TWEE BLADEN. MONKEYBRAND Zaterdag 17 Juni 1905. 1 Antirevolutionair 20s,c Jaargang Nw. 1042. Orgaan voor de ZuidliolBandsclie esi Zeruwiüche Eilanden. Eerste Blad. FEUILLETON. J N HOC SIGN O VINCES T. BOEKHOVEN. nnmMmjSnusi. Alle bukken voor «Ie itedactie bestemd, Adrertenliën eis verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Tegresssteiling'eii. ■VI UR E N RO EST en VLEKKEN WATLIEFDEVERMAG. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: Advertentiën 10 cent per regel en maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en l/3 maal. j Diengtaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing, j Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. Dit nummer bestaat uit Meer en meer trekken de economi sche vraagstukken en daaronder vooral 't arbeiders-vraagstuk, zegt de Nieuwe Prov. Gron. Ct. de aandacht. Overal is het op te merken, dat wij leven in een tijdperk van crisis. Er moet ver andering komen. Het wrikt en wrijft, het stoot en schokt en pessimisten beweren, dat 't maatschappelijk samen stel onvermijdelijk stuk zal springen. Optimisten daarentegen gelooven, dat we na eenige moeilijke dagen de cri sis wel weer te boven komen. Alles schikt dan weer het nieuwe wordt door de oude maatschappij opgeno men en spoedig glijdt alles weer ge makkelijk en vlug. Misschien is ook hier de middenweg het gulden pad te achten en is het zeer wel mogelijk, dat op dit tijdperk van crisis een rustige tijd van kalme ontwikkeling volgt. Men zie echter niet voorbij, dat het niet louter economische fac toren zijn die werken. Neen, veel meer schuilen daarachter vragen van geestelijk en zedelijk belang. Onze materialistische eeuw moge de ethische vraag op den achtergrond dringen, ten slotte blijft deze toch dominee- rend. 's Menschen doen en laten heeft altijd weer een zedelijken achtergrond. En daarom moet het ieder met zorg vervullen, die rondom zich duidelijk de bewijzen ziet, hoe de eerbied voor Gods wet, het ontzag voor gezag en recht te loor gaat, hoe men aanspoort tot revolutie en klassenstrijd en wil, dat ten slotte de machtsvraag,- het recht van den sterkste, beslissen zal. Geen quaestie is er in onze dagen, welks richtige oplossing meer bedreigd wordt door dien revolutiegeest als het arbeiders vraagstuk. Er is stellig ver betering op 't gebied van den arbeid mogelijk, maar als de revolutiegeest, de geest van opstand tegen God in patroon en werkman vaart; dan wordt ook onder de beste sociale wetgeving de oplossing der quaestie niet alleen onmogelijk, maar wordt de toestand zienderoogen slechter. Frankrijk is daarvan ons ten voor beeld, waar de revolutie-geest de arbeiders heeft aangegrepen. De on mogelijke toestanden te Limoges doen zien, welke gevolgen hiervan te duch ten zijn. En zoo zouden vele andere bewijzen aangehaald kunnen worden. En het jammelijkste is, dat er bij de regeering geen kracht is om tegen dien verderfelijken geest in te gaan, waar zij zelf op revolutionairen bodem staat. Zonder Combes' bewind ware het zeker niet zoover gekomen. 't Is daarom niet onaardig, om een treffende tegenstelling op te merken, te zien op welke wijze in landen als Amerika en Engeland opgetreden wordt door arbeiders en regeering. Amerika staat hierin weer beneden Engeland. Anarchistische elementen schijnen daar steeds te werken. In Chicago lieten de arbeiders zich verleiden tot erger lijke daden. Zoowel van de zijde der stedelijke regeering als van die der stakers werd een beroep op president Roosevelt gedaan die op zijn reis naar Washing ton de stad Chicago bezocht. Welnu, kort en krachtig heeft de president de burgers te woord gestaan. De »Koln. ZeitmeldtDe leiders der arbeidersbeweging hadden gedacht dat de president zich op zijn doorreis ten gunste van de stakers zoude uit laten, maar ze ondervonden in dit opzicht bittere teleurstelling. Woens dagavond ontving hij een deputatie uit de stakers en hij maakte van deze gelegenheid gebruik om hun aan het verstand te brengen, dat hij eischte dat ze zich, gematigd en ordelijk zou den gedragen. Hij laakte de tyrannie van de arbeiders vereenigingen, die juist bij deze staking zoo duidelijk in het licht was gekomen. De leiders der beweging vreezen, dat er troepen naar Chicago gezonden zullen worden. En daartoe zal het wel moeten komen, want de aanmatiging van de leiders der staking neemt met den dag toe, ook tegenover den burgemees ter, Dunne, die eerst, niettegenstaande het socialistische karakter der bewe ging, de stakers steunde. De burgemeester verwachtte dus, dat de strijd ordelijk zou verloopen. Stellig voelde hij iets voor de eischen 1 der stakers. Maar de socialistische leiders weten door hun revolutionair optreden alles te bederven. Ook de burgemeester sprak den president over de dreigende toestan den in de stad. En wat antwoordde Roosevelt jdAIs president van de Yereenigde Staten, dus als vertegenwoordiger van het geheele land, beloof ik u mijn krachtigen steun bij het handhaven der wetten, bij het handhaven der orde, bij het onderdrukken van ge weld, van de zijde van een menigte of enkelen. Zelfs de meest bevreesden behoeven niet bang te zijn, dat de geest van verzet in dit land zal zege vieren achter den Illinois-staat is de kracht van het volk om de orde te handhaven in Chicago.®: Een merkwaardige betooging had plaats na deze woorden. De burge meester, zichtbaar aangedaan, vatte Roosevelt's handen, en alle aanwezi gen, ruim zeven honderd, klommen op stoelen en op tafels, om, minuten lang, den president toe te juichen. Men voelde dus een man voor zich te hebben, bewust van de taak, die God hem op de schouders legde, die het gezag weet te handhaven. En daarom is er rust in de gemoederen van Amerika's burgers, terwijl er in Frankrijk overal vrees en onrust heerscht. Maar nu Engeland. Op 't gebied van den arbeid is Engeland steeds de andere volken voor geweest. Een flinke, gezonde arbeidersorganisatie wist langs den ordelijken weg bijna altijd verbeteringen te krijgen. Het socialisme wint onder Engelsche arbeiders niet veel veld. Komen ze dan daar niet voor hunne rechten op Verkeeren ze daar in slaalschen toestand Goen sprake van. En zij zorgen als zij zich benadeeld mee- nen, dat hun protest komt waar het behoort. Maar ook toonen zij, ver trouwen te hebben in de leiders en regeerders des volks. De klassenstrijd heeft de hoofden nog niet op hol ge bracht. Zoo achtten de schoenmakers in Raunds in Northamton zich benadeeld door het ministerie van oorlog, dat de levering van het schoenwerk gunde aan de laagste inschrijvers, die echter alleen voor zoo'n geringen prijs kon den leveren, door het loon hunner werklieden te beknibbelen. En deze? Gingen ze staken, de fabrieken belegeren, andere arbeider» molesteeren, opstand verwekken Wel neen. Zij besloten een reisje te doen naar Londen om hunnen toestand aan den minister bloot te leggen. En zoo gingen zij als pelgrim reizigers te voet van Raunds naar Londen. Hun reis leek wel een tri- umphtocht. Overal werden zij met de grootste sympathie ontvangen. In Londen wachtten duizenden bij dui zenden de schoenmakers op. Flinke maaltijden werden hun verstrekt. En zij bereikten hun doel. Op het minis terie nam^ men de klachten in ont vangst. Geen oogenblik werd de orde ver stoord. En de schoenmakers hebben van hun tocht zooveel succes gehad, dat men ook," andere soortgelijke tochten kan verwachten. Ook dit kan natuurlijk te veel navolging vinden, maar in elk geval zien wij een tref fende tegenstelling tusschen het op treden van de arbeiders van Limoges en Raunds. Bij de eersten spelen de socialisten hun rol, op de laatsten niet. Zoo ziet men ook hierin weer duidelijk, dat de arbeiders de revolutionaire drij vers te beschouwen hebben als hun grootste vijanden. IVOOR HET AFNEMEN PER GEVERFDE g EEN VERHAAL DOOR L. VAN BERKEL. 3 0 HOOFDSTUK XVII. Een verhoor. Willem verbleekte, maar antwoordde niet. De gedachte ging hem door het hoofd, dat men zijne samenkomst met Lena ge zien had. Doch hij geloofde réden te hebben dit te betwijfelen en hield er voor, flat ook Lena zwijgen zou, evenals nicht Marie. De officier nam nn de kaars van de tafel eb naar een andere tafel gaande, lichtte hij een laken af van een voorwerp, dat daarop lag. Het was het lijk van Smit. Willem werd doodsbleek en trad een paar schreden achter uit. iHerkent gij dit lijk ï-Smitantwoordde Willem, terwijl hij het aangezicht met beide "banden bedekte. vWannecr hebt gij den heer Smit het laatst gezien »Heden namiddag op den straatweg, juist op het oogenblik, dat hij door een schot getroffen werd en voorover viel.c >Wie heeft dat schot gelost »Ik weet het niet.t »Er zijn in uw huis twee pistolen en een geweer gevonden. Bezit gij nog mter wapens »Neen, gemelde wapens behooren niet mij, behalve een der pistolen, dat ik eens uit liefhebberij gekocht heb.< »Badt gij geen wapen bij u, toen gij in het bosch waart »Neen Maar ik verzeker u, dat ik onschuldig ben. Ik heb Smit niet gedood. Dat is een punt van later onderzoek. Voorshands blijft ge in hechtenis. De 'officier schelde en beval Marinus en Dirk den gevangene weg te brengen en hem nog dienzelfden nacht in de gevange nis der hoofdplaats af te leveren. XVIII. In de cel. Willem bevond zich in de gevangenis. Voor iemand, die eens een blik verlangt te slaan in het menschelijk hart van som migen, die voor het eerst als gevangenen naar het tuchthuis worden gebracht, zou het wenschelijk zijn, dat hij eens in de gelegenheid werd gesteld getuige te wezen vau het oogenblik, dat zulke gevangenen dit verblijf der tucht worden binnengeleid. Het zou niet voor het eerst zijn, dat voor een onschuldige, bloot op vermoeden, of ten gevolge van valsche beschuldigingen de gevangenis deuren werden geopend. Maar hoe onaangenaam hem dit voorval ook trett en hoezeer hij hierdoor in den gewonen gang zijner zaken belemmerd wordt, toch doet het bewustzijn zijner onschuld hem dit leed met onderwerping dragen, overtuigd als hij is, dat hij weldra vrijgesproken en in zijn eer hersteld zal worden. Bedaard en kalm is zijn houding en ge woonlijk doet hij niets om zijn onschuld te bewijzen, daar hij verwacht, dat deze van zelf bekend zal worden. Gansch anders handelt de man, die zich volkomen bewust is schuldig te zijn aan de misdaad, waarvan men hem beschul digd heeft. Nu zijn er onder dergelijke gevangenen eenigen, die zoo door den last der schuld en de aanklachten des gewetens terneder gedrukt zijn, dat zij het niet vermogen den blik opwaarts te slaan, maar zich gewillig in hun cel laten leiden. Hun geheele hou ding leekent dan hun schuld. Zulke ge vangenen zijn echter zeldzaam veelvuldiger zijn zij, die, al kunnen zij zich niet geheel vrij pleiten, toch van 't oogenblik, dat zij den kerker binnen treden, al hunne gedach ten inspannen, om de schuld te verzachten, zoodat zij er ten slotte toe komen, om zich slechts voor bijna schuldig te houden, Eene andere soort van gevangenen, die niet zeldzaam is, treedt op zeer luchtige wijze het gevangenhuis binnen, is hoogst beleefd tegen de bewakers en beweert bij eiken stap, dien zij op hun gang naar de cel doen, dat zij totaal onschuldig zijn, dat er een misverstand, een vergissing heeft plaats gehad, en dat zij spoedig weer in vrijheid zullen gesteld worden. Bijna lachende treden zij hun cel binnen. Maar de gevangenbewaarder kent zijne lieden. Nadat hij den gevangene een paar uren rust in den eenzame cel gelaten heeft bespiedt hij hem door een kleine opening in de deur, en wat ziet hij dan p 't Is niet meer de vroolijke, luchthartige man, die daar straks bijna springende de cel is inge gaan, maar iemand, die met wanhoop worstelt. Hij wandelt onrustig de cel op en neer, houdt nu en dan het gloeiende voorhoofd tegen de koude steenen van den muur, neemt weder plaats op zijn houten bank, zet de beide ellebogen op de tafel, en terwijl zijn handen door de ver warde haren glijden, teekent zijn gelaat duidelijk, dat hij zich wel degelijk van zijn schuld bewust is. Eensklaps opent de ge vangenbewaarder de cel en terstond neemt de man een andere houding aan. Hij springt opalle sporen van neerslachtig heid en wanhoop zijn van de gelaatstrekken verdwenen en met een lach treedt hij den binnenkomende tegemoet, vragende of men hem, den onschuldige, thans komt bevrij den Op het ontkende antwoord blijft de gevangene verwondert staan. »Gij zult zien,« zegt hij, spoedig zult gij mij kunnen geluk wenschen. De gevangenbewaarder verwijdert zich en straks ziet hij den gevangene weder in zijn ware, ongehuichelde gedaante. Met Willem was het anders. Hij was volkomen verzekerd onschuldig te zijn aan de misdaadwaarvan men hem ver dacht hield. Hij kon niet ontkennen, dat er veel was, dat tegen hem getuigde, eu dat er als het ware, een wonder moest geschieden, om hem van de zware aanklacht te ontheffen, vooral tengevolge van zijn onbegrijpelijk gedrag tijdens en kort na den moord. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1905 | | pagina 1