Woensdag 7 Juni 1905. AntirevoIn tionair 20ste Jaargang N°. 1039. Orgaan voor de Zuidhollaiidsclie en Keeuw^ehe Skilanden. JN HOC SIGN O VINCES T. BOEKHOVEN. Alle slisfeikeEa vo©r cle ktedacüe tsestessscl, Adverfeffitiëss ess verdere Admisiixlratic franco foe Ie zendess aasi sJess DiJjfever. «ij zult flÜiie getuigen zijn. Jhr. Mr. J. J. Pompe van Meerdervoort Jhr. Mr. J. J. Pompe van Meerdervoort, FEUILLETON. WAT LIEFDEVERMAG. uitgever: Eere, wie eere toekomt maar niet aan alle Liberale Mimsters. Ned. Dagblad, hoofdorgaan van den Een orgel in de Tweede Kamer, Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSMJH. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. j Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij besla:-1 (Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. 't Is een aandoenlijk oogenblik, wan neer een stervende vader ol moeder hunne kinderen bij zich roepen om afscheid te nemen. Scheiden baart altijd smart. Maar dan, als dat gebroken oog op ons" rust vol innige liefde, met onzeg bare teederheidals die hand onze hand drukt en wij nog uit dien vee gen mond woorden van troost en vermaning beluisteren, dan breekt ons 't hart en de ziel der huisgenooten beleeft een oogenblik, dat nooit, neen nooit vergeten wordt. Als vader ons dan toespreekt, al is 't maar een enkele lispeling van onzen naam de tand des tijds kan alles wegbijtenmaar dat laatste woord van vader, dat naam- geruisch, neen, dat vergeten we nooit. De Heere stond op den Olijlberg Hij, der discipelen Leidsman, hun Goël, hun Zaligheid. En met innige teederheid, wetende wat voor zijn discipelen de gevolgen zou zijn van dit zijn laatste woord maar ook met een zeggingskracht, die de majesteit van den Spreker openbaarde en een kracht schonk om alle folteringen, alle ellende te dragen, die de vrucht zouden wezen van het partij-kiezen voor Hem, zei hijGij zult Mijne getuigen zijn. Gij discipelenschaar Gij, die de «eerstelingen zijt van den oogst Gij, en in u al degenen, die naar mijnen Naam genoemd worden Zult zijn. Dat is een gebod, geen verzoek. Mijne getuigen, om te verklaren voor Keizers en Koningen, voor vriend en vijand, voor jong en oud, tijdig der iets terug te houden, dat Ik ben de Christus, de Zone Gods, de Gekrui sigde, maar Opgestane, en Optevaren Heiland. En die plicht, om getuige te zijn, wanneer de Christus voor de recht bank van de Rede gedaagd wordt, die zou willen zeggen Hij is de Christus niet; die plicht rust op ons, welke zich naar HemChristenen noemen. dringt ln deze dagen, vol woeling en strijd de gestalte van den Christus naar voren! En meer dan ooit wordt de vraag gedaanZijt Gij de Christus 'l De Rede kent Hem als martelaar voor ons is Hij de Eersteling der Op standing. De Rede noemt Hem menschenvriend; voor ons is Hij meer, nl. Menschen- redder. De Rede noemt hem Stichter eener kerk voor ons is Hij meer nl. Plaats- bereider in den Hemel. De Rede noemt Hem Een Voorbeeld voor ons is Hij meerVoorbeeld, en Leidsman tot over 't graf. De Rede wil zijn daden navolgen ook ivijmaar we willen meerwe vragen Hemneem plaats in ons hart, in ons hoofd en keer in ons om, wat ons hindert om U te aanbidden te loven en te prijzen. De Rede houdt zijn Naam buiten de Politiekwij willen dien Naam in de Staatkunde indragen. Kiezers! de beslissing nadert. Jezus Naam in- of buiten de Staat kunde Kiest dan heden nog, indien gij nog weifelt. Gij zult Zijne getuigen zijn't Is een eisch. Gij moogt 't Zijn 't is een eer Gij kunt 'tZijn; Hij wil u steunen. Gij moet 'tZijn; Want Hij is Uw Koning. Komt, mannen van Flakkee Wekt u zeiven en anderen op om in deze ernstige tijden den Naam van den Heere Jezus te doen zegevieren in ons dierbaar Vaderland. Gij zult eenmaal rekenschap afleg gen van Uw stem Voor den liberaal of Socialist't is voor de uitdoezeling van Jezus Naam uit de politiek. Voor den antirevolutionair 't is om zijn Naam in de Staatkunde te be houden. Vergeet het toch nooitzóó zong Zeker, zwart maken is schoorsteen- vegerswerk en gaat o zoo gemakke lijk maar daarom is elke zwarte nog geen geboren neger. Neem maar wat water en zeep wasch' een beetje en 't zwart gaat er afdan komt de blanke kleur weer te voorschijn. Vier jaren lang heeft men dit Mi nisterie zwart gemaakt, omdat 't nooit één aasje van zijn aard en karakter Op het punt van onderwijs en sociale wetgeving hebben Roomschen en Christelijk-historischen gemeenschappelijke belangen te verdedigen en daarom wenschen wij de klove tusschen beide partijen niet noodeloos te verbreeden. Chr. Hist. Kiezersbond, Sept. 1900. hij, de warme Vaderlander ige Israëlietdit begeerde Da Costa, en gel 00 v hij als wij Nog eenmaal, ja zal 's Herders stem Om Neerlands lammerenvvei regeeren, Wij weer d'Oranjehelden eeren Als trouwste wachters onder Hem 't Land in der kerkenboezem, bloeiend, Van melk en honing overvloeiend Gesterkt door d' echten hemelvvijn Zal wederom als in de dagen Van 't snood verbeurde welbehagen. Een wonder op 't aardrijk zijn. Voor God, Nederland en Oranje: onder die leus stemmen we verloor, en tot heden is gebleven wat het was: een Christelijk, hoogst be kwaam Ministerie. En dat kon men niet velen. Soms konden onze tegenstanders de waarheid niet verbloemen, dan prezen ze, omdat ze moesten. Luister even De ^-Nieuwe Arnh. Courants van verleden week Den 6den September 1904 werd door den Minister Loeff aangeboden een wetsontwerpeen door eenvoud en door sobere, degelijke toelichting uitmuntend wetsontwerp, ivaardoor een eind gemaakt wordt aan het schandelijk onrecht waar aan nu reeds een eeuw lang de ongehuwde moeder en haar kind blootstaan, een onrecht dat schier eiken dag nieuwe offers veroorzaakt. De lezer begrijpt reeds, dat dit ont werp bedoelt schrapping van "tarti- derschap verboden is. Jonge, verleide meisjes moeten nun kind groot brengen, en de verleider gaat vrij uit. Zóó is 't nu nog. Terecht zegt dat liberale blad en 't geeft eere aan wien eere toekomt Minister Loef bood tijdig een ont werp aan, bedoelend een eind te ma ken aan dit ten hemel schreiend on recht. Maar nu vragen wij U, lezer, kie zer of niet kiezer Wat dunkt u van Liberale Ministers, die reeds neen eeuw tanga die ongehuwde moeder dat groo- te onrecht'hebben laten dragen. De Liberalen zeggen, dat ze voor den minderen man willen opkomen en ze schermen met dure klompen en dure pettenmaar hoe noemt ge dit, dat ze honderd jaar zulk een ten hemel schreeuwend onrecht hebben laten doorgaan. De ongetrouwde vrouw, slachtoffer van den verleider, die haar laat zit ten in al haar ellendedie de ouders van dat meisje laten zuchten met dat onecht kind, die dat meisje totmoord en misdaad van zich en haar kind aan leiding geven zij moest dat onrecht dragen en de liberale minis ters staken geen hand uit om dat vertrapte kind te helpen of de ver schopte moeder te steunen. Dat doet Min. Loell, een Roomsch Minister, onze Minister. Dat is andere liefde dan door de heeren gepredikt wordt, als ze over dure petten en dure klompen klagen. Kiezers dat schreeuenwde onrecht van een eeuw is door onzen minister vernietigd. Kiest Rechtswant daar aan de Groene Tafel is barmhartigheid. Daar is liefde voor den ongelukkige. Kiest Daar gaan rare praatjes in deze verkiezingsdagen. We hoorden vertellen, dat er in de Tweede Kamer, zoodra mr. Borgesius Minister wordt, een orgel komt. EEN VERHAAL DOOR L. VAN BERKEL. 29) HOOFDSTUK XVI. IBe IfSoord. Op klaarlichten dag was er op den straatweg een moord gepleegd. De beide vrienden Bakker en Smit waren samen de straatweg opgewandeld, en onderwijl Bakker zich even naar het boschje, links van den weg verwijderd had, boorde hij uit het boschje aan den tegen- overgestelden kant een schot en zag hij Smit voorovervallen. Haastig liep hij op zijn vriend toe en tegelijkertijd zag hij Willem, die niet staan bleef op zijn geroep, maar zich in snelle vaart verwijderde. Wat moest Bakker hier van denken? Wanneer Willem het schot niet gelost had, en Smit had zien vallen, wanneer hij onschuldig was, waarom liep hij dan weg En tegelijk met deze vragen kwam hem de ontzettende bedreiging voor den geest, die Willem had uitgesproken dat hij hem voor den kop wilde schieten. Was het wonder, dat hij het eerst Willem voor den moordenaar hield? Het was onvoorzichtig van hem deze gedachte mede te deelen aan allen, die hem te hulp kwamen en het lijk naar een nabij zijnd huis brachten. Bakkers mededeeling bracht een onbe- schrijflijken indruk te weeg, en nu herin nerde zich deze ea gene, dat Willem ook vroeger wel eens een vijandige houding tegen Smit had aangenomen. Weldra verschenen de Burgemeester, een veldwachter en een geneesheer. De laatste kon niet anders doen dan te verklaren, dat Smit overleden was, gelijk dan ook later bij de lijkschouwing bleek, dat de kogel hem dwars door het hart was gegaan. De Burgemeester ontbood oogen- blikkelijk den officier van justitie uit de nabij zijnde stad, en nam overigens alle maatregelen, die er in dit geval te nemen waren, terwijl hij afgaande op het getuige nis van Bakker den veldwachter zond naar het huis van Willem, die daar echter niet aanwezig was. Een paar uren later kwam Blom, die het gesprek mede deelde, dat hij met den vluchtenden Willem had gehouden, en zich niet weerhield te zeggen, dat ook hij zware vermoedens had op den jongen kopersla ger. Een en ander was voor den Burge meester genoeg, om Willem in verzekerde bewaring te nemen, en een paar veldwach ters naar zijn woning te zenden, met last, hem, zoodra zij hem gevonden hadden, naar het Stadhuis over te brengen en in arrest te houden, totdat de officier van justitie, die weldra zou verschijnen, nadere bevelen zou geven. Inmiddels ging Willem langs de heg, die de hofstede van den ons bekenden achterweg afscheidde. Weldra bereikte hij het poortje van den tuin, klom er over heen en bevond zich thans bij het achter huis. XVII. Een verhoor. 't Was hier in den tuin alles stil en don ker, maar van gene zijde van het huis steeg een gegons op, dat zijn oor bereikte, en hem onrustig maakte. Hij tas! te langs den achtermuur, voelde, dat het keuken venster op een kier stond, schoof dit zachtjes open, en klom naar binnen, zonder, eenig geruisch te maken. Zijn voornemen was door de keuken te sluipen, de trap daar naast te beklimmen en zich aldus ongemerkt naar bed te begeven. Hij had ook reeds de trap bereikt, toen een zachte hand zijn arm aanraakte en hem toefluisterde »Zijt gij het Willem »Ja nicht,was zijn antwoord, als door instinct even fluisterend gegeven. »Ach, mijn jongen 4 zuchte nicht Marie, die haar voorhootd op zijn arm liet vallen, »is het zoo ver met u gekomen Hebt gij de hand tegen uw naaste opgeheven en hém verslagen. Zijt gij een Zij huiverde zoo, dat zij dit verschrikke lijke woord niet kon uitspreken. ^Gelooft gij, dat ik Smit vermoord hebt vroeg Willem. »De geheele stad gelooft het,« was het antwoord. >Ons voorhuis zit vol menschen, die vertellen, dat gij Smit vermoord hebt en daarna in het bosch gevlucht zijt. Twee veldwachters staan in den gang om u ge vangen te nemen en ieder oogenblik wordt de officier van justitie verwacht. Ach, moest zulk een ramp mij nog overkomen »Waar is mijn vader »Nog niet terug. Maar er is aan hem geschreven en hij zal zeker morgen hier zijn. Welk een slag Welk een slag Ik mag wel met den psalmist uitroepen Gena, o God, hoor mijn gebeên, want mijne ziel berrouwt op u alleen Ach, Willem hoever is het met u gekomen Uw hand bevlekt met bloed van ^Spreek dat niet uic nicht, viel Willem haar in de rede, want hetgeen gij van mij denkt, is niet waar. Ik ben onschuldig en verzeker u, dat Smit door mijn hand niet is gevallen. Nicht Marie verhief het hoofd en haalde lang adem, alsof zij zich van een zwaren last bevrijd gevoelde. Zij drukte zijn arm met beide handen, schudde hem en vroeg altijd fluisterend »Is d it waar. Willem Kunt gij mij dit verzekeren, onder het oog van den Almachtige, die in het verborgen ziet en onze geheimste gedachten kent? Is het waar, zijt gij onschuldig Zeker zeker nicht. »Maar hoe kondt gij dan weg loopen, toen Bakker u riep »Ik weet het niet. Angst greep mij aan. Ik was buiten mij zelf.« »Dat zal een booze geest geweest zijn, Willem. Ach, Willem, zoo wij ons van God ver wijderen, grijpt de duivel ons aan en komen wij geheel in zijne macht Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1905 | | pagina 1