SUNLIGHT- SUNLIGHT- Woensdag 17 April 1907. 22slc Jaargang 1233 A rem mair Orgaan voor sir üuisiliollaiistscbe en 22eeuw«clie i^lliiuslen. IN HOC SIGN O VINCE S SNEEUWWIT ZEEP MAAKT I LINNENGOED 1 ALS GOUD rÊ Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. ifzonderlijke nnmmers 5 Cent. UITGEVER T. BOEKHOVEN. 1 ëOMMELSDIJH Telefoon Intercomm. No. 3. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */s maal. Dien staan vragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. file sttsfefccis voor tie HedactJe liestemil, Advertentiën en verdere Administratie franco toe le zenden aan «Sen tJItarever 1 r|i« -l&einocrafen en «Je Izamlvei dediffing. In ons artikel over Idealen en Cijfers der Vrijz.-l)em. wezen we op het beginsellooze, in elk geval halfslach tige standpunt, dat deze partij inneemt tegenover Oorlogsuitgaven. Volgens hun zeggen, willen ze hier en daar bezuinigingen, maar in de praktijk kost, alles wat zij willen, geen halfje goedkooper. Doode en levende weer middelen ze zijn geworden een leuze een vlag om volk te trekken. Maar hoe roekeloos, onverantwoor delijk, die partij handelt, wordt nog eens toegelicht door een officier in 't Utrechts Dagblad, die de onkunde der heeren aan den kaak stelt. De Vrijz.-Dem. willen militie-officieren, maar de schrijver van 't Dagblad toont aan, wat, waardelooze mannen dat zijn op oorlogsterrein. Hij schrijft «Zooals men weet worden beroeps officieren o ra. gevormd uit jongelui, voorzien van diploma eindexamen H. B. S. met 5-jarigen cursus, die aan de Koninklijke Militaire Academie daarna een driejarige militaire op leiding ontvangen «Komen die beroepsofficieren in het leger, dan kan men verwachten bij benadering dat zij zich na pi. m. 2 jaren practischen dienst, tot volko men bruikbare aanvoerders ontwikkeld zullen hebben. »Een militieofficier daarentegen komt met eindexamen driejarigen cursus als adspirant in dienst, volgt een cursus van eenige maanden (niet eens gegeven door beroepsleeraren) en nog geen jaar sedert zijn indienst treding kan hij met goed gevolg examen afleggen. »Nu nog 6 weken practische oefe ningen en het kunststuk is geleverd om in dien belachelijk korten tijd een officier te vormen, wien in oor logstijd dezelfde taak kan worden opgedragen als aan een beroepsofficier ten deel valt. »Met luttele kennis is hij, krach tens zijn rang, leider, voorlichter en vraegbaak van de onder zijn bevelen dienende onderofficieren, korporaals en soldaten. »En bleef die luttele kennis nu nog maar constantDe adspirant gaat direct na 6 weken praktischen dienst met onbepaald verlof en komt voor het eerst als officier doch reeds met terdege verbleekte wetenschap een volgend jaar onder de wapenen Na ik meen 2 maanden - dienst als officier, gaat hij andermaal met or.be paald verlof. »Wie nu weten wil op welke hoogte de militaire kundigheden staan van zoo'n verlofofficier, die leze de getui genis van een militie officier (zeker een onverdachte bron) voorkomende in het U D. van 7 Febr. jl. getiteld: »Hel kader en de Verlolofficieren van het Nederlandsrhe leger.« »ln welke mate trouwens de rnili taire kennis bij de militie in het algemeen verloren gaat, daarvan zou ik sterke staaltjes kunnen opdisschen. Ik heb, om er één te noemen, twee of drie malen een milicien-sergeant, een paar d gen na zijn koms' onder de wapenen voor herhalingsoefeningen een kanon van 12 cM. K. zonder hulp van beroepskader laten bedienen Evenzoo vele malen heb ik moeten ingrijpen om ongelukken te voorko men tijdens het oprichten van den vuurmond op zijn verhoogstukken. En deze lunctie is nota bene eene die aan een kanonnier stuks commandant dus aan een man zonder militairen rang wordt op gedragen. »Wat moet men dan verwachten van een milicien-sergeant aan wien zonder voorafgaande herhalingsoefe ningen een oorlogsfunctie wordt toebetrouwd. 3) «Ik durf er me niet in denken, want een vijand is niet zoo beleefd, den tegenstander vóór het uitbreken van een oorlog herhalingsoefeningen te laten houden «Bij mobilisatie is er in de eerste 6 of 8 dagen geen denken aan oefenin gen en theorieën, dag en nacht moet worden gewerkt om in staat van tegen weer te komen. «Daarentegen zit de vijand ons al zeer spoedig, misschien na één of twee dagen, op de hielen. Tegenover zijn zeer goed geoefende officieren en min deren stellen wij een te kort geoefende bende, met ten deele waardelooze aan voerders (militie-officieren en militie kader). »Hoe komen wij hier te lande aan dat onzinnige instituut van militie- officieren? Van welk Rijk in Europa hebben wij dat overgenomen? In welk schrijftafel brein is dat ontstaan? «Tot nu toe heb ik nog stilzwijgend ondersteld, dat boven militie-officieren en militie-kader stond een degelijke kern van beroeps-officieren en beroeps kader. «Wat leest men echter in de «Defen sie- paragraaf der vrijzinnig-demo craten «Punt 5 ad e: «Vervanging van beroepsofficieren en beroepskaderdoor militie-officieren en militiekader.* «Met andere woorden: afschaffing van de eenigen, die in staat zijn de bijna verdwenen militaire kundigheden in de militierangen weer wat op te frisschen; niemand meer die zijn buur man op een fout of een domheid attent kan maken, want het geheel vertegenwoordigt slechts onkunde. «Geen enkele soldaat meer in het leger, want een milicien betzij officier of mindere is nooit soldaat geweestdaarvoor was de oetening te kort. «Zal een vijand niet schaterlachen om zoo'n militaire bende, aangevoerd door onwetenden? «Moeten de vrijzinnig democraten en anderen ons daarheen voeren? Is dat hun doel? «Dan zal er hoogtij zijn in hun gelederen en die der sociaal democra ten, er zal hoogtij zijn in de harten der lamlendigen. die nu metcacadorus geschreeuw eischengeen man en geen cent; die jammeren en weeklagen om iederen gulden, die besteed wordt ter wille van onze onafhankelijkheid «Dien individuen laat 't koud of het buitenland (zie o. a. het vernietigend oordeel van den bekenden Duitschen generaal Keim) met minachting ge waagt van ons militair geknutsel; 'tkan niet schelen of wij als volk een gemakkelijke prooi worden voor andere rijken, als zij maar verlost worden van dat hatelijk betalen aan dien eenigen steun van ons volksbestaan: de weermacht. «Zit de domheid, de kortzichtigheid dan tot in onze beenderen, dat wij niets leerden uit het lot van Denemarken, Hieruit moet worden afgeleid, dat militie- ka d e r in oorlogstijd geenerlei diensten zal kunnen bewijzen. Zuid-Afrika, Ruslanddat wij nergens oog voor hebben dan voor koopman schap en geldverdienen «Neen, vaderlandsloozen, 'tis geen koopmansdaad dat offeren van uw gulden voor 't land, dat toch ook uw land is; ge ontvangt niets dat zicht baar is voor uw geld en ge zijt karak terloos genoeg om te denken: »'t Zal mijn tijd wel uit dienen ook zonder mijn hulp® «Het land schaamt zich over zulke wurgers. «En wat te denken van propagan disten voor een dergelijk volksleger zonder aanvoering, waaraan zelfs Tweede-Kamerleden meedoen? »'t Woord, 't juiste woord wil mij niet uit de pen. Maar een ontwikkeld man als mr. Marchant moest begrij pen, dat hij, die nooit soldaat was, die het militaire vak alleen kent van hooren zeggen, een totaal onbevoegde is om het volk op militair gebied voor te lichten. Hij weet absoluut niet te oordeelen over de wijze waarop een leger moet worden gevormd en ge oefend. «Alieen groote lichtvaardigheid of sterke zelfoverschatting kunnen een verontschuldiging zijn voor de eigen aardige militaire redevoeringen en lezingen van dien afgevaardigde. «Verbeeld u, lezer, dat een advocaat zegt tegen een architect: Zoo moet ge een huis bouwen en dat materieel moet ge gebruiken, anders deugt uw gebouw niet. «Zou de architect den advocaat voor »vol« aanzien Ik zou meenen, dat hij dien man in stilte rijp oordeelde voor een gekkenhuis. Maar evenzoo, lezer, zien militaire vakmannen den burgerpropagandist niet voor «vok aan. «Jammer slechts, dat de groote menigte niet alleen niet kan begrijpen wat er hapert aan de redeneeringen van den amateur militair, maar ook niet voelt, dat knollen voor citroenen worden uitgegeven. Ze ziet alleen een aanlokkelijk verschiet zonder militaire lasten, een verschiet, dat een leugen is. «En de militaire voorstanders dan van een volksleger, zal men vragen «Ik geloot niet, dat men ernstige en bekwame vakmannen zal vinden, die een militie-leger willen zonder be roepskern, een militaire opleiding zonder leermeesters. Voelt men niet, dat dit laatste eenvoudig belachelijk is? Langzamerhand dringt in heileger het besef door, dat het drijven der vrijzinnig-democraten naar een volks leger niets anders is dan een ezels bruggetje om geleidelijk en zonder stooten te komen tot algeheele ont wrichting van het leger en zoo tot een leger op papier. «Feitelijk dus afschaffing van onze weermacht, weerloos maken van een gehefl volk. «In dat opzicht schijnen sociaal- en vrijzinnig-democraten hand in hand te gaan met aandoenlijke overeen stemming, «Waarlijk, de toekomst is zeer donker. Tisiii- e» JLaiidboiiw. UIT Dr. POELS' BROCHURE. Ze handelt over mond- en klauwzeer en is voor Landbouwvereenigingen ter verspreiding onder de leden gratis verkrijgbaar bij de directie van den landbouw. Wij vinden haar zóó belang rijk, dat we er de bijzondere aandacht van onze landbouwers op meenen te moeten vestigen. Onzes inziens konden we dit niet beter doen, dan door er hier een en ander uit over te nemen. Bv. het volgende over: DE SMETSTOF. „Het mond- en klauwzeer is eene ziekte, die niet uit onzen bodem voortkomt en die nimmer uit zichzelf in ons land kan ontstaan. De smet stof moet direct door een aan de ziekte lijdend dier of indirect door voorwerpen, personen of dieren, die met de smetstof in aanraking zijn geweest, uit den vreemde worden overgebracht. Dat is, gelijk men weet, lang niet met alle veeziekten het geval. Zoo kan bv. het miltvuur zeer goed bij een rund ontstaan, zonder dat van eenige besmetting te voren sprake is geweest. Het miltvuur is eene ziekte, die hier te lande thuis behoort, en waarvan de kiemen niet uit andere landen behoeven te worden overgebracht, om een ziektegeval in het leven te roepenze zijn eigen aan onzen bodem. Daarom noemt men het miltvuur een bodemziekte, doch het mond en klauwzeer niet. De kiemen van laatstgenoemde ziekte kunnen buiten het lichaam van het dier in ons land op den duur niet leven, die van het miltvuur wel. De smetstof van mond- en klauwzeer is on zichtbaar. Het is nog niet gelukt door middel van den microscoop in den inhoud der blaren, waarin de smetstof in groote hoeveelheid aan wezig is, een bacterie of een ander micro-orga nisme op te sporen, dat voor de oorzaak der ziekte kan gehouden worden. Wanneer men den inhoud der blaren verdunt en daarna door een porceleinen filter filtreert, dan passeert de smet stof het filter, waaruit men moet opmaken, dat zij bestaat uit een uiterst klein organisme. Ter wijl men bacteriën, die als de oorzaak van ziekten bekend zijn, in den regel door bepaalde kleurstoffen kan kleuren en ze daardoor beter zichtbaar kan maken, is het nog niet gelukt de smetstof van het mond- en klauwzeer langs dien weg waarneembaar te maken. Bekend is het tevens, dat de meeste bacteriën kunstmatig op of in bepaalde voedingsbodems kunnen gekweekt worden, maar de smetstof van het mond- en klauwzeer groeit niet op de thans bekende voedingsbodems. Ziektekiemen, die zoo klein zijn als die van het mond- en [klauwzeer, worden in de bacte riologie onzichtbare, ook wel filtreerbare smet stoffen genoemd. Om een dier te besmetten is er slechts weinig smetstof uoodig. Wanneer men een vijfduizendste gedeelte van een gram van den inhoud eener blaar spuit in het bloed van een gezond rund, dan kan de ziekte zich bjj dat dier openbaren. Na de inspuiting ontstaat koorts en 13 dagen daarna verschijnen blaren in den mond, aan den uier en I2 dagen later ook aan de klauwen. Ook gelukt de besmetting door inwrijving van mondslijm of van blaarinhcud in den mond van gezonde dieren." Hoe klaar, niet waar, blijkt uit het boven staande, dat wij bij zulk soort ziekten op onze hoede dienen te zijn, om de verspreiding er van te beperken. (Wordt vervolgd.) M. Vraagbaak. Vragen en Antwoorden worden kosteloos geplaatst. Antwoorden of mededeeliugen zijn met hetzelfde nummer gemerkt als devragtn waarop ze betrekking hebben. Vragen 46. Wat zijn conifeeren 47. Nu nog zwavelzure ammoniak uitstrooien? Antwoorden en mededeelingen. 44. Brochure over mond- en klauwzeer. (Zie ons opstel in dit nummer.) 45. Nog geen dahlia's pooten Nu kan 't wel al. Maar vóór einde April laat men de knollen maar liever op hun plaats. De jonge spruiten zijn bijzonder gevoelig voor nachtvorsten. En deze kunnen in Mei en begin Juni nog veel bederven. Daarenboven is de dahlia de nazomer en najaars- i bloem bij uitnemendheid. Niet te veel haast daarmee dus. Vit «Ie Pers. Verhooging van invoerrechten De liberale heer Obreen schrijft in de liberale Gooi- en Eemlander, aldus meldt ons de Graafschapper, tegenwoordig arti kelen over »verhooging van invoerrechten.® Zij zijn de moeite van het lezen waard, niet het minst om de wijze, waarop hij zich over dit onderwerp uitlaat. Hij schrijft onder meer: «Het lage tarief is nu eenmaal gekristalli seerd in de liberale hersenen in Nederland, vreemd genoeg zelfs in die van vrijzinnig democraten, en sociaal-democraten, en met dit vooroordeel moeten wij tellen. Het is niet meer dan een vooroordeel.« Volkomen juist gezegd. Het geheele vraagstuk van de invoerrechten berust bij velen onzer vrijzinnige landgenooten op voor oordeel. Hierbij komt, dat men het in de laatste jaren tot een politieke kwetsie heeft gemaakt, en bet als een stok heeft gebruikt om de Christelijke partijen le slaan. Men maakt zoo graag van alles een wapen, om de »clericalen« te bestrijden. Zoo heeft men in de laatste maanden ook in 's lands-verdediging een middel gevon den, ter bestrijding van da partijen van rechts. De heer Obreen besluit zijn artikel, dat nog al de aandacht trek, aldus Het bestuur der liberale partij moet tot het inzicht komen, dat zij met dat lage tarief van invoerrechten op een weg gekomen is, welke ons volk ten verderve voert. Laat de buitenlandsche invoeren ook een deel dragen van de lasten, welke zoo lood zwaar drukken op onze eigen productie en op onze eigen levensmiddelen, op grond,op woning, op bedrijf, op suiker, op vleesch, op bier, op zout. Als het tarief der invoerrechten verhoogd is, dan zal de nijverheid binnen ons eigen landpalen onder ons eigen toezicht een be hoorlijke plaatsing aanbieden voor nationaal geld en voor nationale arbeidskracht. Dit getuigenis is rneikwaardig, juist om dat het van onverdachtehberale zijde komt. Natuurlijk zal het bij /ijn eigen geestver wanten wel aan een doovemansdeur zijn geklopt. Maar dit moet voor ons een teden ziju, om op het aanbeeld van herziening van ons tarief van invoerrechten te blijven hameren. En dit in het belang van de meerdere welvaart van land en volk 't Bloed kruipt, waar 't niet gaan kan. De Eerste Kamer heeft het verbruid Vroeger, ja in de dagen van olim, toen ze was de vaste burcht van het liberalisme, toen was ze 'n fondament van ons staats gebouw. Thans is ze niet-vrijzinnig, en daar kan meu aan zien, dat ze oud wordt, zoo niet kindsch Misschien is er in Juni nog 'n verjongingskuur mogelijk. Maar lukt dat ook met, dan moet ae maar verdwijnen. Zóó denken vele vrijzinnigen. Doch hoe zal dat toegaan Zóó kindsch is ze nog niet, dat de Eerste Kamer zelve er vóór zal stemmen om levend begraven te worden. De heer mr. P. Brooshooft in »De Beweging* krabt bedenkelijk zijn schedel en komt tot de volgende slotsom »Ik zie niet, hoe wij langs vredelieven- den weg ooit"''van de, eenmaal op ons volkslichaam vastgezette parasiet zullen afkomen. De Eerste Kamer uit onze staatsregeling te doen verdwijnen, zai nooit anders kunnen geschieden dan bij wetten, waartoe de medewerking dier Kamer zelve onmisbaar is, en de ondervinding van ons parlementair bedrijf wettigt aller minst de verwachtingdat ooit zulk een lichaam onbaatzuchtig genoeg zal ziju om, uit vrijen wil, over te gaan tot een staatsrechterlijk harakiri. Het zal dus te eeniger tijd moeten geschieden door revolutie.* Nu, met die ^revolutie* loopt het voor eerst zoo'n vaart niet Maar ziet nu eens, hoe 't bloed kruipt, waar 't niet gaan kan. De fransche Jabobijnen hadden dus gelijk in 1789. Ook de Communards in 1871. Onze Patriotten in 1795. Ook de liberalen in 1848. Allen deze gebruikten of dreigden met geweld, met een revolutie, als ze hun zin wilden doordrijven. Of ze gelijk hadden, zegtmr. Brooshooft. 'k Zou dezen vrijzinnigen eens iets willen vragen. De vrijzinnigheid is tegenwoordig erg vóór Oranje. Als nu de Koningin die toch ook nog 'n woord heeft mee te spreken de Eerste Kamer eens wil behouden 2>Toch 'n revolutie,* zal mr. Brooshooft zeggen Maar uw Oranje-liefde dan Merkwaardig is, dat de Koningin niet eens genoemd wordtZe wordt gerekend voor 'n nul in 't cijfer, schijnt het wel. Zij prijst, wat de meerderheid wijst, meenen de vrij-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1907 | | pagina 1