Yrijdag 18 November 1904. Negentiende Jaarg. No. 996, voor tie Zuidhollandsche en %eeuw§elie Eilanden. TWEE BUDO. Hst vermiste Bankbiljet. 1 An tirevo In lion air Orgaan IN HOC SIGN O VINCES FEUILLETON. T. BOEKHOVEN. Eerste Blad. uitgever: Alle st iïk ken voor de ïtedaetie bestemd, AdverteoflëEi en verdere AdmiBiIstratie franico toe te gesidega nan dei» OI ge ver. die zich nuabon neeren, ontvan gen de nog in deze maand ver schijnende num- mers gratis. Deze Courant verschijnt eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. &OMM EL SIP BJ Si Advertentiën 10 cent per regel en s/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en */3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat. Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Dit nummer bestaat uit De heer Pa'ijn, Commissaris der Koningin en zijn partijdigheid. Onze Commissaris kon toch weten dat Flakkee een anti-liberaal district is. ZEx. ziet op de presentielijst der Statenvergaderingen steeds de namen der beeren Roodzant, De Wilde en Vegtel. En de vorige verkiezing, liever gezegd de Juni verkiezing, deed blijken dat wij, antiliberalen met een meer derheid van 1000 stemmen de oude leden weer inklaarden. Maar voor zelfs een meerderheid van 1000 stemmen heeit de heer Patijn geen oog. Alsof't zoo hoorde, plaatst ZEx. in 't Vrijz.-Democr. weekblad Vooruit twee advertenties, die de Schipperij raken In ons Blad staan ze niet Nota bene! En van de Schipperij leest bijna ieder ons Blad. Nu wordt het door ZEx. genegeerd gepasseerdvergetenons Blad, 't orgaan van Flakkee's anti-revolutio- nairen; dat 18 jaargangen telt; 't meest en overal op Flakkee gelezen Blad is. Dat bijna alle schippers lezen 1 In alle 13 dorpen en daarbuiten. Met klem en kracht protesteeren we tegen de partijdigheid van den heer Patijn. We dringen er bij onze Staten leden op aan, alle zulke handelwijze tegen te staan, en den heer Commis saris zijn vreemde manier van doen onder 'toog te brengen. Ter wille onzer vele anti-lib. Schippers. We meenden, dat we van zulke enghartige partij bevoorrechting als we nu weer toegepast zien, verlost waren. Gunnen we dan aan 't Weekblad Vooruit die advertenties niet We gunnen ze haar van ganscher harte. Maar dat zij die alleen krijgt, is. door en door partijdigzooiets hadden we niet verwacht, is onredelijk en schadelijk aan 'tdoel der publicatie. En onze Statenleden dienen daar over eens van gedachte te wisselen. Niet ten behoeve van ons Blad, want we zitten op geen advertenties te wach ten, maar ter wille van ons antirevo lutionair volk, dat hen koos, ons blad leest, partijzucht haat, en van 't weekblad Vooruit niets gediend is. Jeneverwalm en Statenverkiezing Er glijdt een schaduw over de vic torie der Liberalen te Gorkum. De Bladen vertellen, dat daar uitgedeeld zijn op den verkiezingdag Bons van vijf cent. Voor wie Voor degenen, die liberaal stemmen zou Of dienden ze daarvoor niet? Waren het gedenkpenningen aan de hitte van den strijd, en niet penningen voor hiltige jenever Waren ze herinneringsmedaljes aan den liberalen candidaat, en niet intro ductiekaartjes voor een herberg Waren ze bordpapieren eereteekenen voor 31oed, Beleid en Trouw aan V Liberale Vaandel Maar dan was 5 cent toch al te schamele ridder fooi Waren ze halfdumische relikwieën tegen anti liberale besmetting Maar wat beteekent dan: Scent? Waarom heeft de Liberale voorman, die ze uitdeelde, dan er niet opgezetBon tegen chricale besmetting. En dat alleen Waren t consenten van een pölitieken kwakzalver tot openlucht- oftewel lavee- rende-straat gymnastiek Voor inwendig- liberaal-zwaklcen Bon, goed voor 5 cent I A Er glijdt een zeer donkere schaduw over de victorie der Liberalen in Gor kum. Ze deelden Bons uit van 5 cent Om hun candidaat gekozen te krijgen. Zulke verkiezingsmiddelen zijn hoogst af keuringswaardig. Noch het Limburgsche, berucht geworden Bier, noch de Gorkumsche jenever ceren den Candidaat en zijn kiezers. 't Is een schande, dat men zóó ten strijde trekt Zulke bier- en jeneverpraktijken moesten een verkiezing geheel onwettig maken. Zulke Candidaten verdienen geen zetel in Kamers, Staten of Raden. Ze zijn 't niet waard. En niet, neen nooit genoeg, kan de Pers tegen zulke handelingen protes teeren 1 't Is infaam 1 Wie heeft of zal ooit krijgen één grein respect voor een jenever- of biercandidaat Zijn de Volksbelangen dan niet ernstig Is elke verkiezing niet een zaak van 't hoogste gewicht En moet die dan beginnen met 't ope nen van een jeneverkan of biervat Voor Koningen en Overheden. De zaak is ten slotte vrijwel op niets uitgeloopen, maar we werden toch onaangenaam verrast, toen in de pers het bericht de ronde deed van den man, die lust scheen te ge voelen zijn revolver op Neerlands eersten minister te richten. Iti hoeverre het hem ernst was, valt moeilijk te zeggen; en het aller best is maar er niet al te veel aan dacht aan te schenken en geen grooten ophef van te maken. De man deed verstandig, dat hij geen geheim van zijn plannen maakte. Indien een ieder zoo deed, die iets kwaads in den zin heeft, dan zou de maatschappij minder misdadigers rijk zijn. Wanneer een dief laat weten, in welke ure hij komt om te stelen, zoo kan hij worden ontvangen op behoorlijke wijze. Toch ligt er ook in dit misschien onbeteekenënd vooral een herinnering en een nuttige les. We leven in dagen, waarin de geest van velen bitter gestemd is. De aarde is vervuld met wrevel. Men slaat een man dood om eene wonde en een jongeling om eene buile. De harts tochten zijn opgewekt en de vreeze Gods breidelt ze. niet. Gewetenlooze en lichtzinnige leiders ruien de massa op tot verzet tegen alles, wat hoog is en heerscht met gezag. Daarenboven men heeft wel gemaald, dat men van de Christelijke regeering weinig Christelijks zag, maar dat weinige schijnt dan toch reeds zoo iets groots te wezen, dat men zelfs de laagste middelen niet versmaadt om zijn invloed te keeren. Nu de kracht van den godsdienst zich in het publieke leven doet gevoe len, nu vlamt in vele godsdienstlooze harten de godsdiensthaat op, die zich natuurlijk bij den een naakter open baart dan bij den ander. Onlang? geraakte schrijver dezes op reis in gesprek met een zoon Abra hams naar het vleesch, naai' den schijn te oordeelen een beschaafd man, maar met korte oogen en koude begrippen. We redeneerden over zeer onschul dige dingen, over zenuwen en zenuw lijders, over de oorzaken van deze krankheid en de beste wijze om haar te genezen. Al pratende kreeg ons gesprek een eenigszins godsdienstige wendingen de man werd plot seling zoo giftig, dat hij de gewone beleefdheid uit het oog verloor en zich op de meest ongemanierde wijze aan het onderhoud onttrok. De harten zijn vervuld met wrevel 1 Daarom mogen de Christenen, die dit in waarheid zijn, wel gedachtig zijn aan de vermaning van Paulus, en bidden voor Koningen en over heden. We moeten nuchter blijven en geen schrikbeelden oproepen. Het zou dwaas zijn uit het geval van dien man met zijn revolver te besluiten, dat men allerwege loert op het leven van onzen meestbekwamen en meest - geliefden minister. Maar we mogen ook niet zor geloos zijn. Er is maar één man noo- dig, die door hartstocht verteerd, door waanzin gedreven, voor een mis daad niet terugdeinst. Vergeten, we daarom het gebed niet voor Koningen en overheden, inzon derheid voor den man, wiens naam in ons vaderland op aller lippen is, voor wien duizende harten kloppen in warme en dankbare liefde, maar die ook door duizenden wordt gevreesd en gehaat. We weten hem veilig, en God zal zijn engelen hem doen beveiligen, indien wij hem met onze voorbeden omringen als met een lijfwacht. Bovendien is daar nog iets anders. Wij, kleine en gewone menschen, hebben geen begrip van het innerlijk leven van een groot man. Als de dwergen beven, dan glimlacht de reus. Maar toch ook een groot man is een monsch, en de grootsten onder de menschen zijn vaak het meest naen- schelijk. Mij dunkt, onze eerste Minister, want op hem zijn toch schier alle pijlen gericht, onze eerste minister, al is hij een groot man, moet toch ook wel voelen, dieper misschien dan wij meenen, al den smaad hem aan gedaan. Hij zoekt naast deeereGods het goede voor land en volkzijn leven is één worsteling tegen de overheersching van het ongeloof; hij kon, zoo hij aan de andere zijde stond, een man zijn, die doir de grooten en edelen op de handen werd gedragen en nu koos hij, omdat hij 's volks weizijn zoekt, de smaadheid van het kruis.- En als ge dan vooral tegenwoordig dagelijks leest, hoe zijn beste bedoe lingen worden verdachthoe zijn klaarste woorden moedwillig worden mis verstaanhoe men hem op de klein zieligste en lasterlijkste wijze bestrijdthoe men al zijn daden plaatst in een ongunstig licht, opdat toch vooral een deel des volks niet zou komen onder de bekoring van zijn krachtig talenthoe men hem tegen werkt, zijn krachten verlamt, zijn plannen dwarsboomt, hem verwijt, wat men zelf misdreef, en als een zwarte bende samenspant om door welke middelen ook hem te doen vallen; als ge dit alles dagelijks leest, dan krijgt een gevoel van deernis en medelijden wel eens de overhand, van medelijden met hem, die wel een groot man is, maar toch ook een mensch met een hart. Laat ons ook hierom het gebed niet vergeten voor Koningen en over- 2) II. HET DIENSTMEISJE. Indien de heer Rappardus geen afspraak had gemaakt met zijn vriend Kelders, zou hij misschien thuis zijn gebleven, want zijne gedachten waren natuurlijk bij deze zoo geheimvolle, treurige zaak. Het rechte ge noegen in het voorgenomen uitstapje was heelwat verminderd. Alleen, hij wilde zijn vriend eene teleurstelling besparen, en zou daarom toch maar gaan. Hij zou eerst tegen den avond vertrekken, en ging in den namiddag van Louize en hare familie afscheid nemen. Het is wel te begrijpen dat het gesprek steeds over de geheime vermissing liep. Niemand kon zich maar eenig denkbeeld vormen van de wijze waarop het verdwenen kon zijn. Gissingen waren er in overvloed. Zekerheid heelemaal niet.verdenking was moeilijk. De zwaarste vermoedens waren van den student tegen zijn huisknecht, maar eze was reeds eenige malen ernstig onder vraagd, en ontkende alle schuld. Zelfs nog ïen voormiddag, had zijn meester hem m tegenwoordigheid der hospita aan een sc icrp verhoor onderworpen, maar de man had zich steeds op zijn onschuld beroepen. Hij verklaarde zelf zulk geld niet eens te kennen, en zijn onnoozel voorkomen was mede een oorzaak, dat men vrij goed van zijn onschuld over tuigd was. Er was trouwens geen enkele rede om den man te verdenken, dan alleen dat hij het beste in de gelegenheid was zich het geld toe te eigenen, omdat hij verklaarde zijns meesters kleeren, gelijk hij gewoon was, ook dien morgen had schoon gemaakt. Daar evenwel nooit iemand aan 's mans eerlijkheid heeft getwijfeld, is m«n na zoo'n onderzoek verplicht, zich van zijn volkomen onschuld overtuigd te houden, meende Mevrouw Haan, waarmede zich Louize niet geheel kon vereenigen, en de student het gesprek zoo spoedig mogelijk op een ander onderwerp overbracht, ten slotte van Louize en haar familie afscheid nam en tegen den avond vertrok. Na zijn vertrek verklaarde Louize maar uiet te kunnen begrijpen hoe Ma zoo vol maakt van de onschuld van den huis knecht overtuigd kon zijn. Mevrouw Haan gevoelde dat haar dochter eenigszins scherp was maar ook haar beide andere dochters konden zich met het ge voelen van de oude mevrouw niet geheel vereenigen, en drongen bescheidenlijk op nadere verklaring aan, waarna mevrouw zeide»Ik zou niet zoozeer aan de on schuld van den huisknecht gelooven maar ik geloof niet dat Rappardus zijn geld op zijn kamers is kwijt geraakt »Maar Ma« klonk het uit de drie mon den tegelijk, Mveet u soms meer Louize huilde De beide zusters drongen beleefd op nadere verklaring aan. Volgens mijne meening is het geld in ons huis gebleven zeide ze ietwat bedrukt. Louize werd wat kalmer, maar haar zusters verwisselden ieder oogenblik van kleur. De drie jeugdige meisjes bratfdden van verlangen, maar vreesden toch eene vreeslijke ontnuchtering te vernemen. En moeder gaf niet onduidelijk te kennen dat zij Trijntje, het dienstmeisje, voor de schuldige hield. Maar hoe zou dit mogelijk kunnen zijn, zeide Sofia, de j*ngste zuster van de drie, hoe heeft zij daartoe gelegenheid gehad Onmogelijk, hernam Louize, zoolang heeft de portefeuille niet onbeheerd gelegen. »Maar misschien lang genoeg voor on eerlijke menschen<r merkte de oude Me vrouw toen op. »Maar Ma, wat geeft u toch aanleiding zoo te spreken^ vraagt Sofia, die nogal van Trijntje hield. »Dat zal ik u zeggen kinderen antwoord de Mama. Het zou niet de eerste keer zijn dat zij zich oneerlijk gedroeg nietwaar Kee en de oudste zuster knikte toe stemmend, en om dat gevoelen voor hare twee jongste dochters verklaarbaar te ma ken vertelde Mevrouw Haan hen het vol gende Nog maar eenige weken was Trijntje bij haar in dienst, toen op zekeren middag Me vrouw van Leuven haar eene theevisite kwam maken. Trijntje was even binnen geweest, en Mevrouw van Leuven scheen 't meisje te her kennen. Mevrouw Haan die dit begreep, maakte van deze gelegenheid gebruik om nog eenige nadere informatie in te winnen en veram toen dat Trijntje eenige jaren gele den bij haar als boodschappenmeisje had gediend, maar wegens oneerlijkheid was weggezonden. Zij kan, zoo verhaalde Mevrouw van Leuven, op herhaald aandringen van haar vriendin, Mevrouw Haau, zich gebeterd heb ben en ik hoop het van ganscher harte, maar bij mij was zij het niet. Op eene zonderlinge wijze is hare oneerlijkheid bij ons aan het licht gekomen. Gij weet hoe elke maand, de diake nen onzer kerk langs de huizen voor de armen collecteercn. Op zekeren dag, na dat zij pas weer met die collecte geweest waren, kwamen zij om met mijn man te kunnen spreken. Mijnheer zeggen zij mogen wij u eene hoogst onbescheiden schijnende vraag doen die echter voor u en voor ons inderdaad van hoog belang is Overtuigd dat onze diakenen zeer beschaaf de menschen zijn die niet dan in de uiter ste noodzakelijkheid een dergelijk verzoek zouden doen, gaf mijn man toestemming daartoe. Mijnheer, hoeveel laat u in de bus bren gen, als wij met de maandelijksche collecte komen Altijd twee kwartjes, was het antwoord. Dan blijft ons vermoeden helaas waar heid. Hoor mijnheer. Bij het uitstorten hebben wij telkens een stukje blik gevonden, af komstig naar het schijnt van gebroken kinderspeelgoed. Wij hebben nauwkeurig acht gegeven aan welk huis het er in kwam. Tot tweemalen toe ontvingen we hier slechts een stuks, hetwelk niets anders kan geweest zijn dan het blik dat wij reeds zoo menigmaal gevonden hadden, en dat wij u hier aanbieden. Ze overhandigden toen eenige stukjes ter overtuiging. U begrijpt, welk een verpletterende bood schap dit voor ons was, uit zulk een ver trouwde brónen toen we Trijntje daar op in hunne tegenwoordigheid ondervroe- geu ontkende zij partinent alle schuld, maar viel nog voor denj avond, na herhaald ondervragen, door de mand. We hebben haar toen dadelijk weg gezonden, want wie wil een meid hebben die niet eerlijk is Wordt ver volt/cl.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1904 | | pagina 1