Woensdag 8 Maart 1905.
20slc Jaargang N.° 1013.
Antirevo
Orgaan
yum* «le Zuid holla nilselie en Zteenwsclie Eilanden.
IN HOC SIGN O VINCES
FEUILLETON.
WAT LIEFDE VERMAG.
T. BOEKHOVEN,
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Adverientiën en verdere Administratie franco toe te seen den aan den Uitgever
Uitgave der Tarief eer eeniging.
No. 2.
14 n us e r o vera seist.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bü vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER:
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal.
öienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat
Adverientiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Onze Handelspolitiek, onze Volks
welvaart en onze Rijksfinanciën I.
I.
In verschillende geschriften en rede
voeringen is op den voorgrond ge
steld, dat de toename van Nederlands
welvaart van 1850 tot 1900 pleit voor
den vrijhandel.
Dit argument heeft niet veel waarde:
le. omdat Nederland een zwak|be-
schermend tarief heelt
2e. omdat alle beschaafde landen,
zonder onderscheidvan 1850 tot 1900
zijn vooruitgegaan.
De vooruitgang van Nederland zou
slechts dan een argument voor den
vrijhandel kunnen zijn
le. wanneer Nederland vrijhandel
had, wat niet het geval is;
2e. wanneer bovendien de vooruit
gang van Nederland grooter was dan
die van andere landen, wat zelfs door
de schrijvers en sprekers niet gepoogd
wordt aan te toonen.
De bewijsvoering mist dus niet alleen
grond, doch vele der aangevoerde
cijfers bewijzen juist, dat Nederlands
ontwikkeling bij die van andere lan
den ten achter gebleven is.
Zoo wordt bv. als een bewijs van
grooten vooruitgang opgegeven, dat
van gemiddeld 1871 1880 tot 1901,
dus in circa 25 jaar, onze veestapel
sterk is vooruitgegaan.
Dit feit bewijst echter niet veel,
want in Pruisen is die vooruitgang
van 1873 tot 1900, of in 27 jaar, vee!
grooter.
De klimming was
Paarden Veestapel Varkens
Pferde Kinder Schweine
in circa 25 jaar in
Nederland 14pCt. 15pCt. 121 pCt.
in cirea 27 jaar in
Pruisen28,08 25,9 155
Een ander kenmerk van Nederlands
grooten vooruitgang heet te zijn de
toename van het verwarmend opper
vlak der stoomketels
Dit steeg van 1895 tot 1S02 in Ne
derland met 51 pCt
in Pruisen nam de kracht der
1Praeadviezen in 190 4 uitgebracht voor de
Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de
Statistiek, blz. 40.
a) Statischer Beitrag zu den veranderlichen Ta-
feln des Preussischen Normal-kalenders fürl905,
von Priisident C. Blenck.
stoommachines van 1895 tot 1902 toe
met ruim 70 pCt.
Ook de vermeerderde sparing ten
onzent wordt als een kenteeken van
onzen vooruitgang aangegeven 2); doch
ook in dit opzicht schijnt Nederland
achterlijk te zijn.
Althans in de Economist 1904 pag.
80, vindt men de volgende vergelij
kende lijst nopens den omvang der
spaarbeweging in de verschillende
landen, ontleend aan het Pruisische
Statistische Bureau.
Marken per hoofd te goed.
Rusland 13,5
Nederland 52,9
Italië 52.9
Hongarije 60.3
België 73.3
Frankrijk 75.2
'Zweden 108.2
'Oostenrijk 125.4
Noorwegen 154.4
Duitschland 156.8
v: Denemarken 302.0
^Opmerkelijk is het, dat in Duitsch-
land dit spaarbezit voor een groot
deel ook aan de lagere, breedste rijen
der ingezetenen ten goede komt.
f|Ook omtrent de toeneming van het
elastbaar inkomen in Pruisen heet
het 3)«Diese Gleichmassigkeit dei'
»Zubname muss als sehr gunstig an
«gesehen werden, da sie darauf schlies
«sen lasst, dass in den fraglichen Jahr
«zehnten keine wesentliche Verschie-
»bung der Einkommensverhaltnisse
»in »plutokratischer« Richtung statt-
»gefunden hat.«
II.
In z. g'. vrijhandelsgeschriften wordt
ons veelal voorgesteld een Nederland
van* vóór 1862 met hooge bescherming
en een Nederland na '1862 met vrij
handel.
De bloei van ons land na 1862 wordt
dan toegeschreven aan de opheffing
der bescherming.
Deze tegenstelling is, indien niet on
juist, in elk geval overdreven.
Bij de wetten van 1822 en 1845
werd, als regel, van fabricaten gehe-
Ambtlicher Katalog Weltausstellung St.-
Louis, blz. 28.
Praeadviezen, blz. 72.
3) Populare Mittheilungen zum Astr. und. Chren.
Theile dei Preussischen Normalkalenders für 1903.
C. Blenck.
ven een invoerrecht van 6 pCt. Sedert
18ü2 is dit 5 pCt., doch door scher
pere heffing heeft sedert 1895 deze
5 pCt eene zoodanige waarde ver
kregen, dat de thans geheven 5 pCt.
vermoedelijk hooger is dan de 6 pCt.
van vóór 1862
Van algemeene vermindering van
bescherming is dus ten slotte geen
sprake. In elk geval geven deze cijfers
geen aanleiding te spreken van een
periode van algemeene zware be
scherming en van een tijdperk van
vrijhandel, zelfs al sluit men betoog
niet voor de ditferentiëele rechten en
de vrijstelling van sommige artikelen.
Wel werden vóór 1862 tal van uit
voerrechten, doorvoerrechten, tabel-
lenrechten en andere belemmerende,
in hoofdzaak zuiver fiscaledoch aller
minst beschermende, rechten geheven,
die de nijverheid zeer drukten en die
Mr. Portielje in zijn «De Handel van
Nederland in 1844« op pag. 75 deden
schrijven
»De nijverheid strekt alzoo niet meer
»orn welvaart onder de menigte te
«verspreiden, maar is slechts middel
«geworden om ruime opbrengsten aan
«de schatkist te leveren. Hij, die ze
«uitoefent, wordt niet meer beschouwd
«als iemand die door zijn arbeid tot
«de welvaart der maatschappij toe-
«brengt, maar slechts als belastbaar
»wezen«.
De afschaffing dezer belemmerende
rechien was een zegen, door die af
schaffing was geen opheffing van pro
tectie.
III.
Evenmin is de bewering juist, 2) dat
sedert 1850 het streven onzer han
delspolitiek was, «om voorts zooveei
«mogelijk die invoerrechten te ver-
«minderen, welke niet zuiver fiscaal
«doch van protectionistisch karakter
»zijn.«
In de vergadering van het Vrije
Immers iudien de bewering juist is, dat de
5 pCt. vóór 1895 feitelijk slechts ongeveer 2'/2 pCt.
waren, dan zouden in die verhouding de 6 pCt.
van vóór 1862 slechts ongeveer 3 pCt. zijn ge
weest. De strekking der wet van 1895 nu was de
fraude door te lage aangifte tegen te gaan. Het
middel (waardebepaling door ambtenaren, met
beroep op Commiseiën van beoordeeling en een
Raad van beroep) trof uitstekend doel. Maar
voor handel en industrie kwam deze wijziging
fiitelijk neer op een belangrijke verhooging van
het invoerrecht naar de waarde.
2) Praeadviezen, blz. 1.
Ruilverkeer van 17 Nov I960 becij
ferde men de gezamenlijke rechten
verlaging van '1850, 1853, 1854, 1882,
1863 en 1877 op ƒ1,800,000.— l) ter
wijl de verhooging door de wet van 1895
bedroeg ongeveer f2,250,000,Bestond
dat eerste bedrag uit fiscale en be
schermende rechten beide, de verhoo
ging van 1895 was bijna uitsluitend
een verhooging op fabrikaten.
De richting onzer rechtenheffing
was dus in de laatste jaren eene sterk
klimmende en een gevolg van de ver
hooging der rechten op fabrikaten.
Eene sterk klimmende dus in protec
tionistischen geest.
IV.
Het moet erkend worden, dat in
1877 verscheidene rechten op fabri
katen zijn afgeschaft. Is nu de toe
stand van ons land sedert 1877 zoo
gunstig geweest
In den aanvang niet.
In de voorrede van zijn, in 1885
geschreven, boek over de Nederland-
sche visscherij zegt Prof. Beaujon,
dat de visreherij de aandacht trok
«door zijn kraehtigen bloei te midden
van algemeene kwijning
Algemeene kwijning dus in 1885 onder
hel lage tarief van invoerrechten.
Op pag. 201 van zijn «Jongste be
lastinghervormingen# deelt de heer
Boissevain mede, dat in 1886 in onze
Staten-Generaal werd beweerd, dat
eene wijziging onzer handelspolitiek
geen middel kon zijn om de hier te
lande bestaande malaise in handel,
nijverheid en landbouw te verbeteren.
Onder de werking van het tarief van
1877 dus, in '1886. een hier bestaande
malaise in handelnijverheid en landbouw.
Mr. Deking Dura schreef in het
Handelsblad van 25 Augustus 1S87
in een polemiek tegen Armand Diepen:
«Al is nu in dezen tijd van malaise
«deze en gene, om zijn stand op te
«houden, soms genoodzaakt meer uit
«te geven dan hem lief is, zoo zullen
«toch verreweg de meestem wier in-
«komsten uit anderen hoofde minder
«ruim vloeien, het knabbelen aan hun
«kapitaal als een zeer gevaarlijke zaak
«blijven beschouwen.«
Alweder dus malaise in den tijddat,
volgens de voorstanders van den Eenzij-
Economist 1900, blz. 954.
dig en vrijen invoerjuist bloei moest be
staan.
In 1888 verscheen van de band van
Mr. J. G, Patijn de brochure: «De
malaise en het protectionisme.
De slechte toestand bestond dus ook in
1888.
Dat in de eerste helft der negen
tiger jaren de toestand in vele deelen
van ons land niet gunstig was, ligt
ons nog betrekkelijk versch in het
geheugen.
Waar is nu die welvaart na 1877?
28 Fehr.
Mijnen en pensioenwet voor onderwijzers.
Den 2300 October 1903 waren reeds
door den heer van Kol verschillende zaken
ter sprake gebracht betreffende 't mijnwezen
en verleden jaar diende hij een nfolie in
van den volgenden inhoud
De Kamer van oordeel, dat het
noodzakelijk is den arbeidsduur inde
mijnen te beperken, acht het wensche-
lijk, dat van 1 Jan. 1907 af de gewone
duur van den ondergrotidschen arbeid,
in- en uitvaart meegerekend, de 8 uren
niet mag overschrijden voor het red
den van menschenlevens, het herstel
len van schachten of machines, ter
voorkoming van ernstige stoornissen
in het bedrijf en in andere buitenge
wone omstandigheden, kunnen door
de daarvoor aan te wijzen autoritei
ten; tijdelijke uitzonderingen worden
gelaten.
Natuurlijk volgde op deze motie de
toelichting. De arbeid in de mijnen was
zwaar en afmattend de rust schaarsch en
de looiien niet hoog. En daarom moest
de wetgever ingrijpen om 't leven dier
menschen te verbeteren. Al werd de werk
dag bekort, 't zou op de productie niets
geen invloed hebben, want werkt men kor
ter, dan kan men ook door de meeidere
rust meer arbeid doen. De Minister had
er ooren naar, om den werktijd te ver
minderen, maar op dit oogenblik is er maar
EKN VERHAAL
3)
door
L. VAN BEBKEL.
Hoofdstuk II.
De blikslager en aïjn gezin.
Na den dood zijner vrouw had hij eene
oude nicht in huis genomen, die de huis
houding moest besturen. Wel had hij liever
een andere vrouwalshuishoudstergewenscht,
want nicht Marie dacht zoo heel anders
over godsdienstige dingen als hij, maar
eene vreemde vrouw ovar den vloer, kostte
geld, en nicht Marie had nog een eigen
spaarduitje en verlangde geen salaris,
zoodat hij hierdoor veel uitwon, en dus
meende, dat het beste was nicht maar te
laten praten en denken, zooals zij wilde.
Zij kon doen en laten, wat zij wilde, als
zij er maar voor zorgde, dat zijne huis
houding netjes en goedkoop bestuurd werd.
En waarlijk, hierover had hij nooit te kla
gen. Zij keerde, om het zoo eens te zeg
gen, een dubbeltje wel 1 weemaal om, vóór
zij het uitgaf en wist met weinig geld veel
te doen. Vraagt gij, hoe dit mogelijk is
Ja, wie zal dit raadsel oplossen Alleen
hij, die iets van de verborgenheid des Hee-
ren kent en van den zegen ondervinding
heeft, waarmede God de zijnen zegend, is
hiertoe in staat. Overigens was nicht Marie
eene stille vrouw en als zij den winkel, de
keuken en de gang aan kant had, was
het haar grootste genot haar karkboek,
met die groote Duitsche letters, voor zich
op tafel te leggen, hare breikous op te
nemen en in gezelschap van poes wat te
lezen cn te breien. Vader en zoon bewerk
ten dan het koper en blik en het gedreun
en geklop daarvan kon men door de
hoofdstraat hooren. Toch was het huis
houdelijk werk van nicht Marie niet ge
heel onvruchtbaar, ook op geestelijk gebied.
Maar alles, wat zij deed, ging zachtjes en
bijna ongemerkt. Kalm en waardig vervul
de zij hare plichten en gebeurde het soms
dat de baas in drift uitdrukkingen bezigde
die uit den mond van 's Heeren belijders
nooit gehoord mogen worden, dan wist zij
hem met gepaste vrijmoedigheid en in liefde
op zijne fouten te wijzen.
Nicht Marie was in huis gekomen, toen
Willem pas tien jaren oud was, voor hem
eene zorgzame moeder geweest en had
hem reeds vroeg bekend gemaakt met God
en zijn Woord. Aanvankelijk ging alles
naar wensch. Willem luisterde uaar alles,
wat nicht hem zeide, die zich daar harte
lijk over verblijdde. Met het toenemen der
jaren echter maakte hij zich hoe langer
hoe meer van nicht Marie loshaar ge
zelschap was hem te eenvoudig, te stil, te
godsdienstig. Hij hield er meer van om
met zijne makkers om te gaan en mei hen
den avond in »De gouden Leeuw« door
te brengen. Wel-keurde vader dit niet goed,
maar hij zeide er toch niet veel van. Wil
lem verteerde zijn eigen geld hij was nog
jong en men kon hem toch niet alles;ont
houden. Als Willem zich maar niet bedronk
was het zoo erg niet. Het was toch niet
voor de varkens gebrouwen en van geheel
onthouders moest hij niets hebben. Zelf
gebruikte hij ook een borreltje |op zijn tijd,
zoodat hij he^ Willem niet kon verbieden
al had hij liever gezien, dat Willem thuis een
glaasje gebruikte dan in »De gouden Leeuw«.
Nicht Marie wees Willem dikwijls op zijn
verkeerd gedragzeide hem, dat hij op
weg was naar het verderf en zond menig
gebed ten hemel om hem toch van het
hellend vlak der zonde af te brengen en
hem te leiden op dien eenigen weg, die ten
hemel leidt. Als Willem nicht Marie dan
vertelde, dat dat een enkel glaasje geen
kwaad kon, was haar antwoord steeds:
»Eén glaasje is "het gegia en wie zal zeg
gen, hoeveel glaasjes het einde zijn Nicht
Marie was een eenvoudige vrouw en kon dus
ook geen warm pleidooi houden voor de
geheelonthoudingkou hem niet onder
het oog brengen, dat hot drankmisbruik
eene nationale zonde is, die met geweld
bestreden moei worden, wil men Neder
land voor ondergang behoeden. Zij kon
hem niet aan het verstand brengen, dat
het gebruik van sterken drank nadeelig
is voor het lichaam en niets anders ver
oorzaakt dan ellende, en armoede. Dit alles
kon nicht Marie niet. Maar wel kon zij
voor hem bidden en hem zeggen, dat geen
dronkaard hel koninkrijk der hemelen zal
binnengaan. Maar toch, hoe lichtzinnig
Willem ook was, de vermaningen van
nicht Marie waren niet te vergeefs. Hij
wist de waarheid, kende den weg des heils
en gevoelde nu en dan, dat het beter voor
hem zou zijn al zijne vrienden vaanvel te
zeggen en zich in de armen des Heeren
te wsrpen. Dikwijls, als hij met zijne vrien
den in »De Gouden Leeuw« zat te drinken
en te kaarten, was hel, alsof iemand hem
toeriep »Kunt gij hier God ontmoeten
Als hij die stem in zijn binnenste vernam,
trachtte hij door luidruchtigheid zijn gewe
ten tot zwijgen te brengen, wat hem meest
al gelukte.
Ik heb u gezegd, dat baas Kramme een
werkezel was. Ja, maar hij was nog meer.
Hij was ook een speculant, iemand, van
wien men zeide, dat hij eens voor zijne
zaken in de hoofdstad der provincie moest
wezen, en daar eenen blikslagerswinkel bin
nentrad, dan zag hij daar vele dingen, die
hem geheel vreemd waren en bij onder
zoek bleek hem, dat vele voorwerpen op
veel eenvoudiger en goedkooper wijze ge
maakt en verkregen werden, dan hij gewoon
was ze te maken en te leveren. Daarbij,
men vertelde, dat er spoedig een tweede
blikslager in het stadje zou komen. Het
zou dus heel goed kunnen gebeuren, dat
deze vele klanten zou krijgen, vooral
als hij nieuwe eu nuttige voorwerpen in
den handel bracht. Zijne oude zaak zou
er onder lijden bij zou dan misschien nooit
zijne schaapjes op het droge krijgen en
tot aan zijnen dood toe moeten werken.
Dit verontrustte hem wel een Weinig. Na
goed nagedacht en overlegd te hebben, meen
de hij het gevaar te kunnen ontkomen In
de hoofdstad woonde zijn broer. Deze was,
even als hij, ook blikslager van beroep maar
een, die beter op de hoogte van zijnen tijd
was.
{Wordt vervolgd.)