EERSTE BLAD.
Zaterdag 28 Juli 1006.
21ste Jaargang N", 1158.
Antirevolutionair
Orgaan
m HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
Alle Nlukkt'n voor de Redactie bestemd, Advertenüëo en verdere Administratie franco toe te zenden aan Uitgever.
Wat lielt een dooie aan
peiksioen.
Tegen de If oom§chen
Dreyfus en Frankrijk.
O FA UITKIJK.
lluitenlanil.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Telefoon Sntercoiuni. Mo. 2.
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal.
Dienstaanvrageu en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
1 Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
(Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Ieder kent dat woord. De heer
Roodhuizen, de grappenmaker, maar
van wien in de Kamer nauwelijks
eenige notitie wordt genomen en
wiens woorden zelden eenige belang
stelling te beurt valt, ging in Juni
1905 den boer op met 't wetsontwerp
Kuyper over de Invalicliteits- en
O uderdomsverzekering.
En dan was het overalKuyper
wil pensioneeren op 70 jarigen leeftijd.;
maar dan is haast ieder arbeider dood,
en wat heit nou een dooie aan pen
sioen.
Die prater vergat, dat niet het
Ouderdomspensioen, maar de Inva
liditeitsverzekering het voornaamste
was in 't ontwerp.
Na den uitslag (want alle Liberale
leugens konden in die weinige veld-
slagdagen niet worden ontzenuwd)
bleek al heel spoedig, hoe hij en
consorten het volk hadden misleid.
En thans heeft Prof. Mr. H. B.
Greven voor de Vereeniging voor
de „Staathuishoudkunde, en de Sta
tistiek"; een liberaal piofessor; aanbe
volen om de kwestie van 't pensioen
te regelen als Dr. Kuyper deed, dat
isde invaliditeit hoofd-, 't pensioen
bijzaak.
Op welken grond Op denzelfden
als Dr. Kuyper deed. Hij redeneert
alzoo
a. Tal van menschen boven 65 jaar
zijn volstrekt nog niet armlastig.
b. Invaliede menschen onder de 6 5 jaar
zijn er talloos veel en zij moeten beslist
geholpen worden want invaliede arbeiders
kunnen hun brood niet meer verdienen.
c. Op eiken leeftijd komen die tobbers
voor, die óf lam, óf blind, óf totaal
kreupel zijn, óf wier borst niet meer sterk
is om ook maar iets te doenen aan
hen is 't besteed, meer dan aan de
ouden, die nog wat verdienen kunnen,
het invaliditeitspensioen.
d. Al vervroegt ge den »ouden dag«
van 70 op 65, of van 65 op 60, toch
nog blijven er onder de 60 jaar duizenden
invalieden. En om die menschen moet
tte doen zijn Tusschen 60 en 65 jaar
is t aantal niet veel grooter dan tusschen
65 en 70; maar onder de 60 en 65 is
't getal ellendigen legio.
Wat heit een dooie aan pensioen
zoo praatte de afgevaardigde van 't
Brielsche district
Maar door een liberaal professor
wordt aan Kuyper hulde gebracht.
Trouwens! groote mannen begrijpen
en waardeeren elkaar.
Schimpscheuten heb je van kleine
zielen te wachten, der waarheid en
kennis bijster
In de »Nederlander« komt het vol
gende stukje voor, waarmee het geheel
eens zijn.
Een woord van Stöcker.
Bij een herstemming voor den
Duitschen Rijksdag in het district
Altena Iserlohn is dezer dagen de
sociaal-democraat gekozen tegenover
.ro°msch-katholiek, doordat vele
en nati°naal liberalen,
wtmn bü eerste stemming
p 1 uitgevallen, ondanks het offici
eel advies hunner leiders (die den
R. K. aanbevalen) den socialist hebben
gestemd.
De ook in ons land bekende dr.
Stöcker schrijft daarover in zijn blad
o.a.
De sociaal-democratie heeft thans
sinds 1903 haar eerste zege te boeken
zij heeft Altena-Iserlohn in een tus-
schentijdsche verkiezing veroverd. Niet
"eigen kracht heeft haar evenwel de
overwinning gebracht. Het wachtwoord
van graaf HoensbroeckHiever rood
dan zwart,heeft den sociaal-demo
craten de zege bezorgd.
De schrijver betreurt dit zeer, en
zijn woorden zijn wel lezenswaardig
voor diegenen in ons land, die nog
steeds in een politiek samengaan met
de roomschen een soort monstruositeit
zien, te kwader ure opgekomen in
enkele op macht beluste hersenen, in
plaats van daarin te erkennen eene
onder bepaalde omstandigheden van
zelf voorgeschreven gedragslijn, eene
te goeder trouw aanvaarde nationale
plichtsbetrachting.
Dr. Stöcker, die niet de Nederland-
sche politieke lucht heeft ingeademd,
schrijft
De prediking van den haat tegen
de Katholieke Kerk, waarin zekere
liberale kringen zulk een bijzonder
welgevallen hebben, heeft haar dienst
gedaan. Men heeft een dampkring van
haat tusschen de beide belijdenissen
gebracht, welke de broeikaslucht wordt
voor de sociaal-democratie. Terwijl in
het Oosten de roode vlam der revolutie
zoo onheilspellend opflikkert, maken
mannen, die zich ^nationaal* noemen,
het klaar om bij duizendtallen in Essen
en Altena voor den revolutionair te
stemmen. De liberale ophitserij tegen
de roomschen is tot een nationaal ge
vaar geworden het terugfluiten van de
Besturen der liberale Kiesverenigin
gen helpt niet meer.
Tot zoover deze christelijk-histori
sche leider in Duitschland. Zijn woor
den drukken op de politiek onzer rech
terzijde door sommigen hier te lande
zoo gaarne als een gedrochtelijk, tot
onze grenzen beperkt, unicum aange
zien den stempel van normaal,
natuurlijk en gezond.
Zoo is 't.
Er zijn tijden, dat men, Roomsch
en Onroomsch, op politiek en maat
schappelijk terrein moet saamwerken
om een zelfde goed te verkrijgen en
eenzelfde kwaad te weren. Die tijd is nu.
Frankrijk is niet 't Land, waarnaar
we in de allereerste plaats hunkeren.
Zeker is 't waar, dat het een glorieus
verleden heeftniet minder waar, dat
karakter en inborst van den inwoner
aantrekkingskracht oefeneneven
waar, dat de fijne hand en het levendig
oog een kunst en weelde scheppen
die wereldberoemd iseven waar, dat
de vaderlandsliefde en 't humanisme
daar schitteren maar toch Frank-
rijks wuftheid zijn maar te spoedig
op revolutie aangelegd temperament^
zijn afzakken naar 't atheisme, zijn
materialistisch denken en leven, in
één woordzijn losse zeden op het
't terrein van Kerk en Huwelijk
Geloof en Religie, en meer andere
geestelijke vraagstukken, zouden ons
niet bekoren.
Maar Frankrijk is toch in ons oog
een sport hooger geklommen eenige
meerdere sympathie hebben we voor
hem gekoesterd sinds aan Dreyfus 't
ridderkruis van 't Legioen van Eer is
op de borst gehecht, en de verschrik
kelijke catastrofe, het allertreurigst
drama van 4893 geëindigd is in een
erkennen en openbaar worden en hul
digen van 't heilig Recht.
Dreyfus was onschuldig.
Een kliek, een monstrueuze samen
zwering van legerautoriteiten zocht
's mans ondergang. Vervalschingen en
leugen meineed en laster banden den
ongelukkige naar 't Duivelseiland,
waarover te zwijgen voorts maar het
beste iswant 't gruwelijke onrecht,
de onmenschelijke behandeling door
den ongelukkige daar ervaren, voeren
nog een rilling door de leden.
Doch 't licht der waarheid brak door.
Edele mannen stonden op en rustten
niet vóór dat 't geschitterd had in de
rechtszaal te Rennes, waar een »on-
schuldig® volgen moesten Esterhazy
verdween naar Engeland en Henry
hing zich op in de gevangenis en Mer-
cier werd niemands vriend en ieders
aanfluiting.
De overwinning van 't Recht in
Frankrijk: dat heeft het land opgehe
ven uit de inzinking der laatste jaren.
Dat ontwakendat meeleven van
heel 't oude en jonge Frankrijk met
de Affaire, (de Dreyfuszaak)dat rus
teloos zoeken en vragen en dringen
om recht door zijn edelste mannen;
dat weerklank vinden van Zola's stem
en Piquarts woord in de harten des
volksdat alles geeft hoop op een
beter Frankrijk.
Ongelukkig het Land, welks Koning
een kind ismaar nog ongelukkiger
't land, welks volks doof is voor de
stem van 't Recht.
Waar Onrecht regeert, daar is de
Anarchie, daar is de revolutie, ook
zonder eenige bloedstorting daar is
de vastigheid des maatschappeiijken
Levens ondermijnd, daar is de onder
gang niet verre
Gelukkig Frankrijk in dezenge
deedt recht en 't is Uwe eere!
Een mijner kennissen, Iaat ik maar zeg
gen een vriend van me, is 2coiffeur*. Dat
vreemde woord op de ramen van z'n »salon<
heeft me vaak gehinderd Maar als hij
me een echt Hollandsche uitdrukking er
voor in de plaats vraagt, zit ik wel wat
verlegen. »Kapper«, dat zou gaan, maar
dat wordt toch meer gezegd van wie dames
bedient. >Haarsnijder«, daar wil het publiek
niet van weten. Bovendien, hij behandelt
ook den baard en hoe zal men dat den
volke kond doen? Barbier* is onhollandsch
en klinkt barbaarschhet »nette* publiek
wil geen barbier aan zijn neus. »Baard-
schrapper® is nog minder welwillend.
Zoodat ik maar zeggen wil, dat de
zuivering onzer taal nog zoo gemakkelijk
niet gaat 1
Laatst dan zat ik met m'n coiffeur een
uurtje te praten. Hij gaat tegen de dertig,
heeft een bloeiende zaak en verdient met
schaar, mes en tendeuse meer dan ik met
de pen.
Hij vertelde van z'n jeugd. We zaten
met ons drieën in de fransche klas bij
monsieur X. Er waren d'r meer, maar wij
vormden 'n clubje appart, waren kamera
den. Ik kwam op m'n veertiende bij m'n
vader in t vak en moest leeren inzeepen,
messen aanzetten, vloer aanveegen enz.
t Was een hard gelag voor me. Mijn
beide kameraden studenten, liepen met een
boordje om en een tasch vol boeken,
hadden een prinsenleven, bij mij verge
leken.
Nu is de een onderwijzer, met hoofdacte
en Fransch. Van 'tjaar kreeg hij opslag'
maar tot verleden jaar had hij f 650, daarbij
vrouw en drie kinderen u begrijpt er
alles van. Hard werken, veel les geven
en nog een sober stukje brood.
De andere is na lang ploeteren candidaat-
notaris geworden. Maar een notarisplaats
heeft hij nog niet in 't gezichtdat kan
nog jaren duren. Gelukkig bleet hij onge
huwd en kan zich dus zoo wat redden.
Ik kan u zeggen dat ik met geen van
beiden zou willen ruilen en mijn vader
dankbaar ben, dat hij mij ons vak goed
heeft laten leeren.
Meermalen heb ik over deze woorden
moeten nadenken.
Zoo langzamerhand krijgeu we ook in
ons land een teveel aan geleerde menschen.
Tenminste aan menschen, die gestudeerd
hebben.
Op elk gebied is dat te zien. Ik las
onlangs een groote lijst van candidaten.
die in de Ned. Herv. Kerk beroepbaar
zijn, maar den vurig begeerden beroepsbrief
niet krijgen. Men moet de verhalen van
oude menschen gehoord of de schets van
Potgieter »Als een visch op het droge*
gelezen hebben, om zich te kunnen indenken,
wat onaangename positie dit is.
Ook in de Geref. kerken nadert de tijd,
dat de plaatsen ongeveer bezet zijn.
Geneeskundigen gaan tegenwoordig al
graag naar 'n plattelandsplaats en in de
steden zal 't nog zoover komen, dat wie
een beetje geld heeft, net als vorsten en
grooten, er zijn persoonlijken lijfarts op na
kan houden.
De ^specialiteiten* vermeerderen angst
wekkend. Geen onderdeeltje van uw lichaam,
of ge kunt het in elke stad, die wat
meetelt, afzonderlijk laten behandelen.
Tandartsen zijn er genoeg, om heel Ne
derland van een nieuw gebit te voorzien.
Van schrijvers, klerken e.d.g. zal ik
maar zwijgen. Ze zijn er in menigte, als de
vorschen in Egypteland wie er een noodig
heeft, neme de proef en plaatse een ad
vertentie. Thans komen daarenboven de
vrouwen ook haar deel aan den disch
vragen en overvoeren de macht nog meer.
In vroeger eeuwen was dat anders. Toen
stonden de ambachtslieden hoog aange
schreven en hadden door middel van hun
gilde vaak een beslissende stem in de
regeering hunner stad. Terwijl de sclerken*
minder nuttig geacht, op een lagere trap
stonden. Het oud-vaderlandsch woord
Spennelikkerc bewaart er de heugenis nog
van.
Maar tegenwoordig moet, wie een goed
verstand en een helder hoofd heeft, zich
toch vooral niet afgeven met handenarbeid
Vader heeft het niet verder kunnen brengen
dan het schootsvel, de zoon moet opklimmen
zooalniet tot de toga, dan toch tot den
inktlap. Moeder ging op een naaischool
en zocht naderhand een dienstde dochter
moet vooral op een atelier komen en 'n
parasol dragen, misschien een voile Beide
zijn goedkoop tegenwoordig, als men geen
hooge eischen stelt.
Nu zijn er verzachtende omstandigheden.
't Klinkt zonderling, maar iD vele ge
meenten is 't gemakkelijke:voor onderwijzer
te studeeren, dan een goed vakman te
worden. Allicht kan men voor weinig of
niets in de omgeving les halen en wie dan
een gezond menschenverstand heeft, brengt
het wel tot onderwijzer.
Een vak goed leeren, bij één baas, is
haast onmogelijk. De arbeid versplitst zich
steeds meer, zoodat er niet zoo heel veel
bazen zijn, die hun vak in allen deele goed
verslaan. Men kan zooveel onderdeelen
voor een prikje van de fabriek krijgen
En zij, die niet alleen »baas«, maar ook
2>meester< in hun vak zijn, hebben zelden
zin, om hun leerjongens grondig te onder
richten. Hoelicht immers kan niet een
ander er de vruchten van plukken 1
Als ik dan ook waarschuw tegen een
2.geleerde opleiding*, raad ik allerminst
aan, om den Hinken knaap op goed geluk
maar van den eenen baas naar den anderen
te laten sjokken. Tien tegen een, dat hij
dan zijn gansche leven een brekebeen blijft.
Laat zoo'n jongen, vlug van verstand
en vaardig van vingeren, wel degelijk leeren.
Ook meer, dan de gewone, lagere school
geven kan. Kekenen en teekenen, lezen
en stellen, om maar iets te noemen, komen
hem steeds te pas. Ook een vreemde taal
is nuttig. Hij is dan niet altijd verplicht,
om binnen de grenzen van ons eng taal
gebied te blijven.
Laat voorts het vak en ambachtsonderwijs
zich uitbreiden. Dat het ook onder 't bereik
kome van de plattelanders. Juist voor
jongens met een vlug begrip en een goed
oordeel, is dit van zooveel belang.
Zoo krijgen we in ambacht, handel en
industrie een goed kader. De gaven zijn
verschillend. Velen gaf God niet veel
anders dan hun spierkracht. Zij zijn de
gewone soldaten in 't leger van den arbeid.
I Maar er moeten ook onderofficieren en
hoogeren zijn. Mannen van kennis en goed
verstand, die den arbeid weten te leiden
en het vak kunnen verheffen.
Zou dit doel, dat men wel niet bereikt
op een kantoorkruk noch achter een
schrijftafel, evenwel niet de moeite waard
zijn, om voor te lezen
Is de blauwe werkbloes en het gekleurde
boezeroen niet een even eervol gewaad als
de kantoorjas en de witte manchetten
Ik ben zoo vrij, het onzen vaders en
hun zonen in overweging te geven.
UITKIJK.
FRANKRIJK.
Bepaald ontroerend was de plechtigheid
Zaterdagmiddag, der uitreiking van het
Legioen van Eer aan Dreyfus. De ex-
banneling kon zich op het beslissende
oogenblik nauwelijks staande houden
maar er waren meer diepbewogen gemoe
deren dan het zijne
De plechtigheid had plaats op de kleine
binnenplaats der krijgsschooldoch, op
verzoek van Dreyfus niet dezelfde, waar
voor elf jaren zijn degradatie plaats had.
Om egn uur stelden de troepen zich op
twee escadrons huzaren en twee batterijen
artillerie. Ongeveer driehonderd vrienden,
werkelijke belangstellenden, waren achter
die troepen geplaatst. Mevrouw Alfred
Dreyfus, haar kinderen, al de verwanten,
stonden voor de vensters van de krijgs
school, met Picquart, Percin, Baudouin,
Anatole France, ÏLeinach, e.a.
Om 1 uur 20 komt majoor Dreyfus,
een weinig gebogen, moede, met grijs
haar en een kort grijs snorretjevan
nabij veel sympathieker dan de portretten
doen vermoeden. De wacht komt in het
geweer. Alle officieren treden uit de ge
lederen om Dreyfus de hand te drukken.
Precies twee uur rijdt generaal Gillain
bmnen. Zijn eerste beweging is een groet
voor Dreyfus. Deze staat op zijn post
rechts voor de artillerie, Hij is nog bleeker
dan straks, de sabel beeft in zijn hand.
De generaal plaatst zich in het midden
van de binnenplaats en roept de officieren,
die het legioen al hebben. Drie gedeco
reerde kapiteins treden uit de gelederen
en plaatsen zich achier den generaal, ter
wijl Dreyfus en majoor Targe die
ook zou geridderd worden zich voor
den generaal plaatsen.
Onder doodelijke stilte beveelt de ge
neraal de ban te openen. Daarna spreekt
hij de bevordering van Targe uit en slaat
dezen tot officier.
Maar weder wordt de ban geopend