanvallen der vrijzinnigen, straks in bond met de Sociaal demokraten kunnen in ons land wel eens aanleiding zijn tot onze nederlaag. Vóór Flakkee staan wij sterk. Onze candidaat toch heeft reeds tal van jaren als Statenlid ons distrikt vertegenwoordigd op eene wijze, die hem tot eere strekt. Bij zijn rechtsche Collega's wordt hij hoog geschat, zoo zelfs, dat in eene vacature van Secretaris in hun club de heer de Wilde met algemeene stemmen werd gekozen. Vele malen werd de heer de Wilde als rapporteur in Commissiën benoemd en als algemeen rapporteur in de Afdeelingen. In de laatst gehouden najaarszitting werd hij als zoodanig aangewezen bij de behandeling van het Krankzinnigen- vraagstuk en gaat men nu de Hande lingen daarvan na, dan kon men zich overtuigen op welke verdienstelijke wijze de aanvallers op het beheer en inrichting der Confessioneele en parti culiere stichtingen door onzen candidaat in het Statencollege werden afgeslagen, het Christelijk element op den voor grond gebracht en aangetoond, dat de oprichting eener neutrale Provinciale Stichting geen betere waarborgen biedt voor eene goede verpleging Sa» de thans bestaande Stichtingen, eene opvatting, die ook door andere tegen standers werd gedeeld. Onze Candidaat is een man van erkende, beproefde bekwaamheden, een man, die in het openbaar leven een zeer werkzaam aandeel neemt, die het vaandel onzer antirev. Partij steeds hoog houdt. Onze keuze kan niet moeielijk zijn, maar wij stemmen, antirevol. en mede standers, als een eenig man op onzen Candidaat den heer tS>F OËX UITKIJK. Zoodra 't gesprek gaat over het >trouwen« en wat daarmee in verband staat, wordt de aandacht grooter en het wegzwerven der gedachten minder. Het is een onderwerp, dat altijd »pakt.« Dat er minder getrouwd wordt, dan vroeger, staat wel vast. En als gevolg daarvan zijn er meer meisjes, die »blijven zitten*, en na een tijdlang tusschen hoop en vrees gedobberd te hebben, de hoop verbannen en de vrees begraven, zich berustend neerleggende bij het feit, dat ze als »oude vrijster* verder, alléén, die reis door het leven zullen voort zetten. Laat nu geen mijner lezeressen vanwege dat >dobberen« een pruilmondje zetten. Ik zie ze aan voor goede calvinisten en praktische meisjes en vrouwen. En als zoodanig zullen ze als niemand ze vraagt, of als ze gevraagd worden door mannen, die ze niet kennen of mogen liefhebben, vromelijk berusten in hetgeen de Goddelijke Voorzienigheid over haar beschikt heeft. Want een eerbaar huwelijksleven staat hóóg. Maar een godzalige levenswandel staat hóóger. Voor het eerste zijn man en vrouw samen noodig, maar voor het laatste is een alleen voldoende. Doch aan den anderen kant behoeft geen meisje, dat tot den huwbaren leeftijd kwam en een eigen huishouding zou kunnen besturen zich ervoor te schamen, dat de wensch in haar hart leeft, om, als 't God belieft, huisvrouw en moeder te worden. Een feit is echter, dat het aantal onge- huwden toemeent. En de vraag wordt gesteld, of daar redenen voor zijn aan te geven. Sommige redenen spruiten ongetwijfeld voort uit den zondigen aard der mennchen en in dit geval met name der mannen Er zijn mannon, die aan een ongebonden leven de voorkeur geven boven de samen woning met een wettige vrouw. Anderen schromen de moeite van het huwelijksleven en rekken uit gemakzucht onbetamelijk den duur van hun coelibaat. En dergelijke redeuen zijn maar, die den mannen iD 't gemeen niet tot eer verstrekken. Maar 't is toch ook niet zoo, dat bij hem alléén de schuld ligt. Freule de Savornin Lokman, een scherp opmerkster, waar het haar eigen sekse betreft eD die haar »zusteren« ook ODge- zouten zeggen durft, merkte daarover eens op: >Waar het vroeger gewoonte was, dat een meisje leerde het huishouden doen, eten koken, haar kleeren naaien, daar spreekt het nu vanzelf, vooral in de steden, dat zij dergelijken buiselijken arbeid be neden* zich vindt en op de schoolbanken wordt afgericht om een »ontwikkelde« vrouw te schijnen door quasi-geleerdheid en aangeleerde kunstphrasen. 't Gevolg is, dat ze als huisvrouw, die geen groot fortuin bezit, om een groot dienstbodenpersoneel te huren, absoluut onbruikbaar is voor den man, die haar wel zou willen huwen, maar die finantiëel niet in staat is, haar met al die gemakken, die zij van noode heeft, te omringen. Dat heeft freule Lokman naar waarheid gezegd. Maar er is over deze kwestie nog wel meer te zeggen. De groote moeilijkheid voor een man is juist niet, om een vrouw te vinden, ook niet om haar te trouwen, maar om haar met het in den gewonen weg aangroeiende gezin te onderhouden. En het is zeer zeker niet af te keuren, als een' jongeling maar niet luchtigjes over dat finantiëel bezwaar heenstapt, maar de kosten goed berekent, voor hij den huwe lijkstoren bouwen gaat. Een vraag, die hiermee verband houdt, is deze: In welk opzicht mag de vrouw medehelpen, om bij te dragen in de kosten van het gezin? Een belangrijke vraag, die steeds meer nijpen gaat en waarover onder ons dunkt me, nog niet genoeg gedacht en gesprokenis. Met een algemeenen term, dat de man moet zorgen voor wat het gezin noodig heeft, terwijl de vrouw zich met de huis houding bemoeien moet, kan men zich van deze kwestie niet afmaken. Al moge dit de regel zijn, die regel laat talrijke uitzonderingen toe en de moeilijke vraag ook voor vele christenen is, wat in dezen geoorloofde uitzonderingen zijn. Laat ik me wat meer precies mogen uitdrukken. Vooreerst geloof ik niet aan zulk een absolute scheiding tusschen de taak van den man en van de vrouw. In het huwelijk zijn ze één en samen hebben ze te zorgen voor wat. er in 't gezin noodig is; samen zijn ze er ook verantwoordelijk voor, dat de huishouding goed loopt. De praktijk des levens wijst het uit. Is de man ziek en kan de vtouw op de een of andere wijze wat verdienen, dan zal wel niemand het in zijn hoofd krijgen, haar te berispen, als ze de handen uit de mouwen steekt. Omgekeerd gaat de man wel degelijk na, hoe de huishouding gevoerd wordt en heeft zijn vrouw het te druk, dan is het zijn plicht voor haar Mn de bocht te springen*, gelijk de volksuitdrukking zegt. Een precies afgepaste eigen taak hebben man en vrouw dus niet. Samen hebben ze één taak, nl. te zorgen voor het welwezen van hun gezin, door dit te leiden, te besturen en te verzorgen naar de ordinantiën Gods. Ik stem volkomen toe, dat een vrouw, die »in de kleine kinderen zit* aan haar huishouding meer dan genoeg heeft. Maar daarnaast staan andere gevallen. Daar ziju de jonggehuwdendaar zijn de kinderloozen; daar zijn de gezinnen zonder kleine kinderen. En ten slotte de gezinnen, waar andere vrouwelijke hulp genoegzaam voor den huiselijken dienst zorgt. Mag in zulke gezinnen de vrouw mét den man arbeid verrichten ter vermeerdering der gezinsiDkomsten, ja of neen? Dat is de vraag. Vergeet met name de volgende drie voorbeelden niet. Menig christelijk huisgezin is er, waar de vrouw in het bedrijf van den man bezig is, zonder dat iemand onzer er ooit over dacht, op grond van Gods Woord, daarop aanmerking te maken. Zie het aan de boeren in vele streken van on3 vaderland. De vrouw verzorgt er den groenteutuiu en den bloemhof; gaat soms mee melken; maakt kaas of boterverzorgt kalvers, varkens en anders huisdieren; heeft haar eigen taak in 't bedrijf van den maa. Vroeger, toen er nog veel meer huis industrie was dan tegenwoordig, was 't lang niet zeldzaam, dat de vrouw de lichtere werkzaamheden verrichtte die bij 't beroep van den man behoorden. Ierwijl we in de derde plaats een bijbelsch voorbeeld hebben in Aquila en Priscilla- Als Paulus te Corinthe bij hen komt, zoo lezenjwe, waren zij 't staat er tweemaal in 't meervoud tentenmakers, bij wie Paulus zijn handwerk ging uitoefenen, zonder dat we lezen, dat hij Priscilla naar de keuken bande. Al mogen we dus aan nemen, dat zij haar huiselijke plichten niet zal hebben verwaarloosd, toch blijkt uit het verhaal, dat ze met en naast haar man »vrocht* om het dagelijksch brood te ge winnen. Laat de lezer me nu goed begrijpen, 't Is allerminst mijn bedoeling, om de vrouw te emancipeeren; om haar fiat te geven, als de concurrente van den man naar allerlei betrekkingen te dmgeu, die ze ook in het huwelijk mag blijven uitoefenen. Ik wensch slechts op te komen tegen oppervlakkigheid. Te prikkelen tot nadenken an biddend overwegen. Aan te toonen, dat we hier met een algemeene frase niet klaar zijn. En op te merken, dat het een vraag geldt, waarvoor onze christen jongelieden, ónze mannen en vrouwen bij den steeds scherper wordenden »strijd om het bestaan*, geplaatst worden terwijl aan den andoren kant eeuwig waar blijft het Woord des Heeren. »Het is niet goed, dat de mensch alléén zij. Een vraag dus, die overweging en beantwoording verdient, UITKIJK. De bijenteelt verdient te worden uitgebreid, niet alleen om het rechtstreeksche gewin, maar ook en niet minder om de rol welke de bijen vervullen in de huishouding der natuur, daar zjj het hoofdzakelijk zijn, die de kruisbestuiving en bevruchting in de plantenwereld doen tot stand komen, welke bevruchting noodzakelijk is voor de instandhouding der plant en voor een krach tige nakomelingschap. Enkele voorbeelden volgen hier ter illustratie. Een lange, smalle akker, zooals men ln 't

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1907 | | pagina 17