22sle Jaargang 1ST. 1230.
SUNLIGHT-
voor de %uldhellandüehe en leeuwiehe Eilanden.
EERSTE BLAD.
Zaterdag 6 April 11)07.
Orgaan
Antirevolutionair
HIIiraKtëfEJ
IN HOC SIGNO VINCES
SNEEUWWIT
ALS GOU D
Christelijke Feestdagen
Ken motie van 't
Socialistisch Congres.
us r Bil ju.
Tïüïsti» en iiüiiditonvK.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland by roornitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
T. BOEKHOVEN.
Telefoon Intercomni. BJo. 3.
Advertentiëu 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/s maal.
Bienstaanrragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsraimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Alle stukken voor «1e Kiedsactie Memd, Adverientiën en verdere Administratie franco toe te sseisdeo aan «less Uitsrever
De Christelijke feestdagen hadden
oudtijds iets teeders.
Dagen te voren leefde men reeds in
den Kerstmis- ot Paaschdag in. Niet
alleen had de Kerk des Heeren de
gewoonte zich in de Ad vent weken voor
te bereiden op den Kerstdag, maar ze
had en heeft nog hare zeven Lijdens
weken.
De Adventtijd was de tijd der voor
bereiding, zoowel op het herdenken
van de komst van Christus in het
vleesch als op zijn geestelijke komst
in het hart en duurde of vier weken,
zooals in de Roomsch-Katholieke Kerk,
of 40 dagen ongeveer als in de
Grieksche Kerk.
In de Protestantsche Kerken wordt
de Advent niet meer gehouden in die
mate als de R. K. Kerk, maar toch is
't gewoonte, reeds een of meer Zon
dagen voor Kerstmis een aanvang te
maken met de prediking over de
Kribbe ie Bethlehem.
Wat de Paaschdag betreft, ieder
weet, dat in de Protestantsche Kerken
de Zeven Lijdensweken Zondags wor
den herdacht door een predicatie over
een der Lijdensoogenblikken.
Doch genoeg om te doen uitkomen,
hoe de Kerk des Heeren ten allen
tijde in deze hare hooge roeping heeft
verstaan en de gewichtige feiten van
Geboorte en Opstanding des Heilands
niet zoo maar eens herdenkt als die
dagen aangebroken zijn, maar eischt,
dat dagen te voren reeds de christen
zich met die hoogst belangrijke zaken
zou bezig houden. Is die teederheid
der viering er heden nog?
We ontkennen dat en noemen het
treurig; achten het een verschijnsel,
dat wijst op achteruitgang in het gods
dienstig leven van ons volk.
Zeer zeker; nog worden er »Lijdens-
stoffem op de preekstoel behandeld;
réór 't Paschen is leeft menigeen,'de ge
woonte volgend, in 't sterven in; maar
komt de gewichtige dag zelf, dan is
't net of alle gedachte aan Geboorte
of Opstanding ten eenenmale weg is.
Wat gereis, wat drukte, wat levenslol!
Zondagsmorgens komt men ter Kerk,
geflankeerd door zijn familie, die mee
ter kerk wou, of om zich zelf eens te
laten zien, om zijn familie eens te
laten zien; dan wel om eens naar
anderen te kijken of om eens een
vergelijking te maken of te hooren
maken tusschen zijn eigen domine hier
en de gindsche in dorp en stad A of B.
's Avonds ziet ge ze niet meer. Ze
gingen éénmaal ter kerk, hebben dus
naar 't hun voorkomt God genoeg ge
geven wat Godes was en nu is aan
de beurt de wereld, 't huisgezin, om
ook die te geven wat der wereld en
des huisgezins is, maar toch in meer
dere mate
Maandag ziet ge niemand in de kerk;
ze flankeeren langs 's heeren straten,
loopen van oom naar grootvader;
van grootmoeder naar neet; van neef
naar een ouden buurman, totdat ze
moe gedraafd, moe gepraat, weer blij
zijn, dat de tijd van de boot is gekomen
en dan trekt alles weg. De familie
was blij, dat neef kwam; en neef is
blij, dat tie weer weggaat. Zoo zijn
ze allemaal blij op der tijd.
Nu teekenen we nog de goede; de
genen, die komen om zich eens te
ontspannen, zooals ze zeggen, of om
de familie eens weer te zienze wilden
eens de stad uit; de boottocht geeft
wat verscheidenheid, je wordt nog
eens bekeken, aangesproken, en zijn
ze thuis, dan kunnen ze nog wel eens
wat keuvelen, om, dan verder den een
of anderen naneef of nanicht met
bezoeken te vereeren of lastig te vallen.
Maar er is nog een ander soort van
uitgaanders; die vieren ook de Chris
telijke feestdagen. In de kerk vindt je
ze absoluut niet. Voor die twee of
drie dagen, dat ze thuis, zijn, aldus
hun redeneering, gaan ze me daar
nog niet eens eenige uren in zoo n
dooie kerk zitten De Zondag is hun
uitgangsdag; de Maandag hun feest
dag: en op beide profiteert de herber
gier van hun centen.
üp de boot waren ze reeds lekker
ze dronken een glaasje meer dan ge
woonlijk, omdat 't Paschen moest
worden op Zondag en Maandag waren
ze lekkerder, omdat "t toch maar ééns
Paschen is en op de boot huiswaarts
waren ze 't allerlekkerst, omdat de
Paschen weer voorbij en de dagen
van hard werken weer beginnen.
En de booten zitten weer stampvol.
En Vee en magen herdenken en
vieren den na-Sabbat na driedaag-
sche onrust onder luid geloei en gegil.
Zijn onze Christelijke Feestdagen
nog Christelijk P
Zijn 't nog wel Feestdagen
Ot zijn 't dagen van levenslol voor
duizenden
De groote menigte, het meerendeel
zijn uitgaanders, wien de Paaschdagen
koud laten.
Ze gaan niet op Familiebezoek
neen, ze' gaan ,,uit", en hun beurs
gaat „uit" en hun glaasje gaat „in".
Heel den ernst van Kerstmis of
Paschen of Pinksteren gaat te loor.
De wijding en heiligheid dier dagen
verdwijnt.
Christelijke Feestdagen Wat blief?
Neendagen van levensdolheid vaak
en geestelijke wegzinking.
Alleen opwaking van 't geestelijk
leven door krachtige prediking des
Evangeliesmeer klem gaan leggen
op den ernst des levens, zijn roeping
als Christen beter gaan verstaan dit
alles kan en zal de Chr. feestdagen
weer wijding geven.
Boemdood is de tweedracht in de
Socialistische partij.
Het Paasch-cöngreste Haarlem nam
een motie aan, dat er eenheid zou zijn
in de Partij en nu is er natuurlijk
eenheid.
Heel deftig schrijft het Volk, alsof
er een lijkstoet van uit het sterfhuis
toog, dan wel een lieve vriend of
bloedverwant na een geweldige opera
tie of volgens een algemeenen term,
»na een lang, geduldig doch smartvol»
lijden, stierf.
In den laten avond werd op
tweeden Paaschdag met ont
zaglijke meerderheid, '2-26tegen '11
stemmen en 14 blanco's
begraven de tweedracht in onze
partij, gevolgd door een aantal
der grootste partijafdeelingen, die
de afgestorvene, welke zoovele
jaren in haar midden had geleefd
en door alle bewuste proletariërs
werd geëerd en bemind, de laatste
eere niet wilden onthouden
Gij spot, zegt een der lezers I Dat
zal er niet staan
Neen, lezer! 't staat er zoo niet.
Maar dat »in den laten avond werd
op tweeden Paaschdag,die belache
lijke aankondiging, die kwasi plechtige
aflezing van den zoogenaamden dood
der tweedracht, dat looze gedoe om
den menschen een rad voor de oogen
te draaien, om de niet-Congresbezoe-
kers de oogen met zand te gooien, om
de Christelijke kiezers te lijmen, dat
deed ons den.zin veranderen, opdat
de loosheid van de motie duidelijk
worde.
Maar wat was dan de motie Deze
Het kongres, gehoord de debat
ten omtrent de beschuldiging van
afwijking van de taktiek van strijd
tegen de bourgeoisie, door som
mige partijgenooten gericht tegen
de leidende organen en de meer
derheid der partij
overwegende, dat zij, die deze
beschuldiging hebben uitgespro
ken, het bewijs daarvan niet heb
ben kunnen leveren,
wijst de beschuldiging van de
hand,
en ontkent de juistheid van de ver -
deelinq der partij in twee groepen,
enz. enz.
De op den vroegen morgen van den
tweeden Paaschdag netjes in mekaar
gepaste motie, die op den laten avond
in stemming kwam, proclameert en
gebiedt: de eenheid', de partij is niet in
twee groepen verdeeld die er echter
Zaterdagavond vóór Paschen nog was.
Wat heeft een motie toch een reus
achtige macht. Gorter, Van der Goes,
Pannekoek, Mendels, mevrouw Roland
Holst, Wijnkoop, strijders allang tegen
Troelstra enz enz, ze zijn door die
motie, absoluut en volkomen, dragers
geworden der Eenheid in de Partij
Hoe heerlijk toch, dat er motie's
zijn motie's met lieve, zoete woorde
kens. O, als iemand geen motie's
kon maken, wat zou 't er dan toch
in die partij onbehaaglijk uitzien 1
't Zijn namen, die klinken dr. Kuyper
mr. Lohman, baron Schimmelpenninck e. a.
Waar zij een zaak noodig en nuttig achten
en er zich vóór willen spannen, daar is er
alle kans, dat zij slaagt.
Men weet, wat de heeren willen.
Hun meening is allerminst, dat er door
ons christenvolk te veel wordt gegeven.
Wél wordt aan den goeden boom van
ons christelijk geloof ook de vrucht der
goedgeefschheid gevonden. Voor den dienst
des Woords, de werken van barmhartig
heid, de zending en de scholen worden
jaarlijks tonnen gouds geofferd, die oploopen
tot millioenen.
Ons daarop verhoovaardigen doen we niet,
't Is al sgeleend geld«, dat op de tafel
des Heeren wordt gebracht. Maar als men
van de zijde onzer tegenstanders smalend
tergt Toont mij uw geloof uit uwe werken
dan geven we Gode de eer, noemen ons
zelf ook in 't stuk van 't geven ^onnutte
dienstknechten*, belijden dat we, meê door
onze karigheid de schuld dagelijks grooter
maken maar komen tóch op, niet
voor onze eigene eer, maar voor de eer
des KoniDgs, die ons tot onze dankoffers
willig maakte en wijzen op al wat door ons,
die meest Uuijden van kleine middelen* zijn,
van jaar tot jaar wordt bijeengebracht.
En als we dan in herinnering brengen,
hoe onze tegenstanders keer op keer niet
in staat bleken, hun schouwburg te exploi-
teeren, zonder een diepen greep te doen
in de gemeentekas, dan zijn we voor een
vergelijking niet bang.
Toch kan en moet er nog meer worden
gegeven.
Voorzeker, er zijn onder ons menschen,
die gaan tot de uiterste grens. Hun goed
hart houdt soms geen rekening met de
kracht hunner beurs. Hoewel als
Gods volk eens vertellen wou, hoe ze soms
op verrassende wijze ondervonden, dat te
geven zaliger is dan te ontvangen en hoe
ze, al gevende, des Heeren rijkmakenden
zegen kennelijk ondervonden, dan zou er
heel wat te beluisteren vallen
Maar zulke ^bevindingen* gaat men niet
aan de groote klok hangen.
Toch zijn er nog heel wat menschen,
die meer konden geven.
Daar zijn allerlei oorzaken voor.
Vooreerst de ^tweeërlei wet«, waarvan
Paulus spreekt.
De wedergeboren mensch wordt door den
Heiligen Geest bewerkt, om mildelijk bij te
dragen tot den dienst des Heeren en den
arbeid voor Zijn Koninkrijk. Maar daar
wordt door het >lichaam der zonden tegenin
gewerkt. Het oog vergast zich aan den glans
van het goud het oor geniet van 't kreuken
der bankbiljetten de hand is onwillig, om
de gave neer te tellen hij wil het
goede doengeven met een blijmoedige
ziel en ten slotte doet hij toch het kwade
inhouden met een gierig hart.
Ten tweede We zijn allen kinderen van
onzen tijd. Het mammonisme der eeuw
dringt ook ons in het bloed en in het hart,
zoodat de gierigheid voor óns 'n zwaarder
verzoeking is dan voor onze vaderen.
Ten derde De grootschheid des levens
verslindt zooveel geld, dat daardoor niet
kan worden neergelegd op het altaar der
liefde.
Dat is waar voor alle menschen en alle
standen. Nu kan men wel zeggenDan
moeten we maar terug tot den eenvoud
onzer vaderen, maar waarlijk, dat is niet
zoo gemakkelijkmen leeft nu eenmaal
niet op een eiland alleen, waar men zich
inrichten kan naar eigen welbehagen.
Onlangs herdacht een afd. van Patrimo
nium in een onzer groote provincie-steden
haar 25-jarig bestaan. Voor die gelegen
heid had de secretaris eens in de oude
notulen-boeken gesnuffeld en o. m. gevon
den, dat men in 't begin toen de ver
gaderingen in 'n opperzaaltje werden ge
houden, waar 'n verdraaide houten trap
henen leidde zooveel last had van het
klompengekiofs der komende en vertrek
kende lieden
Net schoeisel kost tegenwoordig heel wat
geld, maar men zou toch den werkman in
de grootere steden raar aankijken, die
^opgeknapt* met een paar klompen naar
z'n avond-vergadering toog 1
Zoo is 't met de klompenzoo is 't met
alles De levensstandaard dwingt de men
schen niet zelden tot uitgaven, waar ze
voorheen niet aan dachten.
Ioch er kón i.og veel meer gegeven
worden.
Wil men daartoe de minder-gewilligen
opwekken, dan is vóór alle dingen noodig
dat hun alle gegronde tegenwerpingen
worden ontnomen.
r
Ook het terrein der christelijke barm
hartigheid en milddadigheid kent zijn fles-
schentrekkers en kwartjesvindersklap-
loopers op de beurs der goedwillige chris
tengevers menschen, die hun bestaan
vinden in den nood van allerlei christelijke
instellingen, die ze zeggen voort te helpen.
Ds. Gunning heeft voor eenige jaren in
Pniël zoo'n type geteekend „f, als ik
me wel herinner, nam hij die teekening uit
een christelijk maandblad over 'n weer
zinwekkend persoon, wiens kwasi godzalig
heid hem tot vele tijdelijke dingen nut was
en in stoffelijken zin »een groot gewin.1
Verre zij van mij de gedachte, dat alle
collectantenen s>wegvvijzers,« die de
moeilijke kunst van geld-inzamelen uit
oefenen, tot dit soort behooren.
Ik ken voorbeelden, dat bestuursleden
van een inrichting, met opoffering van veel
vrijen tijd, er zelf op uit gingen, in 'n
volksgaarkeuken hun maag opwarmden en
's nachts in slaapgelegenheden kropen, waar
'n gewoon burgermensch zich zonder nood
zaak niet in begeeft.
Ze waren voor s>het goede doek uit
de opbrengst viel niet mee en de onkosten
moesten dus tot een minimum warden
teruggebracht.
Maar zoo gaat het niet altijd 't Was de
Standaard, geloof ik, die er onlangs op
wees, dat van een gecollecteerde som ad
f 110,000 er f óo.ooo voor ïonvermijde-
lijke onkosten* wa'ren afgetrokken
»Ziet ge wel,* zeiden toen triomfantelijk
de niet-gevers, hoe »wij met een vooruit-
zienden blik waren begaafd en hoe wijs
wij deden door alle collectanten onverbid
delijk van onze deur weg te sturen. <3:
Zoo. dachten er echter deze heeren niet
over.
Vandaar hun voorslag, om te komen tot
oprichting van een ^Centraal bureau,dat
de onkosten zoo klein mogelijk wil houden
en tot meer offervaardigheid wil
prikkelen,
'k Wil al vast wel zeggen, dat men Uit
kijk niet in 't hestuur moet benoemen.
Dat toekomstige bestuur krijgt me een
taak 1
Het kan de bedoeling niet zijn, dunkt
me, dat het door zijn collectanten die het
alom wil aanstellen maar met de bedelnap
laat rondgaan voor elke instelling, die zich
belieft aan te melden.
Het publiek moet verzekerd zijn, dal bij
dit Centraal -bureaus de zaak ingoede
handen is. Dat de collectanten van dit
Bureau slechts komen voor instellingen, die
het noodig hebben, en niet méér vragen,
dan ook werkelijk noodig is.
Die collectanten moeten zóó op de vin
gers gekeken worden, dat ze, jaloon
ontvangen naar hun arbeid, maar dat er
ook niets aan maat en strijkstok blijft
hangen.
Dan is er nog iets.
Het geven mag niet worden een werk
tuiglijke handeling. Niet zoo, dat het
^Centraal bureau« er een groote offerkist
op na houdt, waar de gevers hun gelden
instorten, zoo maar in 't algemeen »voor
een goed doel.* Dat zou de dood zijn voor
een ware offervaardigheid
De echte gever stelt belang in den
arbeid, dien hij steunt. Het Bureau dient
dus te zorgen, dat de gevers met den
voortgang van dien arbeid op de hoogte
blijven. Het dient volkomen te kunnen
instaan voor alle mededeelingen, welke het
dienaangaande verstrekt.
En ten slotte moet zulk een Bureau in
de achting van 't publiek zoo hoog staan
aangeschreven, dat elke gedachte aan] be
voorrechting of achteruitzetting gebannen
blijve.
De verantwoordelijkheid is dus groot.
'tls goed gezien, dat onze eerste man
nen de eerste oproeping teekenden en 't
is noodzakelijk, dat ze, 't zij als Bestuur,
't zij als Commissie van advies en controle
aan de zaak verbonden blijven.
Vertrouwen en nog eens vertrouwen is
er noodig.
Maar dan kan zulk een bureau ook zeer
nuttig zijn en de anarchie op het terrein
der christelijke milddadigheid belangrijk
inperken.UITKIJK.
VAN REGENWORMEN.
„De regenwormen kunnen nadeelig worden*,
zegt Prof. Ritzema Bos in zijne „Landbouwdier-
kunde". En wel in bloempotten, waar slechts
betrekkelijk weinig aarde aanwezig is en die
spoedig zuurachtig begint te worden door een
vloeistof, welke de wormen afscheiden. Zij voeden
zich namelijk met aïlerleiplantenafval (soms ook
met dat van dieren). Doch steeds trekken ze die
stoffen een paar cM. den grond in, om ze met een