Zaterdag 1 Juni 100?
22ste Jaargang 1246,
voor tie Zuidhollaiidsclie en Keenwiche Eilanden.
EEBSTE SLAP.
RECHTS.
Antirevolutionair
Orgaan
§as feuilleton.
IN HO C SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
Is {««Misdienst eis Poliliefc
wel seam ie gaan?
Twee Ministers asset el-
kiuir glad «ineens.
CM» MiSA UIT Bi IJ §4.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland by vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
ifzonderlyke Hammers 5 Cent.
UITGEVER
&OMMELSDIJH.
Telefoon Interconsm. lo. 3.
Advertentiën 10 cent per regel en s/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal,
Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsraimte die zij besla ai;,
Advertentie!» worden ingewacht tot Dinsdag- e.i Vrijdagmorgen 10 uur.
jj—MB—B—8MB— III «li II H MÉ III m II
%lle üDikbeii voor «Se Ktedactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie franco froe te gemden den Uityever
Van vele zijden ge
werd ons de vraag
Wanneer begint ge
weer met eenfeuil-
weer zoo'n mooie
Welnu, we meenen met »een mooie«
a.s. Woensdag te beginnen.
Met het nieuwe kwartaal een
uieuw feuilleton dat klopt.
Het is getiteld
1)
leton, en liefst
en evenals het vorige, geschreven door
den heer P. Brouwer
Dat het in boekformaat drukken
in den smaak is gevallen, bewijze
ons de honderden, die ons het vorige
feuilleton ter inbinding zonden. We
zullen dus op denzelfden voet voort
gaan, opdat ook van dit keurige en
boeiende teuilleton later een boekje
kan worden gemaakt.
DE UITGEVER.
Onze tegenstanders zeggenPolitiek
heett met Godsdienst niets te maken.
Ja, er zijn er zelfs onder, die beweren
de Godsdienst is te heilig om door de
politiek omlaag gehaald, bezoedeld te
worden; wat voor ons nooit andere
beteekenis heeft gehad, dan dat die
mannen of de politiek vuil voeren,
waardoor evenwel de Godsdienst nog
niet ontheiligd wordtof de godsdienst
te minniet te hoog. maar te min vinden
om hun politiek ermee te kunnen
schoonmaken en oppoetsen.
Maar de meeste tegenstanders dur
ven het toch niet aan, om ook dat
praatje te verkoopen: de godsdienst
is te heilig. De meeste volstaan met
te zeggen: Politiek heeft met Gods
dienst niets te makende godsdienst
is en blijft dus in hun oog heilig; de
politiek willen ze zuiver en netjes
voeren; maan godsdienst moet los van
politiek staan.
Er zijn onder hen, die nog wel iets
anders redeneeren en zeggen: de Bijbel
is een verheven boek; een best boek;
een leerzaam boekeen belangrijk
boek; je kunt heel wat levenskennis
uit dat boek opdoen, maar
regelen voor de politiek of Staatkunde
staan er niet in dus op politiek
terrein heb je aan den Bijbel niemen
dal overigens een probaat mid
del om als politieagent voorijbooze
menschen dienst te doen, want vele
menschen zijn voor dien Bijbel wat
bang en dat is goed, dat houdt der
booze daden wat in toom
Wat is daar nu van aan?
Heett de Politiek met den Godsdienst
niets te maken?
Niets? Maar dan zijn wij Anti-
Liberalen op eenfdwaalweg. Want wij
beweren Wel mee te maken
Laat ons eens onderzoeken!
Wat is politiek? Politiek of Staat
kunde is het zoeken van middelen,
waardoor het doel van een Staat of
Staatsgemeenschap of Gemeenschap
van Koningin en Onderdanen, op de
beste wijze kan worden verwezenlijkt.
Wij leven in den Nederlandschen
Staat. Wie dus aan politiek doet, zoekt
naar middelen om een zeker doel te
bereiken, dat Koningin en onderdanen
in ons Nederland nu allen te zamen
najagen.
Welk doel heeft de Staat der Neder
landen na te jagen? Aardsch goed.
Geen hemelsch goed?
Neen, daar moet de Kerk voor
zorgen.
Wat is dan dat Aardsche Goed?
't Is 't Algemeen Geluk, de Salus
Publica, zeggen de geleerden.
Wat is 't Algemeen Welzijn? 'tls
de vreugd en voorspoed van Koningin
en aller onderdanen, waardoor ik ook
evenzoo vreugd en voorspoed geniet
't Welzijn aller Nederlanders is ook
in mijn belang.
Wat noem je dan je vreugd en voor
spoed en de vreugd en voorspoed
van anderen
Vreugd en voorspoed is te leven
als schepsel Godste leven naar Gods
ordinantiën en geboden.
Wat is dus de roeping van de poli
tiek zulke middelen zoeken, dat alle
menschen in den Nederlandschen Staat
leven kunnen in vreugd en voorspoed;
leven kunnen als schepsel Gods wier
einddoel is God te dienen op de aarde
en Hem eeuwig hiernamaals te aan
schouwen.
I
Ziedaar 'dus de roeping van den
Staat en de plicht van den Staatsman.
Maar nu voelt toch iedereen, dat de
politiek niet huiten den Godsdienst om
gaat?
Want de politiek zoekt den mensch
zóó ver te brengen, dat hij God kan
dienen op de aarde. 11
Wat moet de Staat daarvoor doen
Wetten maken, anders niet.
Maar hoe kan een wet dan maken,
dat ik God kan dienen op deze aarde?
Luister even naar dit voorbeeld
God wil, dat we Zondags naar de
Kerk gaan en ZijnWoord steeds onder
zoeken. Maar als nu de Wet dit eens
ging verbieden; zeg ons, zoudt ge dan
God kunnen dienen, zooals dat moet?
Immers neen!
Een tweede voorbeeldGod wil, dat
we de Overheden zullen eeren en
liefhebben, omdat zij 's Heeren diena
ressen zijn, ons ten goede. Maar als
nu de Ministers eens een wet indien
den, om de beschreven macht der
Overheden te vernietigen, om als echte
anarchisten maar raak te levenzoudt
ge dan God kunnen dienen op dat
punt van 't Gezag, dat Hij voorschrijft.
Immers neen! Er was geen Gezag
meer; 't was dan vernietigd en aan
Gods eisch om te eeren en lief te
hebben dat Gezag, kondet ge niet meer
voldoen. Uw eigen gezag zou ook ver
nietigd kunnen worden. Er was wan
orde!
Een derde voorbeeld. God wil, dat
een dief gestraft wordt; een moorde
naar idem. Maar als nu de Wet eens
toeliet, dat dieven en roovers en
moordenaars vrij uit gingen; zoudt ge
dan zelf wel veilig zijn? Zouden Uwe
huisgenooten veilig zijn? Zouden Uwe
bezittingen Veilig zijn? Dan was Neder
land toch een hel? En hoe zou je dan
aan je door God vereischte roeping
als mensch, vader, burger, verzorger
kunnen voldoen! Alle veiligheid was
weg; alle rust was weg; alle ordentelijk
leven en menschelijk levensbestaan
weg. Weg was alle voorspoed en
vreugd. Maar dan was ook weg alle
dienst van God voor 't maatschappelijk
leven.
Er zouden nog tal van voorbeelden
genoemd kunnen worden; maar ze
spreken voor zich zelf.
Ge ziet dus: van de wetten van den
Staat hangt zeer veel af. Niet alles!
Want de menschen kunnen mekaar
ook bijstaan en helpen zonder de
macht der Wet.
Wat moet er dan in die wetten
staan? Er moet alles instaan, wat ons
bevorderlijk kan zijn om een gerust
en gelukkig leven te kunnen genieten;
er moet zooveel in staan, dat we met
gerust geweten zeggen kunnenniets
verhindert me om binnenskamers, of
in de school, of op 't veld, of in de
fabriek, of in de kazerne, of in de Kerk,
of op 't vaartuig en de stoomboot, zóó
te leven, als God dat in zijn Woord
vraagt en eischt.
Maar dan moeten de Kamerleden,
de heeren, die de wetten maken, toch
weten, wat Godin Zijn Woord eischt;
anders konden ze in die wetten wel
eens verkeerde bepalingen schrijven.
Goed begrepen 1
Godsdienst en Politiek zitten zoo
aan elkander vastgegroeid, dat we
daarom bij de stembus zulke mannen
zoeken, die Gods Woord kennen.
Dan hebben we een zekeren waarborg,
dat er in de wetten ook geen verkeerde
bepalingen, vijandig aan Gods Woord,
in zullen komennatuurlijk, mensche-
lijke dwalingen niet uitgesloten?
Godsdienst en Politiek zijn onaf-
seheidenüjk aan elkaar verbonden,
omdat de Godsdienst 't geluk der
menschen beoogt en dat doet de Politiek
ook. Maar de Godsdienst wil het geluk
rechtstreeks aanbrengen door den
Bijbel en de werking des Heiligen
Geestes; en de Politiek doet 't langs
den weg der wet.
Politiek en godsdienst moeten op
elkaar steunen; moeten »kloppen«
de Staat en Kerk helpen mekaar om
't levensgeluk van allen te verhoogen
den mensch te bekwamen voor zijn
roeping als Schepsel Gods en alzoo
door de welvaart en "t geluk van alle
menschen God toe te brengen de Lot,
de Eere en de Dankzegging.
't Fundament van de politiek is de
Godsdienst.
't Fundament van den Godsdienst
is God, geopenbaard in Jezus Christus.
Welke keus is de uwe? Kiest
De Linkerzijde zit verlegen.
De Marineminister heeft zich tegen
over den Mariniersbond tamelijk on
welwillend uitgelaten, maar de Voor
zitter van 't Kabinet sprak in Sept.
1905 naar den klank der woorden
altijd, wel ten gunste van de orga
nisatie der militairen.
Nu zitten de heeren Links wat in
de war de eene Minister tégen en de
andere vóór de militaire bonden.
Vandaar ook, dat gezegd is: laat de
Voorzitter zelf eens in de Kamer
komen, om precies uit te maken, wat
hij in Sept. 1905 heeft bedoeld, toen
hij sprak, dat hij die bonden een goed
bart toedroegwant dat begrijpt nu
ieder welzoo'n Kabinet zou toch ook
een fraai figuur maken, waar twee
zijner leden lijnrecht tegenover me
kaar staan in zoo'n gewichtig punt
als de erkenning van de organisatie
van soldaten in leger en vloot.
Wat daar van groeien moet, nl. van
die verdeeldheid tusschen twee Minis
ters, mag Joost weten, 't Kan ons
wel, hoewel niet veel schelen.
Dat in dit Kabinet verschil is tus
schen twee Ministers, moeten de
Liberalen maar betreuren. Wij laten
er geen traan om.
Maar 't gaat ons ifi zooverre wel
aan, dat we nieuwsgierig zijn, hoe nu
eigenlijk de Voorzitter van dit Kabi
net over de organisatie van soldaten,
van ambtenaren denkt. Want dat is
een hoogst voorname zaak.
Het Vrijz.-Demoer. blad »Land en
Volk« krijgt al kippenvel, als 't over
de toelichting van den Kabinetsvoor
zitter gaat denken, 't Schreef:
men (dat is Rechts) sleept er
allicht wat citaten uit voor de
verkiezingsstelling, dat wij leven
onder een Regeering der revolutie.
Goed begrepenWe gunnen dit
Kabinet een zeer kort leven, maar als
't blijken mocht, dat het de militaire
organisaties al te vriendelijk toeknikt,
dat ze ermee wil onderhandelen alsof
de chef de gelijkgerechtigde was van
den soldaat, en niet de meerdere, dan
zouden we en zullen we die uitspra
ken van den Voorzitter wel degelijk
goed bewaren, om ze de kiezers te
kunnen voorleggen.
En wordt er na de herstemmingen
overgehandeld in de Kamer, dan blij
ven ze nuttig voor 1909. Doch de
hoofdzaak is en blijftwat wil dit
Kabinet jegens de militaire bonden
ze aaien en liefkozen en zoete brood
jes bakken óf ze erkennen, maar op
zekeren afstand houden. Ze 't recht
van staken, een soldaten-staking ge
ven of ze dat recht absoluut ont
houden. Wat wil dit Kabinet? Ons
heele volk heelt er recht op met het
oog op Oorlog' en wanordelijkheden
en algemeene werkstakingen om te
weten: hoe ver mag zoo'n soldaten-
vereeniging gaan
De vorige week werd in hooger beroep
de strafzaak van jhr. De Geer voor het Hof
van Amsterdam behandeld.
Men herinnert zich de geruchtmakende
geschiedenis, waarbij velen hun spaarduitjes,
inschoten en die De Geer en Montigny op
den bank der beklaagden bracht. De laatste
had in zijn vonnis berust; de eerste kwam
in verzet, niet omdat hij zichzelf onschuldig
achtte, maar omdat zijn straf hem te zwaar
leek.
Dat klinkt wel zonderling.
Deze heeren hebben door »malversatiën«
een bedrag van bijna twee millioen gulden,
waarover zij de beschikking hadden, doen
verloren gaan. Men mag dit nu geen stelen,
doch verduisterend noemen, dat is broertje
en zusje. Zij hebben zich dan toch willens
en wetens vergrepen aan andermans goed.
En als ik dan zie, hoe de arme stakkerd,
die wat hout of eenige veldvruchten steelt,
door menige rechtbank voor eenige maanden
achter slot en grendel wordt gezet, dan
komt mij een straf van enkele jaren voor
t verduisteren van een paar millioen niet
zoo heel hoog voor.
Maar dat moeten de rechters
uitmaken; die wegen schuld en straf.
Het trof me echter, dat De Geer o. m.
zeide: Het zou toch voor mij, op mijn
hoogen leeftijd verschrikkelijk zijn, als ik in
de gevangenis sterven moest.
Die uitdrukking deed in mij levendig
worden de herinnering aan een krantenartikel,
waarin betoogd werd, dat voor mannen
van beschaafde vormen in hooge positie,
zooals De Geer en Montigny de gevangenis
straf veel zwaarder, veel barbaarscher is,
dan voor een gewonen, platgrondschen Belt
en dat de rechters daar, bij de toebedeeling
der straf wel rekening mee mochten houden.
En vandaar sprong mijn herinnering over
naar de zaak van die twee Groningsche
fabrikanten, door wier verregaande rceke-
looze onvoorzichtigheid een jong werkman
het leven verloren had. Zij waren veroor
deeld door het Hof tc Leeuwarden tot 14
dagen gevangenisstraf, wat bij gratie-besluit
veranderd werd in een geldboete van enkele
honderden guldens voor rijke fabri
kanten geen noemenswaarde straf.
Ten opzichte van deze heeren werd ook
gezegd, dat gevangenisstraf voor hén zooveel
verschrikkelijker zou zijn, dan b. v. voor een
gewonnen arbeider, omdat zij na s>gezeten«
te hebben, hun prestige tegenover hun
onderhoorigen verspeeld zouden hebben.
Al deze gevallen komen neer op deze
vraag:
Is het billijk, dat een rechter, bij het
toemeten van straf, óók rekening houdt met
den stand en de possitie, die de schuldige
in de maatschappij innam?
Ik ben geen jurist, noch eens juristenzoon
en daarom zal ik mij slechts schuchter over
deze kwestie uitspreken. We leven echter
in een tijd, dat iedereen geacht wordt overal
verstand van te hebben en daarom vraag
ik het, er het traditioneel enkele woordc
over te zeggen.
Als een mensch zich tegenwoordig be
geeft op een terrein waar hij géén deskundige
is en daar vrijuit zijn meening zegt, heeft
hij één troost. Deze n 1 dat de ^deskun-
digen« het slechts op één punt broederlijk
eens zijn, te weten, dat de »leeken« in hei
vak hun mond moeten houden, maar dat
gezegde deskundigen overigens in den regel
hopeloos verdeeld staan, zoodat bij dat
kruisvuur van opinien de rieek« het wel
wagen kan, de zijne ook te laten hooren!
Ik geef dadelijk toe, dat zes maanden
gevangenisstraf voor den een 'n veel zwaarder
straf kan zijn, dan voor den ander.
Daar is een »los« gezel, los van werk
en los van leven, zonder kind of kraai, en
met zeer verstompt eergevoel. Zes maanden
cel nu ja, 't is geen pretje, je bent
je vrije leven kwijt, je hebt weer eenige
moeite om aan den slag te komen, maar
overigens is 't voor zulk een man 'n
»incident« in zijn leven, een lastig opont
houd maar eenmaal weer ontslagen
en aan 't scharrelen is hij, mits er 'n homp
brood en een borrel voor hem overschiete
in de maatschappij, die vrijheidsbeneming
weer spoedig vergelen.
Neem nu echter een ander geval.
Zeg, iemand die een flinke zaak of een
goede betrekking heeft, benevens een gezin
met vrouw en kinderen. Voor hem beteekent
zes maanden gevangenisstraf, dat hij zelf
voor zijn leven geknakt is, dat zijn zaak of
betrekking voor hem verloren zijn en dat
zijn gezin aan de armoede wordt prijsge
geven tenzij door bizondere omstandig
heden nog uitkomst dage.
Dat staat dus vast: gelijke straffen kunnen
zeer verschillend drukken.
Doch daar staat ook zeer veel tegenover.
Ook gelijke misdrijven kunnen toch zeer
ongelijk zijn in zwaarte.
Neem b. v. dien lossen sjouwer van daar
even, Wie weet, heeft hij niet een op
voeding gehad, die de misdaad voor hem
maakte tot een spel. Zijn eer- en plichtgevoel
is weinig ontwikkeld. Schier zonder nadenken
kwam hij tot de daad, die hem voor den
rechter bracht
Zeker, ook die man heeft schuld en
schuld eischt straf maar iedereen
zal 't mij toegeven, dat toen de zonde vaardig
werd over hem en de verleiding in zijn ziel
sloop, hij zeer weinig tegenweer kon bieden.
De ander evenwel heeft een zorgvuldige
opvoeding gehad. Goed en kwaad leerde
hij wèl onderscheiden. Zijn zedelijk leven
kón heel wat hooger staan Hij wist, al
zondigende, wat hij op 't spel zette
zeg zelf, is zijn schuld niet veel zwaarder
omdat hij veel meer tegenwicht had, toen
het kwaad hem bekoorde?
sAdel legt verplichtingen op,<c zegt het