TWEE BIAPEH.
A ntirevo it tion air
Orgaan
voor de üHuidliollaiidsclie en SfieeiiwscJie Eilanden.
IN HOC SIGN O VINCES
EEN DONKERE WEG
T. BOEKHO VEN.
&OMMEL81MWJH
»tuiiken voor «to SMKfMW'lie l»e«lemd, AdverieiRiéi» en verdere Administratie franeo toe ie «enden aasi deis Uitgever
Eerste Blad.
FEUILLETON.
Vakorganisatie voor
ambtenaars.
in
1.UV
U (MM'&clllg
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
Advertenties iö cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regei en 4/s nmal.
Bienstaanvragen en Bienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing,
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte dia zjj beslaan.
1 Advertentiën worden ingewacht cot Oiisiag- ei Vrijdag.Tiorgon 10 uur.
Dit nummer bestaat uit
Zij, die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers GRATIS.
(Slot
Door mr. Lohman werd vierkant
positie genomen tegen de vakorgani
satie der ambtenaars, en niet minder
krachtig sprak ds. Tal ma zich uit
De eerste liet zich aldus uit: Toch
wil ik in het voorbijgaan even zeggen,
dat naar mijn meening het geheele
denkbeeld vaneen vakvereeniging van
ambtenaren niets anders is dan een
dwaasheid. Wat toch is de vakver
eeniging? Zij is een instelling opge
komen uit het maatschappelijk leven,
als gevolg van de onbeteugelde con
currentie nl doordat de werkman
tegenover den werkgever een middel
noodig had om zich tegenover diens
overmacht te verzetten, waar deze
van het verkeer op de openbare markt
gehruik kon maken om aan zijn werk
lieden te onthouden, wat hen in
billijkheid toekwam.
Uit deze behoefte is de vakvereeni
ging ontstaan, aan welke instelling
evenwel ook vele nadeelen verbon en
zijn, die niet zijn te weren o. a. dat
in de vakvereeniging niet opgenomen
zijn alle arbeiders Doch hoe dat zij.
in elk geval is de vakvereeniging ont
staan uit een soort van, ik zal niet
zeggen vijandschap tegen den patroon,
maar toch uit behoefte aan verdedi
ging van een ander belang dan dat
van den patroon; men had te doen
met tegenstrijdige belangen en de
vakvereeniging werd het middel om
te komen tot een behoorlijke regeling.
Dit alles nu kan bij de ambtenaren
niet voorkomen.
De ambtenaar staat niet tegenover
een patroon, maar is evenals zijn chef,
in dienst van den Staatdaar is voor
beiden maar één belang, dat gediend
moet worden, nl. dat van den Staat,
en wanneer een Minister of een hoofd
ambtenaar het een of ander bepaalt
of voorschrijft, doet bij dat niet in
zijn eigen belang of uit willekeur,
maar omdat hij op die wijze meent
het best den Staat te dienen. Indien
hij dat verkeerd doet, dan zijn er an
dere organen die moeten trachten den
Minister op een beteren weg te bren
gen. Daarvoor is o. a. de Tweede
Kamer het aangewezen lichaam Doch
zoodra men dat uit het oog verliest,
gaan de ambtenaren, gelijk men zegt,
eten van twee walletjes. De ambtenaar
heeft als zoodanig groote voordeelen,
die een werkman mist. Ik behoef die
niet op te noemen, want bij elke sol
licitatie kan men zien, hoe gaarne de
menschen in den Staatsdienst komen.
Maar nu moet er ter hunner be
scherming iets anders bijkomen nl.
de hulp der vakvereeniging, een in
stelling, voortgekomen uit het vrije
maatschappelijk bedrijf. Dat is niet
®len vereeniging van alle ambtenaren,
maar. een vereeniging van een deel
hunner, en deze moet toezien op de
ambtenaren; nagaan of het den amb
tenaar wel goed gaat. Dat zijn ver
eer, igingen, die niet den dienst van
den Staat op den voorgrond stellen
die meenen, dat zij moeten werkzaam
zijn voor het particulier belang van
de ambtenarenzij moeten voortdu
rend komen met klachten zij moeten
ook, ik moet het tot mijn leedwezen
zeggen, voortdurend de ontevreden
heid opwekkener moet geen tevre
denheid zijn, zoomin onder de amb
tenaren als onder de arbeiders in de
fabrieken Een van de middelen, die
de partij noodig heeft om vooruit te
komen, is ontevredenheid. Daartegen
nu moeten we waken. Daarom geloof
ik, dat het geheel verkeerd is gezien,
naast de groepvertegenwoordiging ook
nog vakvereenigingen te laten optre
den. Waarom is een groepvereeniging
noodig, indien het geheele dienstvak
het Staatsbelang toch reeds beoogt
Omdat ambtenaren, dat spreekt van
zelf, ook hun eigen belangen hebben,
en omdat het voor een Minister zeer
moeilijk is om de belangen van al de
ambtenaren, vooral waar wij zulk een
kolossaal getal ambtenaren gekregen
hebben, goed te overzien. Maar wan
neer er een groepvereeniging komt,
dan is dit een vereeniging van alle
ambtenaren, die staan onder de di
rectie. Daarom nog niet evenwel onder
den directen invloed van hun chefs.
Die chefs hebben precies dezelfde
belangen als de andere ambtenaren,
die en ook dezelfde belangen. De chef
van dienst kan en mag altijd warm
voor zijn ambtenaren Opkomen. Dat
is het onderscheid met den chef van
een fabriek, die dat ook wel kan,
maar toch allereerst het verkrijgen
van die winst moet beoogen, zonder
welke de zaak te gronde moet gaan.
Het kan dus zijn, dat deze zijn ar
beiders exploiteert, maar dat doet de
chef van dienst niet, dat behoeft hij
althans niet te doen, zijn eigen belang
eischt dat niet. Juist nog in deze dis
cussie is gebleken, hoe de chefs van
dienst zelfs een chef van dienst,
waarop zoovele aanmerkingen zijn
gemaakt (Dir.-Gen. Pop) tal van voor
treffelijke zaken hebben tot st3nd
gebracht in het belang van hun amb
tenaren.
Ook dezelfde chef, die de zoo aange
vochten dienstorder no. 248 heeft ge
maakt een dienstorder, die, wanneer
men ze in haar geheel leest, zeer
billijk en verstandig blijkt te zijn.
Ook wanneer men de „onaangevulde"
dienstorder leest, zal men zien, dat
deze hoofdambtenaar de belangen van
zijn ambtenaren als persoon volkomen
eerbiedigt. Hij zegt: gij kunt adres
seeren tot wien ge wilt, maar wanneer
gij als vakvereeniging mij uw gedach
ten wilt komen opdringen, dan kan ik
u niet ontvangen.
Na deze rede van den heer Lohman
zei de heer Ketelaar, voorstander der
vakvereeniging van ambtenaren dit
De heer de Savornin Lohman is uit
gegaan van de premisse, dat de his
torische wording van de vakvereeni
ging deze is, dat zij is voortgekomen
uit zwakte van de werknemers tegen
over de werkgevers. Waar hij dit
aanneemt, heeft hij daaruit voor zijn
verder betoog conclusie getrokken.
In de eerste plaats wil ik doen op
merken, dat, al is deze stelling mis
schien in haar geheel waar, dit nog
niet wegneemt, dat, wanneer wij een
historische wording van de vakver
eenigingen hebben, er ook een his
torische verwording is, en dat hetgeen
50 of 60 jaar geleden gebeurd is, nu
geheel anders kan zijn. In de tweede
plaats is voor mij de vakvereeniging
in hoofdzaak hierop gegrond, dat een
groep personen, die gemeenschappe
lijke belangen hebben, zich vereenigen
en het onverschillig is, of deze per
sonen zijn wat men gewoonlijk noemt
loonarbeiders, dan wel ambtenaren.
Zij kunnen en moeten in hun eigen
belang en ook in het belang van hun
vak zich vereenigen tot een groep,
welke de belangen van zich zelf en
hun vak behartigt. De heer de Savor
nin Lohman heeft ook beweerd, dat
de groepen vertegenwoordiging eigen
lijk de zaak is. Nu heb ik in mijn
tweeden termijn reeds gezegd, dat de
groepenvertegenwoordiging een zaak
is, die van bovenaf feitelijk wordt
opgelegd en ik meen dan ook, dat
het zeker niet in de antirevolutionaire
lijn ligt, dat groepen van bovenaf
zullen gevormd worden langs van
daaruit vastgestelde grenzen. Wij
hebben het zoo dikwijls immers uit
den mond van den heer Kuyper ge
hoord, dat vakvereenigingen en or
ganisatie van onderaf moeten komen
en zóó pas een gezonde, behoorlijke
levensvatbaarheid kunnen hebben.
De ambtenaren hebben geen vak,
zegt de heer de Savornin Lohman
daar. Ik noem dat spelen met woor
den want een man die brieven bestelt
in dienst van den Staat, oefent het
zelfde vak uit als een kruier, die
hetzelfde doet in dienst van een par
ticulier. Alleen staan zij in een andere
verhouding tot hun werkgever. Nu
zegt de heer de Savornin Lohman
weerWaarachtig niet, maar ik blijf
er bij, dat dit hetzelfde is. Doch door
de verschillende verhoudingen tegen
over de werkgevers zijn de strijd
middelen van dergelijke ambtenaars-
en van de werkliedenvereenigingen
verschillend. Ik erken, dat de wijze
van samenstelling verschilt, maar het
zijn evengoed de gemeenschappelijke
belangen, die deze ambtenaren bij
eenbrengen, die hen dwingen toe te
door
L. VAN BERKEL.
4) Hoofdstuk II.
Het oud Hollandsche spreekwoord»Zoo-
veel hoofden, zooveel zinnen,kent ieder.
Onder vele omstandighedenin publieke
vergaderingen, in het vereenigingsleven doet
het »zooveel hoofden, zooveel zinnen,* zich
gelden.
Herman Wouters werkte op een fabriek
en moest dag in, dag uit om gaan met een
aantal mannen, die wel hetzelfde werk ver
richtten, doch geheel anders dachten dan
hij. Evenals dit in de meeste werkplaatsen
geschiedt, werd ook in de fabriek, waar
Herman werkte, druk gepraat over de mini
mum werktijd, maximum loon. overwerk en
datgene wat met het leven van een werkman
in het nauwste verband staat.
Was men eenmaal over deze zaken bezig,
dan werd natuurlijk, het kan niet anders,
de politiek ter sprake gebracht en daarover
maakte men zich verschrikkelijk druk. De
politiek zit den menschen in het bloed
't is politiek en nog eens politiek, soms
tot vervelens toe. Ieder praat over het
regeeringsbeleid van dezen of genen minis
ter over de juiste wijze om de staatsma
chine te doen werken en over nog veel,
heel veel andere zaken, verre het begrip
der critici te boven gaande. Nu, wil iemand
over de politiek spreken, dat is zijn zaak
dat moet de persoon in kwestie zelf weten.
Af te keuren is hst evenwel, wanneer men
de politiek in de werkplaats brengt. Men
komt daar om te werken en niet om te
politiceeren en mogelijke en onmogelijke
vertogen te houden. Wanneer men zoo
iets doet, wanneer men de politiek in de
werkplaats op den voorgrond en het eigen
lijke werk, waarvoor men aangesteld is en
betaald wordt, op den achtergrond stelt,
dan kan zulk een wijze van handelen niet
auders dan gelaakt worden. Laat men in
zijn vrijen tijd aan de politiek doen, maar
onder het werken er over zwijgen.
Die les werd in de fabriek, waar Herman
Wouters was, niet in acht genomen. Men
redeneerde daar, vooral als de opzichter
afwezig was, over alle zaken, behalve over
het werk.
Men vond er drie soorten van politieke
arbeiders, als ik ze zoo eens noemen mag.
a. Zij, die elke politiek goedkeurden
en wien het niet kan schelen, door wien of
door wat ze werden geregeerd. »Het is
toch alles hetzelfdemen komt er geen
cent verder mee. Het zou altijd wel kake
len blijven, ergo ze doen maar.»
b Zij, die het liberalisme waren toege
daan en alleen heil en zegen verwachtte
van het liberale régime.
c. Zij, die het socialisme aanhingen.
Achturige arbeidsdag, een kostje om van
te smullen. Meer loon, alles aan de ge
meenschap vernietiging der kapitaliste
maatschappij het afschaffen der bezittende
klasse altemaal zaken om Z'ch vroolijk over
te maken. De laatste groep was het sterkst
vertegenwoordigd en mocht het genoegen
smaken van tijd tot tijd een liberaal onder
het »roode vaandel* zijn toevlucht te zien
zoeken. »R.ood«, was dus de hoofdkleur.
In zulk een gezelschap kwam nu Herman
met zijn godsdienstige opvoeding Hij, die
van jongst af gewezen was op den Overste
Leidsman en Voleinder des geloofs, kwam
daar als 'n schaap te midden der wolven.
Hij werd nu in den strijd geplaatst, en
het zou de vraag zijn of hij in dien strijd
zou overwinnen en staande blijven.
Het spreekt vanzelf, dat men niet dade
lijk aan hem begon te tornen. Men keek
de kat eerst uit den boom. Heel vooizich-
tig ging men te werk. Men wilde alles
goed voorbereiden om met den eersten,
den besten stormloop de vesting te nemen
en een zieltje voor het socialisme te
winnen.
Wel had men het er onder elkaar over,
men raasde op de christelijke broertjes
men hekelde de liberalen en men aanbad,
zou ik haast zeggen de socialisten. Men
deed dit op luidruchtige wijze, zoodat
Herman, die aan het andere einde der
fabriek werkzaam was, woord voor woord
kon opvaDgen. Tersluiks zag men hem
dan aan, om te observeeren welke indruk
ken hun woorden op hem maakten. De
uit komst bevredigde niet erg. Herman
was nu al een paar weken op de fabriek
en had geen enkelen keer den bal terug
gekaatst Al hun socialistisch gedoe liet
hem volmaakt koud. Hun woorden, hun
politieke schermutselingen, het raakte hem
niet.
Voor een ding had hij oog, oor en hart
en wel voor zijn werk en van hem moest
ieder zeggen, dat hij een kundig electriciën
was. Herman wist dit ook, doch liet er
zich volstrekt niet op voorstaan. Hij bezat
zelfvertrouwen, gevoel van eigen waarde en
kende zijn krachten volkomen.
Op 'n middag kwam de opzichter bij Her
man staan om te zien, wat hij onder handen
had De opzichter was een echte bulhond,
die de werklieden afsnauwde, dat het meer
dan erg was, en niet veel tact bezat om
met het werkvolk om te gaan.
Herman was bezig een eiectrische gelei
ding in orde te brengen.
»Dat doe je niet goed,* zegt de opzich
ter plots.
Herman kijkt hem aan, doch zeg niets.*
»Ik zeg je«, herhaalt de opzichter, »dat
je het niet goed doet.«
t Is wel goed, opzichter,* antwoordt
Herman. »U hebt mij een teekening gege
ven en volgens die teekening werk ik, zie
u maar.*
»Ja, maar,* begint de opzichter weer,
»de leiding is onbruikbaai, als je op die
manier voortgaat met werken.*
»Dat is dan mijn schuld niet, opzichter,*
»Zoo, wiens schuld is het dan
»Wel, van den teekenaar. 't Is toch
duidelijk, dat ik geen goed werk kan maken,
als de teekening niet deugt
»Dus, dan wou jij zeggen, dat het mijn
schuld is
»Dat zeg ik niet, opzichter, ik zeg alleen,
dat het de schuld is van den persoon, die
de teekening gemaakt heeft
»Dat heb ik gedaan
Wordt vervolgd)