EERSTE BLAD. 10. ,T. Sz. Zaterdag 80 Maart 1907. 22sl(! Jaargang N". 1228. Orgaan A n tire m lu Hon air IN HOC SIGN O VINCE S voor de Knidhollandsehe en Xeeuwiehe Eilanden. toOMMEltSMIJTBi. it I t s! Klaver tst reeks rokken, penbare pproef- Sjroemde ■E. ie, \(ie. BH, Afzonderlijke nummers 5 Cent. T. BOEKHOVEN. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel, i Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. I Dienstaanyragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. %Sie siiilikesi voor «le ISedaelie frestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan «less Uitgever. Paaschfeest, lie crisis. 8>enk osaï «le Kiezerslijst. üaiteiilanil. I 3n, zij a rp con- 'GjST, !li tauvratkg enz. wil snbossehfl SDÏJK. icven ver- opgeloste erdam. Ill 3n klee- Hd als vgen en cent. Icent 25 cent 106 .677,70s f, 107,39» ,545,17 NS, directeur. Heer Mr. tor >rfw aren, •s, Gaas, rabat. 50 ets, jiekers en iker n-Ex- [JKEMA hij A. L G. P. ii 4. L |>n Firma Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar, UITGEVER Telefoon Intercoinm. Aio. 3. I Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dis zij beslaan. Advertentiën worden Ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Wegens den invallenden Paaschdag verschijnt ons Blad aanslaamSe Woensdag NIET. Indien Christus niet is opgewekt 1 Oor. 1614. Is er voor den mensch wel iets, dat zoo moeilijk te gelooven is als de Opstanding van Jezus Christus En toch, weiger er in te gelooven! verzet u tegen de feiten, maar weet dan ook, dat ge een streep haalt door het Evangelie der Apostelen. Niet alleen een streep door de historie zelf, maar ook door de uit de historie voortvloeiende beginselen. Paulus zelf voelde dat ook zeer goed. Hoor hem in Rom. '108 en 9 Dit is 't woord des geloofs, dat wij prediken Namelijk, indien gij met uwen mond zult belijden den Heere Jezus en met uw hart gelooven, dat God hem uit den dooden opgewekt heeft, zoo zult gij zalig worden, Niet dus breekt ge slechts met 't Evangelie, als historische oorkonde maar, indien ge niet de opstanding belijdtindien ge niet met uw hart gelooft, dat God hem uit de dooden heeft opgewekt zoo zult ge niet zalig worden. Vreeselijke consekwentie, die Paulus maakt en toch noodwendig. Geen geloof, maar dan ook geen zaligheid J Verwerping van de opstanding, is uitgesloten uit 't Hemelrijk. Ontkenning der opstanding, is uit banning als lid der Gemeente, wiens Hoofd de Opgestane is. Verzet u tegen de feiten, en beweer, dat de Rede en de natuurwetenschap geen opstanding gedoogen. Wees meer of minder twijfelachtig, maar dan moet ge ook aanvaarden de consekwentie, waarop Paulus wiyst in 1 Cor, 15: 14, 17, 18: En indien Christus niet opgewekt is, zoo is dan ook onze (en dus aller) prediking ijdel ijdel is ook uw geloof zoo is ook uw geloof te vergeefsch. Zoo zijt ge nog in uwe zonden. Zoo zijn dan ook verloren, die in Christus ontslapen zijn. Verzet u tegen de feitennoem 't Evangelie als historie een fantasie der dweepzuchtige discipelen maar aan vaard dan ook de consekwentie, die er behalve de twee bovengenoemde evenzeer uit voortvloeit, zie 1 Cor. 15: 22. Indien Christus niet opgewekt is dan is Hij niet de eersteling der genen die ontslapen zijn dan wordt ook niemand na Hem levendgemaakt. Dan is na den dood alle leven uit en zal geen nieuwe hemel en aarde kunnen beslaan. Wie dus 'tPaaschevangelie loochent, loochent tevens de zaligheid van menschenkinderen thans de zaligheid van al die duizenden, die voorgingen de eindelijke opstanding aller men schenkinderen het beginnende eeuwige Koning schap van Jezus Christus over den nieuwen hemel en de nieuwe aarde. Hoe gansch anders staat daar de Christus belijd er tegenover Het Paaschevangelie is voor hem een feit; hij moge er dan veel of weinig troost uit genieten, hij mag en kan gelooven en gelooft, dat ook hij eenmaal zal opstaan. Maar natuurlijk rest de hoogst gewichtige vraag Hoe Hoe zal hij zijn Koning dan ontmoe ten 7 Als een straffend Rechter, of als eene die gratie bewijst. Daarom is de Paaschdag een mijl paal in 't leven. We moeten eens even stilstaan; achteruit en vooruit kijken 1 Achteruit of het voorbijgesnelde leven op alle terrein waarlijk zóó was, dat we eenmaal op de barmhartig heid des opgestanen Heilands mogen hopen. Achteruit of het leven van ons hart, de uitgangen des levens gericht waren op de ontmoeting van den Op gestanen en eenmaal opnieuw ver schijnenden Christus. Achteruit of, indien de opstan dingsdag eens morgen ware, we ge reed zijn om Hem te zien van aan gezicht tot aangezichtof we bekleed zijn met Zijn gerechtigheid. Vooruit gezien indien het ons de geschiktste ure nog niet gebleken is om met onze consciëntie te raad plegen over dood en graf en opstan ding, of het dan om onzes levens wil geen tijd wordt, om ons te haasten. Vooruit gezien om zoo spoedig mogelijk te^ herstellen, wat bedorven is in vervlogen dagen, en weer uit de scheeve verhouding jegens onzen Schepper te komen tot de rechte verstandhouding. Paaschfeest! Feest van Lente en schoonen bloementooi! Feest van reine zonne en vaak ongerept blauwen hsmel I PaaschfeestO, moge we u niet anders vieren dan in teêre herinnering van den opgestanen Heiland, die de Eersteling werd dergenen die ontsla pen was, maar daarom ook onze sterfelijke lichamen zal doen herrijzen, om, moge 't zijn, den Paaschmorgen te begroeten, waarop geen avond meer volgen zal. Om er moedeloos onder te worden Wat vele wetten zouden al in 't Staatsblad hebben kunnen staan, in dien 't Kabinet Kuyper in 1905 voort had kunnen gaan om uit te werken, wat reeds in ontwerp klaar lag. Maar nu, wat is erna 1905 gedaan En zag men nu nog maar wat licht Doch de een wordt bij de Koningin geroepen, dan weer de ander; maar 't slot is, dat de crisis nog voortduurt. 't Liberalisme is machteloos of wil loos, om het door eigen schuld gestran de vaartuig van de bank weer in den vaargeul te brengen. Er is verwarringverdeeldheid in 't Liberale Kamp en niemand durft als stuurman 't roer te pakken. De groote fout van 1905 wreekt zich. Bij de stembus waren alle man van Socialist tot Oud-Liberaal op 't appel om Kuyper te treffen; maar bij de opstelling van 't program, bij de keuze der Leden van 't Kabineten dan bij zoo'n luttele meerderheid, vergat men de noodzakelijke samen werking. Men hoopte op Oud-Libe ralen, maar men was er volstrekt niet verzekerd van. Men geloofde aan de uitvoering van een program zonder henmaar 't Kabinet handelde onverstandig om die groep in aanraking te brengen met iets, dat niet in dat program met ronde woorden stond uitgedrukt en althans bij de oorlogsbegrooting in 1905, van minister Staal, niet werd gehoord. Er kwam wantrouwen in den Mi nister van oorlog en andere Ministers wenschte men 't volle vertrouwen voorloopig nog niet te schenken. Zoo was er niet veel noodig om 't Kabinet te doen struikelenen nog had het op de been kunnen blijven, indien het niet onoordeelkundig was opgetreden, om iets als programeisch te verklaren, wat dit onzes inziens nooit geweest is. Nu zit ons Land in een crisis. Al weken langEn werk komt er niet van den winkel. Van 23 Maart tot 21 April ligt op elk Secretarie ter inzage de Kiezers lijst. Tot en met 15 April is een ieder bevoegd bij liet Gemeentebestuur ver betering van die lijst aan te vragen op grond, dat hij zelf of een ander, in strijd met de wet daarop voorkomt, niet voorkomt of niet behoorlijk voor komt. Het verzoekschrift kan op onge zegeld papier worden gesteld. Hier is dus weer werk aan den winkel voor de »nieuwe« kiezers. Ze moeten gaan zien, of ze op de lijst staan. En ook de Kiesvereenigingen moe ten zich er nu eens flink voorspan nen, om onkundigen bij te staan om alsnog op de lijst gezet te worden Laat er nu allerwege actie zijn en dat men goede notitie neme van de lijsten. Desnoods niet rusten, voor de rech terlijke macht heelt beslist. Want in deze dagen van Crisis en daarna, kan alles gebeuren. En men moet dan weten, op hoeveel kiezers men kan rekenen. Van één stem kan in de toekomst zoo ontzaglijk veel afhangen Daarom niet gekust, voor al onze mannen op de lijst staan, OP DEN UITKIJK. Daar was een tijd, en hij ligt niet zoo heel ver achter ons, dat men in onze kringen het liefst niet hardop vertelde, als men een roman gelezen had. Ik heb o a. een eenvoudige broeder ge kend, 'n waardig christen, die als lid van 'n schoolbestuur bezwaar maakte tegen lees lesjes bestaande uit verdichte verhaaltjes. Dat waren romannetjes in 't klein en den smaak daarin moesten we bij de kinderen niet opwekken, vond hij. Die tegenzin, vaak op 't kinderachtige af, is verklaarbaar. De slechte roman-litteratuur heeft zeker evenveel slachtoffers gemaakt als de drank; dronkenen, niet van den wijn, heeft ze ge kweekt, die zich zedelijk en geestelijk te gronde gelezen hebben. Was 't wonder, dat ons volk ook ten deze in sgeheel-onthouding* heil zoekt? Toch is een roman, nu in zijn algemeene beteekenins genomen van ^verdicht verhaal, geen zondige lectuur. Als onderdeel van de dichtkunst is ze, zoogoed als deze een gave Gods, al is het zaak ook deze gave slechts met groote matigheid te gebruiken, opdat we er ons niet aan verslaven. Daarvoor bestaat zoo groot gevaar. Niet ten onrechte wordt erover geklaagd, dat ernstige, inspanning eischende lectuur zoo weinig wordt gevraagd; dat zelfs het onderzoek en de overdenking van Gods Woord minder geliefd is dan voorheen, terwijl luchtige smakelijk-lezende roman litteratuur steeds meer wordt begeerd. Er is iets ziekelijks in dat begeeren, waarvan ouders en opvoeders zich dan ook ernstig afvragen moeten, wat hunnerzijds gedaan kan worden, dat het vaak »zeer lichte brood* niet het hoofdvoedsel worde van 't opkomend geslacht. Maar aan den anderen kant verblijden we ons ook over het streven van talent volle mannen en vrouwen uit onze eigen kringen, om ons te geven christelijke roman litteratuur. Tenminste zoo zullen we het, duide lijkheidshalve, maar noemen. Er wordt over den naam getwist. De bedoeling is, te geven romans, waarvan de strekking is de ver heerlijking van God Drieëenig, wien te prijzen allen schepselen roeping is en waartoe ook de voortbrengselen hunner kunst moeten dienen. De romans van Johanna Breevoort, van Schrijver, de novellen van Enka en anderen, hoevele gegronde aanmerkingen er ook op te maken zijn welk menschenwerk is volmaakt zoeken toeh te bevorderen de eere Cods. We zijn er dankbaar voor. De moderne roman, zooals de »tachfig«r* die te onzent geschapen hebben spreekt zoo geheel andere taal, dan in onze kringen inheemsch is; geeft vaak zoo stuitend realisme; heeft zich zoo volkomen losge maakt van de Openbaring onzes Gods, dat ze voor ons en onze kinderen geen ont spanningslectuur kan zijn. Wij mogen met haar geen gemeenschap hebben Zal iemand vuur in zijn boezem dragen en zich niet bernen? Er is een ritselen van jong leven in onze letterkundige gaarde waarom zouden we dit niet dankbaar zien en er ons over ver blijden? Dat onze ^jongeren* op luime wijze piofiteeren van de lessen der 2> tachtigers*, moet in hen worden geloofd. Die mannen hebben, voor 25 jaren, mee het hunne gedaan, om onze letterkunde uit het moeras te halen, waarin ze aan 't weg zinken was. Ze hébben veel dood hout afgeslagen en veel dorre bladeren wegge- bezemd, dat het botsel aan en het gras ónder de boomen weliger tieren kon. Ze hébben dieper schachten gedolven in de mijn onzer taal, het erts naar boven gebracht, in den smeltkroes geworpen, tot het glan zend metaal te voorschijn kwam. Reuzen toonde zich vaak in de kunst. Maar niet zelden ook stelden ze zich aan als ware clowns. Ziehier, hoe sommiger leven liep. Ze begonnen met 'a paar sonnetten te dichten of 'n novelle te schrijven. Veel was er gewonnen, als een of ander tijdschrift ze opnam. Na een tijd van zwaren strijd hebben de «tachtigers* de beschikking gekregen over de rubriek ^Letteren en Kunst* in de meeste groote dagbladen. Daarin werd dan op zulk een nieuweling de aandacht gevestigd en dan was hij een heel eind op weg, om er te komen. Van een sonnet kwam hij tot zijn eersten s-bundel* meest vierregelige bladzijden, met onder en boven, rechts en links breede strooken uit en van de novelle tot den roman liefst in twae dikke deelen van vier negentig. Daarmee was hij schrijver. Maar tegelijk werd hij criticus. Aan zijn twee-deelen-roman ontleende hij het recht, om het werk van anderen te beoordeelen met de kunstwaardigheid van de vischmarkt.* Men staat gewoon verstomd, als zulk een critische haan goed aan 't kraaien is. Dat maakt een drukte, alsof niemand dan hij alleen verstand heeft van letterkunde. Dat scheidt als 'n Griek en vloekt als 'n ketter; dat raast en tiert; dat keeft en trapt, dat er geen vezel heel blijft van 'tboek in kwestie. De meest slagvaardige hachjes uit de achterbuurt doen er 't zwijgen aan toe, in den kunst-criticus hun meester erkennende. Deze raakt niet alleen het boek, dat hij bepreekt, maar bij raakt ook den mensch, die het schreef; met 'n krom mes snijdt hij hem in 't vleesch, draait al kervend het wapan om-en-om, wrijft met wreed genot zout en peper door de wond en danst van plezier om 'm heen, als 't bloed leekt uit het roode, rauwe vleesch. Kannibalen met de pen. En dat alles »om de kunst* Het is de prostitutie der ware kunst, zeg ik u Het is een speculatie op het ^dierlijke in den mensch*, op zijn slechtste eigen schappen, die hem vermaak doen scheppen uit de marteling zijner mede schepselen. Dat zoo iets onder ons nooit genoemd worde Even kwam dit onkruid reeds boven den grond. Adel Anckernmith Hendrik Mulder, naar men zegt; zoon van den gereformeerden predikant uit Haarlem teekent aldus de verbastering, die hij waarneemt in »cal- vinistische kringen*: >Het is één laag*, vies gekonkel van kliekjes en coterietjes, welige tiering van nepotisme, klein striven om eigen gezag den baas te laten spelen één elkaar verketteren, zalig spreken of verdoemen* Van onze pers heet het voorts: j>Laat ze maar bouwen en kwijlen, doch om éen ding heb ik verdriet »Jonges«, denken ze, lekker dat-ie wèèr eens even loskomt tegen de grrroote Kuyper zelfs* maar oppassen zullen ze. dat in 't publiek te zeggen. «Neen ze zullen aan vallen, bestraften, een muil opzetten, die ploerten, over »karakter«, jaja, de ministers, over »karakter«. Ge kunt stuk waaien, voor mijn part, ding De titel van dit scheldstuk luid: »Uit het oogpunt der eeuwigheid.* Een »muil* opzetten zullen we niet. Tegenover zulk een insluipsel in onze kringen zullen we niet anders doen dan herhalen de apostolische vermaning uit den brief aan de Filippenzen ï-Voorts, broeders! al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wel luidt bedenkt datzelve.* Hier wordt geen lafto pluimstrijkerij aan bevolen. Maar hier wordt wel giftige schentaal veroordeeld. UITKIJK. FRANKRIJK. Gisteren heeft, naar te verwachten was de regeering eeu interpellatie over het Marokkoincident moeten beantwoorden. Nadat Chaussier begonnen was, las het Kamerlid Dabief een brief voor van den vermoorden dokter Mauchamo, waarin deze hem spreekt over zijn moeilijke positie en den weinigen steun, alsmede over het gevaarlijke van den toestand. De dokter verhaalde verder, dat hij, evenals anderen herhaaldelijk naar de fransche legatie te Tanger geschreven had over den toestand doch steeds zonder antwoord te krijgen. i i 5 -5^

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1907 | | pagina 1