EERSTE BLAD. Zaterdag 2 Maart 1Ö07. Orgaan Antirevolutionair V IN HOC SIGN O VINCES voor lie üiEiflIftolland^ciie en Keenwiche Eilanden. III Beleefd Verzoek I li' A T. BOEKHOVEN. -• \v* ssFè5ai EBESTE 229lft Jaargang JS"; ltèJM). Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden, franco per post 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. 1 Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/s maal. öienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Gr00te letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. I Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Alle stukken voor «Ie stedaetle bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franeo toe te «enden aan den Uitgever aan onze abonnés, die van woon plaats veranderen, om bij het nieuwe adres ook de Ollde woonplaats op te geven. De Administrate. Te voorkomen Hartverscheurend is 'ttooneel ge weest te Hoek van Hollandmaar ook van zelfopofferende, onbaatzuch tige menschenmin was dat oord een tweetal dagen het schouwspel. Er is heldenmoed en heldengrootheid op 't oorlogsveld maar ze zijn er ook, waar de menschelijke krachteloosheid de woestheid der elementen weerstaat waar bij 't krijschen der winden, het geloei van den storm, het dreunen der golven de moedigen zich opmaken om den ongelijken kamp te aanvaar den en eigen leven wagend, zee en branding trotseeren om zij 't slechts één rnenseh te kunnen redden. Van alle zijden heeft de lof dier moedigen en onversaagden geklonken en ze verdienden 't in ongekende mate. Deernis is uitgesproken met de slachtoffers en hunne nabestaanden ontroering greep elk hart aan over hen, die in ijselijken nacht nog het leven mochten behouden. Maar nu is reeds en terecht de vraag opgeworpen is zoo'n ramp niet te voorkomen. De IV. R. Ci. schreef Doch het voegt er aanstonds bij Het Volk, dat deze woorden aanhaalt, noemt ze bespiegelingen, en beweert, dat 't kapitalisme de oorzaak is van deze ramphet kapitalisme dat doo- dend concurreert in zijn scheepvaart en veerdienst; 'het kapitalisme hier, dat wangunstig is op een buitenland- sche Lijn, die soms passagiers en post van hem zou kunnen aftroggelen. Het kapitalisme is de vijand; de oorzaak van de ramp. Maar dan vragen we ons ook afhoe is een ramp te voorkomen Hoe zou 't kapitalisme bestreden moeten worden, opdat zulke feiten niet ttieer voorkomen Maar aangenomen, dat 't kapitalisme de schuld is, gelooven we dat 't nooit veranderen zal, of om met de N.R Ct. te sprekende heele maatschappij zou omgevormd moeten worden. Natuurlijk, men versta ons wel we redeneeren van menschelijk stand punt. God is almachtig en zelfs bij den meest onbcwolkten hemel als 't schip een spelevaart houdt, wanneer de reis over zee een ongekend genot oplevert en de tocht een verkwikking is voor lichaam en geest; zelfs als alle menschen en alle stoomboot maatschappijen en reederijen hun billijkste verlangens deden gelden en niet voeren of deden uitvaren bij zelfs maar ongunstig weer; -zelfs dan is Hij de machtige om schepen te doen vergaan; en nog dan is Hij in zijn reent, want de zonde is en blijft de kloof tusschen Schepper en schepsel, en om der zonden wil overkomt ons in onze beste dagen nog veel smart en akeligs. Natuurlijkeen schip kan onder Gods toelating en wil altijd vergaan maar we moeten deze zaken van menschelijk standpunt bezien. En dan diene gevraagd: kan het menschelijk leven zoo omgezet, zoo vervormd worden dat geen schepen meer bij storm uitvaren en geen men schen zoo dwaas zijn om den overtocht te wagen. We meenen, dat zoo'n ommekeer nooit komen zal. De N. R. C. moge het sniet ondenkbaar« noemen, wij geloo ven, dat zoo'n toestand absoluut on denkbaar is. En waar het Volk spreekt in een zijner hoofdartikelen, dat de bourge oisie deze Ramp heeft gebruikt om het Koningshuis te verheffen en te ver heerlijken; dat de bourgeoisie de Ramp exploiteerde om Hertog Hendrik en 't Oranjehuis een aureool, een stralenkrans om het hoofd te smeden, die onvergankelijk zou zijn; evenzeer exploiteert Het Volk de ramp om 't Kapitalisme te bestrijden, waar ten allen tijde, onveranderlijk on onver gankelijk, de eene ramp na de andere zal voorkomen. Het Kapitalisme moge de ramp zijn; maar dan is die het over duizend jaren nog; want de maatschap zal, zelfs al vervormde de maatschappij eenigermate, nooit nalaten reizen te doen bij stormweer. Hoe is dan de ramp te voorkomen P Ze is nooit te voorkomen, tenzij de zeeën droog worden, bf de menschen in hun tallooze levensverhoudingen en levensopvattingen en levensuitingen der ondergang nabij zijn. l)e veelvor migheid van 't leven, de legio van levensomstandigheden dwingt totnood- lottige tochten. Men mag de dwaasheid der menschen groot achten, maar ze zal niet daardoor verminderen. Voort! voort! gaat het leven! en geen ramp nog oneindig veel ernstiger dan die aan den Hoek van Holland, is in staat om bij stormweer eigen vaderland te verlaten. Men hoopt, en men hoopt, en men gelooft dat de zee niet zoo ruw en het vaartuig wel sterk is, en voort! voort! voort! holt het leven naar den afgrond en het verzwindt. Doodsche politiek. Leeft Nederland nog? Of is alles doodsch Door de ellenden der vorige week is het staatkundig leven op den achter grond gedrongen, maar de vraag blijft toch klemmen Leven we nog politiek gesproken Worden we nog geregeerd Hebben we nog Ministers? Wat gebeurt er toch? Bar wat treurige toestand we thans beleven. In 't moeras Neen er diep onder En daar rolt die kostbare Nationale tijd voort Straks is 't Paschen en de Tweéde Kamer gaat met vacantie. Dan krijg je het zomerreces of de zomervacantie Dan is 't jaar om en een nieuwe begrooting ligt in September klaar, die niet behandeld is voor 31 December. Weg is 't kostbare jaar En wat heeft de werkman dan van dit Kabinet ervaren, ontvangen! Niets Verschrikkelijk toch Ziekteverzekering, pensioenen, ar beidscontract, wat zal er van terecht gekomen zijn als 1907 om is. In 't moeras? Neen er diep onder 1 OP DË.V UITKIJK. Haiitenlaiid. DUITSCHLAND. \f <k Ti I '^v-v-n <fcr-T«^v AII* I v. bOMJlELSMHJH. Telefoon Intercomm. Ulo. 2. Er zou slechts één middel zijn, en dat is met zulk noodweer niet uitvaren Maar voor men daartoe komt, zou de maatschappij anders ingericht moeten zijn. Men zegt nuhet schip moet de zee in nog nooit is een schip van deze maatschappij om storm binnen gebleven. De post moet over. De koerier van den koning moet de Staatsstukken den vol genden nog afleveren. De opera moet morgenavond daar-en-daar spelen. Ik moet morgen aan de beurs zijn. Moet dat alles inderdaad Het moet nu mis schien nog. Maar het is niet ondenkbaar dat men eens er anders over oordeelen zal, en het gevaar, dat men bemanning en reizigers laat loopen, van meer belang acht. 't Is of we nu ook alles opeens moeten krijgen Reeds staat haast zei ik sinds on heuglijke jaren onze politiek in het teeken der asociale hervormingen.'t Is te be grijpen, als de arbeiders wat twijfelzuchtig worden en gaan vragen, of die sociaie wetten niet soms als ballen worden gebruikt, om er andermans kegels mee omver te gooien. Straks komen daar de misères van een grondwets-herziening bij. Wie zich, dat leert de historie, op het schip, de >Rivisie« genaamd, inscheept, weet wel, waar en wanneer hij afvaart, maar het jaar en de plaats van aankomst zijn in een geheim zinnig duister verborgen. En nu krijgen we daar, als 't een beetje tegenloopt, ook nog 'n legerkwestie bij. Minister Staaldat staat wel vast, kan niet aanblijven. Maar daarmee is de legerkwestie niet van de baan De xgroote« generaal was maar 'n pion in 't spel der leger- hervormers 'n pion, die ze vooruitschoven naar de stukken der tegenpartij en al is die nu van 't bord geslagen, daarmede geeft deze tegenpartij haar spel nog niet op Reeds bij de aanstaande verkiezingen zat men dat wel merken Waarlijk, nu de schoolkwestie voorloopig is opgelost, hoeft geen mensch meer te vreezen, dat we niet weten, waarover we denken en krakeelen zullen. Nu moeten we daarbij ons voor twee fouten wachten. Er zijn menschen, die als ge ze hoort, een leger-hervormiDg uit hun mouw kunnen schudden. Wel weten ze de schijf en nog veel minder de roos te raken, weten ze rechts nog links te zwenken, maar ze hebben immers hun 2gezond verstande <en als je dat maar gebruikt, dan ben je imme rs klaar en kunje »in 't algemeen« over -de zaken oordeelen, al heb je er nooit speciale studie van gemaakt. Die menschen zijn zeer talrijk. Overeen ziektegeval redeneeren ze met meer vrij moedigheid dan een vergrijsd geneesheer de moeilijkste rechtszaken worden klaar onder hun beken-betoog en op godsdien stig gebied weten ze de neteligste vragen met een tekst uit het Oude en een uit het Nieuwe Testament op te lossen. Gezond verstand dat is maar alles. En zoo redeneeren ze in hun coupé of achter hun biertje bij den scheerbaas of onder den schoorsteenmantel ook over on'ze leger-inrichting, tot het u duidelijk word'i, dat duizenden Nederlanders hun carrière gemist hebben en voor Minister van Oorlog" in de wieg zijn gelegd Wachten we ons echter voor die snaken t Maar er is ook een ander uiterste. Dat vindt ge niet buiten, maar in het leger. Daar zitten de mannen »van het vak.« Zij, en zij alléén weten het. De buiten staanders zijn de leeken, die stil de diensten hebben te verrichten en de gelden op te* brengen, die de vakmannen noodig achten.. Ze hebben te prijzen, wat de uniformen wijzen- Ook dat verschijnsel staat niet op zichzelf» j De medici trekken hun lippen tot een meelijdend lachje, als zoo'n »leek« durft meepraten over de kwalen des lichaams. De rechtsgeleerden houden hun buik vast, als 'n niet-jurist over 's lands wetten mee praat. En de theologen zijn niet zeldzaam, die boos worden, als 'n gewoon gemeente lid zijn opvatting der waarheid tegenover hun betoog, stevig op den »grondtekst« gefondeerd, staande houd. Elke schoen maker, zeggen deze alle, moet blijven bij zijn leest. Om nu tot de legerkwestie terug te keeren, zou 't wel het toppunt van dwaas heid zijn, om zonder eenige krijgskundige bekwaamheid als legerhervormer te willen optreden en te gaan zeggen, hoe 't eigenlijk zijn moet. Maar een andere zaak is, of ook de »Ieek« niet in staat zou zijn, om op de bestaande gebreken te wijzen en er de aandacht op te vestigen. Dat geschiedt op allerlei terrein. Men behoeft b v. gean bouwkundige te zijn, om op te merken, welke gebreken de Amsterdamsche Beurs vertoont. Wie zich onwel gevoelt, heeft geen dokter noodig, om te zeggen, wat hij voelt en waar de pijn zit. En zoo hebben we ook geen militaire voorlichting noodig, om op te merken en vast te stellen, dat met ons leger lang niet alles in den haak is. De meeste militairen willen van hel leger maken en houden iets zeer aparts. De jon gelingen moeten hun vader en hun moeder veriaten, om den krijgsrok aan te hangen. Hooge muren moeten het leger scheiden van de burger-maatschappij. De burgerij moet zich zoo weinig mogelijk met het leger bemoeien, 'n Soldaat en een burger, dat zijn twee uitersten. De kazerne mag zoo prettig mogelijk worden iugericht er blijft altijd een klooster-gedachte aan ver bonden, n.l. dat wie daarin wonen, hoog en laag, een afgezonderde kas vormen, met eigen rechten, eigen wetten, mèt een eigen leven. Dat heeft verwijdering veroorzaakt. De burgerij beschouwt het leger als een instelling van noodzakelijkheid, maar ze heeft er weinig sympathie voor. Het neemt haar hun zonen af in den bloei der jaren, beschikt er over maanden lang, zoowel ziek als gezond en de burgerij mag buiten de poort wachten, tot de dag van verlof is aangebroken. En zij, die ingelijfd worden, gaan óf met onverschilligheid óf met tegenzin onder dienst. Ze zien in dat leger een lastig instituut, dat hen in hun beste jaren hindert en hen maanden achteruit zet. Dat is eigenlijk de worm, die aan ons leger knaagt. Ongeveer niemand gaat voor z'n pleizier onder dienst. Maar ons volk is wel zoo nuchter van verstand, dat het zich schikt in 't geen onvermijdelijk en noodzakelijk is. Menigeen getroost zich een lastige, pijnlijke kuur, als hij maar begrijpt, dat zijn lichaams toestand dit vordert. Zoo is ons volk over 't algemeen ook niet onwillig, om de militaire lakten te dragen en zich in den wapenhandel te oefenen. Maar dan moest het leger ook mtser worden de gewapende burgerij. Het leger,- zal het werkelijk sterk staan, moet in het volk wortelen. Wat is b.v. de kracht van ons christelijk onderwijs Dat het de liefde heeft van ons volk. Dat het volk zich ermee bezighoudt. Het goede voor onze school zoekt. Zich verblijdt over haar bloei. Zich interresseert voor haar resultaten. Als zoo ook het leger meer in de natie wortelen gaat, zal vanzelf de tegenzin van velen veranderen in hun hartelijke sympathie. Hoe dit nu geschieden kan, is niet zoo makkelijk te zeggen. Natuurlijk moet bij de mannen van het vak de leiding blijven. Maar ook in onze scholen laat het volk de leiding gaarne aan de onderwijzers over, terwijl het toch met de school hartelijk meeleeft. Als, om eens iets te noemen, de oefening door burgers in den wapenhandel, in plaats vaD, gelijk thans vaak, door de militaire autoriteiten als een aardigheidje te worden beschouwd, door hen met belangstelling werd gevolgd; als zij zich daar eens voor gaven, om niet uit de hoogte eener mili taire vrevelwolk, maar gelijkvloers staande met de burgerij, die vrijwillige oefeningen te organiseeren, te verbeteren, ze in ver band te zetten met de legeroefeningen dan was er al iets gewonnen. Burgerij en leger staan thans met den rug naar elkander toe. Nijdig stooten ze elkaar met de schouders en trappen elkaar de hielen aan bloed. Zoo doen ze zichzelf en elkander kwaad. Ze hebben elkander zoo noodig. Zonder het leger is de burgerij een weerloos lam in een oerwoud vol gevaren. Zonder de burgerij is het leger een plant zonder wortel, waar geen kracht in zit. UITKIJK. Maandag is dan in den Rijksdag het debat aangevangen over de begrooting van het dienstjaar dat met 1 April begint. De gewone tijd dezer discussies valt in de dagen vóór Kerstmis; maar de ontbinding van den vorigen Rijksdag heeft die twee maan den verschoven. Men zal zich dus ditmaal buitengewoon moeleu haasten, om nog vóór I April gereed te komen; en toch gaat er thans voor de //algemeene be schouwingen» allicht nog meer tijd af dan vroeger. Want er valt over den politieken toestand heel wat te praten, en de strijd, bij de stembus gevoerd, moet in dit debat vanzelf naklinken. Eergisteren kwam, nadat Dr. Spahn als Centrum-leider gesproken had, al dadelijk de Rijkskanselier los, en men heeft uit zijn speech gezien, hoe de traditie van den 25en Januari nog doorwerkt. De Kanselier wil het wagen met de //nationalen» en hij verwacht zelfs goede vruchten van dit beleid. "Met de tegenwoordige meerder heid, die tot mijn genoegdoening het volk ons gaf, acht ik een vruchtbare, zeltbe- wuste politiek zeer wel mogelijk.'/ De toekomst moet hierover uitspraak doen. Na de troonrede en vooral na de bezet ting van het Rijksdag-presidiaat zou een ommekeer, op dit oogenblik al, een won der zijn geweest. En toch, gegeven de weinige geneigdheid van de conservatieven om met de vrijzinnigen scheep te gaan, kon het best gebeuren, dat bet te avond of morgen spaak liep met die "nationale// meerderheid. Dat Yon Bülow zich ook over het bond genootschap tusschen de politieke partijen uitliet, heeft men Dinsdag evenzoo gelezen. Zulke bondgenootschappen moesten alleen tusschen de burgerlijke partijen mogelijk zijn, meende hijen het Centrum had dus geen bondgenootschap met de sociaal democraten mogen sluiten. Nu is die laatste bewering niet geheel juist. In een aantal districten stonden de burgerlijke partijen bij de herstemmingen aaneengesloten tegen de sociaal-democratie. Voornamelijk in Beieren gingen de Centrum- kiezers op «rood// over maar men weet, op hoe sterken tegenstand dit vooral bij de hooge geestelijkheid stuitte. Overigens is de kans niet uitgesloten, dat' het in den nieuwen Rijksdag nog eens tot een samengaan tusschen de //Freisinn» en ,de sociaal-democratie komt. Couranten als h et "Berliner Tageblatt'/ en de //Frank furter Zeitung// slaan reeds jarenlang op dit aambeeld. En van socialistische zijde heeft Jaurès er nog onlangs op aange- i' (]B Vil h-tf.il ftfl <ff

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1907 | | pagina 1