18
r
Woensdag 21 Februari 1906.
2öste Jaargang N°. 1113.
Antirevo lu tionair
J N HOC SIGN O v INCE S
voor de lS«idii®lIaHd»©iïe en s
Orgaan
Eiland©».
FEUILLETON.
EEN DONKERE WEG.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Buitenland by vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
L. VA1V BERKEL.
r
Mar.
,ng XII."
anuari 1906.
Z.
en
Yoorm. 6 uur.
Zondag, Nam. i
uur.
3nymph."
0t 31 Maart 1906
5.
ageljjke, behalve
Vlaardingen 35
Maandag en
hiedam 2,30 uur
I
dereede en
itober 1905.
n Hellesoetsluis
uur.
tvoetsluis.
uur.
lelharnis.
- uur.
lendam.
llendam.
imschen tijd op-
yTx.
Zondag 9 en 4
insdag 9, 12.15,
12.15 en 4.30 uur.
Schiedam 20
iondag 8 en 3
nadag 7,30, 10,1
3 uur.
Dinsdag vertrek
BRIELLE.
oot.
Aankomst.
10.20
3.15
5,10
8,15
ERDAM 1).P.
oot.
Aankomst.
8,6
1,81
5.—
8.45
oet- Rotterd
D.P.
aard. Poetbo.
Aankomst.
8.6
,39
2.34
5,
8.45
11,55
umansdorp-
6.25
6.45
7.6
7.10
7.43
83
8.37 I*
9.- 3
9.19 B
g,
a
a
7.52
8.8
8.16
8.44
9.—
9.22
9.44
10.21
10.38
11.—
i bal
I6D.
6.7
6.26
6.48
7.20
6-25
6.51 5" o
7.13 g g,
7.34
i rdam
5.54
6.H>
6 20
6.31
7.20
a, 1
6 25
7.6
7.19
7.32
7.50
t-
s
I?*
en halten,
Sto
ei O
S- B
o.
a t
S- B
O.
6.25
8.13
8.25
3
i
0
7.30
7.42
9.22
foetsluis
6.30
7.—
7 25
7.44
7.59
8.15
a
6.25
6.41
6.57
7.22
7.43
8.20
ripsiand,
7.55
8.40
9.27
10.2
10.22
11.2
10.10
11.20
12.7
10.5
10.55
11.30
1 .15
11.53
12.10
12 30
1.21
2.—
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
T. BOEKHOVEN.
Advertentien 10 oent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht not Dinsdag- ei Vrijdagmorgen 10 nar.
Alle Mokken voor de Bfedactfe bestemd, Advertentiëii en verdere Administratie frame® toe te «enden aan den Uittfever.
Zij, die zich nu abonneeren, ont
vangen de nog in deze maand
verschijnende nummers GRATIS.
Vakorganisatie voor
ambtenaars.
Sinds de Spoorwegstaking van 1903
is aan de Vakorganisatie een meer
dan een gewone belangstelling gewijd
en is vooral de aandacht geschonken
aan de Organisatie voor Rijksambte
naren. En geen wonder daarom, dat
ook dezer dagen bij de bespreking van
den toestand van het personeel van
posterijen en telegrafie in de 2e Kamer,
over die kwestie eenige woorden zijn
gesproken. Gereede aanleiding vond
men in den dienstorder van den heer
Pop, den directeur generaal, waarin
de vakorganisatie werd tegengestaan.
Re heer Ketelaar sprak o m. dit
Ik wijs er met nadruk op, dat het zeer
gewenscht zou zijn, dat de Minister,
onder wiens invloed deze verordening
gewijzigd is, dezen ambtenaar zou
willen instrueeren (onder 't oog bren
gen) dat hij het vakverenigingsleven
in geen enkel opzicht bemoeilijke en
wel zal doen bij de post en telegrafie
een toestand te trachten te verkrijgen,
waarbij de menschen werken met ijver
en lust; dat hij zelf door de vak veree
nigingen op de hoogte van den toe
stand blijve en dat hij vooral bevor-
dere, inplaats van het tegen te gaan
of als een gratie te beschouwen, dat
de vereenigingen zich wenden tot het
hoofdbestuur dat hij het in de hand
werke om met de vakvereenigingen in
aanraking te komen.
In iets anderen toonaard sprak de
heer Jansen hij zei ditHet wil mij
voorkomen, dat deze dienstorder beter
niet ware uitgevaardigd nu zij aange
vuld, maar feitelijk ingetrokken is,
geloof ik, dat men hier gerust kan zij n
en dat een herhaling van die zaak, ik
mag wel zeggen die aanslag op het
petitie- en verenigingsrecht zal ach
terwege blijven. Evenwel wil ik doen
uitkomen en op den voorgrond stellen,
dat mijns inziens de vakvereenigingen
van postambtenaren en de vakveree
nigingen van arbeiders niet onder alle
omstandigheden zijn gelijk te stellen
in haar rechten en bevoegdheden.
Maar zoolang er geen publiekrechte
lijke vertegenwoordiging van de ver
schillende groepen van postpersoneel
bestaat, komt het mij noodzakelijk en
ook practisch voor, dat de bezwaren
en wenschen, welke door de vakver
eenigingen worden ter kennis ge
bracht van de Overheid, zij het ook
de hoogste Overheid, door deze worden
aanvaard en dat de bevoegdheid dier
vakvereenigingen zal worden erkend,
totdat er een publiekrechtelijke verte
genwoordiging in het leven wordt
geroepen
Krasser sprak de heer van Vliet
zich uit; hij zei: door dhr. Ketelaar
is aangedrongen om alle belemmerin
gen weg te nemen, die af en toe voor
komen bij de vakvereenigingen, en de
heer Tak is daarin geheel met hem
meegegaan. Hij heeft gezegd, dat het
blijkbaar het streven is om de klachten
door het algemeen geuit te smoren,
door die klachten mannetje voor man
netje te doen voorbrengen, die natuur
lijk altijd min of meer persoonlijk
afhankelijk zijn, en toen vervolgde
de heer van VlietDie persoonlijke
afhankelijkheid is zeker niet gewenscht,
maar aan den anderen kant moeten
wij ook niet aanmoedigen de wijze van
handelen van vakvereenigingen, zooals
wij dit zien in industrieele onderne
mingen. Ik geloof, dat in de eerste
plaats de verhouding, die de ambte
naren innemen tegenover het Rijk
een geheel andere is dan in andere
industrieele vakken, en dat wij den
strijd, die door die vakvereenigingen
wordt gevoerd tegen de patroons niet
moeten brengen in de rangen van
ambtenaren, hetzij hooger of lager
geplaatst Ik zou zeer zeker aan allen
de gelegenheid willen geven grieven
gezamenlijk te uiten, maar men behoeft
daarom de vakvereenigingen met al
den aankleve van dien niet aan te
moedigen. Ik zou liever zien, dat de
Regeering een wettelijke organisatie
maakte, zooals we die hebben bij de
Exploitatiemaatschappij van Staats
spoorwegen, een soort groepsvertegen-
woordiging van ambtenaren, die des
noods kon worden verdeeld in een
noorder-, zuider-, ooster- en wester-
groep, voor de meest talrijke catagorie
van ambtenaren bij deze dienstvakken.
Voor kleinere catagoriën zou één groep
voldoende zijn. Ik vestig daarop uit
drukkelijk 's Ministers aandacht. In
de bestaande vakvereenigingen heeft
men niet alle beambten aan het dienst
vak verbonden. De leiding moge zijn
in neutrale handen, in den regel is de
leider partijman, ook al tracht hij het
niet te zijn in de vakvereeniging. De
besturen trachten wel zooveel mogelijk
het algemeen belang voor te staan,
doch zij hebben het niet altijd in
handen dit te doen. Ëovendien is
ieder beambte niet verplicht lid dier
vereeniging te zijn. Sticht men nu
van Regeeringswege een groep verte
genwoordiging, dan krijgen wij een
wettelijke organisatie, waarin alle be
ambten vertegenwoordigd zijn.
Voegen we hierbij ten slotte nog
het oordeel van mr. SchokkingIk
had mij voorgesteld een paar opmer
kingen te maken naar aanleiding van
de dienstorder no. 248, die reeds door
meerderen is besproken. Maar ik zal
dit nalaten, na hetgeen de heer Van
Vliet daaromtrent heeft gezegd, waar
mede ik mij gaarne vereenig. Alleen
veroorloof ik mij daaraan nog toe te
voegen, dat men gegronde klachten
kan hebben over den vorm, waarin
de zooveel besproken dienstorder gego
ten is, zonder de conclusien te aanvaar
den, die daaruit getrokken zijn om
een pleidooi te leveren voor het recht
van optreden van vereenigingen van
ambtenaren op gelijke wijze als dit in
het particuliere leven door vakveree
nigingen geschiedt. Dat is een verwar
ring tusschen de ambtenaarswereld
en de gewone burgermaatschappij,
terwijl het onderscheid tusschen die
heide niet zonder groote schade voor
legd naar den kant waar deze niet
kan worden gedragen.
Slot volqt
Uit «le Pers.
De komende sociale wetgeving?
Zullen we een sociale wetgeving krijgen,
of zullen we haar niet krijgen Zullen we
een ouderdoms- en invaliditeils pensionee
ring erlangen, of zullen we haar niet erlan
gen
Niemand, die 't thans weet.
Want een sociale wetgeving van eenige
b, teekenis kost geld, kost veel geld.
En nu is dit 't onderscheid tusschen het
tegenwoordig Ministerie en het vorig Kabinet
hierin gelegen, dat het Kabinet-Kuyper wist,
waar 't het geld daarvoor vandaan moest
halen, en het tegenwoordig Ministerie dit
niet weet.
Bovendien, Kuyper wilde 't geld halen,
waar 't zat. De Meester wil 't geld halen,
waar 't niet zit, bij den reeds zoo zwaar
belasten middenstand. Leidenaar
de belangen van den dienst en van
de ambtenaren zelf' uit het oog kan
worden verloren. Het gold hierbij
ook de vraag, of de ambtenaarswereld
haar steunpunt zal hebben in de actie
van dusgenaamde vakbonden of in de
organisatie, die van de Regeering zelf
uitgaat. Indien wij meenen,datinlaatst-
gemelden zin geantwoord moet wor
den, en indien wij er prijs op stellen,
dat die organisatie zoo goed mogelijk
zij, opdat daardoor gewaarborgd wor
den de rechten en verplichtingen van
de ambtenaren, dan zal er streng aan
moeten worden vastgehouden, dat de
verantwoordelijkheid niet wordt ver
Een nieuw speelhol.
Ook in het vorstelijk 's Gravenhage moet,
naar de bladen melden, een dobbelhuis in
het leven zijn geroepen, en dit natuurlijk
op een van de beste en schoonste standen
der stad.
Want in zoo'n speelhol komen geen kleine
burgers of arbeiders, maar heeren en dames
van hoogen stand.
Gelijk van zelf spreekt is deze spelonk
van zonde en ongerechtigheid opgericht onder
een valsche vlag.
Zij treed onder het leugenachtige masker
van ^internationale sportclubs op.
De sport wordt er evenwel niet beoefend.
De oprichters van deze inrichting zijn
»fijne« buitenlandeisgelukkig dus geen
Nederlanders.
Met allerlei middelen wordt gewerkt om
zooveel mogelijk hooge bezoekers, die wat
te verliezen hebben, te krijgen,
Zoo worden er »kunstavonden« georga
niseerd. Ook moet er gelegenheid worden
gegeven tot prikkeling van de zinlijke harts
tochten.
Lichtzinnige studenten en jongelui, die
de „wereld willen genieten" worden op die
manier lid van de »sportcIub.«
Men ziet, men heelt hier met een aller
verderfelijkst, een zeden ondermijnend bedrijf
te doen,
Er wordt gespeeld, soms uren en uren
achtereen, onder de opwekkende toonen
van de muziek, met dit gevolg, dat als men
^ongelukkigs is, belangrijke sommen te loor
gaan.
Wij vragenmoet langs den weg der
wetgeving niet strenger tegen deze holen
der zonde, die zich in den laatsten tijd,
onder allerlei mooie namen, in ons land
gaan nestelen, worden opgetreden P
Monte-Carlo, in het zuiden van Frankrijk,
is hier een baken in zee.
Hoevelen hebben zich daar in dat speel
hol niet voor tijd en eeuwigheid, naar lichaam
en ziel verdorven
De zelfmoord van menschen, die ten ge
volge van hun spel geen uitkoiftst meer
zagen, is daar bijna aan de orde van den
dag.
Laten wij waken, opdat de wortel dezer
zonde niet dieper bij ons indringe.
Graafsch
Een stiefkind.
Er wordt in ons land veel gedaan om
de handel en Nijverheid te bevorderen, iets
dat natuurlijk toejuiching verdient.
Doch een voorname tak van ons volks
leven wordt maar al te stiefmoederlijk be
handeld, een tak van ons volksleven dat
zeker mee het allerbelangrijkste is.
We bedoelen de landbouw.
Uitgesloten van de ongevallen-verzekering
en geen vertegenwoordiging in eenig offi-
tieel lie aam, wordt de landbouw met zijn
belangen niet auserieux behandeld.
Dat heeft het Kabinet Kuyper gevoeld
en daarom stond behalve de ongevallen
verzekering van de landbouw, ook op het
program de instelling van landbouwraden.
Doch nu
Minister Veegens heeft het al weer ge
zegd van die ongevallenverzekering in de
landbouw kan voorloopig niets komen.
En landbouwraden Och later eens
misschien.
We moeten eerst maar eens zien wat
het comité uitwerkt dat wil zeggen
reken daar voorloopig maar niet op.
Dat zijn nu de zegeningen van het ge
wroet der Vrijzinnigen.
{Getuige),
Tuin- ets iiiftiMl&wiaw.
Dr. van der zande over
k1elee poddrettb.
In 't Fricsch Weekblad van 17 Febr. jl. kamt
een brief voor van Dr; van der Zande, die mijns-
inziens ook wel gelezen mag worden door de
boeren in deze streek.
DOOR
3) Hoofdstuk I.
Dikwijls werd ze door die bange ge
dachte aan de toekomst overvallen. Dan
kromp ze anstig in een, evenals het winter
koninkje beeft en siddert in de klauwen
van den grooten roofvogel. Dat smartge
voel overviel haar plots bij en onder haar
werk en dan had ze moeite om het van zich
af te Zetten. O, het is zoo gemakkelijk
gezegd, Amensch, zet het toch van je af,«
maar het gaat in de practijk des levens
zoo uiterst moeilijk. Lena wist het bij
ondervinding.
Als dat bange gevoel zich van haar
meester maakte, dan worstelde zij er tegen
en spande ze al haar krachten in, doch
Eet wilde maar niet van haar wijken. Het
was alsof een onzichtbaar persoon haar
toeriep
^Leentje, Leeutje Hoogstraten, je houdt
van Herman Wouters je bemint hem met
al de reinheid van je zielje wilt graag
spoedig met hem trouwen, maar Leentje
dat zal lang duren hoor. Je bent nog niet
getrouwd.
In zulke oogenblikken riep ze tot God,
stortte zij haar ziel voor den Heere uit en
worstelde ze met den Heere, evenals Jacob
aan den Jabbok.
Ook nu op dien Zondagmiddag in de
Scheveningsche boschjes was de verstand
houding niet best. Het was 's morgens al
begonnen. Toen Herman Lena om negen
uur was komen halen, had hij er bezwaar
tegen naar de kerk te gaan. »Het was
zulk mooi weer het zou zoo heerlijk zijn
aan het strand en daarom stelde hij voor
nu eens niet naar de kerk te gaan. Dat
was toch zoo erg niet, daar zou je geen
ongeluk van krijgen. Het stond niet in
den Bijbel, dat men per sé 's Zondagsmor
gens naar de kerk moet gaan. Waarom
nu niet eens een keertje verzuimd en gaan
wandelen in plaats van in zoo'n volgepropte
kerk te zitten, waar men dreigde te stik
ken van de warmte
Leentje had zich daartegen verzet. In
den aard der liefde, met haar kalme, liefde
rijke, doch tevens bes'iste manier van
spreken had zij haar beminde onder 't oog
gebracht, dat wij wel degelijk verplicht zijn
's Zondags naar de kerk te gaan, als geen
wettige redenen ons zulks beletten. »Wij
mogen, lieve Herman,zoo ging zij voort,
»de openbare samenkomsten niet nalaten,
maar zijn geroepen te gaan naar die plaats,
waar Gods volk samenkomt. Het geloof
is uit het gehoor en het gehoor uit het
gesproken woord Gods, zoodat wij niet
weten, welke prediking ons in het hart
treffen zal en oorzaak zijn van onze bekee
ring. Ach, Herman, als we, nu besluiten
niet te gaan, dan hebben we volgende week
weer wat anders en zoo wordt het nalaten
van de openbare godsdienstoefening een
gewoonte. Hebben we eenmaal één voet
stap gezet op den weg der zonde, dan
volgt de tweede, de derde van zelf. Het
is, zooals de dominé laatst zei »het pad
des verderfs is een hellend vlak, als we er
eenmaal den voet opgezet hebben, glijden
we meer en loopen met rasse schreden
onzen ondergang tegemoet. Daarom,
lieve, laat ons waken en bidden om
dien eerstm stap op den verkeerden weg
niet te zetten. Ik vertrouw, beste Herman,
en zij sloeg beide armen om zijn hals, 3>ik
vertrouw, dat ge mij dat verdriet niet zult
aandoen. Laten van middag eens gaan
wandelen en nu naar de kerk gaan.«
Herman was met haar meegegaan, doch
niet van harte. Hij hield van Lena, hij
wilde niet graag iets doen, waar zij een
hekel aan had, maar toch had hij het tegen
zijn zin gedaan. Dit hinderde hem, en
toen hij op de middagwandeling met Lena
door een der laantjes liep, was hij er plots
over begonnen, en was den woordenwisse
ling ontstaan, >Hij had aan de preek niets
gehad't ware veel beter geweest niet te
gaan, want nu was het alleen maar vorm,
slechts schijn geweest. Hij zou het dan
ook voortaan niet meer doen. Als hij geen
zin had om te gaan, dan ging hij ook niet*:
j> Vroeger als kind moest ik,« riep hij driftig
uit, terwijl hij plotseling staan bleef, s>toen
moest ik, maar nu beft ik geen kind meer,
en ga ik niet, als ik er geen zin in heb.
Je krijgt altijd je zin, ik heb het altijd voor
jou gedaan, daar moet een eind aan komen.
Ik ben dat gehuicheld dal vrome® spelen
al lang moe.«
Als brokken marmen waren de woorden
op Lena neergekomen en ze dreigden haar
te verpletteren. Die driftig, met kracht
uitgestooten klanken, hoe waren ze tegen
haar aangehort en gebonsd, als wilden ze
haar omver werpen, ter aarde slingeren.
»Ik ben dat gehuichel, dat voor »vrome«
spelen al lang moe.« Waren dat woorden
van Herman, van hem, aan wien ze met
haar geheele ziel verbonden was Was dat
taal gesproken door haar held en Koning
fa, het was zoo.
»Ik ben dat gehuichel, dat voor »vrome«
spelen al lang moe.« Dus Herman was
een huichelaar geweest Een bedrieger
Hij had het dus niet gemeend »0, Her
man, Herman,gilde ze, »zeg dat toch
niet, zeg, dat je het niet meent,en door
smart overstelpt, ware zij op den grond
gevallen, als Herman haar niet opgevangen
had in zijn armen.
Daar stond hij, niet wetende, wat te
doenverwenschende zijn drift, die hem
deze woorden zoo plotseling had doen uiten.
Ja, hij was altijd te haastig met z'n woor
den hij had ze te hard aangepakt. Hij
had het voorzichtiger moeten doen.
Gelukkig kwam Lena spoedig bij. Zij
gevoelde zich onwel en verlangde huiswaaits
te keeren. Langzaam namen ze den terug
weg aan, In de Roggeveenstraat woonde
Lena, Thuis gekomen, ging Lena o ogen
blikkelijk naar bed zij had zwajten hoofd
pijn. Toen Herman afscheid van haar
genomen en gezegd had, da,t zij het zoo
zwaar maar niet moest opn.emenging
hij heen.
Was het lijden nu reeds begonnen,?
Wordt vervolgd,