TWEE BUPEW.
Vrijdag 15 Juli 1904.
Antirevolutionair
Negentiende Jaarg. No. 978.
Orgaan
ooi* «Ie I5iiifHi®lIiiinIselie en Xeenwaehe Eilanden.
IN HOC SIGN O VINCES
T. BOEKHOVEN.
FEUILLETON.
slBikken voor «Se Beelactle bestemd, AdverteEsli^n en verdere. AflsMiBiIsfralie fg'&gaep toe Se zemSen «Ieai H af gever.
EERSTE BLAD.
iti>e zegen des BMeeren
maakt rijk.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika by vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
jj Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing,
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat.
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
Dit nummer bestaat uit
Pariijyroepeering.
Elke eeuw heeft haar eigen strijd, haar
eigen karakter, haar eigen beginselen, haar
eigen idealen en doeleinden.
De vijftiende eeuw was de ontwrich
ting van den feodalen Staat, de ingroei-
ing van 't burgerlijk element en de cen
tralisatie van Staten en Groepen.
De zestiende eeuw zag de kerken bot
sen gewetens en burgervrijheid ruimer
ontluiken en de absolute macht van vor
sten en kiezers fnuiken.
De zeventiende eeuw was die der Re
actie op de zestiendeabsolutisme en ka
tholicisme trachtten 't verloren terrein te
herwinnen tegenover aangerande duur ver
worven burger- en geloofsvrijheid.
De achttiende eeuw openbaarde de in
zinking van 't Christendom de overmacht
van burgergroepen, en 't hijgend verlan
gen naar weer nieuwe Staatsvormen en dies
wel omschreven volksrechten.
De negentiende eeuw teekende zich als
de eeuw der gematigde toepassing van
nieuwe beginselen en ideeën op Staats-
School-, Kerk- en Maatschappelijk terrein.
Het bestek van dit artikel laat niet
toe elke eeuw nader te karakteriseeren,
noch door voorbeelden op te helderen, wat
veel en wat weinig de geesten in elke
eeuw bezig hield.
Maar ieder, die in de historie der vol
ken en staten, der Kerken en Maatschap
pijen niet geheel een vreemdeling is, zal
toestemmen, dat elke eeuw haar eigen
werk, haar eigen kracht of zwakheid, haar
eigen redenen van ontwikkeling en ach
teruitgang had.
En ook onze Eeuw heeft haar eigen
taak te vervullen in die reeks van tijden,
welke zijn voorbijgegaen of nog als on-
afgebakende cteelen der eeuwigheid iii de
toekomst liggen.
De profeten van onzen tijd, al naar ze
geinspireerd worden door hun geloof, hoop
en liefde, verkondigen nu bij den aanvang
reeds, en trouwens daar zijn ze profeten
voor, wat deze Eeuw brengen zal.
Op Staatkundig gebied de Eeuw van
'fc afbrokkelend Koningschap en de aan
zwellende Volksmacht.
Op Maatschappe'ijk terrein de Eeuw van
milder levensbestaan voor 't proletariaat en
de burgergroepen.
Op Schoolterrein de Eeuw van vrijheid
voor elk beginsel.
Op Kerkelijk terrein de Eeuw van 't
Calvinisme.
Op Filantropisch terrein de Eeuw van
't Kind.
En waar we ons alleen bezig te hou
den hebben met de politieke en sociale
doeleinden van deze eeuw, spreken we
thans ook alleen van de Eeuw der De
mocratie democratie in den Staat en
democratie in de maatschappij.
De vraag is nu is de profetie juist
Ja Dan zullen de partijen zich gaan
groepeeren uaar de meer of minder de
mocratische gevoelens, die men koestert.
Neen Dan dient overwijld een nieuw
inzicht geboren te worden.
Bedriegen ons de teekenen der tijden
niet, dan is werkelijk de toekomst aan
de democratie. Doch welke P De Sociaal-,
de Vrijzinnige- of de Christen - Democratie
En dan komt 't ons voor, dat noch de
Sociaal-, noch de Vrijzinnige-Democratie
de toekomst zullen hebben maar wel de
Christen-democratie.
Niet alleen, omdat we dat hopen, maar
omdat er gegronde en gezonde redenen
voor zijn. Waarom
We hebben een eeuw achter ons, waarin
't Liberalisme zich op twee wijzen ge
openbaard heeft maatschappelijk als te
eenzijdig, en kerkelijk als te vrijzinnig.
Het heeft zich, in ons Vaderland althans
met 't Sociale leven te weinig ingelaten
onder zijn beginselen van vrijheid kwijnde
't fabriekskind, en verschroeide de fa
brieksarbeider bij de lieete vuren. Het
//ieder voor zich" was schering en inslag
in 't Liberale regime. Concurrentie, vrij
handel, vrije arbeid en vrije werkeloos
heid, vrije markt en vrije vraag, alles wat
naar zelf-help zweemde, werd door 't Li
beralisme op de spits gedreven.
Die vrijheid openbaarde zich ook in 't
Kerkelijk leven, waar leervrijheid gepro
clameerd werd in de reglementen en practijk.
Alleen op Schoolterrein wilde 't Libe
ralisme niet van vrijheid weten.
Maar uit die vrijheden ontstonden de
plagen.
De maatschappij werd ontevredener
kwam gisting onder de lagere klassen. De
Kerken werden op verschillende plaatsen
leeggepreekten zoo werkten afval van
't Christendom samen met 't bewustzijn
van onrechtvaardigheid, die gepleegd werd
jegens de "armen aan bezit" en de ster
ken van spier.
Dit een met ander deed geboren wor
den een wrevelige ontkerstening, die niet
anders kon uitslaan naar buiten dan in
een
ongeloof,
dat geloofdeen een pro
letariaat, dat vloekte", waarop natuurlijk
uit beginsel en door onophoudelijke pro
paganda anderzijds het tegengif werd aau-
gebnden nl. aan alle klassen recht gedaan
en 't Evangelie "hersteld" op kansel en in
school. Zoo trad naar voren de Democratie
maar als c' ristelijk verschijnsel, tegenover
de Democratie als modern verschijnsel na
reactie in maatschappij en heiiiooze actie
in de kerk.
Trad naar voren zeiden we. Want de
Christelijke-Democratie was als een Oos-
tersche maagd, schuchter, omsluierd aan den
ingang der sociale huizinge blijven staan.
totdat ze, aangegrepen door de ijverzucht
van hare mededingster, was binnengetreden
Wat zal nu de toekomst brengen
Onzes inziens dit
Er zal gestreden worden om en over de
Democratie, maar de inzet zal't Christen
dom zijn. Om een beeld te gebruiken, 't
Zal in de toekomst gaan om de fortifi
catiëndaarna om de stad, die achter de
bolwerken ligt. 't Zal gaan om den toren
van 't oorlogsschip, daarna om de minder
waardige deelen.
Ieder, die een aanhanger en belijder van
't Christendom is, zal zich scharen om de
Christen-Democratie. Ter wille van 'tChris-
tendom.
Ieder, die consciëntieus vreesachtig is
voor de doorwerking van 't ongeloof, zal
zich eveneens plaatsen rondom de vlag
der christelijke Democratieniet direct
ter wille van 't Christendom, maar uit
vrees voor de uit- en doorweiking van 't
ongeloof.
Zoo zal de christelijke Democratie dus
gesteund worden door christenen en "cons
ciëntieuze" rationalisten. Om 't christen
dom te versterken door zijn invloed, //stem"
en "geld".
Daartegenover tomen al de anderen te
staan, die Nederland als kiezers kent. Dus
tegen 't Christendom P Ja en neen. Maar
veelmeer tegen de christelijke democratie
of reactie zooals men dat gelieft te noe
men. En omdat die kiezers tegen onze
democratie strijden, vallen ze van zelf ons
christendom aan, waarop onze democratie
steunt. En zoo komt steeds de strijd hier
op neer: Voor of tegeu 't Christendom
Alleen uitbreiding van 't kies
recht
De Zutfensche Courant, die naar veler
beweren zeer nauw in betrekking staat tot
den Oud-Minister Borgesius, schreef o. a.
als nabetrachting der Statenverkiezingen
Aan de behouden elementen uit den
middenstand, in den laatston tijd meer
dan ooit door de regeeriogspartij gekoes
terd en geliefkoosd on hoe langer hoe
meer naar reohts afga/.akt, heeft dr. Kuy-
per in hoofdzaak zijne overwinning bij
de stembus te danken.
Yoor de vooruitstrevenden is dat een
vingerwijzing, waar 't heen moet. Alleen
uitbreiding van 't kiesrecht zal in staat
zijn den dampkring te vorruimen en té zui
veren. Van boven af is geen verbetering
te wachten, 't moet komen van ondorop.
We verschillen van meening in deze
zaak.
Ditbreiding van kiesrecht zal den damp
kring niet zuiveren omdat er niets te zui
veren is. De dampkring is na de laatste
verkiezingen zoo helder blauw als hij ooit ge
weest is. Hij is gezuiverd voor ieder, die
oogen heeft om te zien en voelhorens om op
te merken. En dat de Zutf. Crt. dit nu nog
niet ziet, bewijst haar slecht inzicht in
het politieke heden niet alleen, maar geeft
grond om aan te nemen, dat de lib. par
tij nog dieper duikelen zal dan nu. Ze
is blind voor wat ze moet zien.
Maar ook hierin verschillen we. 't Al
gemeen Kiesrecht zal niet brengen wat
de Zutf. Crt. zich er van voorstelt. In
tegendeel. Dat kiesrecht komt ons ten
goede. Van onderop begint onze victorie.
Een Historische taak.
Door weer voor 't Algemeen Kiesrecht
te gaan strijden zal de Liberale partij een
historische taak gaan op zich nemen. Zoo
wordt althans beweerd. We ontkennen ten
sterkste, dat die politieke kwestie ooit
ofte immer op de lib. partij een histori
sche taak legt. Nog sterker we gelooven
dat de lib. partij historische taak meer
heeft. En dat juist haar strijd voor Al
gemeen Kiesrecht, gestreden onder den
invloed der Socialisten, haar hoe langs
zoo meer van "die historische taak ontheft.
De lib. partij heeft gean historische taak
meer, die heeft ze gehad, maar ze heeft haar
niet vervuld. Haar taak was, blijkens haar
4) II.
(Slot.)
Thans kunt ge ten uitvoer brengen, wat
ge zoo zeer hebt begeert toen u de mid
delen daartoe nog niet waren gegeven. Gij
hebt het gewicht van het verborgen gele
den verdriet leeren kennen. Tracht nu tra
nen te drogen, die door zorg en angst
worden gestort. Wacht daarmede niet tot
dat men met looden schreden uw mede
lijden komt inroepen, strekt hun tot steun,
d.e met noeste vlijt hun brood moeten
verdienen, en die evenmin door het geluk
begunstigd zijn, als gij dat vroeger waart
Verwijder zooveel mogelijk dat spooksel,
dat gebrek en ellende brengt in de hutten
dergenen, die in het zweet huns aanschijns
hun karig stukje brood zuur verdienen, en
er zich gedurig naar moeten schikken,
wanneer door misgewas, of minder gun
stige weersgesteldheid in hun oogst teleur
gesteld worden.
Wees vooral een vader voor uwe onder-
hoorigen, beschouw hen als uwe kinderen,
wier welvaart door God in uwe handen is
gelegd. Dan, wanneer gij mijne welgemeende
raadgevingen ter harte hebt genomen en
opgevolgd zult hebben, zal uwe rijkdom u
een zegen van den Algoede zijn. En het
verdriet, dat tot hiertoe u elk genot ver-
golde, voor altijd zijn verbannen.
Bij deze woorden zonk Justin aan de
borst van zijn edelen vriend en raadsman,
en snikkend zuchtte hij hoorbaar »Moge
God mij hiertoe Zijnen bijstand verleenen
Amen sprak Reirihold, en na eenige
oogenblikken zaten zij samen in een rijk
gemeubelairde salon van het slot.
III.
In de hut van den armen, doch overi
gens wel te vreden boer Frans, heerschte
den volgenden dag een niet gewone vreugde.
De goede man kon in den waren zin des
woords, zijn geluk niet overzien. Met vreugde
tranen in de oogen stond hij voor het
stuks gronds, dat hem lief was geworden,
omdat hij het reeds jaren bearbeid en het
zijn levensonderhoud had verstrekt, ofschoon
in de laatste jaren mislukking van den oogst
wel wat teleurstelling gebaard had. Eenige
uren geleden was het hem door zijn mil-
dadigen heer geschonken.
.Hoe vol zijn hart ook was over zijn
eigen geluk, bleef daarin nog plaats genoeg
om zich over dat van een ander evenzeer
te verheugen. Daar in de verte bespeurt
zijn oog iemand, die met rasse schreden
nadert, en weldra bleek dit zijn armen,
in den laatsten tijd ziekelijken neet te zijn,
aan wiens geheele houding het duidelijk
is te bemerken, dat ook zijn hart bizon
der verheugd is. En zoo was het ook. De
man haastte zich om den deelnemenden
bloedverwant te vertellen, dat eene geheel
onverwachte en bijna ongeloofelijke ge
beurtenis heeft plaats gehad. De landheer
die vroeger zelfs zoo onbeleefd was dat
hij hem nauwelijks voor zijn groet bedankte,
en zich nooit verwaardigd had, hem een
enkel woord toe te spreken, was plotseling
als door een wonder met machtige hand
omgekeerd, en heel vriendelijk, groetend
bij hem gekomen. En niet alleen had hij
in zijn dagelijksche behoeften tot aan den
oogsttijd voorzien, door hem levensmidde
len uit den voorraad van den landheer zelf
toe te wijzen, maar zijn weldaad nog ver
hoogd, door hem een koe te schenken, die
gewis te groot en te mooi was voor de
plaats die hij voor haar had kunnen be
stemmen.
»Hoe verheugd ben ik over uw geluk
riep Frans. »God moge onzen braven
landheer zegenen« en hierop begon hij
op zijn beurt te vertellen, hoe rijk ook
hij door den weldoener was begiftigd.
Een ding spijt mij echter zeide Frans.
»Door uw geluk zal ik een genoegen moe
ten missen.
»En welk genoegen zou dit kunnen zijn
vroeg neef bezorgd.
*>Wel, hernam Frans, het genoegen van
uwe kinderen, aanstaande Zondag bij mij
op de melk van mijne koe te kunnen ver
gasten. Gij zijt thans misschien beter van
melk voorzien dan ik.
O, heb daarover maar geen zorg, ant
woordde neef, ik weet wel raad. Wij zullen
hij elkander komen en een melkfeest geven,
en met onze vrouwen en kinderen drinken
op de gezondheid van onzen edelen wel
doener, opdat het hem steeds moge wel
gaan, en hij er altijd zoo vroolijk moge
uitzien als heden, toen hij zegenrijk, met
een vreemdeling, die gewis zijn goede ge-
leidsengel zal geweest zijn, in onze hut kwam,
Immers zijn oogen blonken als twee
sterren en de woorden, die hij tot mij en
de kinderen sprak, waren even aangenaam
als zijn geheel uiterlijk.
»Ja, zei Frans, misschien hebt gij het
bij het rechte eind. Ook bij mij is die
vreemdeling, die thans sedert gisteren als
gast op 't slot is, als een mensch met
een edel hart verschenen. Bij ons vreugde
feest zullen we ook hem een heilgroet
wijden en toewenschen. Was hij maar
altijd bij onzen landheer, missschien zou
dan zijne droefgeestigheid wel voor altijd
verdwijnen.
En de wensch van den braven* landman
werd op zegenrijke wijze vervuld. De gast
op het slot was de redder van den ziels
kranken landheer, die voortaan door ieder
werd bemind, en zoo gelukkig leefde dat
zijn gezondheid er door bevorderd werd,
en menigmaal moest bekennen, dat het
geluk niet gelegen is in aardsche schatten
soms juist het tegendeel. Maar de gunst,
de zegen des Allerhoogsten, dat is het
ware geluk. En die zegen wordt soms ge
mist of verkregen, naarmate uwe onder-
hoorigen, en die u kennen of naar billijk
heid uwe hulp verwachten mogen u ver-
wenschen of voor u bidden.
En dit laatste vond hier plaats. Justin
de landheer had zich binnen korten lijd
vrienden gemaakt, waarop hij in tijden
van nood en gevaar kon vertrouwen. Hij
werd de beschermeling van het geheele
dorp als het noodig was.
En op het slot zelfsEr heerschte
steeds eenstemmige vroolijkheid. En toen
daarna, de zielverzorger van het dorp, een
zwakke grijsaard zijn hoofd ter ruste had
gelegd, trad Reinhold in diens plaats, en
bediende dit ambt tot zijn hoogen ouder
dom, steeds bijgestaan door den mildadi-
gen landheer, die het den zielzorger niet
liet ontbreken aan de stoffelijke middelen,
om zooveel mogelijk in alle behoeften te
voorzien.
»En God zegende dat werk der barm
hartigheid.Th. K.
Aanstaande week maken wij D. V. een begin
met het boeiende Feuilleton
„De familie Palmer".
Een verhaal uit de Amerikaansche om-
wente/ing,
dat we onze lezers en lezeressen bepaald ter lezing
aanbevelen.