aderhoaden, 20s,c Jaargang N°. 1038. I voor «Ir Sgiiidltollandsclfte en Zeeuwsclie Eilanden. TWEE BLAPEH. Zaterdag 3 Juni 1905. 1 Antirevolutionair Orgaan :ant, nten. MM. :lier iMBERT N HAAG. EN. 1EIN0D. IN HOC SIGN O VINCES T. BOEKHOVEN. Eerste Blad. FEUILLETON. WAT LIEFDE VERMAG. men s Hoemen bij •neerings, Dassen, •Hoeden, Le Matten, jr- en Ta- jselpapier, tge. treur. Aanbod Pal voor Gods Woord. Feiten om op te knabbelen. Dr. SchaepmanProf. Bolland en Dr. Kuyper. Een oordeel van een Schoolopzie ner, dat ernstig is. rERDAIYI. m fd bied. |eeg. 0.5© O a> CD CD CD es it^ 1^ 08 ens S CD cl s 2 O 3 - c, O. <B Hrl 1-1 w R t-1 "3 O H kTIEK 3EN chen A 50 ets, j[. Apothekers en k„Anker Itterdam, r-Pain-Ex- bij DIJKEMA hielsdijk bij A. hij A. G. P. Itd en bij A. L. I at. partij |cht verder alle i, 351,65 1,662,41 3,024,17 Directeur ruime keuze iring.) t op staat, p zicht.) etui 5 A 10 cent. eveiend, weg. mar Rood,- Wit- A. VROEGIN- Sommelsdijk. \W. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. uitgever: toQnyMBiïBjQSPMJgi Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat Adverlentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur. %üe slisfAkeii voor de Mtedactie bestemd, Adverïenliën en verdere Administratie franco toe te eenden aan Uitgever. Dit nummer bestaat uit Pal voor Gods Woord in 't staatkundig [leven, Pal voor Gods Woord, 't geldt op alle [gebied. Pal voor Gods Woord, 't staat onwrik- [baar geschreven, Pal voor Gods Woord: veracht het toch [niet. Pal voor Gods Woord, al spant men de [netten, Pal voor Gods Woord, als de leugentrom [slaat, Pal voor Gods Woordde bron aller [wetten, Pal voor Gods Woord dat nimmer ver- [gaat. Pal voor Gods Woord, op het erf onzer [vad'ren, Pal voor Gods Woord, in den strijd om ['t geloof, Pal voor Gods Woord, zie de tegenstand [nad'ren, Pal voor Gods Woord, voor 't ongeloof [doof. Pal voor Gods Woord, 't gaat om d' eer [van Uw Koning Pal voor Gods Woorddus voor Land [en Vorstin, Pal voor Gods Woord verrijs, eeuwige [woning, Pal voor Gods Woord och, neem ons [ééns in. i* Pal voor Gods Woord ziet Hij [komt met de wolken, Pal voor Gods Woord 't is deHeere, [die 't gebiedt. Pal voor Gods Woord Hij is Rechter [der volken. Pal voor Gods Woord: Vader! wijk van [ons niet. Kiezers We kunnen, we mogen in deze dagen van strijd U op alle sociale vraagstukken wijzen, die roepen om vragen, boven het geroep om allerlei wetten, staat de drang om Gods Woord te handhaven. Zeer zeker 1 Dat Woord houdt stand in eeuwigheid, en wat ook door de Duisternis moge gewrocht worden, Hij is onwankelbaar en daarom ook Zijn Woord. Men kan dien Bijbel verbranden als een feniks uit zijn asch zal hij verrijzen. Men kan hem aan ketenen vast leggen en onder 't stof bedelven hij zal losgemaakt worden om zijn gouden glansen van Genade en Waarheid uit te schitteren over de wereld. Scheur, vertrap, verknip dat Woord, leg het op de houtmijtuit de overblijfselen rijzen de hymnen tot eer van God. Pal voor Gods Woord, altijd, maar vooral in deze dagen van strijd. Tegen de Revolutie het Evangelie. Er moet door geheel Nederland eerbied komen voor dat Woord Daarvoor is 't ook noodig, dat onze Ministers en Kamerleden zelve buigen voor den God van Hemel en van aarde. Voor zulke mannen staan we nu op de bres. Voor hen, die 't getuigd hebben en steeds getuigen Wij gelooven in den drieëenigen God, Schepper en For meerder. Ja, de heer Mekking heeft gelijk; er zijn feiten om op te knabbelen. Dit Ministerie beloofde in de eerste troonrede zooveel, en wat is er nu al van dat beloofde gegeven, vragen de Liberalen. Vragen, let wel, de Liberalen. Hoe durven ze over verschil van beloven en daden van ons Christelijk Ministerie te spreken? De leerplichtwet werd aangekondigd in de Troonrede van '1891, doch kwam (gelukkigniet. In 1897 werd ze weer beloofd. In 1900 kwam de daad De treurige daad. «Beloven® en »daad« scheelde 9 jaar. En welk een daad? De administratieve rechtspraak werd In 1901 was er nog niets van te zien. Ons Ministerie kwam er mee te voorschijn. De Liberalen beloofden in 1891, maar waar bleef na 10 jaar de »daad.« Een wetsontwerp voor militair straf- en tuchtrecht werd in de Troonrede van 1889 beloofd. In 1891 nog eens. In 1893 nog eens. In 1894 nog eens. Toen, Mekking merkt het juist op, vond men 't beloven al te dwaas en beloofde niets meer daarvan. Ons Ministerie gaf het beloofde in 1901 met een herziening van de Mili taire pensioenwet er bij. Er verliepen dus '12 jaar tusschen beloven maar Christelijk geven. De ongevallenwet werd in 1894 beloofd. In 1896 nog eens. In 1897 nog eens. In 1901 kwam ze tot stand. Zeven jaar was er verloopen tus schen beloven en liberaal «doen.® Ouderdoms- en invaliditeils verze kering werd in 1891 beloofd door de Liberalen. Ze kwam niet Ons Ministerie beloofde 't ook en zond reeds een wetsontwerp naar de Kamers. Zouden de tegenstanders niet ver standig doen om te zwijgen over beloven en geven van ons Ministerie? Doen ze 't niet, dan kunnen ze op deze feiten knabbelen. De Roomsch-Katholiek, dr. Schaep man, sprak eens De Zoon des menschen met de door- [nen kroon. [volk ten toon. En aan de breede schaar, die opge- [zweept tot haten En vloeken Hem omgaf, werd toen [de keus gelaten Wien wilt gijChristus En 't vreeslijk antwoord Neen Wij willen Christus niet En prof. Bolland van Leiden schreef dit vreeslijk woord Heeft de heer Woltjer in de Eerste vKamer weer aannemelijk gemaakt, «dat het Paradijsverhaal in droge ge- «schiedkundigheid het verhaal is eëner «gebeurtenis uitat de God van Noach diens offers «op zekeren keer met welgevallen «heeft opgesnoven oEen vrouw is veranderd in een «stuk zout «Deezel van Biliam gesproken heeft i>Op Jozua's last de zon heeft stil «gestaan «De muren van Jericho op Isra- «elietisch trompetgeschal zijn omge- i vallen i>Elia in een vurigen wagen is ten «hemel gevaren y>Jona een psalm heeft zitten dichten in den buik van een grooten visch „Men schaamt, zich nog zulke vragen te doen en toch, door Abra ham Kuyper konten zij in bitteren ernst weer aan de orde." Als dr. Schaepman uit zijn graf kon opstaan, wat zou .deze machtige geest getoornd hebbenden wij toornden met hem. Wij zeggen Schaamt gij U, om dat te gelooven, Professor. Minister Kuyper, is daarom uw vijand P Dan door ons, ongeleerde, hem hulde gebracht. Hij schaamt zich 't Evangelie van Christus niet. Is daarom uw spot over hem Professor aan een Hoogeschool Schaamt gij U niet om zoo over Gods Woord te schrijven Wat zaad durft ge uitstrooien onder de studenten hooggeleerde, maar on- geloovige man Kiezersdaarom haat men Dr. Kuyper, daarom lacht men om den gestorven dichterstaatsman Schaep- palj bleven en blijven staan. Maar: Zij zullen het niet hebben, Ons oude Nederland, Het bleef bij alle ellende God en der Vaad'ren pand Zij zullen bet niet hebben, De goden van den tijd. Niet om hun erf te wezen, Heeft God het ons bevrijd In deze d^gen wordt het onzen Minister Kuiper zoo vaak aangewre ven, dat hij de Openbare School on dermijnt. Meermalen hebben wij daarop ge antwoord Verschillende onderwijzers zijn er zelf de oorzaak van, omdat zij de Neutraliteit, hun voorgeschreven in de wet, niet nakomen en ook soms pogingen van anarchistischen aard aanwenden om 't Gezag te verkleinen. 't Is 't zeilde, wat door een School opziener aan de Bode werd geschre ven Mijnheer de Redacteur U klaagt in uw blad telkens, dat er menschen zijn, die aldoor bewerende openbare onderwijzers zelf ondermijnen door hun eigenaardig optreden de openbare school.Ik weet niet of u veel hecht aan het oordeel van iemand, die vele menschen ontmoet, in allerlei kringen verkeert en vrijwel kent »de kaart van het land.Mocht dit echter wel het geval zijn, dan verzoek ik u in uw blad dit schrijven op te nemen, waarin ik u de verzekering wil geven, dat er met mij duizenden in de lande zoo over denken en orider die duizenden zijn een groot aantal vurige voorstanders en gewezen voorstanders der openbare school. Nu kan men dit wel moedwillig loochenen. Men kan ook mij om deze verklaring wel hardhandig, onbekookt of ruw te lijf gaan, doch dit brengt geen verandering in het oordeel van zoovelen, wier aantal bovendien klimt met den dag Wij denken er zoo over en blijven er zoo over denken. Wanneer gij ook mannen met een verle den als Ds, Vrendenberg (zie de Bode van 3 Maari) nu zoo onwijs van u stoot (hoe heeft men vroeger zelfs op Mr. Levy ge smaald dan wil ik u toch eens waarschu wen in het belang der zaak, die gij zegt voor te staan. EEN VERHAAL door L. VAN BERKEL. *8) hoofdstuk XVI. ®e Moord. Als met de snelheid van een bliksem straal kwam de gedachte in hem op, dat, zoo iemand hem hier bij dit lijk vond, hij voor den moordenaai zou gehouden wor den. En deze gedachte verontrustte hem zoo zeer, dat hij met een sprong den heuvel bereikte, om in het bosch te vluchten 1 Maar in 't zelfde oogenblik werd zijn naam geroepen Hij herkende Bakker aan de stern, keerde zich echter niet om, maar liep voort als een gejaagd hert. Een zonderling wezen is toch de mensch. Willem moest immers zelf erkennen, dat hij tot den rmord op Smit niet in de minste betrekking stond, en waarom dan zoo overhaast de vlucht genomen 't Is inderdaad, zooals de Schrift getuigd »de goddeloozen vlieden, daar waar geen vervolger is.* Spreuken 28 vs, 1. Zij worden ondanks zichzelven voortgedreven, en zoo men hun later vraagt, hoe zij daartoe gekomen zijn, dan zijn zij als verbijsterd Zij beseffen niet, dat zij onder de macht staan van Hem, die 's menschen lotgevallen bestuurt, en alle dingen, ook de moeielijkste doet samenloopen, om zoo mogelijk den zondaar nog te redden van het verderf. Willem liep voort. Niet met langzame schreden, bedaard overleggende, wat hem in dit geval te doen stond, maar haastig en als met spron gen, zonder zich rekenschap te geven van hetgeen hij thaus deed en wat er van hem worden zou. Hij doorkruiste het bosch in alle richtin gen, en wanneer hij van verre slechts de stem eens menschen hoorde, dan verborg hij zich achter een boom tot alles weer stil was. Hij had ongeveer een uur aldu's heen en weer geloopen, toen hij het einde van een boschje bereikte, vanwaar een zandweg hem naar het stadje zijner inwoning geleidde. Het was zijn plan niet dien zandweg te volgen, maar wilde het pad oversteken, om ja hij wist het zelf niet waarheen te gaan, toen hij eensklaps vlak voor zich een man zag staan, die van het tegenoverliggend pad gekomen was en op hel punt stond den zandweg in te slaan. Hoewel het reeds begon te schemeren, herkende Willem terstond in dien man Blom, den koperslager, een man, dien hij niet kon uitstaan en van wien hij wist, dat hij ook zijn vriend niet was. Blom had eenig gereedschap onder den arm en droeg over ziju rechterschouder den zuiger eener pomp. Zoodra Blom hem zag, bleef hij staan, hetgeen eigenlijk niet anders ging, want het pad, dat Willem reeds opgegaan was, en aan welks begin hij Blom ontmoette, besloeg daar ter plaatse nauwelijks ruimte voor een mau. Hoe vluchtig Blom hem ook aanzag, toch merkte hij terstond, dat er iets bijzonders met Willem moest voorgevallen zijn, want zijn kleeding was vol groene vlekken door het schuren tegen de boomen zijn pet zat bijna achter op het hoofd en de haren waren in wanorde, terwijl de blik zijner oogen zoo schuw was als van een opgejaagd dier. Willem wilde hem eerst voorbij rennen, maar Blom hield hem staande, door niet op zij te wijken en hem aldus den weg te versperren. »Is er thuis een ongeluk gebeurd, dat gij zoo verschrikkelijk rent F Ongeluk ongeluk! Ik weet niet! Ik weet niet!* stotterde Willem. >Houd mij niet op I* »Als ik niet beter wist,* zei Blom »dan zou ik denken, dat gij in een soes zijt. Misschien wat veel gedronken Een partijtje gehad In de halve Maan geweest met Bakker, Van Beek en Smit In 't zelfde oogenblik, dat Blom dezen laatsten naam uitsprak, greep Willem den arm van den koperslager, schudde dien hevig en riep uit »Smit l SmitHij is vermoord en ligt daar daar op den straatweg Eu Blom ter zijde duwende, drong hij langs hem heen en liep in snelle vaart het pad op. »Wel, dat is een zonderlinge ontmoeting,* zei Blom, die -den vluchteling nastaarde. »Als ik niet beter wist, zou ik denken, dat het hem eensklaps in zijn bovenste verdieping geslagen was. Maar wat zei hij ook daar van Smit? Smit vermoord op de.n straatweg Ik kan niet gelooven, dat dit waar is, want een uur of drie gele den was Smit nog zoo gezond als een visch 1 Enfin, wij zullen zien, wat er van waar is. Misschien heeft Willem mij eens beet willen nemen en zich maar zoo raar aangesteld 1 Hij ging nu het pad af, den zandweg op en sloeg de richting in naar het stadje. Willem liep als een razende door, zonder bepaald doel, nu eens links, dan weer rechts totdat de duisternis geheel ge vallen en hij genoodzaakt was voorzichtig voort te gaan en den terugweg le nemen. Langzamerhand kwam ook het bruisende bloed weer tot bedaren, en toen hij straks den zandweg insloeg, die hem naar het stadje zou leiden, noemde hij zich een dwaas, door zich zoo zinneloos te hebben aangesteld. Hij was immers onschuldig. Een uur later naderde hij de plaats zijner inwoning, en wel van den kant der hotstede van boer Wenter. Daar was alles donker, maar had hij kunnen zien, wat er in de poort en in de hoofdstraat voorviel, dan zou hem de schrik wel bevangen hebben. Immers, de gansche stad was in rep en roer. Geen van de bewoners van het anders zoo stille stadje had zich ter ruste begeven, de meesten stonden voor hunne deur, of vermengden zich met troepjes, die bij het stadhuis, kerk en vooral in den omtrek van de woning van Kramme den koperslager hadden post gevat. En geen wonder ook Wordt vervolgd ft M m .~"v. -^,il

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1905 | | pagina 1