Ük. ik. ilT. liltS idsm I, Arrijdftg 15 Januari 1904. A ntirevo tionai r Achttiende Jaard. No. 953. Orgaan rooi* de Zuidliollainl*clic en Zeeii\v*elie Eilanden. I !e* 126, PONS. etie, IN HOC SIGN O VINCES 'T. BOEKHOVEN. 1 IX. ;E«S. BIJVOEGSEL. SCHAAMTE. SE egen Hoes- te gevallen Sri gevallen icon f' 1. te D i r k s- I. En Gros QORNBOS, ~>iSiulae ran TIDDO ma Viersen 25 per 1000 Jelde flacon. van Profs larmens. In- en flrltlen l)ÓORN. pet Gr.Kerkpl vanaf f4, Bres voor mcibrillen. Irift van HH filleneleetrisch scheermessen 'SE, ir Logies, gericht. Munt lugge, nette aat 126. van Apothe- iliiaglijders ge- pl a ag k r a m p, li t e s p ij s v e r- pttesfen 75 et. ik bij DIJKE- li e I h a r n i s hij i (1 bij L. W. lerkverkrijghaar iallesmoij enteren, an Gurp. ein. 'ostenbrngge. ruim gesoï- U zult aan- Dn. m Deze Courant verschijnt eiken Yrjjdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. UITGEVER: «OJfW ELS» tJSi Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en V3 maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaat Advert'utiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur. Alle sfufeSien voor de gfedaetie bestemd, Advertenties esi verdere Administratie franco toe te zenden aan den Uitgever. Bij dit nummer behoort een „De vrije arbeider ge- iioorzaam (Slot) En nu het debat over het gezag tusschen Dr. Wielenga en Ds. Talma, gelijk dit te kennen is uit een zestal bij de lezing gevoegde «Patrimonium»- artikelen. Onze indrök hiervan is, dat het de quaestie weinig beeft opgehelderd, en dit is zeer natuurlijk, omdat eene zaak, die reeds in zichzelve klaar is als het zonnelicht, door het opperen en weerleggen van allerlei tegenbe- denkingen moeielijk tot nog meerdere klaarheid te brengen is. Men doet dan ook somtijds wijzer met niet veel aandacht aan zulke bedenkingen te schenken. En dit zou dan ook inzake het patroonsgezag niet gebeurd zijn, waarschijnlijk,-als niet een overigens voor de arbeiderskringen bijzonder verdienstelijk man als Ds. Talma met bezwaren tegen de gezagserkenning voor den dag was gekomen. Een onbekende zou men hierover slechts alleen hebben laten praten. Want al spréékt Dr. W. van «sommigen», die Ds T's oordeel onderschrijven, van veel openbare christelijke getuigen aan gaande het patroonsgezag is Ds. T. toch inderdaad niet de tolk Het wit ons voorkomen, dat Ds. T. te veel alle gezag onder menschen over één kam heeft willen scheren, en te weinig zijne oogen geopend heeit voor het groot verschil tusschen de hoogere en lagere uitingen van het gezag, tusschen het formeel dwin gende en het geleidelijk meevoerende bij de gezagsoefening, en dat hij daar door in een ongelukkig oogenblik er toe gekomen is om de lagere en min der formeele gezagsuitingen maar van de gezagslijst te schrappen. En eenmaal deze iuzet-tout begaan hebbende, heelt Ds. T. naar ons in zien met een denk- en redeneertalent een beter doel waardig, zich schoor gezet tegen zijne bestrijders, en heeft Chij het daardoor veel erger gemaakt. Het is hierbij naar ons toeschijnt, Ds. T. evenzoo gegaan als Ds. Sikkel in de tegenovergestelde richting. Ds. S. wilde nl. de rechtmatige vrijheid der arbeiders om zich voor sociale doeleinden, voor de speciale belangen van hun groep te vereenigen in af zonderlijke bonden, kortwieken, en liet ook dat denkbeeld na felle tegenspraak nog lang niet los. En Ds. T. geeft zich nu, waar hij de vrijheid der arbeiders wat al te los en ongebonden had voorgesteld evenmin maar zoo voetstoots gewonnen. Toch herinneren wij ons nog geene chr. redactie of schrijver van naam, die in de onder havige quaestie naast Ds. T. ging staan. Wij wenschen ons gevoelen eenigs- zins te staven uit de stukken zeiven. Dr. W. had het arbeidscontract ge noemd als begrenzingsmiddel van het gezag der patroons, en had dit voor zoover vergeleken met de begrenzing van hel overheidsgezag door de wet. En nu komt Ds. T. en antwoordt dus houdt gij het overheidsgezag voor een accoordje Dit is wel handig een loopje geno men met Dr. W's woorden, maar het brengt niet verder. De quaestie liep toch niet over de wijze, waarop de begrenzing van de verschillende gezagskringen tot stand komt, of over den oorsprong van het materiaal voor die begrenzing, maar wel hierover of eene beschreven begren zing van de gezagsoefening vereenig- baar is met de wezenlijkheid en de eerbiedwaardigheid van het gezag; en in dit opzicht ging de vergelijking van het overheidsgezag en het pa troonsgezag geheel op. Dr. W, had de Kamers van Arbeid als zeervereenigbaar met degezags- handhaving genoemd, omdat onderling overleg tusschen patroons en arbei ders over de gezagsgrenzen in het belang van beide partijen is, en dus beide partijen te meer in het besef van het gezag kan doen inleven. Ds. T. echter, die een oogenblik te voren in de wetten des lands, al zijnzij ook het product van overleg met onder danen of hun vertegenwoordigers nog »den geschreven wil der overbeid« had gezien, voert nu op eens als hin derlijk voor de gezagsverhouding in de arbeiderswereid aan, dat de gezags dragers met de aan het gezag gehoor- zamenden »als gelijkgerechtigden» over de contracten of gezagsgrenzen zullen delibereeren. Waarbij dan bo vendien uit het oog wordt verloren, dat het gezag van bepaalde patroons over bepaalde arbeiders eerst begint als deze laatsten vrijwillig het con tract of de grensregeling van het ge zag aanvaard hebben. Dr. W. had gezegd, dat juist die vrijwilligheid in de gezagsaanvaarding ook alle ruimte laat voor het los maken van den gezagsband naafloop van den overeengekomen termijn of ook voor het zich los gevoelen van dien band na schending van het con tract door den patroon. Maar natuur lijk had hij daarbij ook een beroep gedaan op het verstandig en voorzich tig oordeel der arbeiders, omdat zij anders door hun recht te laten gelden toch groote schade zouden kunnen be- loopen door werkeloosheid en in an dere opzichten. En nu grijpt Ds. T. dit laatste aan en roept aan Dr. W. toeDus als de patroon goed is, moet volgens u de arbeider bij hem blijven welk eene denkbeeldige vrijheidZoo komt er van de vrijheid der arbeiders niets terecht Als dat nu geen loopje nemen is met iemands woorden, dan vatten wij er niets van. Dr. W. had toch ken nelijk niet bedoeld, dat de arbeider om des gezags wil een goeden patroon niet mag verlaten, maar dat hij hier bij zijne vrijheid omzichtig heeit te ge bruiken. Ook uit de erkenning van het recht van werkstaking in geval van con tractbreuk van de zijde des werk gevers door Dr W. wil Ds. T. voor deel .voor zijn standpunt halen door te zeggenGij noemt werstaking in één adem met opstand en tevens acht Gij de staking geoorloofd een geoor loofde opstand kan niet tegen gezag ingaan bij gevolg hebben de patroons geen gezag Hoe onhoudbaar deze tegenrede- neering is, springt in het oog als men ze op het huisgezin overbrengt. Verbeeld u, een vader komt dronken thuis en wordt door volwassen zónen van wege zijn wangedrag buiten de dadelijke gemeenschap der huiselijken levens gezeten nu 'zou daarmede bewezen zijn, dat dan ook het vader lijk gezag geen gezag meer mag heeten! Dr. W. had gezegd, dat het ver vangen van den term «gezag» door leiding en van «gehoorzaamheide! door »schikking« niet noodig of dienstig is, omdat »leiden« toch ook gehoorzaam heid eischt evenzeer ais gezag onder werping vordert. Neen, zegt T. dat gaat niet Een volger onder leiding heett eigen ver antwoordelijkheid, doch een gehoor zamer niet alzoo. Welk eene splinterige onderschei ding Alsof er geene zelfstandigheid en geen eigen oordeel in het gehoor zamen kon doorwerken, en alsof er geen waakzaamheid noodig ware om het gehoorzamen binnen de grenzen der redelijkheid te houden, en alsof het volgen van een leider niet op me nig oogenblik moest geschieden met loslating van de eigen aansprakelijk heid Ook over de woorden »vrij« en «dienstknecht», «redelijk vrij« en «rechtens vrij,« houdt Ds T. bespie gelingen, en nadat hij ontwikkeld heeft, dat hij op Ef 6 en den brief aan Filemon een anderen kijk heeft, dan Dr. W. concludeert hij kort en krachtigde arbeider heeft geen ei genaar meer, dus ook geen heer (blz. 41) hij is geen slaaf meet', dus is de dienst baarheid van den arbeider vervallen weg met de gehoorzaamheid, leve de vrijheid Is dit nu ten volle antirevolutio nair Wij meenen van 'neen. En de exegese van Dr. W. komt ons voor de sterkste te zijn. In een tweede artikel redeneert Ds. T; nog heel wat om het gezagsbegrip voor de patroons te verzwakken. Een werkcontract is geen kring of begrenzing van het gezag; zegt hij het is eene overeenkomst, waaraan de arbeider zich moet houden even als b.v. een aannemer het accoord met den architect moet nakomen. In het contract met den arbeider is wel niet alles van te voren te regelen, maar daarom is er nog geen «gezags- kring« overgelaten. De arbeider is ook niet altijd de afhankelijkede patroon kan hem somtijds niet missen voor zijn werk, eu dan hangt hij van den arbeider af. Bij dienstboden in huis maakt Ds. T. eene uitzondering, mits die dan ook gezinsgemeenschap ge nieten. En wat de overige kenmer ken van het gezag aangaat, ontkent Ds. T dat het gezag tot voordeel van den arbeider is. Neen, zegt hij, het is tot voordeel voor de onderneming. Op deze heeft de patroon boven al les te letten. Hij mag en moet ove rigens wel menschlievend zijn, en zij ne helpers in de eerste plaats als zijne naasten behandelen, maar hij wordt directeur eener werkversehaifing en blijlt geen patroon, als hij te veel ar beiders in dienst of hun lioogerloon geeft dan het bestaan der onderne ming lijden kan. «De arbeider is nooit meer dan hulpmiddel voor den onder nemer« en is de tijd van het con tract afgeloopen, dan mag ieder doen, wat hij wil Wij kunnen niet anders zien, of Ds. T. is in dit betoog te oppervlakkig, en redeneert voor een aanmerkelijk deel buiten die behoeften der werke lijkheid om. Het arbeidersleven is niet zoo, dat de arbeider ia het een ot ander handwerk "eenvoudig zijn aan genomen werk gaat verrichtenzooals een predikant naar den kansel of een Kamerlid naar de Kamer gaat. Er zijn, ja hier en daar bezigheden, waarbij weinig bestel van den patroon noodig is. Maar over het geheel is dat toch niet zoo, want door allerlei bijkomende oorzaken, dooi' het mee of tegenvallen der te verwerken grond stoffen, door wijziging in de samen stelling van het personeel door mis grepen juit onkunde of onachtzaam heid, enz. is er telkens weer aan te geven, hoe nu verder moet gehandeld worden. En wat zal daarvan terecht komen, wanneer de arbeiders zich aldaar slechts als contractspartij tegenover en niet als gehoorzame volgers onder het gezag des patroons gevoelen Dan kan het toch niet anders, of zij zijn aldaar aan het wegen van hun eigen inzich ten tegenover die van den lastgever, dan voeden zij onwillekeurig veel on tevredenheid, dan rijst er telkens twij fel over het zullen aanhouden van het contract, en staat die patroon (die wel bespeurt uit honderd kleinig heden of hij van harte gevolgd wordt) er op het laatst even koud tegenover. En wat dat afhankelijk zijn van den patroon zeil betieft, door gebrek aan arueiders. hierin verwart Ds T. naar ons inzien de afhankelijkheid buiten en bij het aangaan van het contract met de verhouding na het sluiten van dat contract. Een patroon, die uit nood een knecht zou aannemen op voor waarde, dat hij niet tot gehoorzaam heid in de regeling van het werk verplicht was, zou feitelijk compag non worden in plaats van onderne mer blijven, De sociaal-democraten willen het daar dan ook heen sturen, dat de arbeider compagnon zal zijn, maar dan ook gelijk op in de winst deelen. (Üver mogelijke verliezen wordt minder gesproken.) Zoo wordt dan alles quaestiëus. en ontstaat er een eindeloos mediteeren over de vraag, wie het beste inzicht in het werk heeft over het al of niet toerei kende van het loon, over het kunnen en zullen voortzetten der onderne ming en zoo meer. Stel nu daarentegenover den toe- FEUILLETON. '7) (Historisch.) Dat was een onverwacht afscheid, waar op de leeraar niet was voorbereid. Het scheen dat de gedachte aan zelfmoord hem weer bezielde. De domine gaf zijne verwondering over dit afscheid te kennen. Immers men hoopte elkander den volgen den dag toch weer te zien, »Morgen zul len wij hier zoo omringd zijn van men schen zeide hij, dat we niet vrij meer met elkander zouden kunnen spreken en wie weet of ik dan wel in staat zal zijn om behoorlijk afscheid van u te nemen. De predikant vertrok onder belofte den volgenden morgen tegen tien uur weder te komen. Zijn oog volgde den leeraar zoo lang mogelijk, en toen de ijzeren deuren gesloten werden hoorde men nog het »adieu« roepen. Hij bracht dien nacht vrij onrustig door, schreet zooals we reeds gemeld hebben, drie brieven aan Ds. Scharp, bovendien een aan den officier en een aan Doctor van Noorden. De onvergetelijke Donderdag 26 Mei was aangebroken. Reeds vroeg in den morgen verzocht hij zijne bewakers hem rust te laten, totdat tegen tien uur den predi kant zou komen. Aan de ongewone drukte veroorzaakt door de steeds aangroeiende menigte was het te zien dat er bij het stadshuis iets buitengewoons zou plaats hebben. Men deinst en dringt om steeds naderbij te komen en des te beter het akelig schouwspel te kunnen zien. Ook de predikant spoede zich naar de plaats des gerechts „waar hij op klokslag van tienen aankomt. Het is zijn taak om met den veroordeelde voor het laatst te bidden, hem uit te leiden naar de openbare plaats waar hij aan het volk zal voorgesteld worden, om na de voorlezing van het vonnis hem weer terug te leiden ten einde in den kerkei zijn laatste uur af te wach ten. Met moeite had hij zich door de saamgestroomde menigte heen gewerkt, toen hij ook daarbinnen een woelende schare zag vol ontroering en verwarring. Wat was er gebeurd Vijf minuten geleden had men den ge vangene geroepen, omdat de officier, die hem nog eens spreken wilde, de gevangenis naderde. De twee gerechtsdienaren stonden op om de ijzeren traliedeur te ontsluiten, en de gevangene van dit oogenblik ge bruik makende, bracht zich met een klein mesje een geweldige wond aan de keel toe. Uit de groote gapende wonde stroomde het bloed, waardoor de kerkervloer spoedig rood geverfd werd. Oogenblikkelijk stortte hij neer. De strot was ge.heel afgesneden. Akelig gezicht voor de omstanders, niet het minst voor den predikant die in den laatsten tijd hem zoo van nabij had lee- ren kennen. Aanstonds trad het geheele collegie van rechters den kerker in, en vond men de brieven waarvan reeds eerder gesproken is, benevens het instrument waarmede hij zich van het leven had beroofd. In den brief van den officier gaf hij kennis, dat het instrument hem ter hand gesteld was door Alexander Medy (onlangs door het Fransche Garnizoen, wegens een geweldi gen moord met fuseleering gestraft) die niet alleen eenigen tijd bij hem in een lokaal was opgesloten, maar ook voor zijne executie afscheid van hem genomen had. Dringend verzocht hij dus zijne bewakers >niet te verontrusten of te straffen, aange zien ze volmaakt onschuldig waren<r. Aan den doctor verzocht hij zijn hart te willen bewaren. Het rechtscollegie moest spoedig be slissen hoe in deze gehandeld moest worden. Intusschen onderzocht men de wond waar van de_ Doctoren het absoluut ongeneese- lijk constateerden. De Justitie kwam tot een besluit die nog al bedenking baarde. Men zou namelijk zoo spoedig mogelijk met de uitvoering van het vonnis door gaan. Hij was veroordeeld om met den 0orde gestraft te worden, hoe eer hoe beter, hetzij nog bij leven of reeds gestor ven uitvoeren. Ongetwijfeld zal de publieke opinie zich over dit zonderlinge besluit wel uitgesproken hebben, en zeker is er iets afgrijselijks in, vooral als men verneemt de omstandigheden waaronder de executie plaats had, en die we ook wenschen mee te deelen. Toch, de lezer gelieven zich te verplaatsen in die dagen en dan nog in de plaats van Schepenen. Immers reeds vroeger hoorden we de publieke opinie over de nog te verwachten beslissing van het Prov. Bestuur in de zaak van den gevangene, nu was het al meer bekend dat hij van adelijke geboorte washet praatzieke algemeen had het nog meer opgesierd. Hoe gemakkelijk was men er toe gekomen om de Justitie te belasteren door het te doen voorkomen alsof de zelfmoord oogluikend door de Justitie was toegelaten om hem zoodoende het schavot te doen ontgaan. (Slot volgt.) m

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1904 | | pagina 1