20slc Jaargang N°. 1068. Zaterdag 16 September 1905. A n tire vo In n Orgaan JK HOC SIGN O VINCES f©@r ft® Küidhollitndielie en ^eenwiche Idi landen. I. BOEKHOVEN. Eerste Blad. FEUILLIÏQXE lens spelers leven. Alle stukken voor «le Meducfie bestemd, Aslveriesiiiêüi en verdere Adsiilïiistratie franco foe te seemlen aan des* Ultgevei Pe iftofterdaansclie Slaven. SEaBSS9SStfSSgaKSE5B3SS596SHBEaBfflnB5SSgS8Si£ggSSBEaB3EaSBS9BBEmBBSa Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maianden franco per post 50 Cent. Amerika bij voor-uitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. MJti. Ij Advertenties 10 cent per regel en s/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. I Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Dit nummer bestaat uit Slot. Het werk der controleurs schetste de Voorzitter van de Kamer van Arbeid dus in 't kort als het in ontvangst nemen van bezwaren, die te onder zoeken en ter verdere behandeling aan de Kamer over te dragen. Zal 't resultaat gunstig zijn P Er zijn er die de schouders ophalen. Natuur lijk hangt hierbij veel af van de wijze van optreden der benoemden, die naast een grondige ervaring van de in 't havenbedrijf heerschende toe standen ook moeten bezitten den tact om misstanden weg te krijgen zonder in ernstige botsing te komen met be langhebbende werkgevers. Is die botsing dan niet noodzake lijk? Eensdeels ja; verbetering van toestanden gaat meesttijds met wrij ving tusschen werkgever en werknemer gepaard, en zonder een horten en stooten komen niet altijd betere toe standen te voorschijn. Maar, wat is in de Rotterdamsche haven de kwestie. Er zijn bootwerkers volop, te veel en dat juist maakt 'tteu plicht, juist om de bootwerkers 'f brood te doen houdenom aan de werkgevers met voorzichtigheid zijn aanmerkingen te maken. Wat schreven de bootwerkers in hun noodkreet aan de Rotterdamsche burgerij? Dit, dat de voorwaaiden, waaronder zij waren aangenomen door tal van werkgevers niet werden na gekomen en waarom niet werden nagekomen Omdat die werkgevers weten, dat er op den kant, den wal tien klaar staan als er één wordt be dankt aanbod. Om des werkmans wil, om zijn brood hem niet uit den mond te halen, daarom is een tactisch optreden zoo noodig en onmisbaar. De oude kwestie van vraag en 't Is net, om nu eens even van ons onderwerp af te stappen, als met de loonen op Flakkee. Dezen zomer waren ze zeer behoorlijk, althans in de drukke dagen; maar overigens is 16stuivers geen daggeld om er met een huis houden van te kunnen komen. Nu kan men daar met wrevel tegen pro testeeren, men kan de hoofden op den hol brengenstel het ergstemen kan een soort gemor doen ontwaken, dat tot revolutie overslaat. Maar heeit men dan zijn doel bereikt Neen, men is er nog verder van af gegaan want er zijn arbeiders genoeg en kan een boer ze in den zomer niet »krijgen«, hij heeft ze dan vaak bij andere ge legenheden te pakken. De boer trekt toch aan 't langste eind op den duur. Heeft hij hier geen arbeiders, dan laat hij ze komen uit Brabant of tiij schaft zich machines aan. En nu krijgt men een »hrrd« tegen «harder, maar de arbeider wordt en blijft 't slacht offer. Daarom geen verbeteringen ge vraagd in loon en werktijd P 'Dwaas, die zulk een besluit trekt Neen, blij ven aandringen op verbeteringen, maar met tact en voorzichtigheid Een boom valt niet met één slag. Doch Wat kunnen nu de controleurs doen Die slechte werkgevers publiek maken. Goed, geef ze over aan den druk der openbare meening. Maar verwacht er niet te veei van. Waarom niet? Omdat de bootwer kers op den kant, de leegloopers hon ger hebben en de publieke meening, hoe ze ook den werkgever afkamt, blameert, met de vingers nawijst, mei al dat gedoe den hongerigen man zijn maag niet vult. Hij moet werken, zal hij eten, Laat men niet vergeten, dat boot werker worden de vaak voor de maat schappij verlorenen. W'e lazen eens, dat kleermakers, schilders, barbiers, klerken, herbergiers en allerlei am bachtslui in hun werkeloosheid de stad verlaten en naar den Maaskant gaan en dankbaar zijn als ze boot werker kunnen worden. Welnu, die lui storen zich niet aan de openbare meening, evenmin als de slechte werk gevers. En dat is de kanker, die aan het bootwerkersleven knaagt. Als protectionist jeukt ons de hand om nu eens de protectie als een uit stekend middel aan te prijzen, maar we komen dan op een zóó uitgebreid terrein, dat nog meerdere artikelen zouden noodig zijn het veld wordt dan onoverzienbaar en dus luiden we al leen 't klokje van protectie een enkel oogenblik, steeds bereid om over deze kwestie «protectie een middel tegen werkeloosheid" van gedachten te wis selen, en «protectie een geneesmiddel voor de bootwerkers" steeds te blijven aanbevelen. Doch over dat onderwerp nu geen woord meer. Wat moeten, zoo vragen we weer, de controleurs doen Gebreken op sporen Goed, maar is er een orga nisatie, die machtig genoeg is om de verbeteringen te handhaven, voor immer, ook dan, als de controleurs hun taak vervuld hebben. Alweer een kwestie van 't hoogste aanbelang? Is er een machtige orga nisatie Er is een Ha venarbeiders vereeni- gingeen «Toenadering" een «Kar dinaal Manning"; een «Wilskracht"; een «Recht en Plicht", allemaal boot- werkersvereenigingen, behalve nog die van ophouders, en controleurs enz., enz. Laat men dan geen bootwerkers nemen dan die van de Organisatie Dan is 't conllict opgelost. Heel goed, dat zond n de bootwerkers graag willenlees maar eens 't stuk uit de Havenarbeider van 3 Aug. waarop we-wellicht nog eens „terugkomen maar dat willen de werkgevers niet. Waarom 'niet Om verschillende redenen niet. Ten eerste willen ze de vraag-en aanbod- kwestie handhaven, want die is ten voordeele van hun portemonnee maar ten tweede omdat bij een zoo- danigen band van Organisaties aan Werkgevers een terrorisme, een dwin gen te voorschijn treedf, dat beden kelijke gevolgen kan hebben. Denk om de Stakingsdagen in Amsterdam denk om de staking der heiers, die nu in de bouwvakken aldaar ernstige afmetingen aanneemt. De werkgevers moeten aan den „leiband loopen der organisaties en de eene staking brengt de andere mee denk maar weer aan Toontje Solidair uit 1903, toen de arbeiders van 't Blauwhoedenveem de aanleiding waren van de stakings koorts, die ais een nachtmerrie op Amsterdam en 't Vaderland drukte Voor zoo'n terrorisme zijn aile werkgevers bang en terecht. Wat kunnen de controleurs dan doen, als de organisaties zwak staan, en dat staan ze als 't aantal leeg loopers aan den wal zoo groot is als de werkgevers van 't een als 't ander hun zak spekken, Antwoordde controleurs kunnen niets anders dan fouten opsporen en dit is reeds veel waardwant wie 't kwaad door en door inziet en kent, vindt ten slotte 't middel tot genezing; maar overigens achten we hun werk oogenblikkelijk van onwaarde, althans van weinig waarde. Zoo jammer vinden we 't daarom dat de Arbeidswet er niet is Had ons Ministerie die er nog door kunnen krijgen, dan was er al veel gewon nen, en noodzakelijk is 't, dat't nieuwe Mi nisterie of overneemt óf zeer spoedig een nieuw ontwerp t< t bescherming van den arbeid indient. Lees het ontwerp KnyperBepa lingen ter bescherming van den Arbeid, hootdstuk 4, 2. voorschriften ten aanzien van het laden en lossen van schepen, en de daarbij behoorende art. 228 tot en met 232, met de me morie van toelichting daarop op bldz 37 en 59 der bijlagen. WTat gunstig zou reeds de Overheid hebben in kunnen grijpen op den aard en'tge halte der werktuigen, op cfe verlich ting 's nachts, op de bergplaatsen der gereedschappen, de krukken cn assen, de ladders en katrollen en bakken, de trappen en kettings, tiet dichthou den der luiken, het laden der hijsch- bakken, den toestand van loopplanken en den vloer, leuningen aan trappen, het liggen der rails van waggons, die langs zij van liet schip komen. Zonder dwingende macht der Over beid blijven de bootwerkers 't kind van de rekening. Zijn er dan geen andere wegen Zeer zeker. Laten de reeders begin nen met de tusschenpersonen te ontslaan, zoodat het laden en lossen in eigen beheer geschiedt, of laten de reeders het onder hun controle laten doen door Coöperaties, waarbij de bootwerkers behalve vast loon nog aandeel in de winst krijgen. Want de tusschenpersonen zijn de kwaadsten. Maar geen aanbestedingen meer, waar bij de tusschenpersoon de meeste zijde spint ten koste van 't werkvolk. Moeten dan de organisaties weg In geen geval. Ze zijn en blijven de vast- stellers van de aigemeene arbeidsvoor waarden. En als die drie machten particulier initiatief van reeders en coöperaties, plus de organisaties, plus de Overheid samenwerken, dan krijgt de bootwer ker een beter en minder gevaarvol leven. Kunnen de controleurs 't zoover krijgen, dan gaat de Rotterdamsche haven een tijdvak van rust te gemoet, maar anders zien we donkere wolken. De circulaire van den Minister van Oorlog. In «de Amsterdammer« schrijft T. over de eerste regeeringsdaad van minister Staal o. m. Lieb Vaterland, kannst ruhig sein. Het aantal circulairis bij de landmacht is weer met één vermeerderd. Generaal-rrajoor Staal heeft kort na het aanvaarden zijner ministersportefeuille een rondschrijven gericht tot de inspec teurs der wapens en chefs van dienstvak ken, aangevende en toelichtende naar zijne meeuing de gewenschte verhouding tusschen meerderen en minderen in het leger. In de laatste jaren heerschte in dit instituut een toenemend slechte geest, waarop door de pers herhaaldelijk en met nadruk werd gewezen en die niet kon nalaten eerlang de aandacht der nieuwe Volksvertegenwoordiging tot zich te trek ken. Er moest dus van hoogerhand iets gedaan worden om dit gevaar tijdig af te wenden en wat was nu gemakkelijker Eene üaksiscbe stoTgssverielIing. Naar het Hoogduitsch door L. VAN BERKEL. 0 I. Had de Heere onze God het met Wilhelm evenzoo voor gehad, aan werd zijn raad te niet gemaakt door menschenraad. Wil helms oom behoorde tot die menschen, die er hun eer in stellen, als ze kunnen verzekeren: «Er is niemand, die iets op mij te zeggen heeft k Hij bestal zijn klanten niet meer, dan een molenaar stelen kan, als hij voor de wereld een eerlijk man wil blijven. Mijn zwager zegt, dat dit bij het goede koren reeds tamelijk veel is. Aan spijs en drank, aan goede kleeren, aan een dikke overjas voor den winter, aan een warm bed voor den nacht, liet hij het Wilhelm niet ontbreken. Lichamelijke op passing en verzorging had de jongen, zooals zijn eigen ouders 't hem niet beter hadden kunnen verschaffen. En menig slim moeder tje, dat den molenaar met zijn maat niet te graag te diep in zijn zak wi de laten graven, om het maalloon af te houden, zeide hem in het gezicht»Nu, baas Amsteg, gij zijt toch al een heel braaf man, gij hebt aan het jongentje alleen reeds den hemel verdiend. Dan meesmuilde de oude molenaar zoo wat binnensmonds, ging met den zak wat voorzichtiger om, en haalde daarvoor een weinig zijn hart aan zijn hemel op. De knaap ontwikkelde naar het uitwen dige zoo voorspoedig, dat het een lust was om te zien. Ook zond zijn oom hem trouw ter school. Eer Wilhelm de school verliet, had hij genoeg geleerd, om nu aan dat aigemeene zijn bijzonder beroep te voegen. •Maar één ding ontbrak hem. De vreeze des Heeren, die het begin is van alle wijs heid, woonde er niet in huis. Het huis was geen tempel Gods bij de menschen; het Woord Gods was er niet in eere. Zijn molenweg hield de molenaar ook bij het ergste onweder effen en gebaand maar de weg naar den hemel ging zijn ziel niet veel aan. Wat de knaap op school aan Bijbel spreuken leerde, was een dood goed, inge wikkeld in het zweetdoekje des geheugens Er was niemand, die het zaad met gebed en met den adem eener hartelijke liefde tot Jezus Christus had doen ontkiemen. Slechts van tijd tot tijd, als Wilhelm nog eens in zijns vaders molen verscheen, of wanneer Andreas herwaarts kwam, om zijn rekening over te leggen, nam deze in een leeg uurtje den jongen eens onder handen, en vroeg met de oude, trouwe liefde Wilhelm, gij bidt toch wel vlijtig Dan staarde de knaap hem aan en antwoordde ïO, ja, Andreas, wij bidden op school.« En dan hernam de knecht>Mijn ventje, dat is niet genoeg, want op Zondag is er geen schooldan bidt ge dus niet. En als ge eenmaal groot zijt, gaat ge niet meer naar school, dan zoudt ge dus in het ge heel niet meer bidden. Het gebed is u even noodig als het lieve brood. Daarop bad hij het kind de gebedjes voor, die zijn hart hem ingaf.« Hoofdstuk II. Wat helpt het echter, als een arm kindje niemand heeft, die hem tot het gebed aan spoort, dan een ouden knecht in een veraf gelegen molen vooral wanneer de wereld hare banden zóó om het knaapje heenslaat als om den armen, oudeloozen Wilhelm Ziju oom was namelijk een hartstochtelijk speler. Bijna eiken avond was er gezelschap uit het dorp bij hem. Dan werd er allerlei soort van kaartspel gespeeld tot diep in den nacht. Zij speelden, dat zij den molen niet meer hoorden klapperen. Op winst of verlies kwam het bij Amsteg niet aan. Er werd niet zoo hoog gespeeld, dat zijn ver mogen min of meer -gevaar had kunnen loopen. Ruwheden en vuile grappeu hoorde men zelden daarbij, Amsteg was een fatsoenlijk man. Wilhelm zat, tot zijn slaapuurtje sloeg, geregeld er bij. Toen hij vijf jaar oud was, beroemde zijn oom zich op hem en zei hij in bijzijn zijner medespelers j>Dat is een jongen met een kop, die kent de kaarten zoo goed als de beste Weinige jaren later noodigde hij juist omstreeks de heerlijke Kerstdagen Wilhelms makkers bij zich aan huis. Zij speelden om noten, zooals de ouden om geld, Toen hij i z jaar oud was, moest hij, als de molenaar voor een oogeubük in den molen geroepen werd, diens plaats innemen, en reeds eer hij aaugenomen was, als het gezelschap niet voltallig was, den geheelenavond voor vier den man spelen »J~ngen, speel maar, wat ge verliest, betaal ik zei Amsteg in zulke gevallen. En toen hij eens bij zulk een zelfstandig spel een avond door van allen gewonnen had, prees zijn oom hem vier weken lang tegenover zijne vrienden als een »heel gesiepen kwant.« Maar ik zal u, vriendelijke lezer, niet langer bij Wilhelm kinderjaren ophouden. Zijn aan nemingsdag brak aan. In zoo vele jonge zielen waait dien dag een morgenwind uit Zion, die het zaad der doopgenade aan het ontkiemen brengt, of het reeds lieflijke, frissche bladeren doet dragen. Bij Wilhelm was het niet zoo. Want zoo zich al in het Huis des Heeren de kiem daar binnen be woog, alsof zij doorbreken wilde, toch drukte de ijzige wind, die in den molen woei, die beweging weder dood. School en Kerk plantenhet huis moet begieten. Wat Wilhelm als knaap had aangevan gen, heeft als jongeling voortgezet. Hij bleef bij zijn oom en leerde het molenaars vak in den grond, maar evenzeer in den grond ook het kaartspel. De zaad korrels echter uit den rijken zaadkorf van den goeden Zaaier, die Andreas vau tijd tot tijd in zijn hart strooide, pikten de vogelen des hemels op. Toen een der speelgezellen hem eens bij den Bijbel aan trof, bracht hij hem daarvan af met de spottende opmerking Wilhelm, de Bijbel is te dik, dien komt men niet door. Ik ken een ander boek, dat heeft maar 3 2 blaadjes die kan men op één avond wel tienmaal door studeeren. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1905 | | pagina 1