Zaterdag 10 Maart 1906
ai*1* Jaargang N". 1118,
TWEE BLADEN.
Antir evo air
Organ
IN HOC SIGN O VINCES
Eerste Bind.
%!le «lufe&en voor «Ie Bedaelle «Bestemd, AdvertenJitn en verdere Administratie franco toe te zenden aan den UKgtevc-
fl
HH
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
ifgonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
T. BOEKHOVEN,
i» SJM
Advertentiën 10 cent per regel en maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal.
Bienstaauvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beskan.
Adverteutiën worden ingewacht tot Dinsdag- e i Vrijdagmorgen 10 uur.
Dit nummer bestaat uit
War ieJ ontwerp.
Den 22sten Febr. 1906 is bij de
Tweede Kamer ingekomen een Wets
ontwerp met den titel«Herziening
der Wet omtrent de heffing van in
voerrecht naar de waarde der goede
ren Een herziening van de Wet van
20 April 1895, voortvloeiend uit art. 34,
dat een wijziging voorschrijft binnen
4 jaar na haar in werking treden.
Ofschoon, zoo lezen we in de Mem.
van Toelichting, die termijn den eer
sten Augustus 1899 verliep, werd eerst
bij Koninklijke boodschap van 19Febr.
1901 een ontwerp tot herziening bij
de Staten-Generaal aanhangig ge
maakt. Blijkens de daarbij behoorende
Memorie van Toelichting was de in
diening van het ontwerp opzettelijk
vertraagd, omdat het wenschelijk was
geacht deze niet zeer urgente (spoed-
eischende) herziening verband te doen
houden met die van het tarief van
invoerrechten Gelijk hekend is werd
genoemd wetsontwerp (Pierson) op
18 Sept. 1901 ingetrokken.
De Minister meende, dat thans de
herziening van de Wet van 20 April
1895 moest worden ter hand genomen
De veranderingen zijn van weinig
aanbelang; ze hebben betrekking en
dat kan ook niet anders op het meer
bemoeilijken van de ontduiking en het
meer vergemakkelijken van het werk
der ambtenaren; spoediger afdoening
van geschillen enz. Eén artikel, dat
in de oude Wet stond is vervallen
nl.de benadering, omdat de practijk
had bewezen, dat deze overbodig was.
Tot afdoening van de aanhoudingen
was in 1902, '03, '04 slechts 11, 1 en
2 maal benaderden ook in deze
weinige gevallen zouden de belangen
der schatkist misschien even goed,
zooal niet beter, door waardeverhoo-
ging gediend zijn geweest. En de Mi
nister voegt er daarom bijMen mag
aannemen, dat het middel van bena
dering afgedaan heeft.
Dat de Wet van '95, voorkomend
de fraude, voor de schatkist uitste
kend heeft gewerkt, blijkt uit de
cijiers in de sMemorie van Toelichting
en de Bijlagen.
In 1894 bedroeg de totale opbrengst
der invoerrechten f 5,981,850in 1904
f 10,819,896, alzoo een vermeerdering
van f 4,828,046 of 80 pCt.
80 pCt. meer invoerrechten wordt
betaald Gedeeltelijk ligt de oorzaak
der verhooging ook bij den aanwas
der bevolkingook bij den meerde
ren bloei van handel en nij verheid
ook bij de stijging der prijzen.
Dat Minister Harte 100 pCt. op de
invoerrechten wilde leggen, ,en van de
in 1904 ontvangen '10 millioen er .80
wilde maken, is bekend maar waarom
bij de stembus van 1905 nu moord
en brand moest geschreeuwd worden
over de 100 pCt., terwijl de 80 pCt.
verhooging der invoorrechten sinds
1894 tot 1904 geen kik lieten hooren,
zie, dat wijst op een stembusge-
schreeuw, dat niet van valsch alarm
is vrij te pleiten.
80 pCt van Minister Sprenger van
Eyk, of 100 pCt. van Minister Harte
het verschil is te klein om daaruit
wapenen te smeden tegen een Kabinet.
Hoe men dan ook bij 't eene van
een technische, en bij het andere van
een protectionistische herziening kan
spreken, is ons niet zeer verklaarbaar_
üf eigenlijk wel verklaarbaar dat
zijn van die gedienstigheden der stem-
buspractijken, die ongeoorloofd zijn
en zich vroeg of laat altijd wreken
op die partij, welke er gebruik van
heeft gemaakt.
Zien we in de Bijlage de posten na,
dan blijkt, dat op tal van huishoude
lijke artikelen een kolossale verhoo
ging is gekomen.
Zie hier eenige cijfers, èn van 1894
èn van 1904.
CO (M CO CO b- CO Tfi (M IO
05 lO CO O 05 IM "II
od co V in w CM rjT co" t-*
CM
E—
GO O
t-r
iO
CO
O OO r-<
O lO
O ifl O
O 05 O
P»iOiMCOCOiOCOOt>oO
0_ CM CO^ CO^ GO O
cm h cm o" of aT od co"
r—i CO
O
CD
HH -
A
A A
CM
CM
CO
GO CC CD
h CO r.
CO CD CM CM
CO UO GO
H CD
H GO N
CD
fl 2
09 CD
LfO lO
lO CD
CO i—
CM y-Z
o
CM CO 00
co'
A zfc {fc A
O CD CO O t-
CO CM O CD o
th T-H O CM CD
CD co" ccT cT rf CO
lC vfi o O CO fO
OO O lfl
CO
P-I "7^
S s
ai
<D
HI
-O J*
C c5
CD
G
03 3 2
o o t;
s-
CD
CM
G
u
a 2 M
a I
S3 1 pu 1 a
Wie nu deze cijfers uit 1894, toen
de wet niet herzien wasvergelijkt
met die van 1904, nu reeds 10 jaar
de herziening werktzal moeten toe
stemmen, dat de verhooging der in
voerrechten voor de artikelen door
den werkman gebruikt, kolossaal is.
Ot we er iets op tegen hebben, dat
drog heeft pogen tegen te gaan ïn
geenen deele. Wij keuren het ontwerp
van 1895 absoluut goed.
Maar of de werkman meer betalen
moet door een wetsontwerp, dat «be
drog» breideltdan wei »technisch«
verbetert, of «protectionistisch» is;
het zal hem weinig kunnen schelen,
of het beest Kat of Kater heetde
kwestie is ze bijten allebei.
Doch dat men in 1905 gezegd heeft-.
Harte is een Kater, doch Sprenger was
een Duifzie die onwaarheid loopt
de spuigaten uit.
Neen, beide Ministers hebben den
werkman aangepakt.
En met den werkman de bur
gerij enz.
Trouwens, wie Invoerrechten gaat
verhoogen, drukt in de meeste geval
len de prijzen. Niet altijd
Maar als er geld moet wezen, is de
Minister verantwoordelijk, dat het er
vroeg of laat komt.
üf die Minister Liberaal is of Anti
liberaal geld moet er wezen.
En het blijkt hier uit 't ontwerp de
Meestersook hij rijdt in 't zelfdq
wagentje (en 't rolt o zoo makkelijk)
als de heer Harte en als de heer
Sprenger van Eijk.
De partijen hebben mekaar niets te
verwijten.
Alleen dit feit blijftIn 1905 riepen
de Liberalen «Weg met de Tarief-
wet,« en nu blijkt uit de cijfers van
1894 en 1904, dat de werkmansklasse
bedrogen werd door die Leus.
Want de rechten zijn door de wet
van 1895 met 100200 en 300 percent
enz, verhoogd.
*0 Achler de schermen.
In «Het Volk« van 7 Maart komt
het volgende Ingezonden Stuk voor
Achter ەe schermen.
Lonneker, 2 Maart 1906.
Onder het vorig ministerie werd er nog
al eens geschreven over partijbenoemingen,
vooral bij burgemeestersbetrekkingen. Dat
het bij onze liberale heeren (althans in
O.vèrijsel) ook niet alles in den haak is,
moge blijken uit het volgende
In een plattelandsgemeente van Over-
ijsel moest een burgemeester benoemd wor
den. Tijdens de vacature bedankt de
burgemeester van een Drentsche gemeente
als secretaris, omdat hij de gemeente met
terwoon ging verlaten, en weet zijn broer
als secretaris te doen benoemen.
Een paar weken later was de man be^
noemd als burgemeester der Overijselsche
gemeente,
Mijnheer was zeker ,,inet een helm ge
boren."
Nog een tweede vacature ontstond, n.l
te Lonneker.
Ongeveer drie weken voor de benoeming
van den tegenwoordigen titularis, wist een
mijnheer in een café te Hengelo te ver
tellen, dat zijn zwager (burgemeester van
Oldetnarke) burgemeester van Lonneker
zou worden. E11 warempel, het kwam uit.
Het mooiste kwam echter nog. De
vroegere burgemeester van Lonneker was
ook secretaris. Voor deze betrekking voerde
hij niets anders uit, dan het mandaat tee
kenen en de centen opstrijken.
Meest alle raadsleden waren dan ook
van plan, thans de betrekkingen van bur
gemeester en secretaris te scheiden, wat
zeker in een gemeente van ruim 15.000
zielen wel noodig was.
Maar wat gebeurde
Er kwam een wenk van hoogerhand, bij
F2ÏÏILLST0U.
EEN DONKERE WEG.
DOOR
L. VAN BSIKKEL.
8) Hoofdstuk III.
Vriend Heindie tot den levensmoede
zegtHet is nu genoegGij zijt niet
beter dan uw vaderen
Vriend Hein. die den onder lijden ge-
bogene de doornenkroon van de slapen
neemtdie den onder zorgen gebukt weg
neemt van onder zijn last.
Vrieni Hein. die ook zelfs voor de
oogen van den gelukkige, den beweldadigde
een tafereel weet te tooveren, waaronder
deze met bevende hand schrijven gaat
»Met Christus te zijn is verreweg het
beste k
Vriend Heindie ons in het brekend
oog van den straks nog blozende lezen
laat: »Exelsior k en de weenende moeder,
gebogen over het ledige wiegje, in het oor
fluistert
Vroeg getorven, vroeg bij God k
Vriend Hein. Maar wie noemde u
zoo Wie heelt den overwonnen vijand
opgenomen in de rij der vrienden? Wie
heeft den koning der verschrikking aldus
van karakter ontaard
Wie heeft den dood met zulk een idea
listisch oog bekeken
Wie heeft hem in zulk een valsch licht
geplaatst
Wat is hij anders dan de vijand, de
aartsvijand van alles, wat leven heeft en
leven voedt Is hij niet de onmeedogende,
die ziel en lichaam scheidt, welke bestemd
waren om eeuwig vereenigd te zijn Ver
breekt hij niet eiken band tusschen hart en
hart hier op aarde? Tusschen ons en hen,
die wij beminnentusschen ons en onze
zorgentusschen ons en onze idealen
tusschen ons en onze schattentusschen
ons en alles, want met onzen persoon in
het nauwste verband staat
Maakt hij ons niet los van de aarde,
daar wij toch uit de aarde aardsch zijn
Is dat alles ook niet zóo voor hem, die
gelooft in Jezus Christus, den eeniggeboren
Zoon van God, die is ^gekruist, gestorven
en begraven, nedergedaald ter helle, ten
derde dage opgewekt uit den doode
De vijand, die in de schemering van den
nacht der graven voor het oog van den
stervenden diens leven doet voorbij gaan,
dat leven, geboet en beweend, doch ook
vergeven en rein gewasschen in het bloed
van Gods Zoon
De vijand, die het brekend oog nog ver-
Jduistert, de veege borst doet zwoegen, de
afgestreden ziel nog beangst en bij de poort
des hemels de hel oproept, om, ware het
mogelijk, daar reeds de zon des eeuwige
vreugde boven de kimmen verrees, hare
stralen te verbergen achter de wolken der
twijfelzucht.
Zie, zoodanig is de dood, de laatste
vijand, die voor ons overwonnen werd,
maar zich toch nog steeds onzen vijand
toont, totdat hij zal te niet gedaan zijn
De dood. die zijn prikkel verloor, maar
toch ook door Paulus in één adem genoemd
wordt met de hel en wien het geldt te
overwinnen door Jezus Christus onzen
Heere
O vijand, hoe vreeselijk zijt gij
Indien ge ook onzen Heere en Zaligma
ker zelf tot tranen beweegt en Hij den zijnen
moed in het brekend hart inspreekt met
de belofte
»Die in Mij gelooft, zal leven, al ware
hij ook gestorven en een iegelijk, die leeft
en in Mi] gelooft, zal niet sterven in der
eeuwigheid.
»Hoe zacht zien wij de vromen
Den dood hier zonder schromen,
Blijmoedig tegen gaan,
Waar al de vreugd van 't leven
Den zondaar moet begeven,
Daar vangt de vreugd des Christens aan.«
En toch »Ik heb begeerte om ontbon
den en met Christus te zijn, want dat is
zeer verre het beste
O gewis, wien God in het leven de
gansche wapenrusting van den Christen -
krijgsman schonk, dien zal hij het in het
laatste oogenblik niet doen ontbreken aan
het schild en het zwaard, om zich tegen
den Iaatsten vijand te verdedigen en hem
te overwinnen. En zou hij dien bangen
kamp schuwen bij de vreugde, die hem
wacht
Was niet één uur in de voorhoven zijns
Gods hem beter dan duizend elders en zou
zijn ziel nu het stof niet van haar vleuge
len schudden om te zwerven naar omhoog
O, dood Hoe vreeselijk zijt gij en hoe
zeer is het noodig ons dag aan dag voor
te bereiden op den Iaatsten kamp met u.
Zóó sterven wij eiken dag door de ge
nade van onzen Heiland en als gij komt,
o vijand van ons levenWaar is uw
prikkel
Zalig zijn de dooden, die in den Heere
sterven
»Wat ligt hij daar kalm,« dacht vrouw
Hoogstraten, terwijl zij de alkoof-donkerte
inzag. »Hij ligt daar als een koning.
Tik, tak, tik, tak Vier uur
Voor het huis staat een dokterskoetsje
stil. Het portier haastig geopend, weer
dicht gegooid en een oogenblik later staat
de »dokter« in de kamer.
»Hoe is 't met vader vraagt hij aan
Lena, die zich haast een stoel neer te
zetten.
»'t Zelfde dokter,antwoordt het meisje.
»Hij slaapt, cc voegt moeder er aan toe.
»AHang vraagt de dokter.
«Ruim een uur, dokter,is het antwoord
van moeder en dochter.
«Hebt u geregeld de medicijnen inge
geven
s>Ja, dokter.
De geneesheer staat op, opent de deuren
wijd en gaat naar den zieke, die ontwaakt.
Moeder en dochter zijn hem op de hielen
gevolgd en slaan al de bewegingen met
een kloppend hart gade.
»Hoe is 't Hoogstraten ?s vraagt dokter
op bemoedigenden, belangstellenden toon.
Op deze vraag tracht de zieke zich op
te richten, doch zinkt weer in de kussens
terug.
»Zwak, dokter'k word hoe langer,
hoe zwakker.
s>Kan je nog al goed ademhalen
»Soms en soms niet, dokter.
Maak je goed eens los, dan zal ik je
nog eens 2>beluisteren,«
Wordt vervolgd.)