s s TWEE BLADEN. Beleefd lefziei mmm mmmm Yrijdag 4 Maart 1904. Antirevo Negentiende Jaarg. No. 959. Orgaan Bollanden. V amis. IN HOC SIGN O VINCES IBlaudi. de .Vrij. 1126, h U 1 L L K T 0 N rant 126. v uitgever: I 0 SN. )00,— 877.— 800— IT AAL. n<le lijfrente cstort kap. Bedrag. f 6,68 7,40 8,28 11,18 iws tie. ijk. GT Izn. heid, enz.) vereen te 3ragende pCt. pCt. RUITER 'ersoh bereid, oor de gezond- >n f 1,50. Boter werking dezer dedepöipillen. DE TBIJ in t de Kinadrup- - verkrijgbaar len, ook niet do kendt alsz ij n e j latere China roppe'fleschjes den Heer rksinnrt. !EB is van 10 neo zen- harnis. Fl hHUfS mbooten. estzij de) iM. vtilen. PEMENGA. SSE, iMü? oor Logies, gericht. Munt lugge, nette Ij j i i Deze Courant verschijnt, eiken Yrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. T. BOEKHOVEN. &OM3IEL8BIJH. Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/3 maal. Dienstaauvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsraimte die zij beslaat. Advert Oliën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle sJsililieii vmir «le ite«Sae3ic be*tei£s«8, Aöverteiïtiêii en verslere A «i mis ia is® ratte franco Sase Je «CiHien aasssesi Uitgever. V l v |s Dit nummer bestaat uit EEltSTK HL1D. <aan onze lezets die van woonplaa's veranderen, om bij hef nieuwe adres^ ook het oude op te geven. Bij een zoo ontzettend groot aantal lezers als ons blad heeft is het ons niet doenlijk deze verandering te weeg te brengen wanneer het oude adres er niet bijgevoegd wordt. Administratie. Indrukwekkend. Indrukwekkend was de rede, waar mede Woensdag en Donderdag in 's lands raadzaal, de strijd voor de vrijheid van het. hooger onderwijs door Dr. Kuyper werd gevoerd. Laten wij, onder verwijzing naar het Kameroverzicht, niet zelf ons oor deel breeder uitmeten, doch neme de roomsche Residentiebode die taak van mis over. Reeds over het~eerste gedeelte van 's ministers redevoering schreef zij Onze tijd staat in het teeken der te lefoon. Deze heeft er dan ook zeker niet weinig toe bijgedragen, dat na de pauze, toen dr. Kuyper aan het woord kwam, plotseling alle tribunes aan be storming blootstonden en de president en diplomatenloges zich, meerendeels door dames, in een oogwenk vulden. Zij allen hebben genoten. Het is heden de dag van dr. Kuyper geweest. Indien hij met alle recht en reden mocht zeggen dat het peil der discussie in deze dagen bijzonder hoog staat en den besten par lementen tot eer en sieraad zou strek ken, dan mag dit compliment zeker al lereerst worden gebracht aan de rede van den premier, die wel de mooiste parel was in het parelsnoer, dat ons parlement dezer dagen sierde. Nadat de tweede helft nu Donder dag is gevoJgd, voegt zij daar heden aan toe Het eerste gedeelte der rede van dr. Kuyper hebben wij gisteren geprezen als het mooiste van het mooie, in deze dagen voor ons uitgestald. Hij leverde geen hooguitslaand betoog over begin selen, maar een zakelijke, practische verdediging van zijn wetsontwerp, waar van hij aanvoerde io. dat het lag op de historische lijn, die steeds heeft be wogen in de richting van vrijmaking, welke laatste, formeel bijna volkomen, om reëel te worden noodig heeft dat de ongelijkheid in wapenrusting verminde ring ondergaat en 20. dat zijn wetsontwerp een middel is doeltreffend en billijk te vens, om door gelijkmaking van wapenen de bijzondere school vrij te maken, tegen de opmerking dat het bijzonder hooger onderwijs reeds geheel vrij is, stellende dat de Ulmer dog en de St. Bernard, beide zich vrij op het erf bewegend, slechts dan gezegd kunnen worden ge lijkelijk vrij te zijn, als zij beide gemuil band of niet gemuilband zijn. Hoe uitstekend deze halve rede ook was wij erkennen, dat zij op den achter grond is gedrongen door een andere, die ook een halve was. Wij bedoelen het tweede gedeelte van de rede van den premier, waarin hij zijn derde stel ling toelichtte dat dit wetsontwerp ge vorderd wordt door den tegenwoordigen stand en het proces der wetenschap. En eindelijk schrijft de Residentie bode als slot van haar overzicht Is zijn rede dan ook in dit opzicht een meesterstuk, zij is het niet minder in den vorm. Er werd niet man voor man geantwoord, argument weerlegd, maar er werd een geheel geleverd, waarbij de bestrijders op den achtergrond tredende, hun geheele stelsel werd ondermijnd en tevens alle argumenten op zijn plaats en tijd werden ontzenuwd. Eindelijk was, een mens sana in corpore sano, een gezond verstand in een gezond lichaam. Hij sprak gisteren 2 uren en hedenmorgen weer. In het geheel dus een heelen parlementairen werkdag. En gedurende de vier uren daal de geen oogenblik zijn stem, verflauwde geen minuut zijn opgewektheid, zijn levendigheid van voorstelling, de frisch- heid van zijn beelden en van zijn woor den. Hij is wel etn door God bege nadigde man, onze premier. Het Vaderland getuigde Dr. Kuyper heeft zijn kracht in hoofd zaak gezocht in een eigen zelfstandig betoog, dat maar nu en dan de argu menten van zijn tegenstanders aanroer de. Het was een soort tweede Memorie van Toelichting die de minister leverde, een toelichting niet minder forsch en schoon dan de eerste, maar een ant woord op de te beide gebrachte be zwaren der Kamer was het maar voor een deel. In de Middelburgsche Ct lezen wij Wat Dr. Kuyper heden en gisteren leverde, was in elk opzicht zeldzaam, geheel buitengewoon. Woensdag sprak hij twee uur, on afgebroken heden knoopte hij er nog twee uur aan vast. E11 bij het uitspreken van deze massale speech, div prachtig stuk oratorisch werk, daalde zijn stem geen moment, bleef zijn orgaan even klankvol, verried hij geen oogenblik zelfs het minste spoor van vermoeid heid. Toen hij geëindigd had, scheen hij nog e\ en frisch en monster als toen hij begon. Oogenschijulijk had hij nog best een uur of een, twee door kunnen spreken Van physieke uitputting was niets te bemerken. Toch had hij al dien tijd gestaan, georeerd en niet zoo maar er eenige zinuen uitgeblazen, gelijk zoovele Ka merleden plegen te doen, oi van stukjes papier iets voorgelezen, neen, hij had gesproken met gloed, met vuur, uit eiken zin sprak diepe overtuiging. Het waren bezielende woorden, die wij ver namen van dezen buitengewonen man en wat dit anders aan physieke krachts inspanning bij den mensch kost, scheen hem niets gedeerd te hebben. Dat was één zijde van het buitenge wone schouwspel, dat wij heden be woonden. Niet minder extra ordinair was de inhoud van dezen speech. Het gebeurt hoogst zelden dat een minister, een tien, vijftiental leden be antwoordende, na zijn Verdediging niet onmiadelijk door een hunner ten minste dadelijk repliek wordt gediend. Maar heden, 11a Dr. Kuyper's ant woord, scheen niet een hunner daar bijster aveel lust in te hebben. De spijs was te zwaar geweestmoest eerst verteerd worden. Men moest toch even kunnen rustenhet opnemen en luiste ren had de geheele Kamer vermoeid. E11 de heer Roëll, die zich opofferde, had volmaakt gelijk toen hij zeide het woord te nemen om anderen den tijd ie geven de speech te overdenken 0111 haar te kunnen beantwoorden. Na hem kwam de heer De Visser, die een keurig repliekje leverde, zeurde Ds. Koessingh nog een beetje over Babel en Bijbel tot grooten schrik van de Kamer en schrik der perstribune maar toen bleek, dat de heer Roëll juist had gezien. Dr. Bos, wiens beurt het was, vroeg uitstel. En de voorzitter stemde daarin, ónder instemming van de Kamer, toe. Dr. Kuyper's rede moest eerst nog eens overdacht, ingestudeerd worden. Dat was de tweede zijde van het buitengewone, dat deze man heden ge presteerd had Het overzicht dat De Tijd geeft vangt aldus aan Met welke bewonderenswaardige, ge heel buitengewone gaven, naar lichaam, zoowel als naar den geest, heeft God dezen man toegerustDit moet noodza kelijk de indruk zijn van allen die Woens dag, maar vooral die gisteren de rede van den Minister van Binnenlandsche Zaken hebben aangehoord. Op nog schit terender wijze toch dan eergisteren, ver toonden zich gisteren de talenten van Dr. Kuyper als redenaar en denker in hun volle waarde. Beide dagen sprak de premier gedurende twee uren onafgebroken, im proviseerde hij, schier zonder geschreven aanteekeningen te raadplegen, altijd den draad van zijn geregeld, logisch betoog vasthoudend, terstond het juiste woord, de »pakkende« uitdrukking vindend, nooit den aangevangen volzin onvoltooid latend, zoodat zijn redevoering op den lateren lezer noodzakelijk den indruk moet maken in het rustige studeervertrek overwogen en geheel geschreven te zijn. Nooit echter zal de lezer den indruk ontvangen van den hoorder. Want ook onder het opzicht van voor dracht en uiterlijke welsprekenkheid toon de zich gisteren vooral de premier een meester. Zijn stem, die bij het einde der rede nog even helder en krachtig klonk als bij den aanvang, zich voegende en moduleerende op alle wijzen naar den aard van zijn onderwerp zijn gebaren, niet overdreven, maar in korte en krach tige beweging van de handen, de armen, het hoofd, van het geheele lichaam som tijds, den nadruk hier en daar verster kend hel werkte alles samen om de ontzaglijke suggestieve kracht, welke van dezen nog jeugdigen 67-jarigen spre ker uitging, te versterken en het luisteren naar zijn woorden tot een groot genot te maken. Een résumé van zijn rede te geven is juist wegens de bekoring, die van het door hem gesproken woord uitgaat,uiterst moeilijk. Ook het beste en meest volledige verslag van een redevoering van Dr. Kuy per staat tot die redevoering zelfs als een dor skelet staat tot het levend organisme. Het Hbl. zegt 0 m. Wat de rede an den Minister belangt, zij was eeri prachtig stuk welsprekend heid. In dat opzicht stond dit tweede deel nog heel wat hooger dan het eerste deel, dat men gisteren kreeg te hooren. Boeiend en levendig werd daar, en zeer geleidelijk, een hoog en stralend beeld van Hooger Onderwijs gemodelleerd, waarbij met groote en diepe grepen, nu hier, dan ginds de wetenschap werd aan gevat en ontleed. Dat alles ging voor de vuist, zonder hulp van stukken ot aantee keningen, alleen bij spontane ingeving (hetgeen dan echter ook het groote nadeel meebracht dat heel wat onbeantwoord bleef wat toch geen bijzaak was te achten.) En eindelijk was ook de physieke kracht van dezen toch waarlijk niet meer jongen man bewonderenswaarü en onbegrijpelijk. Meer dan anderhalf uur achtereen stond hij te spreken, rechtop en kloek en leven dig, zich wendend links, zich omzwaaiend MisttmSige woelingen. 1. STILLE ARMOEDE. Het was een somberen herfstmorgen toen vrouw Verhagen hare woning verliet om op de markt hare inkoopen te doen. De plaats, of liever gezegd het hofje waar zij woonde, werd door ongeveer zestig gezinnen bewoond, waarvan de hoofden naar het uiterlijk te oordeelen tot den netten werkmansstand behoorden. Sommigen hunner waren werkzaam aan de stad, anderen hadden een betrekking als stoker of machinist op het spoor of stoombootde meesten echter waren werklieden van een groote ijzergieterij, op een korten afstand hunner woningen ge legen. Tot de laatsten behoorde Verhagen, de smid, een oppassend en ijverig werk man van circa veertig jaar oud. Met noesten vlijt werkte hij van 's morgens tot 's avonds, week aan week, tot groot ge noegen zijner superieuren, waardoor hij in het onderhoud van zijn vrouw en vier kinderen kon voorzien, en vrouw Verhagen, een zindelijke zuinige werkmansvrouw, spaarde geen zorg om het haar man zoo aangenaam mogelijk te maken. Ze leefden gelukkig Vrouw Verhagen was gewoon elke week naar de markt te gaan. Ze ontving ge woonlijk des avonds vóór den marktdag het weekgeld van haar man, en de erva ring had haar geleerd dat ze op de markt van de concurrentie kon profiteeren. Zoo ging zij ook op dien nevelachtigen Decembermorgen, 't Was bijna negen uur. Het weer was guur en een dikke mist hing over de stad, en was het marktgaan voor haar geen gewoonte geweest, een gewoonte die zij bijna instinctmatig volgde, dan zou ze toen ongetwijfeld thuis ge bleven zijn. Goed tegen de koude beschut, mede door een zwarte wollen doek, waarin zij haar aangezicht zooveel mogelijk ver borg, daalde zij de trap harer woning af en het portaal uit, waardoor zij op het hofje kwam. De gure mist viel haar niet mee, en toen zij haar hoofd ophief om hoog, scheen zij zich te bedenken of het wel geraden was te gaan. Onwillekeurig werd haar aandacht ge trokken, door het licht dat zij zoo zag branden in de woning van vrouw Hendriks, die op de derde verdieping woonde. Het was wel donker, maar toch niet zoo erg, dan dat men nu nog licht moet branden, dacht ze, en dan vooral op de derde verdieping Maar ze kende vrouw Hendriks, en wist dat ze menigmaal den nacht door bracht aan het bestelde borduurwerk. Het zou wel mogelijk zijn, meende vrouw Ver hagen dat Marie, (zoo werd vrouw Hen driks genoemd) tegen den morgen haastig van haar werk gegaan, en door den slaap had vergeten haar licht uit te doen. Ze besloot even bij haar op te loopen, en na eenige oogenblikken stond ze voor de deur van het zolderkamertje der derde verdieping, waar vrouw Hendriks woonde. ^Buurvrouw buurvrouwbeu je nog niet bij de hand,« riep ze na her haald kloppen. En hoe ze geroepen en geklopt heeft is het best te begrijpen, als men weet, dat Vrouw Sondervan de deur harer woning voorzich ig op een kier opende en door haar opgestoken vin ger en haar »zs s s tmen kleine jongen slaapt gelukkig even!« haar vriendelijk verzocht wat stil te zijn. Op den zolder van dit pand had men door het plaatsen van eenige beschotten nog twee woningen ingericht, waarvan vrouw Hendriks er een bewoonde. En hare woning was van de vele zolderkamers die bewoond werden de minste niet. Zij werd nog verlicht door een vierkant raam in den koekkoek die uit het dak boven de lijst was aangebracht. Een weelde die Vrouw Sondervan en zoovele anderen, die haar licht door een glazen pan ontvan gen, moeten ontberen. Voorts waren die woningen van alle gemakken voorzien. Een gat door het platte bovengedeelte van den koekkoek diende voor schoorsteen, en water kon ze beneden bij de buren krijgen als zij maar niet te dikwijls kwam. Ook bevatte hare woning nog eene bizondere slaap gelegen heid. Men kon ze bereiken door een deur links. En als men nu nog weet, dat de hoofdingangen dezer woningen slechts door een hangslot van buiten of een knipje van binnen kon afgesloten worden, en de buren en hunne woningen bijna alle ge sprekken van elkander konden volgen, zal men begrijpen dat de tnenschen die ze betrokken niet tot de aristocratie behoor den Vrouw Verhagen had het vriendelijk verzoek van vrouw Sondervan wel in acht genomen, maar toch haar kloppen eenige malen herhaald, toen eindelijk een zachte vrouwenstem van binnen haar te kennen gat, dat ze was opgemerkt. De knip werd van de deur geschoven, waarop deze open ging en zij kon binnen treden. »Zoo, ben je thuis Ik wist heusch niet »wat ik denken moest. Ik ging naar de 2-markt, en daar ik toevallig licht op je »kamer zag, wilde ik je waarschuwen want »het is reeds laat.« De vrouw des huizes was blijkbaar ver legen en wist niet goed wat ze antwoorden zou, en eer ze zich goed bewust was, stond buurvrouw Verhagen reeds midden in haar woning. Op de helder wit ge schuurde tafel stond een kandelaar wier kaars nog brandde, en daar naast voor de stoel waarvan vrouw Hendriks pas was opgestaan lag haar borduurwerk, waaraan ze had gewerkt. »Je bent zeker van nacht weer niet naar bed geweest, vervolgde v rouw Verhagen. Je hebt weer zitten werken, en ben toen in slaap gevallen »Och, buurvrouwJe weet dat ik moet. Ik kan niet anders. De nood is me opge legd. Gelukkig dat ik het nog doen kan. Ik ben nog jong en gezond, en al hebben we geen kinderen, toch zijn er zorgen als men met eer en fatsoen door de wereld wil.< 2>Ja, dal is nu wel zoo, maar ge zuil met dat nachtwerk uwe oogen geheel be derven. Het is niet de eerste keer dat ik in het voorbijgaan licht bij je zie, hoewel het reeds lang dag was Bovendien ge kunt dat niet volhouden, want ge zijt het heele- maal niet gewoon. »0, alles went, Buurvrouw. Ik weet al niet beter of het behoort zoo,« ïMij dunkt echter, dat het niet noodig is. Je hebt toch een man, die voor u zou kunnen werken als hij maar wilde. Of had ge het vroeger toen hij nog op de fabriek was op z'n minst niet net zoo goed als wij, en kon hij niet evengoed als mijn man en zooveel anderen het hoofd in den schoot gelegd hebben en aan 't werk zijn gegaan. Geloof me Marie hoe langer hij wegblijft, hoe moeielijker het zal worden om terug te kunnen komen. Wordt vervolgd.) Üggf-W- -

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1904 | | pagina 1