Vrijdag 11 Maart 1904.
1
N egentieiide Jaarg. No960. I
voor ile Xuidhollandsclie en 25eetswi§clie Eilanden.
TWEE BLADEN.
Orgaan
An tir evo lion a
IN HOC SIGN O VINCES
FEUILLETON.
I.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
MêMMMS.nièMJM
Alle Mnhbeti voor <le iieitaetie bestemd, Adverieissfleo ess verdere AfioiiiiisifeoUe frasieo toe te zendeas aan «Jeii Uitgever.
„We vijand."
in „neutrale" steer.
Misdadige woelingen.
-
pWfggjj
*ar e
keuze
eg en
KI
Deze Courant verschijnt eiken Try dag.
UITGEVER:
T. BOEKHOVEN.
Advertentiëa 10 cent per regel en 3/2 maai. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing,
Qroote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat.
Advert ntiëlï worden ingewacht tot Donderaagmorgen 10 uur.
Dit nummer bestaat uit
i:i:us ri; in,ask
Samenwerking1.
De liberalen van alle gading pein
zen zich nu reeds min of meer moede
hoe zij het toch zóó in het vat zullen
gieten, dat het volgend jaar de niet-
christelijke partijen elkaar kunnen
steunen.
Het was de Provinciale Groninger
Crt., door de N Rotlerdamsche genoemd
»de bekende advocaat voor eene sa
menwerking van alle liberale elemen
ten^ die de vlag van het kiesrecht-
vraagstuk hiervoor nog eens uitstak.
Komt, riep het blad, weigert nu
niet zoo hooghartig, we kunnen het
hierover immers wel eens worden.
De N. Rotterdamsche liet echter een
beslist: »neen, dat gaat niet, hooren.ct
Wel zegt dit blad, dat er moeie-
lijk »een warmer bondgenoot te vin
den is voor samenwerking», maar
om thans, zoo kort nog na de be
langrijke uitbreiding van de kiezers-
schaar in 1896, met de sociaal-demo
craten en de vrijzinnig-dem. vóór
alles op het algemeen kiesrecht te
gaan aandringen, neen, daarover zijn
de liberalen het niet eens en kunnen
zij het niet eens worden. »Wie dit
blijft eischen, maakt de aaneensluiting-
onmogelijk
Het is voor het liberale Groningsche
blad schier moedeloos te worden.
Want andere punten van overeen
komt vond men tot dusver ook nog
niet.
Zeker, het voorstel tot verhooging
der invoerrechten wil men ook al
aangrijpen om zich gezamelijk tegen
het christelijke bewind aan te kan
ten. Maar men moet tevens erkennen,
dat andere landen veel meer tolgeld
aan de grenzen heffen dan nu het
ingediende wetsontwerp in ons land
bedoelt, en dat het inzicht in de be
langen van handel en nijverheid wei
nig met de religie te maken heeft.
Christelijk én voorstander zijn van
verhooging der invoerrechten vallen
dan ook lang niet samen bij de
massa.
üp de eene plaats vindt men chris
tenen voor den vrijhandel, en elders
weer ongeloovigen voor de bescher
ming. Daargelaten nu nog, dat de
Minister meer belastingverhooging dan
bescherming beoogt
Er blijit dus weinig anders over
dan «anticlericaal», hetgeen zeggen
wil in gewone woorden »tegen den
godsdienst.»
Dat vereenigt
Waarlijk, het clericalisme in welke
gedaante ook, is nog altijd de vijand«
schreef de Middelburgsche Crt. van
3 Mrt. jl.
Wat was er dan gebeurd, dat zulk
een uitval kon verklaren
Niets anders dan dat Minister
Kuyper de theologie in beeldspraak
het hoofd van het lichaam der weten
schap noemde, terwijl hij de medi
cijnen en de rechten als de armen,
de natuurkunde en de letteren als de
beenen der wetenschap voorstelde.
En verder, dat de vereeniging voor
hooger onderwijs op geref. grondslag
hare statuten handhaaft.
Dat wordt nu «cleriqaak geheeten.
Tusschen het geven van eene on
dergescliikte plaats aan de theologie in
het rijk der wetenschappen en uit
oefenen van clericalen dwang ziet
gemelde redactie dus geen midden
weg. Blijkbaar kent zij geen anderen
vorm van verheffing der religie, ook
in de wetenschap, dan de plak van
het clericalisme.
En dit valt te meer op, nu Mr. van
Houten nog zoo kort geleden den
liberalen heeft voorgehouden, dat zij
in de zaak van het lager onderwijs
een soort «modern clericalisme» ge
dreven hebben.
Maar vele liberalen blijven nog
altijd verblind voor de gebreken
hunner eigen partij, en moeten er
dan wel toe komen de schuld der
verwijdering op de tegenpartij te
werpen.
Ondanks het schitterend licht dat
er dezer dagen van regèeringswege
ovei' het begrip der vrijheid van het
hooger onderwijs is ontstoken, kon
het best gebeuren, dat men het vol
gend jaar bij de stembus de hooger
onderwijs-quaestie nog aangrijpt als
reclame-middel voor de liberale partij.
Want men moet toch ook iets
hebben en de anticlericale band is
zoo gemakkelijk te knoopen het is
zulk eene speculatie op de onkunde.
De heer F. van der Kooij Dz. hoofd
der chr. school te de Krim (O) heeft
enkele weken geleden een zeer hel
dere brochure geschreven over de
vraag«Is voor een christelijke on
derwijzer plaats aan eene neutrale
onderwijsinrichting
Aanleiding hiertoe ontstond door
het benoemen van chr. onderwijzers
voor openbare normaalscholen, en
door het. uitblijven van een afdoend
antwoord.
Na een zeer logisch, bondig en toch
tevens ampel betoog komt de schrij
ver tot de volgende slotsom.
Eene betrekking bij het Rijksschool-
toezicht over het volksonderwijs in
het algemeen aanvaarden ...dat kan,
i Als lid voor de akte-examens optre-
den gaat ook. Maar het optreden als
i directeur of klasse-onderwijzer of vak
onderwijzer in eene neutrale onder
wijs inrichting gaat niet, omdat hierbij
de pedagogie te nauw betrokken is
en hierin de wegen van chr. en niet
chr. onderwijzers uiteengaan.
De Schoolopziener heelt grooten-
deels eene administratieve betrekking.
Hij moet de naleving der wet contro
leeren.
Examineeren is geen voorlichten,
geen leiden, geen mededeelen van ken
nis. Dus ook dat bezwaart het gewe
ten niet.
Maar de klasse of de vakonderwij
zer heeft zijne levensbeschouwing-
mede te deelen, en mag daarbij niet
van de hoofdzaken zwijgen. Ook kan
hij in zake de tucht op «neutraal»
terrein in allerlei booze verwikkelin
gen komen.
Men proeft het op elke bladzijde,
de heer v d K. redeneert niet zon
der grond, en uit volle overtuiging.
Eu toch wil zijne eindconclusie,
wanneer die bedoelt voor anderen
den eenig goeden leefregel vast te
stellen, ons niet geheel bevredigen
Dat wél eene christelijke overheid
christelijke onderwijzers zouden mogen
benoemen, en dat toch die benoemde
onderwijzers als één man zouden moe
ten bedanken, is eene disharmonie,
die naar onze meening moeielijk kan
bestaan.
Ook stemmen wij den schrijver nog
niet toe, dat de christelijke onderwijzer,
die nevens zijne hoofdtaak ook onder
wijs geeft aan eene neutrale school,
daarmede de grenzen tusschen chr. en
niet-chr. oi derwijs voor het besef
«van zijn eigen volk« uitwischt.
Wij zouden willen vragenwordt
de scheidslijn hier niet te diep getrok
ken Zou het niet beter wezen, dat
dit «eigen volk« de zaak dan een
beetje ruimer leerde bezien, en zich
bewust ging worden, dat het in bur
gerlijken en socialen zin geen aparte
wereld bewoont, maar vermengd is met
lieden van allerlei richting en te mid
den van die veelkleurige massa óók
zijne roeping heeft
Gaan wij, dat zeggende, den libera
len kant uit?
Geenszins.
De liberalen betwisten ons, dat wij
eigen chr. scholen voor onze kinde
ren strikt noodig hebben. Thans lang
niet allen meer, gelukkig. Er komt
allengs meer kentering. Maar zij heb
ben ons dat velen jaren tegengespro
ken, en de sociaal democraten gaan,
nu hun geest op de »neutrale« school
begint door te werken, die tegenspraak
van hen overnemen Ook zij zeggen
nu: voeg uw godsdienst als privaat-
zaak bij ons maatschappelijk onder
richt Ook zij willen de natie dwingen.
Maar de chr. onderwijzer, die ook
eenige uren in de week zich naar een
»neutrale« inrichting begeeft, zegt
daarmede volstrekt niet, dat hij de
chr school niet dringend noodig acht.
Hij zegt dit door zulk eene daad
evenmin als dat iemand, door van
tijd tot tijd ook in wereldsche krin
gen te converseeren, daarmede zoud
betuigen, dat hij den omgang me
medechristenen niet veel beter en zeer
noodig acht.
Ja maar, zoo zien wij ons reeds
tegenvoeren, dat converseeren kan
met open vizier gebeuren. Doch de
chr. onderwijzer krijgt bij den ingang
der nentrale school een slot op den
mond.
In zekeren zinbij wijze van spreken
is dit laatste volkomen waar. Maar
men vergete niet, dat, al hebben zulke
krasse termen recht van bestaan, om
dat zij kort en krachtig een indruk
van de hoofdzaak bedoelen te geven,
toch is daanevens evenzeer waar, dat
die mondsluiting feitelijk eeneonmo-
gelijkheid is, gelijk ook door de chris
telijke partijen, blijkens hun beschou
wingen over het gevaar der soc.-de-
mocr. onderwijzers erkend wordt.
Hadden de Soc.-dem. in zake het
verbreiden van hun eigen levensop
vatting «een slot op den mond«, zij
zouden dan niet gevaarlijker zijn dan
de conservatieve onderwijzers, of de
liberale onderwijzers, die de kerk nog
eeren.
Welnu, zoo kan het wel niet an
ders, of de chr. onderwijzer zal, in
den »neutralen« schoolkring ver
plaatst, zich tot op zekere hoogte in
chr. geest openbaren. Al mist hij zijn
vollen vleugelschap, hij verschijnt dan
toch onwillekeurig als christenman.
Het leven is hier sterker dan de the
orie der wet. En deze wet zegt ook
niet, dat anti-godsdienstige begrijpen
moeten geëerbiedigd worden, maar
wel godsdienstige begrippen, Er moet
in die begrippen een zekere achtbaar
heid zijn, anders behoeft in een land
met christelijke traditiën noch deover-
heid, noch de overheidsonderwijzer
die begrippen te ontzien. Waar hier
precies de grens ligt, is bezwaarlijk
in een stel voorschriften aan te wij
zen, maar ook de meeste gevallen
weet de nadenkende onderwijzer die
toch wel te vinden en in het oog te
houden.
Toen vele jaren geleden van uit Nij
megen dergelijke opmerkingen ten
doel schenen te hebben om de chr.
afzonderingen op schoolgebied voor
2)
I.
STILLE ARMOEDE.
Buurvrouw Verhagen sprak deze laatste
woorden met verheffing van stem, en vrouw
Hendriks keek bezorgd paar het deurtje
van haar slaap-apartement.
Vrouw Verhagen begreep dat er iemand
nog sliep, daar het gezin Hendriks geen
kinderen had, kon het niemand anders zijn
dan Hendriks zelf.
En zoo was het ook. Terwijl Verhagen
op z'n minst al twee uren op de fabriek
is, ligt Hendriks nog in zijn anderhalve
meter lange veeren. Hij had niets te doen
en daarom ook niets te verletten, zoodat
hij zonder schade kon uitslapen. Maar al
zou er ook werk geweest zijn voor hem
dan zou hij er toen toch niet voor in staat
zijn geweest. Zooals in den laatsten tijd
bijna iederen dag, was hij ook gisteravond
laat thuisgekomen en zoo onder den in
vloed van sterken drank, dat hij zonder
de hulp zijner vrouw de deur van zijn ka
mer niet kon vinden.
Vrouw Verhagen, die dat wist en reeds
menigmaal in minder gunstigen zin over het
gedrag van Hendriks met zijn vrouw ge
sproken had, gaf ook toen hare afkeuring
daarover niet onduidelijk te kennen. Zijn
vrouw echter dacht er anders over. Voor
haar was hij niet alleen de schuld. Zijn
vrienden waren grootendeels de oorzaak.
Immers vroeger was hij zoo niet. Sedert
een jaar was hij zoo verandert. Hendriks
was altijd een braaf en ijverig werkman
geweest, zeer bekwaam voor zijn vak. Toen
hij tien jaar geleden met zijn Marie trouwde
was hij zelf een voorbeeldig jongeling, ge
acht door een ieder, niet het minst zelf
door zijn patroons. Verhagen, die met hem
op dezelfde fabriek werkte, en zijn vrouw
kenden hem reeds vanaf zijn kindsheid als
geheel onbesproken, en nooit had men van
hem kunnen denken wat men toen eiken
dag van hem hooren moest.
De familie Verhagen en Hendriks waren
zeer met eikander bevriend. Toen Hendriks
trouwde, was er op den trap bij Verhagen
een woning open, die zij betrokken en
sedert dien lijd leefden zij met elkander
in ds beste verstandhouding. De mannen
gingen samen naar de fabriek en keerden
samen terug om te schaften, terwijl de'
vrouwen elkander zooveel noodig en mo
gelijk in de huishouding ter zijde stonden.
Niet het minst werden zij van elkanders
oprechte vriendschap overtuigd dan in
tijden van nood, en toen ruim een jaar
geleden de familie Hendriks hun eenigst
kind verloor, waren Verhagen en zijn vrouw
dag en nacht in den weer om het noodige
te verrichten en de diep bedroefde ouders
te troosten. En al was daarna de familie
Hendriks, door het losbandig leven van
den man [in minder gunstige conditie ge
komen, en al waren de banden van vriend
schap tusschen de familie Verhagen en
Hendriks zelfs wat losser gewordende
goede, zachte, edele Marie droegen zij
steeds een warm hart toe. Ze hadden diep
medelijden met de arme vrouw, die zoo'n
zwaren weg moest gaan.
Ze hadden het wel zien aankomen, dat
zij niet lang op denzelfden trap zouden
blijven. Vrouw Hendriks kon die zware
huur niet meer betalen, omdat ze geen
inkomsten had dan alleen van een weinig
borduurwerk. Het huisraad was stuk voor
stuk verdwenen om de huisheer zoolang
mogelijk te kunnen voldoen, maar eindelijk
moest ze het opgeven, en omzien naar
een woning waarop zij minder huur te
betalen had, en zoo was zij toen naar dit
zolderkamertje verhuisd waar vrouw Ver
hagen haar menigmaal bezocht. Wat vrouw
Verhagen vermoedde bleek maar al te
waar. Zooals we reeds zeiden was Hen
driks den vorigen avond laat, in zeer be
schonken staat, thuis gekomen, en gaarne
zou Marie dit verborgen hebbenmaar
de buren wisten er toch alles van. Toen
zij haar man naar bed geholpen had, had
zij haar borduurwerk weer opgevat, want
het moest den volgenden morgen bezorgd
worden. Het was tegen dien tijd besteld
maar behalve dit was het noodzakelijk
omdat ze -dan weer eenig geld kon ont
vangen, dat zij gebruiken moest. Zeer
waarschijnlijk was zij tegen den morgen
in slaap gevallen, en werd nu door haar
vriendin gewekt, en toen ze goed wakker
was, begreep ze dat het tijd was om de
laatste hand aan het werk te leggen en
het haastig te bezorgen. Vrouw Verhagen
maakte intusschen hare kachel aan, zette
water op en haalde uit hare woning wat
koffie, suiker en melk. En binnen een half
uur hadden de buurvriendinnen samen een
kop koffie gedronken en was Marie opweg
om het intusschen afgamaakte borduurwerk
te bezorgen terwijl vrouw Verhagen hare
boodschappen op de markt ging verrichten.
II.
GELUK EN DROEFHEID.
Wat kunnen de zaken in de wereld toch
veranderen
Gaan we met onze gedachten eenige
jaren terug, en het zal ons eenigszins
duidelijk worden wat vrouw Verhagen
bedoelde toen zij zeide, dat Marie dien
nachtarbeid, gepaard aan zooveel ontbe
ring, niet gewoon was.
Vrouw Hendriks was afkomstig uit een
nette familie, die, ofschoon niet gefortuneerd
toch in zulke maatschappelijk positie ver
keerde, dat den kinderen eene behoorlijke
opvoeding kon gegeven worden. Haar vader
was Hoofdonderwijzer, die met zijn goede
edele vrouw alle zorg besteedde aan het
belang hunner kinderen,
Marie had met goed succes het onder
wijs haars vaders gevolgd, en dat zij ook de
kunst van borduren verstond hebben we
in het vorige hoofdstuk gezien.
Hare ouders hadden Marie bestemd voor
het onderwijsmaar sommige omstandig
heden maakten dit minder wenschelijk,
zoodat zij bij moeder in de huishouding
bleef. Blijkbaar onopgemerkt had zij met
Hendriks kennis gemaakt. Deze, een flinke,
guitige jongen van ongeveer vierentwintig
jaren, had het hart van Marie gewonnen.
Reeds op school waren zij veel bij
elkander, maar niemand had verwacht wat
later gebeurde. Liepen de maatschappelijke
standen wat uit elkander, al was de afstand
wat groot, hij een smidsjongen en zij, de
dochter van een Hoofdonderwijzer, zij
schenen sympathie voor elkaar te hebben,
zoo zelfs, dat het niet lang verborgen
bleef. Zijn kameraden noemden Hendriks
een dwaas, die een gevaarlijk spel speelde,
aangezien er gegronde vrees bestond, dat
»Meester« geen toestemming zou geven.
En sommige vriendinnen van Marie, meen
den dat zij haar stand geen eer aandeed,
door haar hand te schenken aan een smid.
[Wordt vervolgd.)
A-
v