IET.
Zaterdag *11 Maart 1905.
20 s le Jaargang N.° 1014,
BIJVOEGSEL
Antirevo lu tionair
Orgaan
V cr
1__
SSE,
.11.
JK.
K HAAG.
lOER.
dsm^
eel
IK HOC SIGNO VINCES
vowE* lie Knidhollaiadfiicbe era 5^eerawsclse Eilanden,
T. BOEKHOVEN.
WAT LIEFDE VERMAG.
igaar.
it) ain.
FEUILLETON.
rear.
snhouwery
ROEST en VLEKKEN
v-0i
r
-v -
,.T
1
I e en *2e
i Lande-
slanriig-
d mollo
envlugge,
it verder alio
151,65
>62,41
>24,17
Directeur
it HI T"'. v.-
TTERDAM.
f 8.50
8.50
lisicht "10.
m het Eiland
hmarkt no. 18
n datum ver-
e Logement
tio.m
I handelsmerk
v. Ballegoojj
n Eesteren.
j. van Gurp.
ber.
telein.
Oostenbrngge
Spee.
niet duurder
ibrikant
e.
f 0,90.
:G.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika by vooruitbetaling 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITVETER:
SOMMEMjSBMJK. 1
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/j maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing,
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Alle ufthera voor «Ie Sled&elie tsesfetBsd, Adversentiëm en verdere Administratie franco toe Se xesiilen aan den Uitgever.
Bij dit nummer behoort een
Uitgave der Tariefvereeniging.
No. 2.
Onze Handelspolitiek, onze Volks
welvaart en onze Rijksfinanciën.
[Slot.)
V.
En hoe ging het nu na 1895, toen
de beschermende rechten met 2l/i
millioen zijn verhoogd, toen, volgens
de leer van den Eenzijdigen vrijen
invoer, het tijdperk moest aanbreken
van verslapping, achteruitgang, ver
mindering van onzen export, mindere
verdienste, kvvijning op elk gebied
Wij overdrijven niet. immers de ver
hooging der beschermende rechten
in 1895 was 25°/0 meer dan alle verla
ging van beschermende en fiscale rechten
te zamen van 1850 tot 1877. Indien nu
de bloei verkregen was door de afschaf
fing der 18 ton, welk een ellende zou
er dan moeten ontstaan zijn door de
belasting der 2l/k millioen. eene belas
ting die 25°/0 grooter was dan alle
ontheffingen te zamen en bijna zuiver
■protectionistisch.
Hoe is nu de toestand sedert 1895?
Is de nijverheid teruggegaan? Het
verwarmend oppervlak der stoomke
tels klom sneller dan vroeger. Dit
geschiedde onder de werking der
hoogere bescherming.
Is het handelsverkeer verminderd
De cijfers van in- uit- en doorvoer
klommen sedert 1895 buitengewoon
sterk.1) Nooit was de klimming groo
ter dan van het oogenblik af, dat,
volgens de leer van den Eenzijdigen
vrijen invoer, daling moest intreden.
Van 1888-1894 warei); er, volgens
de jaarcijfers, 34 973 personen meer
die het land verlieten dan dat er zich
vestigden; van 1896-1902 bedroeg dit
cijfer slechts 23967. Per saldo minder
emigratie dus. Wijst dit op teruggang
sedert de hoogere rechtenheffmg
J) Zie Jaarcijfers 1902, blad. 106.
De vleesch-accijns bracht
op in 1887'f 2.747 000.-
en in 1895 2.910.000. -
Vermeerd. 1887 1895 163.000.—
De opbrengst in 1903
was 4.146.000.
Vermeerd. 18951903 f1.236000.
De vermeerdering was dus ruim 7
maal zoo groot in de 8 jaren na, als
in de acht jaren voor de verhooging
der rechten. Men moet van 1895 tot
1865 teruggaan om hetzelfde agres te
verkrijgen als van 1895 tot 1903.
De gewone Rijksmiddelen brachten
in 1895 f 120.757.000.—
en in 1903 147.829 000.—
eene klimming van ruim 27 millioen
in 8 jaar. l) Vóór 1895 waren ruim
negentien jaren noodig geweest (van
1875 tot 1895) om een dergelijke ver
meerdering te verkrijgenen dat
terwijl de Kroniekschrijver van de
Economist 1904- op pag. 175 schrijft
Rijksmiddelen in 1903. De balans
der verzwaring en vermindering der
belastingen sedert 1885 sluit stellig
niet met een saldo aan de zijde van
eerstgenoemde
Een buitengewoon ruim vloeien der
belastingen dus in een tijdperk, dat
zich jvolgens de leer van den Eenzij
digen vrijen invoer moest kenmerken
door kwijning en teruggang.
Wij beweren niet, dat de betrekke
lijk betere oeconomische toestand in
de laatste jaren uitsluitend te danken
is aan de scherpere toepassing van
ons tarief sedert 1895, want een der
gelijk beweren zou uit den aard
onbewijsbaar zijn. Maar wat door
deze feiten ivel bewezen wordt, is dat
vermeerdering van volkswelvaart niet
alleen zeer goed kan samengaan met
verhooging van invoerrechten, maar
dat ze ten onzent op zeer opmerkelijke
wijze daarmede samengegaan is.
Niet-doctrinaire voorstanders van
den Eenzijdigen vrijen invoer zeggen
wel eensmen moest eens een proef,
kunnen nemen met het beschermen.
Welnu, die proef hebben wij reeds
genomen in 1895 en met goed gevolg.
Die proef is genomen onbewust.
In de vorige 8 jaar was de klimming slechts
f 10.533.000.—
Hebt gij ooit gehoord, dat iemand
klaagde over die hoogere belasting
van fabrikaten, over die meerdere
protectie, over die verhooging, die
25 °/0 meer bedroeg dan al de ver
lagingen sedert 1850 te zamen Nooit,
niet waar? Wel leest men b.v in
het verslag der Kamer van Koophandel
te Amsterdam, dat in den laatsten
tijd in het confectievak meer bloei
begint te heerschen, omdat langza
merhand steeds meer artikelen in het
land zelf worden vervaardigd
Ook daaruit kan men zien, dat wij
sedert 1895 op den goeden weg zijn.
Ons doel moet zijn 'eenerzijds ver
hooging van den levensstandaard, aan
de andere zijde verlaging van den
prijs der producten. Dat is slechts te
verkrijgen door een steeds grooter
uitbreiding te geven aan het aantal
artikelen, dat hier wordt voortge
bracht. Hoe beschaafder een volk,
hoe veelzijdiger ontwikkeld zijn nij
verheid, hoe dichter producent bij
consument, hoe minder prijsverschil
er noodig is tusschen grondstof en
fabrikaat.
Hoe ver wij er nog van verwijderd
zijn, een veelzijdig ontwikkelde indus
trie te bezitten, beseft ieder onbevoor
oordeelde. Wat wij sedert 1895 ge
wonnen hebben is nog slechts een
bescheiden stap op den weg naar den
vooruitgang, die het deel onzer natie
kan zi^n en behoort te zijn. Een land
als het onze is èn door ligging èn
door landaard èn door ontwikkeling
èn door zijn koloniaal bezit als voor
bestemd om in welvaart aan de spits
der volkeren te staan.
VI.
Maar bovendien, waar geld in de
schatkist noodig is, is de wet van 1895
voor ons een vingerwijzing in welke
richting die vermeerdering van in
komsten gezocht moet worden. Ook
uit een oogpunt van belastingheffing
is het vraagstuk actueel.
Heeft men ooit iemand hooren
klagen over de 2'/4 millioen gulden,
die sedert 1895 meer aan rechten
werden opgebracht? Hebben handel
en nijverheid daarvan eenig nadeel
ondervonden Immers neen
En whar die verhoogde heffing is
samengegaan met een meerdere op
brengst onzergezamenlijke belastingen
van 27 millioen gulden in 8 jaren
tijds, is daar niet als met den vinger
aangewezen de weg, die moet worden
ingeslagen
Zoowel uit een theoretisch als uit
een practisch oogpunt is het rationeel
belasten van fabrikaten de aange
geven weg.
Laat men toch wat opschieten
Staatscommissieso foeipraat
er niet van. Zit de Minister met 't
een of 't ander overhoop weet hij
geen raad, hoe de zaak aan te pakken
en komen er steeds Kamerleden, lastig
van aard, hem aan den tand voelen,
dan is 't eerste Ja ik zal een Staats
commissie instellen, die moet 't maar
eens onderzoeken, en als haar verslag
ingediend is, dan kan je op me rekenen.
En vragen dan die lastige Kamer
leden maar Excellentie, die Staats
commissie zal zoo lang werk hebben
met haar onderzoek, dan antwoordt
Excellentieja maar, de zaak is ook
ontzaglijk omvattend, 't Slot iser
komt een Staatscommissie, de lastige
vragers zijn voor een jaar drie, vier
zoet gemaakt en komt dan eindelijk
't verslag, dan duurt 't nog een jaar
of vijf' eer er een wetsontwerp is.
We hebben voor ons liggen onder
.dato 23 Febr. 1905 een Slaat van in
gestelde en nog niet ontbonden Staats-
commissiën enz. Ze zijn
1. Ingesteld 31 Juli 1902 een Com
missie tot 't instellen van een onder
zoek naar krankzinnigenverpleging.
't Rapport is ingediend April 1904.
2. Ingesteld 22 Sept. 1903 een Com
missie over de vraag, welke aanvul
ling en wijziging het Wetboek van
Strafrecht moet ondergaan in be
trekking tot de bestraffing van be
delarij en landlooperij.
Over den stand der werkzaamheden van
deze Commissie is het thans (7 Maart
1905 Red.] n g niet mogelijk gegevens
te verstrekken. (Dit beteekent in boeren
taal Ze hebben zoo wat nog niets
uitgevoerd. Red
We zullen er verschillende over
slaan. Er is anders keus volop.
We zien er nog een Ingesteld 2
Juli 1901, en er staat achter »met de
samenstelling is een aanvang gemaakt
Ha, ha dat schiet op. In 1901 be
ginnen en 1905 een aanvang maken
Hier nog een Staatcommissie voor
de Jacht Haar taak is te onderzoeken
welke wijzigingen en aanvullingen de
wettelijke bepallingeri tot regeling van
de jacht behoeven, meer in 't bijzonder
ter bevordering, van de afschaffing-
der heerlijke jaclitrechten en ter ver
krijging van een billijke regeling tot
vergoeding van wildschade. Ingesteld
11 Maart 1904. Er staat in ons stuk
achter: De Commissie heeft nog geener lei
verslag uitgebracht. Zouden z'er al be
gonnen zijn Hazebout lusten ze in
de stad ook graaghoe meer hoe
liever, niet waar
Doch, waarom gegekscheerd
Laat men wat oT-—J',ieten, vooral
met dat jachtzaakje.
üaineroverzieiif.
3 Maart.
Na den heer de Waal Malefijt kwam
aan 't woord de Minister van Binnenland-
sche Zaken om de Pensioenwet voor on
derwijzers, weduwen en weezen te verdedi
gen. In geen geval wil de Minister eenig
amendement aanvaarden, dat 't stelsel der
wet verandert, te meer niet omdat een
verandering in ontwerp A ook een ver
andering in B brengt en dus daardoor
aan een fonds getornd wordt, dat geen
verschuiving van grondslagen toelaat. Overi
gens wenscht hij de te berde gebrachte
bezwaren eens onder de oogen te zien.
De heer Ketelaar had nog al wat aan
merkingen gemaakt, maar de Miriister legd«
deze autoriteit, want de heer Ketelaar is
onderwijzer buiten functie, duidelijk uit, dat
bij de wet met goed gelezen en dus niet
begrepen had. Er was verwarring èn om
trent de tijdelijke diensten bij openbaar en
bijzonder onderwijs, maar ook verwarring
bij de kwestie van verbeurdverklaring van
't pensioen wegens ergerlijk leven. De open
bare onderwijzer kreeg misschien niets en
de bijzondere wel, had de heer Ketelaar
opgemerkt. Geen wonder, antwoordde de
EEN VERHAAL
door
L. VAN BERKEL.
4)
Hoofdstuk. II.
De blikslager en zijn gezin.
Wanneer, zoo dacht hij, Willem eens
een paar jaar bij zijnen oom werkte, dan
zou hij geheel op de hoogte van zijn vak
komen. Hij sloeg dit Willem voor en de
jongeling nam het met beide handen aan.
Ook hij wilde gaarne een door en door
bekwaam blikslager worden, die de zaak
van zijnen vader tot grooten bloei zou bren-
gen. Bovendien het leven in de hoofdstad
had veel aantrekkelijks voor hem, en hij
dacht er niet aan, dat hij daar meer ver
leiding weerstand zou moeten bieden hi]
•dacht alleen aan het genot en niet aan de
voetangels en klemmen.
Dit plan werd nu ook uitgevoerd. Nicht
Marie had er wel eerst bij gezucht maar
toen zij vernam, dat die oom een Christen
•was verdween al hare vrees. Zij dacht in
hare blindheid, dat die oom Willem zou
kunnen bewaren en liep daardoor den
Heere voorbij.
En nu is Willem, zooals wij gehoord
hebben, uit de hoofdstad weergekeerd.
Hij heeft vele goede nuttige zaken geleerd
en zal nu de zaak van zijnen vader eens
flink aanpakken. Was het tweejarig verblijf
bij zijnen oom tot zegen geweest P Had daar
het zaad, door nicht Marie vroeger uitge
strooid, versterking ontvangen Was de
jongeling huiswaarts gekeerd met, het reine
verlangen om God te dienen
Hoofdstuk III.
Ik wenschte, dat ik deze vragen vol
mondig met ja kon beantwoorden, maar
het tegendeel was waar. Wel had zijn oom
zooveel mogelijk gewaaktwel had hij zij
nen neef zoo min mogelijk met het gevaar
in aanraking gebracht en hem gewezen op
Jezus, maar Willem zat met ziel en lichaam
aan de wereld gekluisterd en kende de be
hoefte naar de gemeenschap mei God
niet.
Willem miste bij zijnen oom de vrijheid,
die hij thuis genoot en daarom was hij blij,
dat de twee jaren om waren en hij nu-
huiswaarts kon keeren. 't Is waar, hij moest
in den grond zijns harten erkennen, dat de
ernst van oom op beteren bodem rustte
•dan de onverschilligheid van zijnen vader
omtrent hemelsche dingen. Hij geloofde
zelfs, dat oom gelijk had, maar zag er te
gen op den raad van oom op te volgen,
want wat zouden zijne vrienden zeggen
Zouden Bakker, Muller, Van Beek, Smit, en
zoovele anderen, zelf Jamal hem niet uit
lachen en bespotten? Waarom zou hij juist
zoo geheel anders moeten zijn dan de meeste
inwoners van het stadje Had zijn oom
dan alléén gelijk, en waren dan alle menschen
dwaas, omdat zij niet zóo precies geloof
den als oom? Was hij maar niet eens
jong Kom-kom-kom, alles komt terecht
had immers de oude dominé gezegd, bij wien
gij aangenomen was. En die moest het
toch weten, die moest het toch beter we
ten dan zijn oom, die maar eenvoudig blik
slager was en nooit gestudeerd had.
Maar hoe hij ook trachtte door rede
neeringen zichzelven te bedriegen, het slot
was altijd, hoewel hij het niet luid uitsprak
lOom heeft gelijks:. Daarom, toen Smit
hem bij de diligence zacht vroeg «Komt
gij nog van avond bij Bakker ?s> gevoelde
hij terstond, dat de stem des verleiders tot
hem gekomen was, gp onbeslist als hij was,
wist hij zich niet anders te redden, dan
door het am woord ^misschien*.
Het was voor nicht Marie eene groot e
vreugde Willem weer te zien. De goede
ziel had zich afgesloofd, om alles in de
kamer recht feestelijk te doen blinken, en
zij had zich zelf geen oogenblik rust ge
gund, om haar kerkboek en breikous ter
hand te nemen. Het was haar niet onbe
kend, wat Willem gaarne at, en ofschoon
het haar moeite kostte, toch had zij zijne
lievelingsspijze bereid, waamede zij hem
dan ook bij zijne komst verrastte.
»En Willem-s zoo riep de goede nicht,
terwijl zij hen »v;l twintig rntlen van het
hoofd tot de voeten bekeek en hem eens
bij den arm omkeerde, en Willem, wat zijt
gij groot en sterk geworden En hoe goed
staat u die baard 1 Hij is nog wel wat dun,
maar mijn jongen, die zal wel krachtiger
en mannelijker worden 1 En wat zijt gij
netjes gekleed. Gansch-anders dan Bakker
en Smit. Is dat nu eene Amsterdamsche
jas Dragen ze zulke hoeden in die stad p
Wel jongen, jongen,, s-vervolgde zij, het
hoofd schuddend* gij zijt een heele heer
geworden. Nu, ik zie gaarne, dat iemand
er van buiten netjes uitziet, vooral als het
er van binnen niet minder om is. Maar
daarover later. Oom zal er u wel over
onderhouden hebbenMaar nu, mijn
jongen, ga zitten. Ge zult wel moe wezen
van die lange reis, en honger hebt gij ze
ker ook. Ik heb wat lekkers, wat heel
lekkers voor u klaargemaaktdaarvan moet
ge maar eens lekker smullen. Zoo, ga daar
maar naast vader zitten, in 't hoekje. Maar
pas op, dat gij poes niet verschrikt
Ik zal uw eten gaai halen, Ik heb het al
twee uur geleden in 't bed gezet onder
twee kussens, zoodat ik denk, dat 't nog
goéd warm zal zijn.*
Onder het eten werd nu van weerszij
den naar alles gevraagd. Alle kennissen
en vrienden, de dooden en de levenden
van het stadje kregen eene beurt, en ten
laatste deed Willem eene vraag, die hij
om redenen, die wij later wel zullen be
grijpen, eigenlijk het eerst had willen doen,
maar die hij weer om andere redenen nu
pas deed.
3>En hoe maakt het boer Wenter, vader
vroeg hij, terwijl er een blos op zijne
wangen kwam. Bij deze vraag keek Wil-
lems vader tamelijk knorrig. »Had gij maar
liever niets gevraagd,* zeide hij op boozen
toon. t Is met de vriendschap tusschen
hem en mij uit.«
»Al lang
»Neen, sedert dezen zomer.*
»En hoe is dat gekomen, vader?*
W ordt vervolgd.)
S5~
T